Erna Solberg, premier Noorwegen.

Elk jaar deelt SKUP [Stiftelsen for en Kritisk og Undersøkende Presse] een prijs  uit voor diepgravende onderzoeksjournalistiek. Op het gebied van klimaatverandering en het broeikaseffect hebben de media echter niet de ambitie om dieper te graven. Ze vertrouwen op de uitlatingen van een kleine groep zogenaamde klimaatdeskundigen, die de lezers en kijkers de indruk geven dat ze namens de hele wetenschappelijke gemeenschap spreken. Er zijn veel voorbeelden van media-aandacht voor extreme klimaatactivisten, of van journalisten die de media gebruiken als platform voor campagnejournalistiek en activisme.

In de afgelopen 30 jaar hebben de media bijna uitsluitend aandacht geschonken aan degenen die de opvattingen van het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) van de VN deelden. Maar over de oorzaken van de huidige klimaatverandering en de gevolgen die die heeft, bestaat veel meer verschil van mening dan het IPCC en de media doen voorkomen. Metingen en waarnemingen laten namelijk iets anders zien dan de uitkomsten van de computer-gegenereerde klimaatmodellen.

Daarom wenden wij ons tot u en andere betrokken politici, in de hoop dat u de tijd zult nemen om het volgende te lezen. We vertrouwen erop dat het stof tot nadenken geeft.

We bevinden ons midden in een intens klimaatdebat, dat een diepgaande herbezinning vereist een inbreng van meer dan één kant.

De afkeer van de media en politici om kennis te nemen van internationale onderzoeksresultaten, die op gespannen voet staan met de opvattingen van het IPCC, wordt versterkt door de terugkerende bewering dat 97% van de onderzoekers het erover eens zou zijn dat het grootste deel van het broeikaseffect door de mens wordt veroorzaakt (hierna AGW: ‘Anthropogenic Global Warming‘). Ze beweren dat de gevolgen voor de aarde rampzalig zijn, als er niet wordt ingegrepen.

De 97% consensusclaim is door de media kritiekloos verspreid, alsof alle opwarming door de mens is veroorzaakt. Het cijfer is onder meer afkomstig uit een artikel van John Cook et al (2013): ‘Quantifying the consensus on antropogenic global warming in the scientific literature.’  De auteurs hebben 11.944 samenvattingen van artikelen over de wereldwijde klimaatverandering en het broeikaseffect in vier categorieën verdeeld. Van de geraadpleegde samenvattingen bevatten er 7.930 geen expliciete stellingname ten aanzien van AGW. Deze werden terzijde geschoven. In de resterende 896 artikelen werd wèl stelling genomen ten aanzien van AGW, maar in 118 artikelen werd AGW verworpen of betwijfeld. Tegen deze achtergrond concludeerden Cook et al dat 97% van de onderzoekers de AGW ondersteunden.

Het verhaal, dat eigenlijk niet thuis hoort in een serieus klimaatdebat, is grondig onderzocht door Brandon Shollenberger in het artikel: ‘The Climate Warsthe consensus is enforced’, en van Andrew William Montford, in: ‘Fraud, bias and public relations – the 97 % consensus, and its critics’. 

Cook’s artikel is misleidend. Het is ontoelaatbaar om 7.930 relevante klimaatartikelen te elimineren. Daarenboven blijkt uit Cook’s datamateriaal – waarvan inzage aanvankelijk werd geweigerd omdat de computer kapot was – dat slechts 41 artikelen de AGW-hypothese onvoorwaardelijk ondersteunden. Ook bleek dat in de groep van 3.896, die schijnbaar de AGW-claim ondersteunde, onderzoekers waren opgenomen die van mening zijn dat de mens slechts 20-30 procent bijdraagt ​​aan het broeikaseffect, evenals een aantal sceptici die geloven dat de menselijke bijdrage slechts een paar procent bedraagt. Een beveiligingsfout op een website onthulde dat het artikel van Cook et al uitsluitend als media-item was bedoeld – en dat was het ook – bestemd voor niet-kritische journalistiek als boodschapper. Kortom, het artikel van Cook et al is manipulatief door van een mug een olifant te maken.

Maar toch duikt het sprookje van de 97% consensus steeds maar weer op in de discussie. Het wordt gebruikt om sceptici de mond te snoeren en hen uit te sluiten van een serieus klimaatdebat. Maar het fungeert ook als alibi voor politieke besluitvorming. Onze voormalige premier, Gro Harlem Brundtland, heeft over klimaatverandering gezegd: ‘Het is immoreel om te twijfelen.’ Maar juist de twijfel is het kenmerk van de wetenschap, terwijl anti-scepsis tot pseudo-wetenschap leidt. Scepsis en twijfel vereisen vrijheid van meningsuiting en zijn kenmerken van een gezonde democratie.

Velen beschouwen het IPCC als een orakel. Maar het klimaatpanel is een politieke organisatie, opgericht door politici, met de opdracht om politici advies te geven over klimaatmaatregelen in verband met CO2-emissies. Rupert Darwall heeft het IPCC onderzocht: er is een systeem opgezet waarbij het IPCC controle heeft over zijn eigen reviewproces, en waar politici controle uitoefenen over de wetenschappelijke onderzoeken die de basis moeten vormen, en tegelijkertijd als alibi dienen, voor politieke beslissingen. Ze dicteren de conclusies in de samenvatting voor beleidsmakers, toegesneden op politici en de media.

De groep onderzoekers die het IPCC-proces domineert, gedraagt ​​zich meer als politici dan als wetenschappers, en is zich er goed van bewust dat er problemen zijn met hun data en conclusies. Dat werd duidelijk in een open brief van Christopher Landsea, die hij schreef toen hij ontslag nam als lead author van het IPCC, uit protest tegen de wijze waarop het IPCC over stormactiviteit berichtte. Dit was op basis van geprefabriceerde agenda’s en wetenschappelijk onbetrouwbaar. Dat bleek ook duidelijk uit de onthullingen rond Climategate in 2009, die vervolgens vakkundig in de doofpot werden gestopt.

