Een gastbijdrage van Martijn van Mensvoort.
In februari 2019 heeft het KNMI erkend dat de natuurlijke variabiliteit van het klimaatsysteem nog steeds maar matig wordt begrepen1. Wel staat al lang vast dat het oceaansysteem een centrale rol speelt in de interne variabiliteit van het klimaat over een periode van meerdere decennia2. Afgelopen jaren is inmiddels ook duidelijk geworden dat de interne variabiliteit van vooral de Grote Oceaan nog steeds wordt onderschat3.
Tevens wordt in klimaatmodellen wel rekening gehouden met de samenstelling van de atmosfeer (waarbij aan CO2 een hoofdrol wordt toegedicht), echter de modellen houden geen rekening met de samenstelling van kosmische straling (deze laatste factor wordt beïnvloed door de zon op basis van geomagnetisme – die een impact heeft op zowel het wolkensysteem als het oceaansysteem4). In 2018 werd inmiddels ook aangetoond dat geomagnetisme afgelopen 300 jaar een belangrijke sturende factor vormde bij de stijging van de zeespiegel5.
Wanneer rekening wordt gehouden met een 70-jarige cyclus in de interne variabiliteit van het klimaat dan kan ruim 58% van de opwarming wereldwijd tijdens afgelopen 4 decennia worden toegeschreven aan deze natuurlijke cyclus.
In dit artikel wordt een analyse gepresenteerd waaruit blijkt dat het surplus aan opwarming bovenop de cyclus van 70 jaar in het huidige decennium met slechts +0,01°C is gestegen t.o.v. het vorige decennium. Ook zal blijken dat het totale surplus aan opwarming t.o.v. de jaren ’80 beperkt is gebleven tot slechts +0,12°C. Op basis van de natuurlijke multidecadale cyclus van 70 jaar mag in het volgende decennium rekening worden gehouden met een toenemende impact van de neerwaartse fase van de cyclus, waarbij de verwachting is dat deze pas rond 2034 op het dieptepunt zal gaan belanden6. De kans lijkt daarom groot dat het recente mondiale temperatuurrecord van 2016 voor die tijd niet zal sneuvelen.
Zon & kosmos veroorzaken natuurlijke variabiliteit in het oceaan systeem
Sinds 1923 is al bekend dat de grootste variabiliteit in jaartemperaturen wordt veroorzaakt door een fenomeen dat zich afspeelt in de Grote Oceaan, namelijk: het ‘El Niño’ effect (de neerwaartse fase wordt aangeduid als ‘La Niña’). Dit fenomeen heeft betrekking op verschillen in oppervlakte temperaturen in bepaalde delen van het oceaan water bij de evenaar. De zogenaamde ‘El Niño Southern Oscillation’ index [ENSO] kent een cyclus die 2 tot 7 jaar in beslag neemt7.
Echter, pas in de jaren ’90 werd duidelijk dat het oceaansysteem ook oscillaties herbergt die meerdere decennia in beslag nemen en een significante rol spelen in de natuurlijke variabiliteit van het klimaat wereldwijd. Inmiddels is ontdekt dat meerdere multidecadale cycli hierbij een rol spelen, waarbij de impact op het oceaan systeem ontstaat via o.a. de samenstelling van zonnewind als ook de samenstelling van kosmische straling8.
Overigens, alle individuele oceanen hebben afzonderlijke cycli met een verschillende tijdsduur. Deze cycli manifesteren zich allen binnen de zogenaamde thermohaliene circulatie van de oceaanstroom, waarbij de zuidelijke zee rondom de zuidpool het centrum vormt – zie illustratie.
De Zuidelijke Zee kan dus worden herkend als de spil in de thermohaliene circulatie en de stroomrichting is tegengesteld aan de stroomrichting bij de evenaar. In de Zuidelijke Zee worden o.a. belangrijke aanjagers voor de bodemstroom van het oceaan systeem aangetroffen in de vorm van diep water formaties (die elders alleen in de Noord-Atlantische Oceaan bij de noordpool worden aangetroffen)9. In de Zuidelijke Zee wordt ook een belangrijke cyclus aangetroffen die een sleutelrol speelt bij het El Niño effect – dat verantwoordelijk is voor de allergrootste temperatuurfluctuaties die afgelopen decennia in de jaartemperaturen wereldwijd zijn aangetroffen.
Tijdens El Niño-episodes wordt het opwellen van koeler voedselrijk water uit de diepte van de Grote Oceaan verminderd.Afgelopen 20 jaar ontstonden hierbij in 1997/1998 en 2015/2016 wereldwijd de hoogste temperatuuranomalie. De ENSO piekwaarden rondom het El Niño-effect correleren met een verzwakking van zeestromen in de zuidelijke oscillatie tijdens het warme zomerseizoen van de Zuidpool, waarbij de diep water formatie grotendeels stilvalt omdat er op dat moment relatief weinig zeeijs wordt gevormd.10
Ongeveer de helft van het water in het totale oceaan systeem bevindt zich in de Grote Oceaan (Pacific Ocean). Naast de ENSO-cyclus kent de Grote Oceaan allerlei andere lange termijn cycli. De langst bekende cyclus neemt meer dan 1000 jaar in beslag. Echter, bij deze cyclus draait het vooral om processen die zich afspelen in het zware zoutrijk water op de bodem van de oceaan. Daarom heeft deze zeer langdurige cyclus relatief weinig impact op de fluctuaties in de jaartemperatuur wereldwijd.
In het vervolg zal duidelijk worden dat de 70-jarige cyclus (onder invloed van vooral de Grote Oceaan & de Atlantische Oceaan) afgelopen decennia een belangrijke rol heeft gespeeld bij het fenomeen dat bekend staat als ‘global warming‘.
Temperatuur 20ste eeuw toont een duidelijke cyclus met een duur van ongeveer 7 decennia
Diverse bronnen beschrijven dat in de 20ste eeuw een cyclus met een duur variërend van ruim 60 tot 70 jaar een belangrijke rol heeft gespeeld bij de ontwikkeling van de jaartemperatuur. Deze cyclus wordt o.a. in verband gebracht met invloeden van de planeten Jupiter en Saturnus op de zon6. Maar de cyclus wordt vooral in verband gebracht met de multidecadale cycli die in zowel de Grote Oceaan als de Atlantische Oceaan worden aangetroffen – respectievelijk: de Pacific Decadal Oscillation (PDO-cyclus, duur: ~50-70 jaar) en de Atlantic Multidecadal Oscillation (AMO-cyclus, duur: ~65 jaar)11. Hierbij is van belang dat de neerwaartse fase van de PDO-cyclus inmiddels wordt herkend als een mogelijke verklaring voor de ‘pauze’ in de opwarming van de aarde die zich wereldwijd heeft voorgedaan tussen 1998 en 2014. Daarnaast vormt de opwaartse fase van de PDO-cyclus een indicatie dat de impact van de opwarming in afgelopen decennia waarschijnlijk wordt overschat; dit wijst bovendien in de richting van een overschatting van de verwachte opwarming voor het einde van de 21ste eeuw3.
De impact van deze multidecadale cyclus komt duidelijk tot uitdrukking in de hieronder getoond temperatuurgrafiek voor het 50-jarig gemiddelde van de HadCRUT4 data set, die de ontwikkeling van de temperatuur wereldwijd beschrijft op basis van metingen aan het oppervlak8. De HadCRUT4 wordt ook gebruikt in de rapporten van het klimaatpanel van de Verenigde Naties (IPCC).
De multidecadale cyclus lijkt een grote rol te hebben gespeeld in de temperatuurstijging die afgelopen decennia wereldwijd is waargenomen. Onderstaande HadCRUT4 grafiek wordt gepresenteerd op de website van de University of East Anglia. Deze grafiek toont een patroon waarbij zowel de pieken als de dalen elkaar opvolgen in een tijdsbestek van exact 7 decennia. Overigens, ook in de temperatuurgrafieken van GISS [NASA] & MLOST [NOAA] wordt bij de toppen dezelfde cyclus van 7 decennia aangetroffen.
Ondertussen is in het hedendaagse klimaatdebat een groot deel van de aandacht gericht op de vrees voor een versterking van het broeikaseffect ten gevolge van de uitstoot van broeikasgassen. Vooral CO2 geniet al sinds de jaren ’80 de belangstelling van zowel de wetenschap als de politiek1. Deze vrees vormde in 1988 de belangrijkste aanleiding voor de Verenigde Naties om het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) op te richten13. De klimaat vrees was dus al feit voordat pas in de jaren ’90 het fenomeen van de multidecadale cyclus in het oceaan systeem werd ontdekt8.
Natuurlijke cyclus verklaard 58% van ‘global warming’
Wanneer rekening wordt gehouden met een (natuurlijke) multidecadale cyclus van 7 decennia dan wordt al snel duidelijk dat deze een behoorlijk grote rol heeft gespeeld. Want uit onderstaande grafiek (= een bewerking van bovenstaande grafiek) blijkt dat tussen het gemiddelde van het huidige decennium en het gemiddelde van de jaren ’70 een verschil zit van 0,68°C, waarvan op basis van het verschil tussen de jaren ’40 en het eerste decennium van de 20ste eeuw (1900s) maar liefst 0,40°C aan de variabiliteit van de cylus kan worden toegeschreven. Dit betekent dat op basis van een cylus van ongeveer 70 jaar de interne variabiliteit van het klimaat wereldwijd ruim 58% van de opwarming verklaart die afgelopen 4 decennia is geregistreerd.
Bovendien blijkt de surplus temperatuurstijging bovenop de cyclus in het huidige decennium slechts +0,02°C hoger te liggen dan in het vorige decennium. Overigens, ook bij de GISS data set die op de website van de NASA wordt gepresenteerd wordt een surplus waarde aangetroffen van +0,02°C.
Het verschil t.o.v. het voorgaande decennium wordt bij de HadCRUT4 zelfs slechts -0,00°C wanneer de rekensom wordt gemaakt op basis van een decennium dat eindigd bij het jaar 2018.
Het cummulatieve surplus is t.o.v. de jaren ’80 beperkt gebleven tot afgerond slechts +0,12°C. Er is sprake geweest van een temperatuurstijging van gemiddeld +0,47°C per decennium in de jaren ’80 (t.o.v. 70 jaar eerder in de jaren ’10), welke daarna vervolgens in 3 decennia geleidelijk is opgelopen tot een temperatuurstijging van gemiddeld +0,60°C per decennium in het huidige decennium t/m het jaar 2018 (t.o.v. 70 jaar eerder in de jaren ’40).
Omdat het huidige decennium met nog 1 jaar voor de boeg (2019) voorlopig een surplus aan extra opwarming heeft opgeleverd van slechts +0,02°C, lijkt de kans behoorlijk groot dat het mondiale temperatuurrecord van 2016 – welke gepaard ging met uitzonderlijk hoge waarden in 2015/2016 bij de El Niño Southern Oscillation index – een nieuw keerpunt heeft gevormd waarbij vervolgens de neerwaartse fase van de 70-jarige cyclus is begonnen.
Indien 2019 op een jaargemiddelde temperatuur eindigt tussen 2018 en 2017 dan eindigt het huidige decennium met een surplus opwarming die kan variëren van +0,02°C (bij gelijk aan 2018) tot +0,03°C (bij gelijk aan 2017); in het laatste geval zou dit exact dezelfde surpluswaarde opleveren als 70 jaar terug in de jaren ’40 [het surplus zou in beide gevallen bij de GISS-data set ook op respectievelijk +0,02°C en +0,03°C uitkomen]. De projectie voor volgend decennium blijft in dat geval op basis van een ongewijzigde trend gehandhaafd op een surplus van +0,00°C. Pas wanneer 2019 tenminste +0,04°C warmer zou worden dan 2017 dan wordt het punt bereikt waarbij het huidige decennium alsnog op een surplus van +0,04°C boven de cyclus zou kunnen eindigen, met als gevolg dat een verhoging van de surplusprojectie naar +0,01°C gerechtvaardigd zou worden. De HadCRUT4 maand- en jaartemperatuur data wordt HIER gepresenteerd op de website van de Met Office Hadley Centre.
