Een bijdrage van Martijn van Mensvoort (volledige bron).
In de 2011 klimaatbrochure van de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen wordt beschreven dat de impact van de zon op het klimaat niet goed worden begrepen1. Op de website van het KNMI wordt in een lezing uit 1997 beschreven dat de Gleissberg cyclus van de zon verantwoordelijk is voor de opwarming tussen de jaren 1910s en 1940s2. De auteur van de lezing beschrijft vervolgens dat deze multi-decennia zonnecyclus ook de bepalende factor vormt bij de periode van afkoeling t/m de 1970s. De neerwaartse impact t.g.v. de zon zou hierbij wel beperkt zijn gebleven onder invloed van broeikasgassen. Tenslotte wordt in de lezing de periode van opwarming die nadien volgt op conto van broeikasgassen geschreven.
Echter, in 2004 is door onderzoekers van het Max Planck Instituut beschreven dat de activiteit van de zon op basis van de voorgaande 6 decennia een record niveau bereikte voor de afgelopen 8.000 jaar3. Inmiddels is ook duidelijk dat in het perspectief van de minimum jaren van de 11-jarige zonnecyclus vanaf 1985 bij iedere cyclus voortdurend een verdere stijging is aangetroffen4. In 2017 is op basis van de LISIRD TSI zelfs sprake van een voorlopig “officieus” nieuw record waarbij de activiteit van de zon op een fors hoger niveau is beland dan bij de voorgaande minima het geval is geweest sinds het Maunder minimum in de 2de helft van de 17de eeuw. Parallel hieraan wordt bij de ’totale zonnestraling’ [TSI] waarschijnlijk ook in 2019 een record gerealiseerd, want voor het eerst sinds het Maunder minimum is tijdens de 2010s een opeenvolgende periode van 10 jaar op rij ontstaan waarbij de zon ieder jaar gemiddeld een waarde heeft geproduceerd die hoger is dan 1361,2 W/m2.
In combinatie met een tweetal andere recente records bij de ‘achtergrond zonnestraling’ [BSI], tonen de records een duidelijke parallel met het mondiale temperatuur recordjaar 2016. Daarnaast wordt bij de BSI op basis van de 22-jarige magnetische zonnecyclus een curve aangetroffen die vanaf het einde van de 19de eeuw past binnen de jaarlijkse variaties van de HadCRUT4 temperatuur. M.b.v. een versterkend mechanisme kan ook de gehele opwarming sinds 1976 worden verklaard op basis van de activiteit van de zon.
Voor de periode 1867-2017 wordt voor het verband tussen de temperatuur en de zon op basis van de BSI een correlatie beschreven met een zeer hoge omvang: r = +0,98 [p=0,000], welke indicatief is voor het oorzakelijke verband tussen de activiteit van de zon & de temperatuurontwikkeling op aarde. Deze correlatie is iets sterker dan de correlatie tussen CO2 & de temperatuur: r = +0,97 [p=0,000]; ook de correlatie tussen de zonnestraling en CO2 is bijzonder hoog: r = +0,93 [p=0,000]. Dit gaat gepaard met een klimaatgevoeligheid van maximaal ~0,49°C voor de periode sinds het begin van het Maunder minimum rond het jaar 1650.
In dit artikel wordt m.b.v. de HadCRUT4 temperatuur serie & PAGES 2k temperatuur proxies (2013) aangetoond dat de opmars van zowel de activiteit van de zon als de temperatuur al in de 2de helft van de 17de eeuw is ontstaan tijdens het zogenaamde Maunder minimum – dit betreft het dieptepunt in de activiteit van de zon tijdens de Kleine IJstijd. Sindsdien hebben zich drie periodes aangediend waarbij zowel de activiteit van de zon als de temperatuur een tijdelijke terugval hebben getoond. Dit gebeurde tijdens: (1) het Dalton minimum, begin 19de eeuw; (2) het Moderne minimum, begin 20ste eeuw; en (3) de meeste recente terugval vond plaats in de periode 1965-1976.