Zo worden politiek, wetenschap en deelbelangen gemengd tot een gevaarlijke cocktail, die heeft geleid tot groepsdenken en zelfcensuur. Zoals bekend ondertekenden 154 regeringen de Rio-verklaring in 1992, die op een zwakke wetenschappelijke onderbouwing vaststelde dat de CO2-uitstoot van de mens de oorzaak was van opwarming. Daarmee werd een klimaatbeleidsagenda vastgelegd, maar ook iets volkomen ongehoords: de uitkomst van het onderzoek. De hele agenda voor het klimaat- en energiebeleid is gebaseerd op de veronderstelling dat de door de mens veroorzaakte CO2-emissies de grootste boosdoener zijn. Het is een kwestie van maatschappelijke verantwoordelijkheid om dit helder voor ogen te houden, mede uit het oogpunt van de bevordering van een verlichte democratie.

Hier volgen nog enkele voorbeelden van feitelijke waarnemingen en robuuste onderzoeksresultaten, die niet in het straatje passen van het IPCC, en waarvan politici en het publiek zich om die reden niet bewust zijn. Het gaat niet om lezersbrieven, bijdragen aan het debat of alarmerende emotionele verwijzingen naar het lot van kinderen en kleinkinderen, alsmede de hopeloze toekomst van onze planeet, maar om waarnemingen.

De ‘hot spot‘ – de menselijke vingerafdruk van de opwarming van de aarde

In het IPCC-rapport van 2007 staat dat de toenemende uitstoot van broeikasgassen de oorzaak is van het broeikaseffect, en dat de modellen laten zien dat er daarom opwarming zal plaatsvinden en een hot spot ontstaat in een brede gordel op 8-12 km boven de evenaar. De verklaring zou moeten zijn dat een stijgend CO2-gehalte in de atmosfeer, de balans tussen kortgolvige zonnestraling en de langgolvige uitgaande straling van de aarde naar een hoger niveau in de atmosfeer zal verschuiven – naar een koudere omgeving, die vervolgens wordt verwarmd om de balans te behouden. Volgens de modellen moet de atmosfeer boven de evenaar bijna twee keer zo snel opwarmen als het aardoppervlak eronder, waardoor er een hot spot ontstaat in de hogere troposfeer. Zoals blijkt uit figuur 1, komen de modellen echter niet overeen met de werkelijkheid.

Metingen met ballonnen sinds 1958 en satellieten sinds 1979 laten veel minder temperatuurstijging zien dan op grondniveau. Wat volgens het IPCC een zeer duidelijk bewijs zou moeten zijn van het ernstige effect van onze CO2-uitstoot, is fout en is dus weerlegd.

Fouten en onzekerheden in de klimaatmodellen van het IPCC

De klimaatmodellen die door het IPCC worden gebruikt projecteren dramatische temperatuurstijgingen, een verhoogde zeespiegelstijging en andere ingrijpende gevolgen in de komende honderd jaar – allemaal veroorzaakt door menselijke CO2-uitstoot. Het IPCC beweert dat de volledige temperatuurstijging na 1970 te wijten is aan een verhoogd broeikaseffect en dat de temperatuur anders zou zijn gedaald. Maar het is pseudowetenschap wanneer het klimaatpanel beweert dat de klimaatmodellen een correcte weergave bieden van de werkelijkheid. Zij houden immers geen rekening met belangrijke aspecten van het complexe klimaatsysteem. De klimaatmodellen hebben daarom nooit overeen gestemd met de waarnemingen van de temperatuur. Veel onderzoekers zijn derhalve van oordeel dat natuurlijke klimaatvariaties de drijvende krachten achter de wereldwijde klimaatverandering zijn.

Om een ​​klimaatmodel als basis voor politieke beslissingen te kunnen gebruiken, moet men ervoor zorgen dat het model rekening houdt met alle belangrijke factoren in het complexe klimaatsysteem. Wetenschappers over de hele wereld beschikken over een lange lijst van fysische en chemische processen, die niet volledig worden begrepen en die daarom worden weggelaten in de klimaatmodellen of onbevredigend worden beschreven – reden waarom deze niet overeen komen met de metingen. Het betreft bijvoorbeeld de wolkenvorming, die plaatsvindt op een ruimtelijke schaal die veel kleiner is dan zelfs supercomputers aankunnen. Dat geldt ook voor vele natuurlijke fluctuaties van het klimaatsysteem op lange termijn en de problemen met het simuleren van een belangrijk klimaatfactoren als de stralingsbalans van de aarde.

Er bestaat ook onzekerheid over het effect van de atmosferische concentratie van aerosolen. Deze stofdeeltjes en vloeistofdruppels kunnen de atmosferische terugkaatsing (albedo) van de straling van de zon verhogen en afkoeling van de aarde veroorzaken. Aerosolen kunnen echter ook warmte van de zonnestraling absorberen en zo de vorming van wolken voorkomen. Veel van deze processen zijn niet voldoende gekwantificeerd en vormen grote uitdagingen voor klimaatmodelleurs. Die zijn zelf natuurlijk bekend met de beperkingen van hun modellen, maar dat is niet algemeen bekend bij het grote publiek en de besluitvormers.

Daarom is geen van de IPCC-modellen in staat geweest om de huidige mondiale temperatuur te voorspellen, zoals weergegeven in figuur 2.

Maar liefst 95 procent van de modelprojecties wijkt af van de metingen, reden voor de Amerikaanse klimatoloog Roy Spencer om met gevoel voor humor te concluderen: … 95 % of climate models agree: The observations must be wrong, Roy Spencer, 2014).

Een andere voorspelling die niet is uitgekomen, is te zien in figuur 3. Dat is een vereenvoudigde versie van een grafiek die de Amerikaanse atmosferische wetenschapper John Christy tijdens een hoorzitting van de Amerikaanse Senaat op 29 maart 2017 presenteerde. De grafiek doet grote vragen rijzen ten aanzien van de betrouwbaarheid van de klimaatmodellen van het IPCC. Zij laat een toenemende divergentie zien tussen de uitkomsten van modellen en de temperatuurmetingen. Geen van de klimaatmodellen van het IPCC is erin geslaagd het ontbreken van een stijging van de gemiddelde mondiale temperatuur sinds 2000 – de zogenoemde opwarmingspauze – te projecteren.