Op basis van de 70-jarige cyclus ontstaat een projectie waaruit blijkt dat de temperatuur het volgende decennium waarschijnlijk iets zal gaan dalen, zelfs als de temperatuurstijging (t.o.v. de jaren ’50) ongewijzigd blijft t.o.v. van de stijging van +0,60°C die voorlopig bovenop de cyclus is ontstaan in het huidige decennium – zie bovenstaande afbeelding.
Voor de volledigheid worden in onderstaande afbeelding ook nog 2 grafieken weergegeven die elk een impressie tonen van de jaarlijkse schommelingen in de HadCRUT4 temperatuur data set; in beide grafieken accentueren de pijltjes de jaren die de keerpunten vormden in de 70-jarige cyclus. De bovenste grafiek is afkomstig van de University of East Anglia en de onderste grafiek werd gepresenteerd in een studie uit 20163. In de studie uit 2016 wordt beschreven dat de interne variabiliteit van de Grote Oceaan nog steeds wordt onderschat. Dit onderzoek beschrijft ook dat het verschil tussen de empirische metingen en de klimaatmodellen niet kan worden verklaard door natuurlijke variabiliteit. Bovendien blijken juist de modellen met de grootste afwijking van de empirische metingen te resulteren in de grootste voorspelde temperatuurtoename aan het eind van de 21ste eeuw. Uit de studie blijkt o.a. dat sommige klimaatmodellen tussen nu en het einde van deze eeuw zelfs rekening houden een temperatuurstijging die kan oplopen tot wel 2.5°C, terwijl in het IPCC rapport van oktober 2018 (samenvatting voor beleidsmakers, pagina 7) wordt beschreven dat het onwaarschijnlijk (“unlikely“) is dat de opwarming komende decennia verder oploopt dan 0.5°C:
“A.2.1 Anthropogenic emissions (including greenhouse gases, aerosols and their precursors) up to the present are unlikely to cause further warming of more than 0.5°C over the next two to three decades (high confidence) or on a century time scale (medium confidence). {1.2.4, Figure 1.5}.”
Extra warmte bovenop cyclus wordt veroorzaakt door combinatie van factoren
Ten aanzien van de opwarming bovenop de multidecadale cyclus kan aan een combinatie van natuurlijke- en antropogene factoren worden gedacht14.
In het algemeen kan t.a.v. de belangrijkste natuurlijke factoren in eerste instantie worden gedacht aan vulkanisme in combinatie met geothermische- & hydrothermische bronnen; dit vormen waarschijnlijk de meest onvoorspelbare factoren met een impact die in potentie het grootst kan zijn.
Daarnaast vormen veranderingen in stralingsintensiteit van de zon de tweede belangrijke factor; voorbeelden hiervan zijn de 11 jarige zonnevlekkencyclus + de invloed van andere planeten op het magnetisch veld van de zon. Het ontstaan van ijstijden is gerelateerd aan kosmische constellaties rondom de zon; dit betreft een cyclus die zich afspeelt over een tijdbestek van tienduizenden jaren en wordt in verband wordt gebracht met de Milankovic cycli (die betrekking hebben op veranderingen in diverse aspecten van de baan van de aarde om de zon).
De derde belangrijke natuurlijke factor vormt de interne dynamiek van het klimaat systeem in het algemeen: alle oceanen kennen ieder diverse meerjarige cycli (geomagnetisme speelt hierbij vaak een complexe rol: in de cyclus van de maan waarbij op basis van zwaartekracht 2x daags eb en vloed ontstaan in het oceaan systeem worden multidecadale cycli aangetroffen die lokaal altijd een relatief kleine maar wel directe invloed hebben op het aardmagnetisch veld. Een voorbeeld met een grotere invloed betreft de PDO-cyclus die via de magnetosfeer is gerelateerd aan de draaisnelheid van de aarde12). Verder bestaat er nog veel onduidelijkheid over de rol van wolken, waterdamp & de zogenaamde aerosolen – d.w.z. stofdeeltjes die kunnen variëren van zand tot fijnstof).
T.a.v de antropogene factoren kan naast de uitstoot van broeikasgassen & aerosolen ook vooral worden gedacht aan veranderingen in het gebruik van land (zoals ontbossing, landbouw & verstedelijking).
Steden in Centraal Europa tonen afgelopen 2 eeuwen een normaal temperatuurverloop
Lange termijn grafieken op basis van instrumentele temperatuurmetingen die verder in de tijd terug gaan dan 200 jaar zijn helaas alleen beschikbaar voor Europa. Afgelopen 300 jaar werd de temperatuur gedomineerd door een cyclus met een duur van ruim 200 jaar (die door Holmes12 in verband wordt gebracht met de beweging van de planeet Uranus). Dit blijkt bijvoorbeeld uit de v-vormige temperatuurontwikkeling in de periode 1800-2000 die zichtbaar is in de hieronder getoonde grafieken voor 6 steden in Centraal Europa (de toegevoegde linken leiden naar actuele temperatuurgrafieken op de website van de NASA), waaronder 4 hoofdsteden: München, Parijs, Praag en Wenen en andere 2 steden uit respectievelijk Duitsland (Hohenpeissenberg) en Oostenrijk (Kremsmünster).8.
Uit bovenstaande temperatuu grafieken blijkt geenszins dat er afgelopen decennia in Centraal Europa sprake is geweest van een uitzonderlijke situatie. Uit de lange termijn temperatuur grafiek voor Centraal Engeland die begin in 1659 – dit is de langst lopende temperatuur serie ter wereld – blijkt dat in West Europa de temperatuurontwikkeling bij de overgang van de 17de/18de eeuw waarschijnlijk zelfs een duidelijk steiler verloop heeft gehad dan afgelopen decennia het geval is geweest – zie onderstaande afbeelding afkomstig van de Met Office Hadley Centre (rode lijn is representatief voor 10-jarig gemiddelde).
T.a.v. Nederland loopt de temperatuur grafiek voor Utrecht/de Bilt niet verder terug dan 1706, echter vanaf dat moment is het verloop in grote lijnen wel vergelijkbaar met het verloop van de grafiek voor Centraal Engeland; de temperatuurgeschiedenis van de maand juni (zie onderstaande illustratie, deze is gelinkt naar de bron waar veel meer grafieken voor De Bilt beschikbaar zijn) toont zelfs aan dat de maandtemperatuur in zowel de 18de als de 19de eeuw in sommige periodes van het jaar incidenteel zelfs duidelijk warmer was dan in de 21ste eeuw het geval is geweest.
Een overzicht van alle jaar- en maand gemiddelde temperaturen in de Bilt is HIER terug te vinden.
Volstaat de definitie van klimaat nog wel?
De traditionele definitie van het klimaat suggereert dat natuurlijke fluctuaties in verband kunnen worden gebracht met de gemiddelde temperatuur, vochtigheidsgraad, luchtdruk, wind, bewolking en neerslag over een periode van tenminste 30 jaar15.
Afgelopen decennia is langzaam steeds duidelijker geworden dat een multidecadale cyclus van ongeveer 70 jaar welhaast zeker een sturende factor vormt bij de fluctuaties in de jaartemperaturen. De logische consequentie zou kunnen zijn dat de “periode van tenminste 30 jaar” die in de definitie van het klimaat wordt genoemd mogelijk beter zou kunnen worden verlengd naar 70 jaar. Immers, alleen op deze wijze kan de impact van de multidecadale cyclus (die vermoedelijk berust op de combinatie van de cyclus van zowel de Grote Oceaan als de Atlantische oceaan, mogelijk in combinatie met de zonnevlekkencyclus) worden geneutraliseerd. Multidecadale cycli vormen dus een forse complicatie bij het vaststellen van klimaatverandering.
Dagelijkse variabiliteit & de verplaatsing van warmte
Tenslotte is het van belang om te beseffen dat we het grootste deel van de variabiliteit van het klimaat welhaast dagelijks aan den lijve kunnen ervaren via de dag- en seizoenencyclus. Van belang is verder ook dat tijdelijke verplaatsing van warmte een sleutelelement vormt om de fluctuaties binnen het klimaat systeem goed te kunnen begrijpen. Op deze onderwerpen wordt dieper ingegaan in 2 meer uitgebreide artikelen:
• Omvang 100 jaar ‘global warming’ is kleiner dan het verschil in lokale temperatuurfluctuatie tussen 2 dagen
• Neemt de mens het klimaat in eigen hand door minder CO2 te produceren?
Bron hier.
Referenties
1 – KNMI: Klimaatfluctuaties (februari 2019)
2 – Decadal Climate Variability and Predictability – Cassou et al. (2018)
3 – Apparent limitations in the ability of CMIP5 climate models to simulate recent multi-decadal change in surface temperature: implications for global temperature projections – Power et al. (september 2016) – citaat pagina 1: “All of the model simulations examined simulate multi-decadal warming in the Pacific over the past half-century that exceeds observed values. This difference cannot be fully explained by observed internal multidecadal climate variability, even if allowance is made for an apparent tendency for models to underestimate internal multi-decadal variability in the Pacific. Models which simulate the greatest global warming over the past half-century also project warming that is among the highest of all models by the end of the twenty-first century, under both low and high greenhouse gas emission scenarios. Given that the same models are poorest in representing observed multidecadal temperature change, confidence in the highest projections is reduced.”; citaat pagina 16: “This does not support the hypothesis that recent multi-decadal change in the IPO is extreme.”
4 – Investigating a solar influence on cloud cover using the North American Regional Reanalysis data – Krahenbuhl (april 2015)
5 – New perspectives in the study of the Earth’s magnetic field and climate connection: The use of transfer entropy – Kampuzano(november 2018)
6 – Thermal Enhancement on Planetary Bodies and the Relevance of the Molar Mass Version of the Ideal Gas Law to the Null Hypothesis of Climate Change – Holmes (april 2018)
7 – Correlation in seasonal variations of weather, VIII A preliminary study of world-weather – Walker (januari 1923)
8 – Multi-periodic climate dynamics: spectral analysis of long-term instrumental and proxy temperature records – Lüdecke et al. (februari 2013)
9 – Wikipedia: overzicht van de thermohaline circulatie
10 – Confirmation of ENSO-Southern Ocean Teleconnections Using Satellite-Derived SST – Ferster et al. (februari 2018)
11 – A Pacific Interdecadal Climate Oscillation with Impacts on Salmon Production – Mantua et al. (juni 1997)
12 – Solar Wind, Earth’s Rotation and Changes inTerrestrial Climate – Mörner (maart 2013)
13 – KNMI: Klimaatwetenschap. Hoe het begon (februari 2015)
14 – Oceanic Influences on Recent Continental Warming – Compo et al. (2009)
15 – Wikipedia: “Het klimaat is de gemiddelde weerstoestand (temperatuur, windkracht, bedekkingsgraad en neerslag) over een periode van minimaal 30 jaar.”
Martijn, misschien misplaatst onder jouw artikel, maar ik kom wederom met deze:
https://edberry.com/blog/climate-physics/agw-hypothesis/human-co2-emissions-have-little-effect-on-atmospheric-co2/
“Note: The International Journal of Atmospheric and Ocean Sciences has accepted this paper for publication. The journal will send me its publication version for my review and final edit. So, if you find any errors in this post, please tell me.”
Volgens Guido, Dirk en Ferdinand absolute BS…
Hoi Anne, dank voor je suggestie (dit betreft inderdaad wel een heel andere onderwerp).
Het argument dat de natuur zelf grotendeels verantwoordelijk zou zijn voor de toename van CO2 heeft denk ik vooral een polariserend effect.
Het is een argument dat vooral door extreme sceptici als Pierce Corbyn wordt gebruikt (hij beschrijft dit argument o.a. in de film van Marijn Pouls ‘The Uncertainty has Settled’).
Ik ben dus wel bekend met dat argument maar voor mij gaat dit een brug te ver.