De magnetische zonnecyclus is verantwoordelijk voor het ontstaan van een ‘zaagtandbeweging’ in het temperatuurverloop op aarde. Hierbij wordt een fase verschil aangetroffen tussen de zon en de temperatuur dat een flink drukkend effect heeft op de correlatie tussen beide. Wanneer de diverse fasen in de 11-jarige zonnecyclus afzonderlijk worden bestudeerd dan tonen enkel de minimum jaren een hoge correlatie met de temperatuur. Dit verband blijkt ruim 4x sterker dan bij maximum jaren het geval is. Na een fase-correctie voor de TSI wordt het verband nog sterker. Een relatief groot deel van de ‘klimaatruis’ in het verband tussen de zon en de temperatuur wordt waarschijnlijk veroorzaakt door de maximum jaren in de zonnecyclus; het natuurkundige mechanisme achter dit fenomeen wordt ook beschreven. Ook wordt aangetoond dat de zon verantwoordelijk is voor het ontstaan van de 66-jarige cyclus.
Om een vergelijking tussen alle jaren tezamen mogelijk te maken, wordt via een 2de correctie bij de TSI op basis van de zonnevlekkencyclus doelgericht een flink deel van de fluctuaties weggefilterd; het resultaat vormt de BSI. Ook bij de BSI zijn afgelopen jaren records niveaus bereikt die van toepassing zijn op zowel het gehele huidige decennium als het jaar 2015.
Na de presentatie van respectievelijk: de technische samenvatting (paragraaf I), de onderzoeksresultaten (paragraaf II t/m VIII) en de discussie & conclusie (paragraaf IX), volgt een bijlage die is gewijd aan de vraag: ‘Hoe werkt de zonnecyclus?’. De bijlage heeft een visueel karakter waarbij de werking van de zon wordt uiteengezet in relatie tot de zonnevlekkencyclus + haar kosmische oorsprong via de beweging van de zon rond het zwaartekrachtcentrum van het zonnestelsel (zie video 1). Deze kosmische dynamiek ligt tevens ten grondslag aan het ontstaan van de 66-jarige cyclus, welke bij de temperatuurontwikkeling op aarde wordt aangetroffen en bij de minimum jaren van de TSI. Tevens wordt duidelijk dat de 22-jarige magnetische zonnecyclus een fase voor loopt t.o.v. de 11-jarige zonnecyclus; de complexe wisselwerking tussen beide wordt hierbij ook getoond (zie video 2).
TIP: Figuur 1 beschrijft de basis van de analyse & figuur 16 beschrijft het resultaat. In de bijlage is video 1 illustratief voor het ontstaan van de multi-decennium cyclus in het perspectief van de kosmos.
SAMENVATTING: Ruim 300 jaar geleden werd de koudste periode van de Kleine IJstijd bereikt tijdens het Maunder minimum, wat bekend staat als het dieptepunt in de activiteit van de zon. Vervolgens is de activiteit van de zon toegenomen en sindsdien is ook de temperatuur van onze leefomgeving op aarde begonnen met stijgen. Parallel met het mondiale temperatuurrecord van 2016 zijn tijdens het huidige decennium ook bij de zon diverse nieuwe records ontstaan. In dit onderzoek wordt voor de zonnestraling en de temperatuur een zeer hoge correlatie beschreven met een omvang van +0,98 [p=0,000] voor de periode 1867-2017 (zie figuur 16). Deze correlatie is gevonden op basis van de 22-jarige magnetische zonnecyclus. Tevens wordt een groot verschil beschreven voor de impact van minima en maxima in de 11-jarige zonnecyclus op de temperatuur + het bijbehorende natuurkundige mechanisme.
Via een versterkend mechanisme kan de opwarming sinds 1850 geheel worden verklaard, inclusief de opwarming sinds 1976. De correlatie tussen CO2 en de temperatuur heeft een vergelijkbare hoge omvang: +0,97 [p=0,000]. Ook de correlatie tussen de zonnestraling en CO2 is bijzonder hoog met een omvang van +0,93 [p=0,000]. De beschreven correlaties wijzen voor de temperatuurstijging sinds het Maunder minimum in de richting van een hoge ‘zonnegevoeligheid’ voor relatief kleine fluctuaties van de zon, in combinatie met een lage ‘klimaatgevoeligheid’ (maximaal ~0,49°C) voor de relatief grote toename van CO2.