Figuur 3. Vergelijking tussen metingen van ballonnen en satellieten, en het gemiddelde van 102 klimaatmodellen temperatuurafwijkingen van de temperatuur van 1979 op 5-6 km boven de tropen voor de periode 1979-2016. De figuur werd gepresenteerd door atmosferisch onderzoeker John Christy tijdens een hoorzitting van de Amerikaanse Senaat. Bron: J.R. Christy 2017: Assumptions, policy implications, and the scientific method. Climate Science.

 

Manipulatie van temperatuurdata.

In 2014 publiceerde het Amerikaanse nationale klimaatdatacentrum (NCDC) misleidende cijfers over het temperatuurverloop. Deze hadden betrekking op de periode 1895-2014.

Afbeelding 4: Links de gemiddelde jaartemperatuur op basis van de originele temperatuurmetingen. Er moet worden vermeld dat toegang tot het originele data nog steeds een probleem vormt. Die data zijn verwijderd, naar verluidt vanwege ruimtegebrek, of vanwege het feit dat de computer die voor de gegevensverwerking is gebruikt, is kapot gegaan. Zoals te zien is in de figuur links, is er in de VS de afgelopen 90 jaar geen temperatuurstijging opgetreden. De opwarming die we in de jaren tachtig en negentig hebben meegemaakt, komt overeen met de opwarming die plaatsvond in de jaren dertig en veertig. Afbeelding 4 rechts toont dezelfde reeks temperatuurmetingen, maar dan aangepast door het NCDC.

Het is deze curve van de jaarlijkse gemiddelde temperatuur in de Verenigde Staten die is gepubliceerd. De aanpassing bestaat erin dat de jaren vóór 1930 kouder zijn gemaakt, terwijl de jaren na 2003 warmer zijn gemaakt om de klimaatbeleidsagenda te ondersteunen.

Er heeft ook manipulatie plaatsgevonden van de mondiale temperaturen. De officiële mondiale temperatuurcurve van de National Oceanic and Atmospheric Administration (NOAA) voor de periode 1900-1999, die het IPCC heeft overgenomen in zijn rapportage, is fors aangepast om een ​​veel hogere temperatuurstijging te laten zien dan de oorspronkelijke temperatuurmetingen.

Zoals figuur 5 laat zien, bedraagt ​​deze aanpassing 0,3 °C van een totale opwarming van de aarde van 0,7 tot 0,8° C in de 20ste eeuw.

De conclusie is derhalve dat de mondiale temperatuur tussen de 0,4 en 0,7 °C toenam, waarbij het eerste getal verwijst naar de oorspronkelijke temperatuurreeks en de laatste naar de aangepaste, gemanipuleerde data. Maar geen van deze waarden is alarmerend.

Op zondag 5 februari 2017 vond een reprise van het Climategate-schandaal plaats toen bleek dat een baanbrekend artikel in het prestigieuze tijdschrift Science was gebaseerd op onjuiste gegevens en snel werd teruggetrokken. Het was uiteraard bedoeld om de klimaatconferentie van Parijs in 2015 te beïnvloeden. De hoofdauteur van het artikel was Thomas Karl, toen een van de prominente onderzoekers van NOAA – ’s werelds toonaangevend orgaan voor de verzameling en analyse van klimaatdata. In het artikel in Science werd beweerd dat de opwarmingspauze sinds 1998 nooit heeft bestaan ​​en dat de temperatuur sneller is gestegen dan de onderzoekers hadden gedacht. Niet alleen ging het artikel de wereld rond, het was ook koren op de molen van het IPCC. Nochtans had het IPCC in zijn vijfde rapport (2013) erkend dat de opwarmingspauze een realiteit was. Het jaar erop werd de opwarmingspauze door zowel NASA als NOAA erkend, maar een plausibele verklaring ontbrak.

De vermeende temperatuurstijging in het ‘pauze-artikel’ van Thomas Karl kwam voort uit het feit dat betrouwbare ARGO-metingen van 3.000 boeien in de oceanen waren vervangen door temperatuurmetingen van machinekoelwater van schepen. Bovendien had Thomas Karl de NOAA-regels voor kwaliteitscontrole en publicatie genegeerd. Dit wordt nu erkend door het management van NOAA, zegt de voormalige klimaatonderzoeker van NOAA, John Bates. Hij was het die de geschiedenis achter het gewraakte artikel onthulde in The Daily Mail. Het is onmogelijk gebleken om andere onderzoekers het werk van Karl te laten controleren, omdat de gegevens niet mogen worden gearchiveerd. Het kwaad was inmiddels echter al geschied: het artikel verschafte de klimaatconferentie in Parijs een wetenschappelijk alibi voor vérstrekkende politieke beslissingen.

Is de hete en droge zomer van 2018 in Noorwegen het gevolg van het broeikaseffect?

Er circuleren vele partiële verklaringen voor het verschijnsel. De extreme zomer van 2018 zal zeker herinnerd worden als de warmste en droogste in het menselijk geheugen. Niet alleen Noorwegen, maar ook een groot deel van Europa werd daardoor getroffen. Het is begrijpelijk dat de hitte en droogte, die grote schade hebben veroorzaakt in de de landbouw, werd gepercipieerd als een gevolg van de opwarming van de aarde. De media schonken er veel aandacht aan en machtige belangengroepen exploiteerden de situatie om opnieuw ‘de strijd voor het klimaat’ te bevorderen. De media hebben kinderen en jongeren bang gemaakt, dus demonstreren ze in de straten van de grote Europese steden – en de media wakkerden het vuurtje aan. Het optreden van het 16-jarige Zweedse meisje Greta Thunberg op tv maakte grote indruk. De VS en Centraal-Azië beleefden ook een hete zomer.