PS. Qua inhoud: de omvang van de wereldbevolking lijkt in mijn ogen wel de onderliggende verklarende factor t.a.v. de (spurieuze) correlaties tussen de CO2 en de temperatuur, omdat deze laatste correlatie nauwelijks los te koppelen lijkt van de groei van de wereldbevolking. Vooral in een analyse gericht op het niveau van individuele decennia openbaart dit patroon zich heel duidelijk. In mijn ogen levert dit wel een complicatie op want positieve correlaties tussen CO2 en de temperatuur blijken hiermee dus niet op zichzelf te staan. Een andere complicatie vormt in mijn ogen dat de ‘Annual Greenhouse Gas Index’ (AGGI van het NOAA) iets zwakker blijkt te correleren met de temperatuur dan tussen CO2 en de temperatuur het geval is; het is weliswaar een klein effect maar toch. Ook is bekend dat in de zuidelijke oceaan onverwachte veel CO2 is uitgestoten (ofschoon dit ook wordt betwist). Tenslotte, hiermee is natuurlijk helemaal niet gezegd dat de mens niet verantwoordelijk zou zijn voor het overgrote deel van de toename van de CO2; er zullen wel aanwijzingen zijn dat hierop het een en ander valt af te dingen vanwege o.a. de vergroening van de aarde wat mogelijk de impact van de mens op het niveau van CO2 heeft vergroot maar dat wordt dan wellicht wel vooral speculeren op vooral een retorisch niveau dat lijkt op de kwestie van de kip en het ei. Daarom kan ik wel begrijpen dat dit argument als ‘BS’ wordt afgeserveerd.
(Het lijkt in mijn ogen vooral een argument dat koren op de molen van welbespraakte excentrieke mensen die bepaalde aannames stevig omarmd hebben)
Guido, ik vind het vooral fascinerend. Ik vind het werk van Berry interessant omdat ik niet begrijp waarom een fysisch atmosferisch wetenschapper als Berry tegen de meute in overtuigd is van zijn gelijk en daarbij ook de ondersteuning van een aantal wetenschappers heeft. Engelbeen is het er niet mee eens en heeft vele reacties gepost onder verschillende stadia van de preprint bijvoorbeeld. Op zijn beurt wordt Engelbeen weer redelijk afgeserveerd op BV. Persoonlijk heb ik op Climategate nog geen enkel onderbouwd weerwoord opgemerkt betreffende het werk van Berry; slechts BS opmerkingen.
Guido, jouw kritiek op The International Journal of Atmospheric and Ocean Sciences neem ik uiteraard serieus.
Begrijp dat Berry hoe dan ook zijn werk gepubliceerd wil hebben. Publicatie is niet per definitie gelijk; dat is het ook niet voor de “betrouwbaren”. Misschien zwengelt het een verdere discussie aan. Ik ga voor waarheid en het maakt me geen moer uit via welke weg.
Martijn, ik dank je voor al je oprechte en inhoudelijke reacties.
Vind de discussies zeer leerzaam.
Re: Anne “Ik ga voor waarheid en het maakt me geen moer uit via welke weg.”
Deze houding spreekt mij ook erg aan, maar goed… de realiteit is wel dat niemand de waarheid in pacht heeft, wat natuurlijk ook geldt voor het IPCC (het verleden heeft dit immers ook al heel duidelijk gemaakt).
Guido, ik heb jouw voorbeeld van bankrekening meerdere malen voorbij zien komen.
Ik denk dat je een bankrekening niet met een natuurlijk zelfregulerend systeem kunt vergelijken.
Daarnaast is de mens een natuurlijke variabiliteit die niet los gezien kan worden van het natuurlijke systeem.
Ook zijn stookgedrag ter onder andere verwarming, dus exploitatie, niet. Het is ook niet zo dat fossiel stoken per definitie anders zou zijn dan “natuurlijk” stoken middels hout.
De mens is een isotoop binnen een creatie context en concept met een bepaald gedrag en dito gevolgen.
Wat mij betreft geldt dat als antropgogeen 5% is, dat een feit is die misschien de evenwichtswaarde op een ander plan brengt.
Maar termieten bijvoorbeeld hebben ook hun aandeel. Zonder termieten zag de CO2 uitstoot er ook anders uit.
Misschien is het een goed plan om eens puntsgewijs Berry’s artikel te behandelen.
Iets anders wat in overweging moet worden genomen dat de mensheid wel degelijk een speciaal soort is binnen de evolutie.
We kunnen het dan hebben over waar alle geloofsoorlogen over gaan; we kunnen het hebben over Darwin versus religie en noem het maar op. Op ons menselijk deel van bewustzijn en uitvoering is er ogenschijnlijk wel een wereld van verschil. Maar welke diersoort ook bestudeerd wordt, er verandert nagenoeg niets binnen de diergroep. De mensheid als diergroep is een ander verhaal. Waarom?
Waarom zien wetenschappers zichzelf als een bijzondere diergoep naast dat mensen in het algemeen dat ook zijn.
Is het zo dat mensen een bijzondere diersoort zijn en in vervolg daarvan is het zo dat wetenschappers een nog meer bijzondere diersoort zijn?
Maw naast een klimaatdiscussie moet er ook een andere discussie worden gevoerd…
Guido, dank voor je reactie.
Het gelijk en het juiste eind lijkt me geen wetenschappelijke conclusie.
De natuurlijke boekhouding heeft Berry het feitelijk ook over; voorlopig zie ik niet in waarom een menselijk bankrekening voorbeeld voor een natuurlijk systeem equivalent zou zijn. Berry haalt vele punten aan, Engelbeen ook. Ik heb de discussie gevolgd en niet begrepen. Misschien kun jij de essentieele verschillen duiden tussen Berry en Engelbeen. Voor mij is ondanks mijn pogingen het en de plot te vinden niet gelukt.
Wat blijft is mijn overtuiging dat je geen appels met peren kunt vergelijken, dus ook geen bankrekening met een natuurlijk systeem.
Een natuurlijk systeem incasseert verliezen en winsten op een compleet andere manier.
Guido, en nog even een ding wat met steekt en torpedeert. Je zegt “Anne, je zegt hier eerder dat je voor de waarheid gaat. Ik hoop dat je inziet dat Berry dat dus niet doet,”.
Waarom zou Berry dat niet doen? Wat is hij ermee gebaat om onwaarheden te vertellen contra de algemene opvattingen?
En laten we het eens hebben over wat waarheid is. Bestaat die wel?
En hoe tonen we aan dat waarheid bestaat?
Guido, mijn leven lang is een zoektocht naar waarheid.
Voorlopig was en is mijn conclusie dat het in het reeds bij geboorte gegeven aanwezig geweten ligt.
Misschien kun jij er ook iets over beweren.
@ Anne
Het probleem zit hem in de centrale aanname
Outflow = L / Te (vergelijking 2)
dus dat de opname van de biosfeer proportioneel is met de concentratie. Dat is niet bepaald het geval. Er groeien nu niet ineens 50% meer planten en algen op aarde omdat de CO2 concentratie met 50% is toegenomen.
Daarnaast, het leuk om een model te maken, maar ik lees geen alternatieve verklaring waarom sinds de industriële revolutie de co2 concentratie zo hard stijgt.
Voorbijganger, waar het em in zit daar kunnen we nog urenlang over discussieren.
Vanaf de industrieele revolutie stijgt de co2 concentratie volgens en middels de patenten van Keeling.
Dát is het model vanaf 1958. Is het waarheid?
Zie Nikolov’s bevindingen https://twitter.com/i/moments/1136112695755694080
eeeh wacht even, die tweet van Nikolov van 30 mei naar dat paper van Luijendijk gaat over de evolutie van zandkusten. De paper laat zien dat zandkusten over het algemeen groeien. Daar zit logica achter want anders was er geen zandkust – vanzelf erodeert al het zand weg.
Net als de Nederlandse kustlijn. Omdat er netto flux van zand naar de kust is, was deze zo lang stabiel.
Dat heeft allen zijdelings met de zeespiegel te maken – in ieder geval ‘meet’ het niet dat de zeespiegel niet stijgt.
Ik weet niet wat je met de patenten van Keeling bedoelt. Ik ben niet zo ingewijd in alle klimaatsceptische theorieën.
Voorbijganger, Nikolov doet een beroep om te bezien dat data mogelijkerwijze gemanipuleerd zijn.
Tenzij er een andere verklaring is…
Hij stelt dat fysisch gezien de correlatie zeespiegel/co2 een onmogelijkheid is.
Duimpje down is dus kennelijk afkomstig van een klimaatalarmist die geen klimaatwetenschapper is.
Voorstel: ipv downdumpen, geef een antwoord op de vragen die Nikolov aan klimaatwetenschappers stelt.
Hoi Anne (+ Voorbijganger & Guido), ik heb zojuist aanleiding gevonden om alsnog een inhoudelijk bijdrage te willen leveren naast mijn eerder gemaakte punt betreffende dat het punt mogelijk vooral op retoriek zou kunnen zijn gebaseerd.
Ik heb zojuist een studie uit een boreaal gebied in Canada onder ogen gehad waarin duidelijk wordt dat de CO2 in die regio geenszins het typische patroon laat zien waarbij de CO2 ieder jaar alleen maar verder lijkt op te lopen. Want uit figuur 2 blijkt dat in het jaar 1992 in die regio op basis van uur-metingen een brede CO2 piek werd waargenomen die vervolgens 3 jaar op rij duidelijk niet werd overtroffen, zie:
https://www.tandfonline.com/doi/pdf/10.3402/tellusb.v55i2.16752
(Van belang is hierbij ook dat het CO2 niveau een hele sterke correlatie toont met de groeisnelheid van de vegetatie, waarbij bovendien de windrichting ook een significante invloed blijkt te hebben; dit duidt op een complexe interactie tussen de CO2 concentratie, de groeisnelheid en de klimatologische omstandigheden)
In dit perspectief wil ik er nu graag op wijzen dat op het zuidelijk halfrond veel minder sprake is van begroeiing, waardoor de complexe relatie tussen vegetatie, CO2 & de klimatologische omstandigheden logischerwijs ook minder van invloed kan hebben gehad op zowel de CO2 als de temperatuur.
En nu komt het: vanuit deze kijk op de zaken is het eigenlijk toch wel vreemd om te moeten constateren dat we er stilzwijgend vanuit gaan dat de groei van de CO2 overal ter wereld wordt waargenomen… echter juist op het zuidelijk halfrond waar relatief weinig vegetatie wordt aangetroffen (t.o.v. het noordelijk halfrond) is de opwarming afgelopen 150 jaar aanzienlijk kleiner geweest. Bovendien kan worden opgemerkt dat zowel op de zuidpool als op Groenland – waar in beide gevallen relatief weinig vegetatie voor komt… de temperatuur eigenlijk nauwelijks is gestegen!
Ik ben hierbij daarom geneigd om te stellen de mogelijkheid dat de natuur zelf ook een flinke bijdrage heeft geleverd aan de toename van de CO2 in de atmosfeer bij nader inzien niet zo maar definitief kan worden uitgesloten.
PS. Ik wil hier nog wel aan toevoegen dat ik hiermee geen bezwaar wil maken tegen de redenering van Guido (via een bankrekening analogie); want mijn punt biedt denk ik onvoldoende support voor het idee dat de mens slechts verantwoordelijk zou kunnen worden gehouden voor slechts 5% van de CO2 in de atmosfeer.
Ik heb de indruk dat discussies over klimaat veel te vaak vooral op een retorisch niveau worden gevoerd waarbij meestal nauwelijks wordt gesproken over de dynamiek van de betrokken natuurkundige processen; ik hoop daarom dat mijn input op dit punt hier vooral in dat opzicht als een nuancering kan worden herkend… met de kanttekening dat in mijn ogen de aanname dat de helft van de door de mens geproduceerde CO2 in het oceaan systeem zou verdwijnen feitelijk een forse complicatie oplevert omdat we eigenlijk geen scherp beeld hebben van wat er het oceaan systeem als geheel precies allemaal gebeurd – er zijn immers in de zuidelijke zee ook controversiele waarnemingen geweest waaruit blijkt dat het oceaan systeem lokaal juist zelf verantwoordelijk is geweest voor de uitstoot van CO2 – zie de bijzonder interessante analyse van NASA onderzoekster Corinne Le Quéré :
“When I started about 15 years ago, it was assumed that the circulation of the ocean did not change. The only thing we ever thought about was carbon dioxide increasing in the atmosphere,” says Le Quéré. “Now we have a much broader view of what is happening. I think very few people accept the steady state hypothesis anymore. That’s finished.”
Bron: earthobservatory*dot*nasa.gov/features/OceanCarbon
Dankjewel Martijn. Hoop dat er een volgende mogelijkheid komt er nog eens nader op in te gaan.
@Martijn van Mensvoort
Nogmaals dank en ook dank aan Ronald en Guido ;-)
Ik vraag mij af of het gebruik van een dataset met een mondiaal karakter wel wenselijk is.