INHOUD
• I – Technische samenvatting [ABSTRACT]
• II – Minimum jaren in cyclus zonnestraling correleren ruim 4x hoger met temperatuur dan maximum jaren
• III – Na fase correctie tonen zonneminimum jaren een nog sterker verband met temperatuurontwikkeling
• IV – Zon toont sterk verband met gemiddelde temperatuur op basis van magnetische zonnecycli
• V – Magnetische zonnecyclus levert aanvullend bewijs voor bestaan versterkend mechanisme
• VI – Zon is verantwoordelijk voor de 66-jarige cyclus + een deel van het opwaartse trendkanaal
• VII – De ‘zonnegevoeligheid’ is hoog & de ‘klimaatgevoeligheid’ is laag
• VIII – De definitie van het klimaat is achterhaald
• IX – Discussie & conclusie
BIJLAGE: ‘Hoe werkt de zonnecyclus?’
(Data: Excel file)
I – Technische samenvatting [ABSTRACT]
{I-1} In de wetenschappelijke literatuur wordt al tenminste sinds 2003 beschreven dat naast een dalende trend in de piekwaarden van de 11-jarige zonnevlekkencyclus afgelopen decennia ook een opvallend tegengesteld fenomeen wordt aangetroffen bij de minimum jaren van de ’totale zonnestraling’ [TSI: Total Solar Irradiance]4. Op basis van de HadCRUT4 temperatuur serie en de LISIRD TSI wordt in dit artikel aangetoond voor de periode vanaf 1910 dat tussen minimum jaren van de TSI en de temperatuur vanaf 1910 inmiddels een fors hogere correlatie (r = +0,803; p<0,01) wordt aangetroffen dan bij maximum jaren (r = +0,183; p=N.S.); het natuurkundige mechanisme achter dit verschil wordt ook beschreven. Deze observatie vormt in combinatie met de 22-jarige magnetische zonnecyclus tevens de basis voor het belangrijkste resultaat aan het eind van de analyse: de beschrijving van een zeer hoge correlatie tussen de activiteit van de zon & de temperatuurontwikkeling op aarde m.b.t. de periode 1867-2017 (r = +0,98; p=0,000). Dit verband kan enkel vanuit de zon zijn ontstaan. De correlatie is bovendien iets sterker dan de correlatie tussen CO2 & de temperatuur (r = +0,974; p=0,000). Ook de correlatie tussen de zonnestraling en CO2 is bijzonder hoog (r = +0,93; p=0,000). Logischerwijs staat de zon zeer waarschijnlijk aan de oorsprong van deze opmerkelijk sterke onderlinge verbanden. Bij de diverse natuurlijke cycli in het klimaatsysteem op aarde volgt CO2 altijd de temperatuur via tussenkomst van de vegetatie en/of het oceaan systeem. De beschreven correlaties wijzen voor de temperatuurstijging sinds het Maunder minimum in de richting van een hoge ‘zonnegevoeligheid’ m.b.t. relatief kleine fluctuaties van de zon, in combinatie met een lage ‘klimaatgevoeligheid’ (maximaal ~0,49°C) voor de relatief grote toename van CO2.
{I-2} In het perspectief van de zonneminimum jaren wordt bij zowel de TSI als de temperatuur een drietal andere opvallende fenomenen aangetroffen: (1) een regelmatige multi-decennium cyclus met een duur van 6 zonnecycli die gepaard gaat met een opvallend hoge amplitude; (2) een opwaarts gericht trendkanaal waarop de multi-decennium cyclus wordt aangetroffen; (3) een ‘zaagtandbeweging’ waarbij de temperatuur stijgt (of daalt) wanneer de TSI daalt (of stijgt). De ‘zaagtandbeweging’ wordt veroorzaakt door de magnetische cyclus van de zon, waarvan bekend is dat deze gepaard gaat met een opeenvolging van hoge- en lage pieken, en/of spitse- en brede pieken.