Maar tegelijkertijd (figuur 6) was het ongewoon koud voor het seizoen in het oosten van Canada en op Groenland, waar kouderecords werden geregistreerd, alsook in Oost-Azië. Het was ook niet warm in Finnmark of Troms. De extreem droge en hete zomer kan worden verklaard door het atmosferische fenomeen van de meanderende polaire jetstroom, met bochten die zich oostwaarts voortplanten. Deze periodiek grote bochten verdelen warmte en koude en zijn de oorzaak van van regionale warmte- en kouderecords.

Het is een feit dat de wereldwijde gemiddelde temperatuur in de periode juni-juli iets onder het gemiddelde van de afgelopen 10 jaar lag, maar de media en de zogenaamde klimaatdeskundigen negeren dat. Grote variaties in de polaire jetstroom zijn niets nieuws. Periodes met een duur van 20-30 jaar, maar met meer frequente variaties en met dominante noord-zuidwinden onderbroken door perioden van vergelijkbare lengte, maar met minder bochten in de straalstroom en vaker voorkomende winden van west naar oost, zijn reeds lang bekend. Zij maken deel uit van de Noord-Atlantische oscillatie met een periode van 60-70 jaar.

Het extreme weer in de zomer van 2018 in delen van Noorwegen was daarom niet het gevolg van het broeikaseffect. Het zou ons moeten herinneren aan het feit dat we in een lokaal of regionaal klimaat leven – niet in een mondiaal klimaat. Achteraf blijkt uit gegevens van het Meteorologisch Instituut – zoals weergegeven in Figuur 7 – dat de temperatuur in Noorwegen de afgelopen twintig jaar niet significant is toegenomen. Maar het publiek is zich daarvan niet bewust.

Waterdamp is het belangrijkste broeikasgas

Het IPCC wekt de indruk dat CO2 het dominante broeikasgas is, maar deze voorstelling van het broeikasbegrip door het klimaatpanel is een grove en misleidende vereenvoudiging. In zijn berichtgeving schenkt het IPCC geen aandacht aan cruciale aspecten van het broeikaseffect, anders zou blijken dat het broeikasgas CO2 slechts een zeer beperkte invloed op het klimaat heeft. En we moeten in gedachten houden: van de hoeveelheid CO2 in de atmosfeer is meer dan 96% afkomstig van natuurlijke bronnen (J.-E Solheim, Naturen styrer klima, 2017). De betekenis van CO2 als broeikasgas wordt sterk overdreven. In werkelijkheid is waterdamp het dominante broeikasgas, terwijl het, in tegenstelling tot CO2, wolken creëert die een afkoelende werking hebben.

In het kort, en zonder al te technisch te zijn, is de verklaring als volgt: wanneer de zon het aardoppervlak verwarmt, wordt veel van de hitte verbruikt door verdamping van water, waarvan bekend is dat het meer dan 70% van het aardoppervlak beslaat. Net als CO2 is de onzichtbare waterdamp een broeikasgas, omdat het in staat is om de infrarode, langgolvige terugstraling van de aarde te absorberen. Terwijl CO2 en eveneens methaan alleen de langgolvige straling binnen een zeer smalle band van het spectrum kunnen absorberen, kan waterdamp, zoals weergegeven in figuur 8, de achtergrondstraling absorberen in bijna het gehele spectrum van infraroodlicht, zelfs in delen van het spectrum van CO2 en methaan. Daarom is waterdamp ook in staat om de meeste infrarood-terugstraling van het aardoppervlak te absorberen, voordat het de hogere infrarood-actieve CO2-moleculen bereikt. Hetzelfde geldt voor de straling die CO2 naar de aarde stuurt. Deze processen helpen de impact te verminderen van de toename van CO2 in de atmosfeer, die sinds de jaren zeventig heeft plaatsgevonden.

De huidige CO2-concentratie bedraagt thans 410 ppm (0,041%), terwijl de gemiddelde waterdampconcentratie wordt geschat op ongeveer 4000 ppm (0,4%). Zowel vanwege de moleculaire eigenschappen van de waterdamp als de grote hoeveelheden waterdamp in de atmosfeer is waterdamp het dominante broeikasgas.

Gavin A. Schmidt et al (2010) hebben geschat dat de bijdragen aan het broeikaseffect als volgt zijn verdeeld: waterdamp en wolken 75%, CO2 20 % en andere broeikasgassen en aerosolen 5%. Schattingen van Schmidt tonen aan dat de cijfers onderhevig zijn aan aanzienlijke onzekerheid. En Antero Ollila schat de CO2-bijdrage op 11% (The Potency of Carbon Dioxide (CO2) as a Greenhouse gas, Development in Earth Science, vol 2, 2014).

Het is dus duidelijk dat waterdamp het dominante broeikasgas is. De geabsorbeerde straling door waterdamp wordt omgezet in warmte, waardoor de waterdamp toeneemt. Volgens de atmosferische natuurkundigen is deze convectie een centraal maar ondergewaardeerd onderdeel van het broeikaseffect. In feite is de convectie 10 keer effectiever dan de straling en domineert deze volledig de energiestroom van aarde naar ruimte in de onderste kilometers van de atmosfeer. Omdat de temperatuur daalt door de troposfeer, die de onderste laag van de atmosfeer vormt, koelt de waterdamp af en condenseert deze geleidelijk in wolken. Wolken bedekken 65 +/- 3% van het aardoppervlak en reflecteren ongeveer 20% van de binnenkomende zonne-energie, omdat wolken een wit oppervlak hebben. Het lager gelegen wolkendek fungeert daarom als een gigantische parasol, zoals een koeldeken, die verhindert dat de zonnestraling het aardoppervlak bereikt en daarom een ​​doorslaggevend effect heeft op het klimaat van de aarde.

Door satellietbeelden te analyseren, die zijn verzameld door het ‘International Satellite Cloud Climatology Project‘, hebben onderzoekers sinds 1983 de veranderingen in het lage wolkendek geconstateerd en gemeten en de resultaten vergeleken met veranderingen in de temperatuur op aarde. Zoals te zien is in Figuur 9, is er een duidelijk verband aangetoond tussen de wereldwijde bewolking en de temperatuur.

De totale opwarming aan het einde van de twintigste eeuw kan worden verklaard door een vermindering van de mondiale bewolking van 3% en de opwarmingspauze van de laatste twee decennia van valt samen met een stabiele bewolking.