Details (onterecht “ruis” of “toeval” genoemd) vallen weg en het gebruik van anomaliën roept bij mij vragen op (over de periode 1961-1990 zou de “mean” toch nul moeten zijn?).
Wellicht is de HadCET- of Labrijnreeks bruikbaar.
Misschien is een derde afgeleide van de temperatuur (“impuls”, warmte shock) bruikbaar om de oorzaak van een temperatuurverandering op te sporen.
Hoi Boels,
In het perspectief van de zorgen over ‘global warming’ is het vanzelfsprekend noodzakelijk om op basis van een mondiale data set te werken. Een punt van zorg is wel dat alle data sets moeten corrigeren voor een wisselend bereik bij de polen; zelfs de reeksen gebaseerd op satelliet data (maar die vormen geen onderdeel van mijn artikel omdat hiervoor slechts data beschikbaar is over enkele decennia).
Overigens, bij sommige data sets wordt ook wel data aangeleverd voor individuele werelddelen.
Wat betreft de HadCET, dit betreft de oudste temperatuur reeks die ook in mijn artikel verwerkt zit; de Labrijn ook want dit betreft de reeks die betrekking heeft op de Bilt.
Maar wellicht dat je beide daarom ook noemde?
PS. Bij de grafieken in mijn artikel zijn de decennia gedefinieerd op basis van 19×0 t/m 19×9; de referentie periode loopt meestal van 19a1 t/m 19d0 wat voor een kleine mismatch kan zorgen; wellicht komt hier je opmerking vandaag m.b.t. dat de “mean” nul moet zijn? Deze komt altijd wel uit dicht bij nul (overigens, vanzelfsprekend n.v.t. op de groene pijlen).
In het perspectief van de zorgen over ‘global warming’ is het vanzelfsprekend noodzakelijk om op basis van een mondiale data set te werken.
Ja, want anders is de rol van CO2 niet aantoonbaar.
De vraag is of natuurlijke oorzaken daarmee niet onderbelicht blijven; cyclische, natuurlijke processen treden niet overal op.
Zeker Boels, dat is een punt van zorg.
Enerzijds denk ik hierbij aan de invloed van warmte die van onder de aardkorst komt (t.a.v. vooral de invloed van hydrothermische bronnen is in ieder geval onderkend dat deze qua aantallen met een factor van ongeveer 3 tot 6 zijn onderschat maar het is lastig om hieruit af te leiden hoe groot de impact van de onderschatting is; maar voor mij is wel duidelijk dat dit een factor is die ook een bijdrage levert aan de overschatting van de antropogene opwarming want hiermee wordt in de rekensommetjes geen rekening gehouden m.b.t. het warmte overschot). Het is dan ook onbekend in hoeverre ook hierbij cycli een rol spelen.
Anderzijds is er de invloed van kosmische straling in relatie tot de invloed van de zon; er zijn experts (zoals Bas van Geel) die beweren dat omdat de invloed van de kosmische straling lastig kwantificeerbaar is deze factor in klimaat modellen meestal buiten beschouwing wordt gelaten met als gevolg dat de invloed van de zon wordt onderschat. Waarschijnlijk spelen kosmische cycli hierbij een cruciale rol.
Om verder nog maar te zwijgen over rondom de getallen die worden gebruikt om de invloed van de mens te kwantificeren feitelijk een grote onzekerheidsmarge van toepassing is deel veelal buiten beschouwing wordt gelaten.
Kortom, er valt nog wel het een en anderl af te dingen op de gedachte dat alle opwarming boven op de 70-jarige cyclus door de mens zou zijn veroorzaakt.
@Martijn van Mensvoort
Ik heb even gekeken naar de verschillen tussen de anomaliën van het NH en SH.
Die zijn in het onderhavige verband best wel groot; in Juni zijn de verschillen het kleinst, tussen -0,219K en 1,286K.
Re: Boels, een tegenstelling in de temperatuurontwikkeling van de noord- en zuidpool is min of meer normaal.
In de 20ste eeuw zat de temperatuurontwikkeling van de noordpool en zuidpool vrijwel voortdurende in een tegengestelde fase, zie bijvoorbeeld deze illustratie:
http://klimaatcyclus.nl/klimaat/pics/temperatuur-ontwikkeling-zuidpool-noordpool-groenland.jpg
Even Simon Rozendaal / Elsevier (1 juni) erop nageslagen: GreenPeace is hoofdschuldige aan de toename wereldwijd van CO2-uitstoot door hun jarenlange blokkade tegen R&D in nieuwe kernenergie. Altijd leuk als gerenommeerde andere kritische wetenschapsjournalisten jouw opinie feitelijke gedocumenteerd onderschrijven.
En dan weer Elsevier (8 juni) Simon Rozendaal (met pensioen maar even scherp als een mes), die Marcel Crok laat narekenen, dat als Urgenda / Rotmans in alle landen van de wereld gelijk zouden krijgen van de hoge rechter de wereld 0,06 gr Celsius zou afkoelen in 2100, dus niet afleesbaar op een thermometer. Kijk daar kan je “nuttig” gepolitiseerd op voortbouwen als klimaatalarmist.
Verder : Huidige klimaatbeheersingsmaatregelen hebben reeds vele triljoenen $ gekost wereldwijd en het heeft geen meetbaar effect gehad en het IPCC becijfert $122 Triljoen nog te gaan….. :
https://wattsupwiththat.com/2018/10/10/ipcc-demands-122-trillion-to-fight-the-global-war-on-weather/
Verhelderend dergelijke kritische analyses toch? Zou de politiek dit ook lezen?
Gezocht & gevonden: HadCRUT4 ‘hiaat’ bovenop 70-jarige cyclus begon al vanaf 1980-1984!!!
Gemiddelde temperatuur 1980-1984 = +0,514°C hoger dan de 5-jarige periode 7 decennia eerder (1910-1914)
Gemiddelde temperatuur 1995-1999 = +0,570°C hoger dan de 5-jarige periode 7 decennia eerder (1925-1929)
Gemiddelde temperatuur 2010-2014 = +0,481°C hoger dan de 5-jarige periode 7 decennia eerder (1940-1944)
CONCLUSIE: Eigenlijk kan hierbij worden gesproken over een tenminste 30-jarig hiaat.
PS. Vervolgens diende de 2015/2016 ‘super El Nino’ zich aan waardoor de pauze in de temperatuurontwikkeling tot een einde kwam:
Gemiddelde temperatuur 2015-2018 (zonder 2019) = +0,750°C hoger dan 7 decennia eerder
(Op het niveau van hele decennia is overigens waarschijnlijk bij geen enkele mondiale temperatuur reeks een ‘hiaat’ aantoonbaar)
Omgerekend in de gemiddelde stijging per decennium (bovenop de 70-jarige cyclus) levert de volgende waarden:
De gemiddelde temperatuurstijging boven op de 70-jarige cyclus bedraagt op basis van de 4 jaren in de periode 2015-2018 omgerekend gemiddeld +0,107°C per decennium.
Terwijl dit voor de periode 2010-2014 uitkwam op slechts gemiddeld +0,069°C, wat zelfs lager was dan in de periode 1980-1984 waarbij deze waarde toen al uitkwam op +0,073°C.
* Excel file met de data (30 jarig hiaat na periode 1980-1984 is zichtbaar in kolom W):
http://klimaatcyclus.nl/klimaat/HadCRUT.4.6.0.0.monthly_ns_avg-V3-halvedecennia-hiaat.xlsx
Het ‘plateau’ tussen 1980-1984 en 2010-2014 (bovenop de 70y cyclus) bevat een mooi verhaal!
Want uit onderstaande plaatje blijkt dat zich in 1982/1983 een flinke El Nino aandiende (net geen super El Nino), die vlak ervoor vooraf werd gegaan door de El Chichon vulkaanuitbarsting (categorie) in maart/april 1982, zie:
https://oz4caster.files.wordpress.com/2019/06/s1-cfsr-gta-mc12-enso-ast-1979-2019-05.gif
PS. Een ’temperatuur plateau’ (bovenop de 70-jarige cyclus) is hier een meer gepaste term dan het woord ‘hiaat’ dat ik in voorgaande post gebruikte; de associatie maakte ik omdat het ‘hiaat’ in de temperatuur anomalie van de periode 1998-2014 betrekking heeft op de gehele 2de helft van het ‘plateau’ (bovenop de 70-jarige cyclus). Kortom, het ‘hiaat’ in het perspectief van de temperatuur anomalie vormt een onderdeel van het ‘plateau’ dat enkel zichtbaar is wanneer rekening wordt gehouden met de 70-jarige cyclus.
Eigenlijk suggereert dit zelfs dat de impact van het ‘hiaat’ in zekere zin wordt onderschat omdat het perspectief van de 70-jarige cyclus laat zien dat de opwarming in de periode 1980-2014 nauwelijks een structurele impact heeft gehad over een periode van ongeveer 35 jaar. Overigens, tijdens het ‘plateau’ vonden in totaal 4 grote vulkaanuitbarstingen plaats:
– El Chichon (1982, categorie 5)
– Mount Pinatubo (1991, categorie 6)
– Mount Hudson (1991, categorie 5)
– Puyehue-Cordón Caulle (2011, categorie 5)
(Overigens, de langste periodes zonder een categorie 5 vulkaanuitbarsting duurde 22 jaar sinds het jaar 1883; dus de kans aanwezig dat er uiterlijk 2033 weer eentje kunnen verwachten)
@Martijn:
Op http://www.climate4you.com/ is heel wat te vinden.
Bijvoorbeeld:
http://www.climate4you.com/GlobalTemperatures.htm#Cyclic air temperature changes
Hoi Boels, de grafiek in het onderdeel waar je naar verwijst vormt onderdeel van de geupdate versie van mijn artikel.
(De update is enkel beschikbaar op mijn eigen website; deze is dus niet verwerkt in de versie van mijn artikel op Climategate)
Martijn, misschien voor jou interessant https://rclutz.wordpress.com/2019/06/24/update-on-warming-hiatus/?fbclid=IwAR3qyijVfaXPvNM80L4tYHZU6bClaXMkuIDGRHP3rjp53K-DfnuiJjJ5FJ4
Orginele artikel ivm discussie eronder http://clivebest.com/blog/?p=8934
(Whatever happened to the Global Warming Hiatus?)
Part of the Pacific Ocean is not warming as expected, buy why?
“..
Climate models of global warming—computerized simulations of what various parts of the earth are expected to do in reaction to rising greenhouse gases—say that the equatorial cold tongue, along with other regions, should have started warming decades ago, and should still be warming now. But the cold tongue has remained stubbornly cold.
..”
https://phys.org/news/2019-06-pacific-ocean.html
Anne & Boels… dank voor jullie suggesties!
Re: Anne, ik heb in mijn post van 26 jun 2019 om 14:55 gisteren alsnog een argument naar voren geschoven dat indirect mogelijk relevantie heeft in het perspectief van de redenering van Berry en de bevindingen van Nikolov
Re: Boels, da’s inderdaad een interessant verhaal over de zone van de grote oceaan bij de evenaar afgelopen 60 jaar; opvallend dat ook hier het beeld ontstaat dat de modellen de snelheid van de opwarming met een factor 2 te hoog inschatten:
“The average or median model says the cold tongue should have warmed by 0.8 degrees C or more over the past six decades, but the real value is only 0.4 degrees or less.”
(Deze beschrijving sluit eigenlijk heel mooi aan de bij de 49% waarop ik ben uitgekomen in mijn empirische benadering voor het klimaat wereldwijd, waarbij bijna de helft van de opwarming van afgelopen 39 jaar kan worden toegeschreven aan natuurlijke variabiliteit)
PS. Ik heb zojuist in nog een andere Chinese studie uit 2011 nog een interessante EEMD analyse aangetroffen (welke een duidelijke parallel bevat met mijn analyse) waarbij ook nog een vergelijking wordt gemaakt met inschatting in het IPCC rapport van 2007 (AR4); uit tabel 2 blijkt dat t/m 2008 op basis van de HadCRUT3 ruim 35% (MDV = 0,052°C per decade) van de opwarming in de periode 1982-2005 kon worden toegeschreven aan de natuurlijke variabiliteit… echter, omdat het IPCC in haar AR4 rapport de opwarming voor deze periode van 25 jaar ook nog eens 0,029°C hoger heeft ingeschat dan de HadCRUT3 zou kunnen worden gesteld dat de opwarming van 0,177°C per decade die het IPCC op basis van de modellen beschrijft eigenlijk maar liefst 0,052°C + 0,029°C = 0,081°C te hoog heeft ingeschat… wat neerkomt op een overschatting van eigenlijk maar liefst ruim 84% voor de 25-jarige periode t/m 2008 en dit levert (weliswaar via een omweg) een percentage van 45,7% in het perspectief van de “ruim 49%” die ik in mijn analyse heb beschreven!!!
Bron (Wu et al, 2011):
https://link.springer.com/article/10.1007/s00382-011-1128-8
Citaat uit de samenvatting:
“4 Summary and discussion
In the previous sections, we have presented the results of EEMD analysis, which indicate that the secular warming trend during the 1980s and 1990s was not as large as the linear trends of the observation-based GST estimated in AR4 (IPCC 2007); and that the unprecedented rate of warming in the late twentieth century was a consequence of the concurrence of the upward swing of the multidecadal variability, quite possibly caused at least in part by an increase in the strength of the thermohaline circulation, and a secular warming trend due to the buildup of greenhouse gases. We estimate that as much as one third the warming of the past few decades as reported in Fig. TS.6 of the Summary for Policymakers of AR4 (IPCC 2007) may have been due to the speeding up of the thermohaline circulation. … Furthermore, by analyzing the temporal derivatives of ST, we have demonstrated that the secular warming trend in GST has not accelerated sharply in the past few decades.”
M.a.v. woorden: de aanname dat er sprake zou zijn van een ‘versnelling’ in de antropogene factor lijkt in potentie VOLLEDIG het gevolg van de onderschatting van de natuurlijke variabiliteit!!!
(Dit laatste zou sommige mensen hier wellicht opnieuw tot nadenken kunnen bewegen over de aannames die ze hebben gemaakt m.b.t. de invloed van de antropogene factor, want een aanname betreffende een versnelling van deze factor lijkt niet te handhaven nadat een relatief grote invloed van de natuurlijke variabiliteit is onderkend!)
@Martijn:
Graag gedaan!
(Een onderdeel van mijn dagelijks “bewustwordingsproces” bestaat uit bezoeken van een aantal websites en dan tref je soms leuke dingen aan die ik meestal in “Off Topic” plaats).
Martijn, de ene Wu is de andere niet. Zie https://www.nature.com/articles/s41612-019-0075-7. Een recente studie. Een paar quotes daaruit:
“we show that the observed GMSAT (global mean surface air temperature) changes from 1880 to 2017 on multi-decadal or longer timescales receive contributions of about 70% from GHGs, while AMV and PDV together account for roughly 30%.”
“As the GHGs increase further, our study shows a declined influence of the PDV and AMV to global and regional climate relative to that of GHGs.”
Dat lijkt me niet in overeenstemming met hoe jij de bijdrage van natuurlijke variabiliteit interpreteert.
Hoi Ronald, veel dank voor het delen van die Chinese studie want die had ik nog niet gevonden.
Ik ben eigenlijk zeer aangenaam verrast dat deze Chinese onderzoekers (zonder gebruik te maken van de EEMD analyse) toch tot een bijdrage van 30% zijn gekomen voor de combinatie van de AMO & de PDO (= PDV) voor de periode 1880-2017; want bij mijn methode op basis van de 70-jarige cyclus kom ik voor de periode 1880-2017 uit op een veel lager percentage, namelijk: hooguit 18,6%.
In deze zeer recente Chinese studie van eerder deze maand (11 juni 2019) gaat het om een analyse gericht op de temperatuurstijging tussen 1880 en 2017, dus over een periode van 137 jaar. Kortom, deze periode omvat bijna 2 gehele oscillaties van de 70-jarige cyclus. In het perspectief van mijn studie zou de bijdrage van de 70-jarige cyclus in dit perspectief logischerwijs dus eigenlijk nihil behoren te zijn, althans bij een analyse op basis van hele of halve decennia (welke logischerwijs meer betrouwbare resultaten opleveren dan bij een analyse op basis van individuele jaartallen).
Echter, via een minder betrouwbare analyse op basis van hele jaartallen rolt er bij mijn methode voor de periode 1880-2017 toch nog een percentage van 18,6% voor de bijdrage van de 70-jarige cyclus t.o.v. bijvoorbeeld een vergelijking met de periode 1877-2017 (indien de onderzoekers de periode 1877-2017 zouden hebben gebruikt dan was de bijdrage van de 70-jarige cyclus op nul uitgekomen in deze berekening).
PS. Wellicht dat voor Guido de volgende passage in de abstract van deze Chinese studie een eye-opener kan vormen, want deze omschrijving toont aan dat het niet langer gerechtvaardigd is om bij het maken van een inschatting enkel de amplitude van de AMO (22%) te gebruiken want de bijdrage van de PDO (PDV = 8%) mag niet worden onderschat:
“Moreover, AMV contributes more to time-evolving GMSAT on multi-decadal and longer timescales, but PDV leads AMV on decadal timescales with comparable contributions to GMSAT trends.”
Figuur 2 is ook heel interessant want hierin kunnen we aflezen dat bij de verschillende werelddelen overal een oscillerende beweging wordt aangetroffen tussen de CO2 en de temperatuur; de tegengestelde fasering t.o.v. de trendlijn tussen West-Europa en Australië lijkt iets om over na te denken… en de hogere frequentie van de oscillatie bij de ‘East Atlantic’ (rond de evenaar, dus bij Oost Africa)
(Overigens, van belang is denk ik ook dat we in figuur 4a kunnen zien dat de ‘versnelling’ rond 1989 uit de antropogene factor is verdwenen)
Tenslotte, deze Chinese onderzoekers hebben wel expliciet aangegeven dat ze bij hun analyse hebben gewerkt met een alternatieve (meer complexe) definitie voor de AMV en de PDO (PDV) t.o.v. de 2 benaderingen die in eerdere onderzoeken meestal zijn gebruikt. Echter, het is denk ik wel goed om te zien dat hierbij een meer consistent beeld is ontstaan over hoe de cyclus in beide oceanen zich tot elkaar verhouden.
Ik vind het verder ook erg prettig om te zien dat het gewicht van de AMV en de PDO zich verhoudt als 3:1 in de formule voor de temperatuurontwikkeling voor de specifieke periode 1880-2017:
GMSAT = 0,229xCO2_e + 0,072xAMO + 0,024xPDV
Immers, dit betreft exact dezelfde verhouding die ook wordt aangetroffen in het experimentele model dat ik in de één-na-laatste paragraaf van mijn artikel met een link heb vermeld; citaat uit de bron:
“Excellent correlation (R²=.96!) with temperature is obtained by adding to the sunspot integral the most significant ocean oscillations (the PDO-Pacific Decadal Oscillation + AMO- Atlantic Multidecadal Oscillation*3).”
Bron: https://hockeyschtick.blogspot.com/2010/01/climate-modeling-ocean-oscillations.html
Tja, CO2_e+AMV+PDV heeft mondiaal gezien een correlatie van 0.993!!!
Re: Ronald “Tja, CO2_e+AMV+PDV heeft mondiaal gezien een correlatie van 0.993!!!”
Tsja, da’s een heel hoog getal; maar hierbij is bij de berekening van de ‘CO2_e’ wel trukendoos opengetrokken:
– Waarbij bijvoorbeeld voor de laatste 6 jaar een andere berekening is gebruikt dan voor de periode 1880-2011 (er wordt geen reden opgegeven voor deze keuze);
– de toename van de CO2 bijna met een factor 2 omhoog is gepompt voor de periode 1880-2011, zie het volgende citaat:
“From 1881 to 2011, the observed CO2 concentration increases by 99 parts per million by volume (ppmv; from 291 to 390 ppmv; red line in Fig. 1a), but CO2_e increases by 177 ppmv (from 295 to 472 ppmv; blue line in Fig. 1a).”
– Bovendien praten we in deze analyse over het 9-jarige gemiddelde van de temperatuur waarmee de correlatie natuurlijk ook hoger uitvalt dan bij een analyse op basis van getallen die zijn gerelateerd aan individuele jaren of (have) decennia. Immers, wanneer je bijvoorbeeld mijn (nieuwe) grafiek van het 70-jarig gemiddelde zou gebruiken als representant voor de temperatuurontwikkeling dan zou het gewicht van de antropogene factor die wordt gerapporteerd in dit model nog flink veel groter worden en het gewicht van de AMO & PDO zou beide flink dalen.
Kortom, enerzijds interessant dat dit artikel zelfs voor een 137-jarige periode, waarbij de impact van de AMO & PDO relatief laag zou moeten, aan de combinatie van beide factoren een gewicht toegekend van ongeveer 30%… komt deze methode op mij nogal gekunsteld over; ik herken ook direct dat de formule suggereert dat de temperatuurstijging in de 2010s volgens deze methode eigenlijk zelfs VOLLEDIG aan de antropogene factor wordt toegeschreven – terwijl mijn halve decennia analyse heeft uitgewezen dat dit enkel van toepassing zou kunnen zijn op de 2015s, maar hiervan weten we dat de ENSO cyclus via de super El Nino van 2015/2016 een flinke bijdrage heeft geleverd aan de stijging van bijvoorbeeld het 9-jarig gemiddelde t/m 2017.
Moraal van het verhaal: in deze studie wordt de temperatuur stijging bovenop de AMO & PDO volledig aan de antropogene factor toegeschreven… echter dit is verre van realistische want we weten dat enerzijds de zon ook een factor van belang vormt + afgelopen decennia heeft de ENSO cyclus het 9-jarig gemiddelde via o.a. 2 super El NInos sterk beinvloed.
(Mijn analyse is geheel gebouwd op het totaalbeeld van de empirische trend waarbij helemaal geen factoren worden buitengesloten; bij de EEMD analyse wordt een vergelijkbare benadering gebruikt waarbij altijd veel meer signalen worden aangetroffen dan het 3-tal dat in deze Chinese studie worden ‘gebruikt’… eigenlijk zou ik hier zelfs het woord ‘gebruikt’ kunnen vervangen door ‘misbruikt’ want deze Chinese studie bevat volgens mij overigens ook enkel een verwijzing naar de studie met een EEMD analyse uit 2011 waarin enkel het wiskundige aspect van de amplitude wordt beschreven – zonder een beschrijving in hoeverre de amplitude in de loop van de klimaat cyclus zou kunnen zijn veranderd)
PS. Overigens, de volgende passage suggereert een amplitude die varieert van maar liefst 0.24 °C tot 0.09 °C (echter, uit de plaatjes bij figuur 4 blijkt dat de hoogste waarde van de amplitude bij deze methode rond de 1940s wordt aangetroffen, wat een direct gevolg lijkt van een ogenschijnlijk opgepompte versnelling van de antropogene factor tussen 1950 en 1980 – wat in mijn ogen op een artefact zou kunnen berusten die het gevolg zou kunnen zijn van onderliggende aannames bij de gebruikte formule uit het IPCC AR4):
“From our regression analyses above, AMV, PDV can cause GMSAT variations of ±0.24 °C and ±0.09 °C in this period, respectively.”
Tenslotte, figuur 4a toont een amplitude voor de natuurlijke cyclus die na 1940 overduidelijk afneemt, wat eigenlijk nogal bijzonder is… omdat de EEMD analyses, welke volledig berusten op de empirische data – juist een tegenovergesteld dynamiek beschrijven waarbij de amplitude in de loop van de 20ste eeuw alleen maar is toegenomen. Ik denk daarom dat de meerwaarde van deze studie vooral in de vorm van figuur 2 en figuur 1 kan worden gezocht – let op: figuur 1b beschrijft een global trend waarbij de temperatuur slechts met 0,43 °C stijgt per 100 ppm, wat een effect impliceert van een verdubbeling van CO2 t.o.v. het niveau bij het begin van de industriële revolutie waarbij een stijging van 290 ppm naar 560 ppm resulteert in een stijging van slechts 1,29 °C, en de stijging naar het huidige niveau rond 415 ppm impliceert een stijging van 105 ppm, wat dus neerkomt op een bijdrage in de temperatuurstijging van ongeveer 0,45°C… wat dus minder dan de helft is van het bekende graadje dat we sinds 1880 op de borden hebben zien verschijnen!!!