Het IPCC houdt geen rekening met de invloed van cruciale thermodynamische en hydrologische processen, zoals convectie en wolkenvorming. Dergelijke processen kan het panel niet meten en vertalen in computertaal. Dat is een  een belangrijke oorzaak van het feit dat de klimaatmodellen niet overeenkomen met waarnemingen. Het IPCC erkent zelf dat het weinig begrijpt van van het feit dat wolkenvorming een overheersend effect heeft op het mondiale klimaat, maar het publiek is hiervan niet op de hoogte.

Zal verdere CO2-uitstoot leiden tot een klimaatcatastrofe?

Een internationale groep wetenschappers heeft gewaarschuwd dat de wereld zal wordt geconfronteerd met een mondiale klimaatramp, die op de langere termijn tot Hot House-toestanden zal leiden, zoals we die kennen uit het Tertiair en het Krijt, vele miljoenen jaren geleden, als gevolg van oncontroleerbare domino-effecten in het complexe klimaatsysteem – en dat dit ook zal gebeuren, zelfs als de CO2-uitstoot wordt verminderd. Deze uitlatingen hebben diepe indruk gemaakt op de politiek, niet in het minst op de minister van Klimaat en Milieu, Ola Elvestuen, die internationale actie eiste. Maar is er wetenschappelijk bewijs voor deze waarschuwing, of zijn we slechts getuige van een van ongefundeerd alarmisme?

In het najaar van 2018 werden op de radio en televisie verontrustende uitlatingen uitgezonden van politici en anderen die zojuist het nieuwe klimaatrapport ‘Global Warming of 1,5 °C‘ hadden gelezen, of de samenvatting van ‘ SR1.5’ van het IPCC. Het rapport zaaide niet alleen twijfel over de haalbaarheid van de 2 graden-doelstelling van de klimaatovereenkomst van Parijs, maar schetste ook een somber beeld van de toekomst van de aarde. Het rapport stelde dat de uitstoot van broeikasgassen tegen het jaar 2030 met 40-50 procent zou moeten worden verminderd om het broeikaseffect tot 1,5 °C te beperken. ‘We weten nu dat we een heel grote uitdaging voor de boeg hebben, die zowel nationale als, niet het minst, internationale actie vereist’, zo was de boodschap.

Dit rapport toont de ernst van de situatie en vormt een krachtig signaal voor ons allemaal. Om verwoestende klimaatverandering te voorkomen, moet elk land veel meer doen om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen. Het is nog steeds mogelijk om de temperatuurstijging te beperken tot 1,5°C, maar dan moeten we nu handelen. De komende tien jaar zijn absoluut cruciaal om een ​​wereld te behouden zoals we die nu kennen …

verklaarde Minister van Klimaat en Milieu, Ola Elvestuen, in een  e-mailreactie aan NTB.

Er rijzen echter drie belangrijke en fundamentele problemen ten aanzien van de samenvatting. Reeds in de eerste alinea A.1 gaat SR1.5 verder dan alle voorgaande rapporten. SR1.5 zet natuurlijke variatie op nul en negeert volledig een overweldigende klimaatgeschiedenis van meer dan 450.000 jaar. Volgens het rapport zijn er geen natuurlijke variaties meer van het klimaat, ondanks het feit dat het IPCC eerder heeft vastgesteld dat natuurlijke variaties de klimaatverandering zullen domineren. Impliciet beweert SR1.5 dat een toename van 0,5 °C ten opzichte van de huidige situatie tot geheel andere en meer dramatische veranderingen op aarde zal leiden dan de gevolgen van de temperatuurstijging van één graad die we sinds 1850 hebben gekend.

SR1.5 heeft het gestelde in het vorige rapport vijf jaar geleden genegeerd. Toen werd geconstateerd dat ten minste de helft van de klimaatverandering na 1951 door de mens werd veroorzaakt. Dit is echter een zwakke uitspraak, in overeenstemming met het feit dat 49 procent van de klimaatverandering te wijten is aan natuurlijke variatie. De scenario’s vormen mogelijke ontwikkelingspaden (waarvan de kans dat ze werkelijkheid zullen worden onbekend is) en kunnen derhalve niet worden beschouwd als serieuze voorspellingen.

Een ander opmerkelijk element in SR1.5 is het volgende: in hoofdstuk 1 van het grote onderliggende rapport kunnen we lezen dat tussen de 1,5 en 3 miljard mensen al in gebieden leven die in de afgelopen 10 jaar een opwarming van meer dan 1,5 °C hebben gekend. Dat wil zeggen dat zij een opwarming hebben meegemaakt waarvan het IPCC beweert dat deze dramatisch en gevaarlijk is. En we moeten met alle middelen voorkomen dat deze destructieve ontwikkeling verder gaat en nog meer miljarden mensen zal treffen.

Elvestuen weet waarschijnlijk niet dat het IPCC reeds in 2001 had vastgesteld dat hun onderzoek en klimaatmodellering niet kunnen worden gebruikt voor lange-termijn voorspellingen over het toekomstige klimaat.

Citaat:

In het onderzoek en de modellering van het klimaat moeten we ons ervan bewust zijn dat we te maken hebben met een chaotisch, niet-lineair, gekoppeld systeem, en dat voorspellingen op lange termijn van het toekomstige klimaat niet mogelijk zijn.

En onze politici herinneren zich waarschijnlijk evenmin dat geen enkele voorspelling is uitgekomen. Al Gore zei bijvoorbeeld op 14 december 2009 dat het ijs op de Noordpool in 2014 zou zijn verdwenen. En bijna 30 jaar geleden waarschuwde een woordvoerder van het milieuprogramma van de VN dat we nog slechts 10 jaar hadden om de wereld te redden. Lees een deel van de tekst uit een bericht van Associated Press op 30 juni 1989:

VERENIGDE NATIES (AP)

Een hoge VN-woordvoerder VN heeft verklaard dat hele landen van het aardoppervlak kunnen worden weggevaagd door de zeespiegelstijging, tenzij de trend van opwarming van de aarde in het jaar 2000 wordt omgekeerd. Overstromingen van de kusten en misoogsten zullen een emigratie van ‘eco-vluchtelingen’ veroorzaken. ‘Dat kan tot politieke chaos leiden’, aldus Noel Brown, directeur van het New Yorkse kantoor van het Milieuprogramma van de Verenigde Naties, UNEP. Hij zei dat regeringen nog 10 jaar de kans hadden om het broeikaseffect op te lossen voordat het onbeheersbaar wordt.