(Ik realiseer me dat dit laatste punt natuurlijk wel een vorm van ‘cherry picking’ betreft in het perspectief dat deze studie beschrijft, maar in mijn ogen geeft deze studie wel te denken dat in deze studie juist voor een periode van bijna 140 jaar zelfs op een behoorlijk hoge bijdrage uitkomt voor de AMO & PDO/PDV)
Martijn,
“….. de toename van de CO2 bijna met een factor 2 omhoog is gepompt voor de periode 1880-2011, zie het volgende citaat:”
De auteurs bekijken het iets ruimer dan CO2 alleen; alle relevante greenhouse gasses (GHG) en die omgerekend naar CO2-equivalent: “we employ the concept of equivalent CO2 (CO2_e hereafter) to include all well-mixed GHGs (e.g., CO2, CH4, NOx, CFCs).” Lijkt mij een prima te rechtvaardigen aanpak.
Jij kunt de methode gekunsteld vinden, Nature vond het publicatie waardig. Overigens lees ik hun verhaal toch anders dan jij. Het is volgens mij niet zo dat hun conclusie is dat 30% van de opwarming is toe te schrijven aan natuurlijke variabiliteit en 70% aan GHG. Die getallen komen voort uit een lineaire regressie methode voor een zo goed mogelijke fit van gemeten waarden aan de predictoren (GHG, AMV en PDV). Dit verklaart deels de hoge correlatie van 0.993.
Duidelijk is ook dat de gemiddelde bijdrage van AMV aan de globale temperatuur nul is over een langere periode, hetgeen Guido en ik geregeld hebben gemeld; het gemiddelde van de rode lijn is vrijwel nul:
“After the removal of the GHG-induced trend (blue line in Supplementary Fig. 3a), the residual GMSAT anomaly (red line in Supplementary Fig. 3a) exhibits significant multi-decadal timescale variability.”
Terecht concluderen ze dan ook:
“As the GHGs increase further, our study shows a declined influence of the PDV and AMV to global and regional climate relative to that of GHGs.”
Van natuurlijke variaties met groeiende amplitudes is in deze studie geen sprake.
Re: Inderdaad Ronald, dank voor je correctie – bij de passage waar je aan refereert doelde ik natuurlijk op het “equivalent” van de CO2: de CO2_e factor.
(“….. de toename van de CO2 bijna met een factor 2 omhoog is gepompt voor de periode 1880-2011, zie het volgende citaat:”)
Re: “Het is volgens mij niet zo dat hun conclusie is dat 30% van de opwarming is toe te schrijven aan natuurlijke variabiliteit en 70% aan GHG.”
Toch is dit denk ik een valide uitleg van wat de onderzoekers zowel in een abstract beschrijven als ook bijvoorbeeld in de volgende passage:
“Because of the use of standardized indices for CO2_e, AMV and PDV, it is assessed that the overall contribution from CO2_e to GMSAT changes is 70%, with 30% from AMV and PDV.”
(Er wordt hier immers een poging gedaan om de opwarming op te splitsen in een ‘antropogene component en een component die de natuurlijke variabiliteit vertegenwoordigd; vanzelfsprekend is dit inderdaad op de eerste regressie vergelijk gebaseerd die ik in mijn eerste reactie al presenteerde: GMSAT = 0,229xCO2_e + 0,072xAMO + 0,024xPDV; de verhouding tussen de getallen levert een waarde van ruim 29,5% op voor de component die de natuurlijke variabiliteit vertegenwoordigd… afgerond: 30%)
Re: “Duidelijk is ook dat de gemiddelde bijdrage van AMV aan de globale temperatuur nul is over een langere periode, hetgeen Guido en ik geregeld hebben gemeld; het gemiddelde van de rode lijn is vrijwel nul:”
Inderdaad, hierover zijn we het voortdurend eens geweest.
Maar ik stel wel vast dat deze onderzoekers dit punt eigenlijk niet lijken te hebben onderkend in hun benaderingswijze; ik vind het trouwens ook op vallend dat hun model suggereert dat de invloed van de antropogene factor tussen 1880 en 1900 zelfs negatief is geweest… ik hoop dat je inmiddels wel kunt begrijpen dat dit voor mij nog een signaal is dat deze onderzoekers waarschijnlijk niet stil hebben gestaan bij het punt dat je zeer terecht beschrijft.
(Overigens, ik vraag me af wat jou weerhouden heeft om naast de naam van Guido ook mijn naam te noemen… want dit is onderdeel van het inzicht dat ik tijdens de discussie meteen heb kunnen beamen toen het ter sprake kwam; uiteindelijk werd dit punt voor mij het handvat om in te zien dat mijn eerder genoemde 58% moest worden gecorrigeerd naar 49% – de input van Guido is hierbij van cruciaal belang geweest).
Re: “Terecht concluderen ze dan ook:
“As the GHGs increase further, our study shows a declined influence of the PDV and AMV to global and regional climate relative to that of GHGs.”
Van natuurlijke variaties met groeiende amplitudes is in deze studie geen sprake.”
Inderdaad, ik heb in mijn eerdere reacties al gewezen dat deze studie een afname van de amplitude beschrijft… maar bovendien ook niet op een EEMD analyse is gebaseerd.
Bovendien staat tegenover dat deze studie een wel hele hoge amplitude oplevert; ik had immers ook al gewezen op deze beschrijving van de amplitude:
“From our regression analyses above, AMV, PDV can cause GMSAT variations of ±0.24 °C and ±0.09 °C in this period, respectively.”
Volgens de eerder genoemde onderzoeken op basis van een EEMD methode loopt de amplitude bij de HadCRUT4 daarentegen op van iets minder dan ±0.06 °C aan het begin van de 20ste eeuw tot hooguit ±0.15 °C in de eerste decennia van de 21ste eeuw. De bandbreedte die ik in mijn update heb beschreven ligt hier keurig tussenin met: ±0.10 °C and ±0.125 °C.
PS. Ik heb overigens niet willen suggereren dat de publicatie Nature onwaardig zou zijn, maar in het perspectief zowel mijn eigen analyse als ook de diverse EEMD analyses heb ik inmiddels wel een aantal punten benoemd die eigenlijk inconsistent zijn met het perspectief dat we hebben besproken n.a.v. mijn artikel.
Overigens Ronald, jammer dat je niet hebt reageert op het laatste punt in mijn vorige post (zie citaat hieronder)… want de aangetroffen empirische trend van 0,43 °C stijging per 100 ppm CO2 stijging komt eigenlijk precies overeen met de onderkant van bandbreedte die zowel Guido als het IPCC gebruikt voor de transitieklimaatgevoeligheid (echter, de waarde van 0,43 °C stijging per 100 ppm CO2 stijging heeft betrekking op de evenwichtsklimaatgevoeligheid en immers niet op de transitieklimaatgevoeligheid).
“… let op: figuur 1b beschrijft een global trend waarbij de temperatuur slechts met 0,43 °C stijgt per 100 ppm, wat een effect impliceert van een verdubbeling van CO2 t.o.v. het niveau bij het begin van de industriële revolutie waarbij een stijging van 290 ppm naar 560 ppm resulteert in een stijging van slechts 1,29 °C, en de stijging naar het huidige niveau rond 415 ppm impliceert een stijging van 105 ppm, wat dus neerkomt op een bijdrage in de temperatuurstijging van ongeveer 0,45°C… wat dus minder dan de helft is van het bekende graadje dat we sinds 1880 op de borden hebben zien verschijnen!!!”
Laatste kanttekening: een lage evenwichtsklimaatgevoeligheid van ongeveer 1,2°C duidt er op dat de impact van de CO2 stijging via negatieve forceringen netto beperkt is gebleven sinds 1880 – anderen zoals Richard Lindzen zijn tot nog lagere waarden zijn gekomen, en in het ScienceTalks artikel van Frans van den Beemt worden we geconfronteerd met berekeningen die leiden tot nog lagere waarden:
“Samenvatting
We analyseerden de CO2-absorptie en emissie van infraroodstraling en berekenden de bovengrens van een mogelijke temperatuurstijging aan het aardoppervlak, inclusief het effect van de gemiddelde jaarlijkse bewolking. We hebben berekeningen gemaakt met behulp van de HITRAN spectrale gegevens en de algemene wetten van de natuurkunde en de kwantummechanica. We vonden 1,33 Wm-2 extra absorptie voor het verdubbelen van CO2. Ervan uitgaande dat 40-50% daarvan wordt uitgestraald naar de ruimte en dat 50-60% bijdraagt aan een stijging van de oppervlaktetemperatuur, vinden we een bovengrens van 0,16K-0,20K. We tonen hiermee aan dat de aannames in het IPCC-rapport 2014 van respectievelijk 3,8 Wm-2 en 1K stijgen, te hoog zijn ingeschat.”
https://www.sciencetalks.nl/the-physics-of-doubling-co2-full-version/
(Ronald, je mag mijn PS negeren want ik maakte hierbij opnieuw de denkfout door de CO2_e voor CO2 aan te zien; want op basis van de HadCRUT4 bedraagt in de periode 1880-2017 is sprake van een temperatuurtoename van 0,779 °C per 100 ppm CO2 wat via een recht-toe-recht-aan berekening zou resulteren in een klimaatgevoeligheid van 2,26°C… maar hierbij is natuurlijk nog helemaal geen rekening gehouden met de invloed van andere factoren, zoals bijvoorbeeld de mogelijke invloed van 18,6% van de temperatuurstijging die via de 70 jarige cyclus zou kunnen zijn ontstaan, dan wel de 30% die de Chinese onderzoekers in hun onderzoek hebben toegeschreven aan de combinatie van de AMO en PDO/PDV)
Blijft leuk om te zien, Martijn, dat je heel enthousiast kunt worden als een sommetje o.b.v. input uit een paper, jouw eerdere sommetjes bevestigt, zoals een klimaatgevoeligheid van 1.29. Als je vervolgens een foutje ontdekt en dezelfde methode toepast op de juiste data en er een klimaatgevoeligheid van 2.26 uitrolt, dan ineens komen de mitsen en maren.
Re: Ronald, die “mitsen en maren” had ik eerder overigens ook al benoemd hoor (zie bijvoorbeeld bij mijn berekening van de TCR in mijn discussie met Guido: 18 jun 2019 om 21:39). Eigenlijk zijn dit soort van kanttekeningen per defintie van toepassing op welhaast alle berekeningen gerelateerd aan het thema klimaatgevoeligheid. Het IPCC spreekt bij dit onderwerp inmiddels zelfs enkel nog over een bandbreedte (van maar liefst 3°C) waarbij men het blijkbaar niet langer aandurft om over een specifieke waarde te spreken.
In mijn ogen lijkt je impliciete suggestie dat ik de “mitsen en maren” enkel zou gebruiken wanneer het mij zou uitkomen helaas vooral een uitdrukking van je voortdurende neiging om opmerkingen te maken op betrekkingsniveau.
Ik wil nog even melden dat de aanvulling op de eerdere update inmiddels beschikbaar is, zie: http://klimaatcyclus.nl/#update
Bij deze dank aan ieder die een bijdrage aan deze discussie heeft geleverd.
In het bijzonder wil ik nogmaals mijn waardering uitspreken voor de constructieve (+ uitdagende) inbreng van zowel Guido als Ronald.
Een korte beschrijving van de aanvullende content:
– een meer gedetailleerd inschatting betreffende de amplitude van de 70-jarige cyclus
– overzicht van diverse Chinese studies waarbij op basis van dezelfde empirische (E)EMD analyse techniek enkele observaties zijn gepubliceerd die een duidelijk parallel tonen met zowel de benadering als de resultaten die ik in mijn analyse heb gepresenteerd
– beschrijving van het feit dat in het IPCC klimaat model van de forcering invloed van de 70-jarige cyclus geheel ontbreekt, terwijl de korter durende zonnevlekkencyclus bijvoorbeeld wel in het IPCC model zit verwerkt
– beschrijving van de gebruikte rekenmethode
– een veel omvattende beschrijving van de verschillen tussen de HadCRUT4, MLOST en GISS temperatuur reeksen
– tevens bevat de aanvulling 4 nieuwe illustraties aan de update toegevoegd (waarvan er slechts 2 eerder tijdens de discussie hier op Climategate ter sprake zijn gekomen)
(Na de eerste update van 17 juni is bij deze aanvullende update van 29 juni de voorafgaande tekst geheel ongewijzigd gebleven)
Tenslotte, de update bevat nu nog meer achtergrondinformatie over de natuurlijke variabiliteit alsook een verdere verdieping die is gebaseerd op zeer relevante beschrijvingen die voortkomen uit diverse meer geavanceerde statistische analyse technieken.