Tot dusverre heeft het IPCC niet kunnen aantonen dat CO2 in de de atmosfeer de mondiale temperatuur bepaalt,  noch op de lange noch op de korte termijn. Metingen uit ijsboringen laten zien dat de CO2-concentratie in de atmosfeer verandert na een verandering van de temperatuur. En nieuw onderzoek laat zien dat dit ook heden het geval is. Het is de temperatuur die de CO2-concentratie in de atmosfeer bepaalt, en niet andersom. Dit komt deels door het feit dat een warme atmosfeer meer CO2 kan bevatten die vergast uit de zee (de wet van Henry). Bovendien neemt het effect van CO2 als broeikasgas logaritmisch af met een verhoogde CO2-concentratie (de wet van Beer-Lambert), omdat het effect simpelweg zwakker wordt.

Zoals te zien is in figuur 10, is het klimaateffect van de toegenomen CO2-uitstoot thans zo marginaal dat de menselijke impact nauwelijks kan worden gemeten. Daarom moet CO2 niet als een bedreiging worden beschouwd, maar als een bron van leven. Meer CO2 leidt tot een groenere wereld, die een groeiende bevolking kan voeden. De tuinders hebben dit al lang ingezien en injecteren CO2 in hun kassen (de concentratie daar is vaak drie maal zo hoog als in de buitenlucht).

Figuur 10 toont iets wat vergelijkbaar is met het schilderen van een huis. De eerste laag geeft een hele grote verandering. De tweede laag is zichtbaar, terwijl de derde laag nog nauwelijks te zien is. Het broeikaseffect van het uitstoten van meer CO2, met de concentratie die we al in de atmosfeer hebben, is als het schilderen van een derde laag op een huis.

Sinds 1998 is de gemiddelde temperatuur op aarde bijna constant, terwijl het atmosferische gehalte aan CO2 is toegenomen. Van 1940 tot 1975 daalde de mondiale temperatuur (men was toen bang voor een nieuwe ijstijd), terwijl het CO2-gehalte van de atmosfeer toenam. Op basis hiervan kunnen we concluderen dat er ook andere factoren zijn die veranderingen in de temperatuur veroorzaken dan antropogeen CO2.

Getuigenispolitiek

De politieke implicaties van klimaatverandering betekenen voor Noorwegen dat alle sectoren hun uitstoot zullen moeten verminderen. Voor de landbouw geldt bijvoorbeeld dat gassen van herkauwers zowel aan de voorkant als aan de achterkant zullen moeten worden verminderd, we zullen elektrische veerboten krijgen en misschien vliegtuigen, mensen in de steden zullen moeten gaan fietsen, olie als brandstof zal worden verboden, mensen zullen collectief moeten gaan reizen in plaats van in privéauto’s, de samenleving moet worden geëlektrificeerd, we zullen windturbines moeten plaatsen en biobrandstoffen moeten gebruiken, enzovoort.

Politici en belangenorganisaties berekenen altijd de bespaarde CO2-uitstoot van afzonderlijke maatregelen, vaak in honderdduizenden tonnen. Misschien miljoenen. Het klinkt indrukwekkend, maar niemand berekent ooit wat die uitstootreductie volgens de klimaatmodellen oplevert aan verminderde opwarming. Als Noorwegen de elektriciteitscentrale in Mongstad geheel had afgebouwd, had het ongeveer 1 miljoen ton CO2 per jaar kunnen opvangen. Als we deze hoeveelheid gas invoeren in een standaard klimaatmodel dat het IPCC gebruikt, bijvoorbeeld MAGICC, hadden we vanaf 2016 tot 2100 de emissies met precies deze hoeveelheid kunnen verminderen. Dit levert dan een een verminderde temperatuurstijging van 0,0000264 °C op. Met andere woorden, we stellen de temperatuurstijging voor 86 jaar met 5 uur uit (tenminste als de veronderstelling van het model dat CO2 tot opwarming leidt, klopt – iets wat in strijd is met wetenschappelijke experimenten).

Niemand heeft ooit verteld dat ons klimaatbeleid niet meer dan getuigenispolitiek is en geen enkele invloed heeft op het klimaat van de planeet. Dit wordt door onze politici en beleidsmakers altijd verzwegen. De bevolking gelooft dat ons klimaatbeleid verschil maakt, maar in werkelijkheid kost het miljarden, die in een groot zwart gat verdwijnen. In de begroting van 2019 gaat ongeveer 40 miljard NOK naar het klimaat, zonder enig meetbaar effect op de temperatuur van de planeet. Ter vergelijking: we geven NOK 20 miljard uit aan de politie.

Smelt het zee-ijs in een alarmerend tempo?

Zee-ijs en ijsberen in het noordpoolgebied hebben een iconische status in het klimaatdebat. Als je de klimaatmodellen wilt geloven, zal het zee-ijs in de Noordpool in de nabije toekomst verdwenen zijn, en in de media wordt vaak beklemtoond dat het een gevolg is van door de mens veroorzaakte opwarming van de aarde. Het smelten van zee-ijs is een zichzelf versterkend proces dat, volgens de uitspraken van klimaatalarmisten, een kritiek punt zou bereiken, waarna het smelten van het zee-ijs niet meer zou zijn te stoppen. Maar gaat het echt de verkeerde kant op?

In de jaren 1920 en 1930, toen het ook warm was, was er ook sprake van massaal smelten van zee-ijs in het Noordpoolgebied. Desondanks groeide het weer aan in de volgende decennia tot 1979, waarna het opnieuw begon af te nemen.

Zoals te zien is in figuur 11, is het zee-ijs in het noordpoolgebied de laatste jaren niet significant afgenomen – en zeker niet in een snel tempo, zoals zo vaak wordt beweerd.

Hoewel het zee-ijs enigszins is verminderd, zijn er tegenwoordig meer ijsberen dan 40 jaar geleden. De populatie groeit en telt nu 25.000 – 30.000 exemplaren, waarvan de toename gedeeltelijk te danken is aan het feit dat het smelten van zee-ijs in de zomer en de herfst grotere gebieden met open water heeft gecreëerd en de leefomstandigheden van de ijsbeer heeft verbeterd. Open water in de zomer heeft een positief effect op de hele voedselketen in de arctische zee.

Wanneer de zeestromingen voedingsstoffen uit de Beringzee en de Atlantische Oceaan aanvoeren, dragen ze bij aan een verhoging van de fotosynthese. Dan nemen de hoeveelheden plankton en daarmee de populatie van kabeljauw toe. Kabeljauw is voedsel voor de zeehonden, waarvan de ijsberen voornamelijk leven.

Gedurende de zomer blijven de zeehonden in open water, waar zij zich voeden. Zij voelen zich het beste wanneer het ijs breekt, nadat zij in het voorjaar jongen hebben geworpen op het ijs en de volwassenen op het ijs liggen in verband met de wisseling van hun vacht enige tijd daarna. De belangrijkste periode waarin de ijsberen zich voeden loopt van eind maart tot een paar maanden daarna. Het is de tijd van het jaar waarin de zeehonden en hun welpen zich meestal op het ijs bevinden, en waarmee zowel volwassen ijsberen als hun welpen zich voeden. De ijsbeer is daarom het meest in zijn element wanneer het voldoende ijs is in de lente, en grote gebieden met open water in de zomer en herfst.

Het aantal ijsberen kan sterk fluctueren, maar er is geen gevaar dat zij uitsterven. 7.000 Jaar geleden was de temperatuur in het noordpoolgebied 2-3 °C hoger dan nu, en de oppervlakte zee-ijs was dienovereenkomstig kleiner. Toch overleefde de ijsbeer. Eeuwenlang heeft de ijsbeer zich aangepast aan een poolgebied met grote natuurlijke fluctuaties in temperatuur- en ijscondities. Dus de ijsbeer wordt niet bedreigd. De grootste bedreigingen voor de populatie zijn ongecontroleerde jacht en te veel en te dik zee-ijs.

Toekomstig klimaat?

Als de hoeveelheid zonnestraling en veranderingen in de bewolking tot nu toe de belangrijkste drijvende krachten achter de klimaatverandering waren, is het zeer waarschijnlijk dat dit ook in de toekomst zal gelden

Zoals geïllustreerd in Figuur 12, geven de IPCC-modellen een somber beeld van het toekomstige temperatuurverloop. Maar – zoals we hebben gezien – zijn de projecties  van de IPCC-klimaatmodellen onbetrouwbaar. De statistisch-empirische klimaatmodellen die zijn gebaseerd op analyses van natuurlijke fluctuaties in het verleden en die een goede basis bieden voor voorspellingen, indiceren een lichte daling van de temperatuur op aarde na 2030 tot 2050. Dan zal de temperatuur in de daarop volgende 30 jaar weer stijgen om zich vervolgens rond 2100 te stabiliseren op een niveau rond 0,1 °C boven de huidige mondiale temperatuur (J.-E. Solheim, Naturen styrer klima, figur 2.2, 2017).

Een derde scenario in figuur 12 is gebaseerd op zonneactiviteit. De vorige zonnecyclus (nummer 23), die eindigde in december 2008, was uitzonderlijk lang: 12,6 jaar – het is de langste sinds de Kleine IJstijd, die ruim 100 jaar geleden eindigde. De vorige zonnecyclus was slechts 9,7 jaar. De onderzoekers zien de lange zonnecyclus als een teken dat de zon veel zwakker is geworden.

We moeten teruggaan tot 1850 om een ​​zonnecyclus te vinden met hetzelfde aantal dagen zonder zonnevlekken. Het gedrag van de zon is daarom op dit moment abnormaal. De zonneactiviteit daalt sneller dan op enig moment sinds de Kleine IJstijd. Zoals verwacht, culmineert de huidige zonnecyclus in 2013 in een minimaal maximum, dat aanzienlijk minder was dan het vorige in maart 2000. Men moet dus vrezen dat de zon op het punt staat een zeer diep minimum in te gaan – overeenkomend met het Maunder Minimum in de periode 1645-1715 , of het zogenoemde Dalton Minimum van 1790-1820 tijdens de Kleine IJstijd. Een cyclus van 210 jaar is bekend in de zonneactiviteit. Deze is ook terug te vinden meetreeks van de GISP2-ijskernen van de ijskap in Groenland.

Recente weersextremen

Waarom worden recente weersextremen als iets uitzonderlijks ervaren, iets wat alleen in onze tijd voorkomt? Daar zijn vier hoofdredenen voor.

Ten eerste is dit het resultaat van indoctrinatie van de zijde van het IPCC, politici, nieuwsmedia, NGO’s en het onderwijs – niet alleen gericht op volwassenen, maar ook op de jeugd. De boodschap was dat het weer van vandaag extreem is en is te wijten is aan de opwarming van de aarde en de angstaanjagende gevolgen daarvan, door de uitstoot van CO2 door de mens. Het was gemakkelijk om de eenvoudige CO2-hypothese algemeen aanvaard te krijgen door te wijzen op de ‘bedreigingen’, dat wil zeggen door middel van massasuggestie.

Ten tweede hebben we ons dagelijks leven ingericht op basis van het idee dat het klimaat grotendeels stabiel is gebleven en dat een stabiel klimaat daarom vanzelfsprekend is en zelfs een mensenrecht is. We weten dit door de uitspraak van de voormalige Hoge Commissaris voor de mensenrechten van de VN, Mary Robinson, die dit in 2009 heeft verklaard. In Noorwegen heeft de Miljøpartiet de grønne (MDG) hetzelfde beweerd. Maar het klimaat is altijd veranderd.