@Martijn:
Dankjewel, ga het bekijken.
Een wellicht ander interessant aspect is de “brightening”; voor de lokatie De Bilt is de insolatie de laatste ~50 jaar met ~14% toegenomen.
Hoi Boels, da’s inderdaad een factor van belang maar dit effect zit in principe al wel verwerkt in de modellen voor de aerosols; in het IPPC plaatje kun je dit terugzien in de factor ‘Aer-Rad Int.’.
http://klimaatcyclus.nl/klimaat/pics/70-year-cycle-is-missing-in-IPCC-AR5-climate-model.jpg
PS. Ik vermoed zelf dat het grote verschil in de temperatuurontwikkeling tussen Europa en Azie (de temperatuurstijging is in Europa aanzienlijk groter dan in Azie) voor een flink deel door ‘brightening’ zou kunnen worden verklaard; bovendien zou de impact van ‘brightening’ zou ook wel eens onderschat kunnen worden want de lichte vertraging die wordt waargenomen in de thermohaline circulatie had juist in Europa eigenlijk voor relatief minder opwarming behoren te zorgen.
Martijn, in jouw aanvulling zeg je:
“Toevalligerwijs is op 11 juni 2019 (= de dag van de publicatie van dit artikel op Climategate) in het blad ‘Nature’ een artikel van onderzoekers uit China gepubliceerd met een analyse waarin voor de periode 1880-2017 op basis van een 9-jarige gemiddelde van de HadCRUT4 de combinatie van de AMO & PDO een bijdrage van 30% (29,5%) heeft geleverd aan de temperatuurstijgingA”.
Dat zeggen de onderzoekers niet. Je hebt hun lineaire regressie resultaat niet goed geïnterpreteerd.
Dank Ronald, ik heb de woorden ‘bijdrage’ en ’temperatuurstijging’ veranderd in respectievelijk ‘gewicht’ en ’temperatuurverandering’:
“Toevalligerwijs is op 11 juni 2019 (= de dag van de publicatie van dit artikel op Climategate) in het blad ‘Nature’ een artikel van onderzoekers uit China gepubliceerd met een analyse waarin voor de periode 1880-2017 op basis van een 9-jarige gemiddelde van de HadCRUT4 de combinatie van de AMO & PDO een gewicht van 30% (29,5%) heeft in de temperatuurverandering.”
PS. In de bijbehorende formule die in de betreffende studie wordt gepresenteerd zien we ook direct hoe de amplitude van de AMO wordt versterkt door de PDO (= PDV) wanneer beide in een positieve fase verkeren:
GMSAT = 0,229xCO2_e + 0,072xAMO + 0,024xPDV
Dit versterkende effect wordt visueel o.a. getoond in figuur 4a in de vorm van de ‘CO2-e Residual Sat’, zie:
https://media.springernature.com/lw685/springer-static/image/art%3A10.1038%2Fs41612-019-0075-7/MediaObjects/41612_2019_75_Fig4_HTML.png?as=webp
Prima correctie, Martijn. Hopelijk is het voor iedereen dan nu ook duidelijk dat, na correctie voor natuurlijke oscillaties, de correlatie tussen stijging van broeikasgassen en stijging van de mondiale temperatuur zeer hoog is.
Re: Ronald “Hopelijk is het voor iedereen dan nu ook duidelijk dat, na correctie voor natuurlijke oscillaties, de correlatie tussen stijging van broeikasgassen en stijging van de mondiale temperatuur zeer hoog is.”
Wat je beschrijft is makkelijker gezegd dan gedaan… want er bestaat juist nauwelijks consensus over de impact van natuurlijke oscillaties.
Wat bedoel je precies met een correlatie die “zeer hoog” is?
Bovendien heeft ieder argument op basis van een correlatie eigenlijk geen doorslaggevende waarde omdat een correlatie niets zegt over de aanwezigheid (of het ontbreken) van een oorzakelijk verband, want een correlatie kan immers ook berusten op een spurieus verband.
Echter, meer concreet zitten er hier ook nog diverse andere addertjes onder het gras:
– de CO2 wordt pas sinds sinds 60 jaar gemeten via instrumentele metingen; dit maakt het bijzonder lastig om de relatie tussen CO2 en de temperatuur te corrigeren voor een 70-jarige cyclus
– afgelopen 150 jaar was de correlatie tussen CO2 en de temperatuur vergelijkbaar hoog als de correlatie tussen CO2 en de wereldbevolking
– we weten dat in zowel de dagcyclus; de seizoenscyclus als ook in de cyclus van de ijstijden de CO2 de temperatuur volgt (het omgekeerde verband is nooit aangetoond), dus logischerwijs heeft de temperatuurstijging zelf ook een bijdrage geleverd aan de stijging van de CO2
– en tenslotte: een correlatie zegt helemaal niets over een eventueel oorzakelijk verband.
In de vrije natuur is de invloed van de CO2 op de temperatuur eigenlijk uberhaupt nog steeds niet aangetoond.
Maar Ronald, stel we gebruiken de CO2 proxies om te corrigeren voor de 70-jarige cyclus via een vergelijkbare benadering als beschreven in mijn artikel dan vinden we voor de laatste super El Nino periodes de volgende getallen :
* 5-jarige periodes: 1926-1930 vs 1996-2000 (met in het midden de super El Nino van 1997/1998):
– stijging CO2: van 306.3 ppm naar 366,2 ppm (= +8,56 ppm per decennium)
– stijging wereldbevolking: van 2,024 miljard naar 5,948 miljard (= +0,561 miljard per decennium)
– stijging temperatuur (HadCRUT4): van -0,202°C naar 0,342°C (= +0,078°C per decennium)
* 5-jarige periodes: 1944-1948 vs 2014-2018 (met in het midden de super El Nino van 2015/2016):
– stijging wereldbevolking: van 2,435 miljard naar 7,464 miljard (= +0,718 miljard per decennium)
– stijging CO2: van 310.2 ppm naar 403,8 ppm (= +13,37 ppm per decennium)
– stijging temperatuur (HadCRUT4): van +0,004°C naar 0,683°C (= +0,097°C per decennium)
=> Toename stijging van de laatste 5-jarige periode t.o.v. de eerste 5-jarige periode:
– CO2 steeg in 2de periode t.o.v. 1ste periode met: +56,2%
– wereldbevolking steeg in 2de periode t.o.v. 1ste periode met: +28,0%
– temperatuur steeg in 2de periode t.o.v. 1ste periode met: +24,4%
Conclusie:
Na een correctie voor zowel de 70-jarige cyclus als de El Nino cyclus lijkt afgelopen 2 decennia de procentuele stijging van de temperatuur (op basis van het gemiddelde per decennium berekend over een periode van 70 jaar) aardig in pas te hebben gelopen met de stijging van de wereldbevolking, terwijl bij de CO2 de procentuele stijging eigenlijk ongeveer 2x zo hard ging dan bij zowel de wereldbevolking als de temperatuur.
Vervolgens, wat betreft correlaties treffen we het volgende aan:
* 1928-1998: correlatie met de temperatuur is iets groter bij de CO2 (+0,71) dan bij de wereldbevolking (+0,68)
* 1946-2016: correlatie met de temperatuur is iets groter bij de CO2 (+0,91) dan bij de wereldbevolking (+0,88)
* 1928-2018: correlatie met de temperatuur is iets groter bij de CO2 (+0,91) dan bij de wereldbevolking (+0,88)
In termen van correlaties lijkt op basis van enkel een correctie voor zowel de 70-jarige cyclus als de El Nino cyclus de correlatie tussen de temperatuur en de CO2 slechts ietsje hoger te zijn dan bij de wereldbevolking het geval is; echter, voor de laatste 35 jaar (= de helft van de 70-jarige cyclus met inbegrip van de laatste 2 super El Nino) is het verschil in correlatie er niet meer… net als bij de gehele periode 1851-2018 het geval is!
* 1984-2018: correlatie met de temperatuur is iets groter bij de CO2 (+0,90) dan bij de wereldbevolking (+0,90)
* 1851-2018: correlatie met de temperatuur is iets groter bij de CO2 (+0,91) dan bij de wereldbevolking (+0,91)
In dit perspectief lijkt het eigenlijk heel onwaarschijnlijk dat de broeikasgassen een cummulatiefeffect hebben gehad op de temperatuur, want de correlatie tussen de wereldbevolking en de temperatuur is afgelopen 170 jaar eigenlijk min of meer voortdurend vrijwel even hoog geweest!
PS. Het is natuurlijk altijd wel lekker makkelijk om iets te claimen zonder enige vorm van onderbouwing te geven; bovenstaande lijkt in iedere geval in meerdere opzichten in strijd te zijn met je claim. Overigens Ronald, bij het IPCC zijn ze vooral geneigd om de impact van natuurlijke cycli te negeren op basis van retoriek gebouwd op de veronderstelling dat het netto effect van natuurlijke cycli op de lange termijn zou moeten verdwijnen. Echter, vervolgens lijken ze eigenlijk helemaal geen rekening meer te houden met de natuurlijke cycli.
Tenslotte wil ik ook nog even vermelden dat in de 1960s, 1940s, 1920s, 1900s en de 1880s zowel de wereldbevolking als de CO2 negatief correleert met de temperatuur… da’s dus in maar liefst 5 van de 16 decennia; t/m 1960 gebeurde dit dus zelfs met de regelmaat van een klok!
In dit perspectief is enig verband tussen de stijging van de broeikassen en de temperatuur dus eigenlijk pas zichtbaar geworden na de 1960s; voor de volledigheid presenteer ik daarom hier ook nog de correlaties voor de periode na de 1960s:
* 1970-2018: correlatie met de temperatuur is iets groter bij de CO2 (+0,93) dan bij de wereldbevolking (0,93).
Dit lijken hoge correlaties te zijn, echter als we hierbij bedenken dat de neerwaartse fase van de 70-jarige cyclus duurde van 1944-1976 en vervolgens de opwaartse fase de begon dan wordt het ook nog aardig om ook nog een blik te werpen op de correlaties voor de neerwaartse fase:
* 1944-1976: correlatie met de temperatuur is iets groter bij de CO2 (-0.29) dan bij de wereldbevolking (-0,31).
(Let op: dit lijkt er op te wijzen dat de neerwaartse fase van de 70-jarige cyclus grotendeels verantwoordelijk lijkt voor het verschil in de correlaties tussen de CO2 en wereldbevolking!!!)
De essentie van dit verhaal is dat de correlaties tussen de CO2 en de temperatuur in de laatste decennia overduidelijk in hoge mate worden beinvloed door de natuurlijke oscillaties (zowel de 70-jarige cyclus als El Nino), want wanneer we de laatste opwaartse fase van de 70-jarige cyclus (inclusief de 2 super El Ninos) buiten beschouwing worden gelaten dan zien we dat de correlatie wel iets daalt… doch dit gaat om ruim 1/3 van het correlatie effect.
* 1851-1976: correlatie met de temperatuur is iets groter bij de CO2 (+0.59) dan bij de wereldbevolking (+0,59).
Hieruit kan worden afgeleid dat de correlatie tussen de temperatuur en de CO2 mogelijk voor ongeveer 2/3 deel kan worden toegeschreven aan de correlatie tussen de wereldbevolking en de temperatuur; dit verklaard denk ik ook waarom in het IPCC plaatje met de externe forceringen een knik omhoog wordt aangetroffen bij de antropogene factor precies op het moment dat de opwaartse fase van de 70-jarige cyclus is begonnen, zie:
http://klimaatcyclus.nl/klimaat/pics/70-year-cycle-is-missing-in-IPCC-AR5-climate-model.jpg
(Het negeren van de 70-jarige cyclus lijkt mogelijk een cruciale factor te zijn in het perspectief van de zeer grote onzekerheidsmarge die aan de aerosol-cloud interactie wordt toegeschreven!)
Correctie (de negatieve correlatie is ook van toepassing op de 1850s):
Tenslotte wil ik ook nog even vermelden dat in de 1960s, 1940s, 1920s, 1900s, 1880s en de 1850s zowel de wereldbevolking als de CO2 negatief correleert met de temperatuur… da’s dus in maar liefst 6 van de 16 decennia; t/m 1960 gebeurde dit dus zelfs met de regelmaat van een klok!
PS. Ik zet de correlaties voor de verschillende periodes hier nog even in een overzichtelijk rijtje, deze keer in chronologische volgorde:
* 1851-1976: correlatie met de temperatuur is iets groter bij de CO2 (+0.59) dan bij de wereldbevolking (+0,59)
* 1851-2018: correlatie met de temperatuur is iets groter bij de CO2 (+0,91) dan bij de wereldbevolking (+0,91)
* 1928-1998: correlatie met de temperatuur is iets groter bij de CO2 (+0,71) dan bij de wereldbevolking (+0,68)
* 1928-2018: correlatie met de temperatuur is iets groter bij de CO2 (+0,91) dan bij de wereldbevolking (+0,88)
* 1944-1976: correlatie met de temperatuur is iets groter bij de CO2 (-0.29) dan bij de wereldbevolking (-0,31)
* 1946-2016: correlatie met de temperatuur is iets groter bij de CO2 (+0,91) dan bij de wereldbevolking (+0,88)
* 1970-2018: correlatie met de temperatuur is iets groter bij de CO2 (+0,93) dan bij de wereldbevolking (+0,93)
* 1984-2018: correlatie met de temperatuur is iets groter bij de CO2 (+0,90) dan bij de wereldbevolking (+0,90)
Opvallend dat de correlaties in de periode 1984-2018 iets lager zijn dan bij de periode 1970-2018; bovendien vrijwel hetzelfde als in de periodes 1928-2018 en 1944-1976.
Ik kan ook nog melden dat voor wat betreft de individuele decennia de hoogste correlaties wordt aangetroffen in de 2010s:
* 2010-2018: correlatie met de temperatuur is iets groter bij de CO2 (+0,66) dan bij de wereldbevolking (+0,67) … let op: de laatste is dus hoger!
Echter, deze correlaties zijn nauwelijks hoger dan precies 140 jaar eerder (in dezelfde fase van de 70-jarige cyclus):
* 1870-1879: correlatie met de temperatuur is iets groter bij de CO2 (+0,69) dan bij de wereldbevolking (+0,62)
Dit laatste is eigenlijk een keiharde aanwijzing dat de wereldbevolking eigenlijk de voornaamste bepalende factor is geweest, en daarom kunnen de correlaties tussen temperatuur en CO2 als een spurieuze correlatie worden beschreven…. immers, als de CO2 zelf werkelijk een grote impact zou hebben gehad op de temperatuur dan zou logischerwijs dit effect zich in de loop der jaren duidelijk hebben moeten manifesteren bovenop het effect van de wereldbevolking.
(Van een dergelijk effect is duidelijk nauwelijks sprake geweest, want in de 2010s blijkt de correlatie tussen de temperatuur en de wereldbevolking zelfs iets groter dan de correlatie tussen de temperatuur en de CO2; dit geldt overigens ook voor de 1930; de omvang van de correlatie tussen de temperatuur en de wereldbevolking was meestal ook groter in 5 van de 6 genoemde decennia met negatieve correlaties)
Martijn, er is zover ik weet geen fysische relatie tussen wereldbevolking en temperatuur. Tussen CO2 en temperatuur is die er wel.
Ronald, de wereldbevolking is logischerwijs natuurlijk wel de bron van de ‘antropogene factor’ (waarmee de CO2 in verband wordt gebracht).
Uit het feit dat de correlatie tussen de temperatuur en de wereldbevolking in vrijwel ieder tijdsbestek ongeveer hetzelfde is als de correlatie tussen de temperatuur en de CO2… kan logischerwijs worden afgeleid dat er nauwelijks sprake kan zijn van een versterkend effect tussen de broeikasgassen onderling. Omgekeerd lijkt deze redenering niet te kunnen worden gemaakt.
Het was me recent ook al opgevallen dat de correlatie tussen de AGGI (van het NOAA) en de temperatuur voor de periode vanaf 1979 exact hetzelfde is als zowel de correlatie tussen de CO2 en de temperatuur, als ook de correlatie tussen de wereldbevolking en de temperatuur. Nergens is in dit perspectief enig effect zichtbaar dat in strijd is met de hypothese dat de aanwezigheid van de mens de correlatie eigenlijk geheel verklaard… echter, ook hier geldt dat de correlatie niets zegt in termen van oorzaak en gevolg. Als we hierbij bedenken dat de opwaartse fase van de 70-jarige volgens de HadCRUT4 in 1977 begon, dan zien we hier eigenlijk ook heel duidelijk dat de gehele AGGI betrekking heeft op deze opwaartse fase.
* 1979-2018 (= de gehele periode waarvoor de AGGI beschikbaar is):
– correlatie HadCRUT4 & wereldbevolking: +0,91
– correlatie HadCRUT4 & CO2: +0,91
– correlatie HadCRUT4 & NH4: +0,87
– correlatie HadCRUT4 & AGGI: +0,91
* 1979-1996 (periode voorafgaand aan de 1997/1998 super El Nino):
– correlatie HadCRUT4 & wereldbevolking: +0,60
– correlatie HadCRUT4 & CO2: +0,61
– correlatie HadCRUT4 & NH4: +0,59
– correlatie HadCRUT4 & AGGI: +0,61
* 1998-2014 (periode vanaf de 1997/1998 super El Nino):
– correlatie HadCRUT4 & wereldbevolking: +0,44
– correlatie HadCRUT4 & CO2: +0,45
– correlatie HadCRUT4 & NH4: +0,35
– correlatie HadCRUT4 & AGGI: +0,44
* 2000-2009 (1ste decennium 21ste eeuw):
– correlatie HadCRUT4 & wereldbevolking: +0,41
– correlatie HadCRUT4 & CO2: +0,42
– correlatie HadCRUT4 & NH4: +0,17
– correlatie HadCRUT4 & AGGI: +0,41
* 2000-2014 (21 ste eeuw voorafgaand aan de 2015/2016 super El Nino):
– correlatie HadCRUT4 & wereldbevolking: +0,48
– correlatie HadCRUT4 & CO2: +0,48
– correlatie HadCRUT4 & NH4: +0,40
– correlatie HadCRUT4 & AGGI: +0,48
* 2000-2018 (21ste eeuw):
– correlatie HadCRUT4 & wereldbevolking: +0,72
– correlatie HadCRUT4 & CO2: +0,73
– correlatie HadCRUT4 & NH4: +0,75
– correlatie HadCRUT4 & AGGI: +0,72
* 2010-2018 (2de decennium 21ste eeuw):
– correlatie HadCRUT4 & wereldbevolking: +0,67
– correlatie HadCRUT4 & CO2: +0,66
– correlatie HadCRUT4 & NH4: +0,71
– correlatie HadCRUT4 & AGGI: +0,66
PS. Correlaties zeggen niets over een oorzakelijk verband, noch over de impact van het verband… want vooral tijdens een opwaartse fase van de 70-jarige cyclus kunnen spurieuze verbanden relatief gemakkelijk ontstaan; bij NH4 zien we dat de correlatie vooral in het huidige decennium relatief groot is geworden… echter dit betekent niet dat de impact van CH4 de impact van CO2 zou overtreffen want volgens de AGGI is de impact van CO2 sinds 1990 ongeveer 3x harder gegroeid t.o.v. de impact van CH4 – in het huidige decennium is de verhouding van de groei bij CO2 ongeveer 4x groter dan bij NH4..
De ‘antropogene factor’ manifesteert zich o.a. in de vorm van het fenomeen dat t.g.v. landgebruik (in de breedste zin van het woord) in dichtbevolkte gebieden de temperatuur in steden hoger ligt dan buiten steden; het fenomeen van de zogenaamde ‘heat islands’ binnen steden vormt een voorbeeld hiervan. Dit verklaard deels waarom de opwarming boven land ongeveer 2x zo groot is als in het oppervlaktewater van de zee. Bovendien worden de stedelijke gebieden in een groot deeel van de wereld in het winterseizoen letterlijk warm gestookt… en de behoefte aan warmte wordt als maar groter naarmate de wereldbevolking toeneemt – vanzelfsprekend wordt hierbij natuurlijk ook CO2 geproduceerd echter daarmee is nog niet gezegd dat die CO2 zelf verantwoordelijk kan worden gehouden voor de opwarming. Nogmaals, vooral tijdens een opwaartse fase van de 70-jarige cyclus kunnen de positieve correlaties gemakkelijk op een spurieus verband berusten.
Deze vergelijking tussen de 2 opwaartse fases maakt dit wellicht het meest duidelijk:
* 1911-1944 (1st opwaartse fase van de 70-jarige cyclus):
– correlatie HadCRUT4 & wereldbevolking: +0,85
– correlatie HadCRUT4 & CO2: +0,82
* 1976-2016 (2de opwaartse fase van de 70-jarige cyclus – inclusief 2 super El Ninos):
– correlatie HadCRUT4 & wereldbevolking: +0,92
– correlatie HadCRUT4 & CO2: +0,92
Immers, ook hier zien we dat de impact van de CO2 direct gekoppeld blijft aan de omvang van de wereldbevolking; de correlatie is bij de 2de opwaartse fase bij beide wel iets groter geworden dan bij de 1ste opwaartse fase… maar het effect heeft een beperkte omvang en kan niet eenduidig worden toegeschreven aan een significant groter effect bij de CO2.
Bij de 2de opwaartse fase is het effect voorafgaand aan de super El Nino van 1997/1998 zelfs duidelijk geringer dan bij de 1ste opwaartse fase:
* 1976-1996 (2de opwaartse fase van de 70-jarige cyclus – inclusief 2 super El Ninos):
– correlatie HadCRUT4 & wereldbevolking: +0,71
– correlatie HadCRUT4 & CO2: +0,73
(In mijn ogen wijst vrijwel alles in één-en-dezelfde richting… in termen van correlaties kan het CO2 effect heel duidelijk niet los worden gekoppeld van de groei van de wereldbevolking en er is geen consistente trend zichtbaar dat de impact van CO2 langzaam zou zijn toegenomen t.o.v.. de wereldbevolking)
@Martijn:
Knappe samenvating van mogelijkheden.
Er is meer tussen hemel en aarde dan broeikasgas-klimatologie ;-)
Martijn,
Door wereldbevolking-CO2-temperatuur aan elkaar te koppelen concludeer je feitelijk dat de verhoogde CO2 (die jij niet ten onrechte correleert aan de toegenomen wereldbevolking) verantwoordelijk is voor de waargenomen temperatuurstijging (middels de fysische relatie CO2-temperatuur). Daarmee kan ik prima instemmen.
Het doel van de energietransitie is dus om die koppeling wereldbevolking-CO2-temperatuur te doorbreken. Als de wereld stopt met gebruik van fossiel, dan blijft de correlatie tussen (toekomstige) HadCRUT en (toekomstige) CO2 behouden, terwijl die tussen (toekomstige) HadCRUT en (toekomstige) wereldbevolking sterk zal dalen, aannemende dat de wereldbevolking blijft groeien.
Het volgende lijkt op het eerste gezicht nogal spectaculair m.b.t. de rol van CO2:
Een eerste analyse op basis van individuele jaren heeft uitgewezen dat de 70-jarige cyclus in potentie (ook) een grote impact kan hebben bij het bestuderen van de impact van CO2 op de temperatuur.
Want voor de periode 1980-2018 blijkt de 70-jarige cyclus zelfs een beduidend hogere correlatie met CO2 te hebben (+0,85, p=0,000) dan de correlatie tussen de opwarming bovenop de 70-jarige cyclus met CO2 (+0,36, p=0,011).
De volgende nieuwe illustratie beschrijft de statistische details:
http://klimaatcyclus.nl/klimaat/pics/co2-correlatie-HadCRUT4-1980-2018.jpg
PS. Overigens, dit gaat over dezelfde periode (na de 1970s) waarbij de bijdrage van de 70-jarige cyclus aan de opwarming op ruim 49% is ingeschat.