Ten derde is de bevolking van de planeet sterk toegenomen en hebben we ons gevestigd in gebieden die van nature zeer kwetsbaar zijn voor overstromingen vanuit oceanen of rivieren. En we hebben ons in grote getale helemaal aan de kust gevestigd. Als de grote orkaan die in 1926 Miami trof de stad vandaag zou treffen, had die 825 miljard dollar schade veroorzaakt. Dat zou twee keer zoveel zijn geweest als de verwoesting van de orkaan Katrina in augustus 2005.

Ten vierde is de snelle verspreiding van nieuws in onze tijd in letterlijke zin grenzeloos effectief geweest. Vanaf de bank thuis in de woonkamer, zien we de angstaanjagende beelden van dichtbij en veraf van de gewelddadige krachten van de natuur, die dood en verderf zaaien. De nieuwsmedia stellen ons bloot aan een bombardement van onheil dat ons ertoe kan brengen te geloven dat de Dag des Oordeels nabij is. Het heeft een klimaathysterie gecreëerd die, voor velen, heeft geleid tot een religieuze opleving. Zelfs de voormalige voorzitter van het IPCC, Rajendra Pachauri, schreef op 15 februari 2015 in een open brief aan de wereldgemeenschap: ‘… voor mij is het niet slechts een missie, maar een religie. Dit duidt erop dat de leider van zo’n machtige organisatie als het IPCC graag wil geloven, in plaats van weten.

De klimaatveranderingen met extreem weer die we thans meemaken, zijn te vergelijken met eerdere stormen. En we weten dat de meest extreme daarvan krachtiger waren dan die welke we in onze tijd ervaren. De ergste overstroming in Noorwegen van de laatste tijd, Storofsen, vond plaats in 1789. In de koudste jaren van de Kleine IJstijd (tussen 1570 en 1710) was er ook veel regen en zware stormen. Dit was de tijd van heksenverbranding in protestantse landen. Hoe kouder het was, hoe meer heksenprocessen er plaatsvonden. De heksen werden beschuldigd van het veroorzaken van stormen met behulp van zwarte magie.

In het westelijke Middellandse Zeegebied heeft de regenval in de loop van de jaren een natuurlijke schommeling van ongeveer 200 jaar gekend, van lange periodes gedomineerd door regenachtige jaren, tot periodes gedomineerd door regenachtige jaren en droogte. Je moet gewoon ver genoeg in de tijd terug kijken, en je zult zien dat het verhaal zich herhaalt – maar dat wil het IPCC niet. Het komt zelden voor dat het publiek hiervan op de hoogte wordt gebracht, en daar kun je je over verwonderen.

De ogen sluiten voor de werkelijkheid

Geen enkele politicus kan de realiteit negeren. Het beleid moet gebaseerd zijn op onze empirische kennis van de wereld om ons heen. Helaas negeren u, andere politici en de media de realiteit van waarnemingen en robuuste onderzoeksresultaten. De ‘wetenschappelijke’ (maar politiek gestuurde) conclusies en aanbevelingen van het IPCC vormen het alibi voor vergaande en kostbare politieke klimaatbesluiten, die een steeds ingrijpender invloed hebben op de samenleving. De IPCC-schandalen, de vele wetenschappelijke fouten, de ontkenning van alarmerende verklaringen, of het gebrek aan samenhang tussen de CO2 en de temperatuur, lijken geen indruk te maken op de politieke elite.

Zulks bereikt een hoogtepunt wanneer politici kiezen voor het volgen van voorspellingen uit ontoereikende klimaatmodellen, die in de eigen expertrapporten van het IPCC worden aangeduid als ‘een chaotisch niet-lineair systeem, dat niet geschikt is als basis voor voorspellingen’.

Het helpt evenmin dat een paar van ’s werelds toonaangevende experts in op het gebied van toekomstverkenning, K.C. Green & J.S. Armstrong, in, ‘Global warming: Forecasts by scientists versus scientific forecasts’ (Energy & Environment 18, 7, 997-1021, 2007) erop wijzen dat het IPCC-materiaal slechts voldoet aan ongeveer 10 van de 88 vereisten waaraan moet worden voldaan voor het opstellen van goede prognoses.

Voorstel: Een openbaar onderzoek naar klimaatverandering en de gevolgen van een groene transitie 

Zoals we reeds hebben opgemerkt, bestaat er geen wetenschappelijke consensus over enig klimaatprobleem. Het klimaat is altijd veranderd en velen beweren dat de variaties die we vandaag zien, in essentie natuurlijk zijn. Veel biologen zullen stellen dat een warmer klimaat een beter klimaat is. Voor alle leven is kou de beperkende factor, niet warmte. En CO2 is een bouwsteen van het leven. De combinatie van meer CO2 in de atmosfeer en een warmer klimaat is positief voor alle plantengroei en dus voor al het leven op de planeet. En dat is positief voor alle voedselproductie.

Bij het voorgestelde onderzoek moeten onderzoekers uit alle relevante wetenschappelijke disciplines betrokken zijn: meteorologie, natuurkunde, scheikunde, geologie, biologie en landbouw. Het moet licht werpen op de wetenschappelijke basis van klimaatverandering en wat de gevolgen zijn van deze veranderingen voor de natuur en de samenleving. Tegelijkertijd is de klimaathistorie belangrijk om duidelijkheid te krijgen. Het is cruciaal om een ​​onderzoeksgroep samen te stellen met vertegenwoordigers binnen en buiten het IPCC-kamp.

Wij stellen ook voor de gevolgen van een groene transitie te onderzoeken.

  • Hebben Noorse klimaatmaatregelen invloed op de temperatuurontwikkeling van de aarde?
  • Wat kost het klimaatbeleid van Noorwegen?
  • Welke gevolgen hebben windturbines en het gebruik van biobrandstoffen voor de natuur, het milieu en de maatschappij?
  • Wat betekent een geleidelijke eliminering van fossiele energiebronnen voor de armen in de wereld?
  • Wat betekent een overgang naar ‘groene energie’ voor onze westerse industriële samenlevingen en de energiezekerheid van onze landen?
  • Zijn de autoriteiten voorbereid op een kouder klimaat?

Dank voor uw aandacht.