{I-3} Na een fase-correctie waarbij de TSI één zonnecyclus wordt teruggeschoven in de tijd wordt bij de laagste minimum jaren tussen de TSI en de temperatuur een hoog significante correlatie aangetroffen (r = +0,904; p=0,000). Het mechanisme achter het faseverschil kan worden begrepen op basis van het feit dat de 22-jarige magnetische zonnecyclus fundamenteel bezien de bepalende factor vormt en enkele jaren voor loopt t.o.v. de 11-jarige zonnecyclus. Bovendien zitten beide cycli zitten in tegengestelde fase waarbij de poloïdale magnetische cyclus door de nulfase beweegt wanneer de zonnevlekkencyclus door de fase van de maximum jaren beweegt. In combinatie met het grote verschil tussen de minimum- en maximum jaren ontstaat een totaalbeeld dat suggereert dat ‘klimaatruis’ vooral ontstaat bij maximum jaren onder invloed van de zonnevlekkencyclus. Met de intentie om de invloed van ‘klimaatruis’ te minimaliseren/reduceren bij de maximum jaren is vervolgens een analyse gemaakt op basis van de ‘achtergrond zonnestraling’ [BSI: background solar irradiance = TSI minus zonnevlekken], waarbij de fluctuaties t.g.v. de zonnevlekkencyclus grotendeels uit de TSI zijn verwijderd. Ook deze correctie draagt in het perspectief van de minimum jaren bij aan een verdere verhoging van de correlatie tussen de zon en de temperatuur (r = +0,924; p=0,000); deze correlatie is ook hoger dan de correlatie tussen CO2 en de temperatuur.
{I-4} Om zowel de invloed van de ‘zaagtandbeweging’ (t.g.v. de magnetische zonnecyclus) als ook andere ‘klimaatruis’ (t.g.v. de maximum jaren) te reduceren is vervolgens een analyse uitgevoerd op basis van de gemiddelde waarde van de TSI, BSI en de temperatuur voor alle magnetische zonnecycli die beginnen en eindigen bij een minimum jaar in de 11-jarige zonnecyclus. Hierbij worden curves aangetroffen met een oscillerende beweging die bij alle drie de factoren een hoge mate van gelijkenis tonen. Na de eerder genoemde fase-correctie worden hierbij onderlinge correlaties aangetroffen met een zeer hoog significantieniveau. Tussen de BSI en de temperatuur wordt een nog hogere correlatie aangetroffen voor de periode 1856-2008 (r = +0,928; p=0,000). Met de fase-correctie past deze BSI curve geheel in de bandbreedte van de jaarlijkse fluctuaties binnen de HadCRUT4 temperatuur serie vanaf het jaar 1880. Zonder de fase-correctie valt deze BSI curve vanaf de eind jaren ’70 aan de onderzijde van de HadCRUT4 temperatuur serie; echter, de omvang van het verschil neemt af in de 21ste eeuw. Zowel in het perspectief van de TSI op basis van de minimum jaren, als ook bij de BSI op basis van de gemiddelde waarden tijdens 1 magnetische cyclus, kan de temperatuurstijging sinds 1976 op basis van de activiteit van de zon volledig wordt verklaard.
{I-5} Getalsmatig kan op basis van de TSI minimum jaren t/m het jaar 2017 – na een fasecorrectie van één zonnecyclus – ongeveer 75% tot 95% van de temperatuurstijging sinds 1976 worden toegeschreven aan de combinatie van: de 66-jarige cyclus + een versnelling binnen de opwaarts gerichte trend in de activiteit van de zon. Dit vormt een eerste aanwijzing waaruit kan worden afgeleid dat de ‘klimaatgevoeligheid’ waarschijnlijk laag is, omdat na het toepassen van de genoemde correctie dusdanig hoge correlaties worden aangetroffen die bij benadering minder dan een kwart aan ruimte laten voor andere invloeden. Hieruit kan worden afgeleid dat bij klimaatverandering de cumulatieve invloed van de zon over een periode van meerdere magnetische zonnecycli waarschijnlijk ook een factor van betekenis vormt.
{I-6} M.b.v. de PAGES 2k temperatuur proxies (2013) is vastgesteld dat de opwaarts gerichte trend in het grootste deel van de 19de eeuw (1810-1902) waarschijnlijk al in de orde lag van gemiddeld +0,0316°C per decennium. Terwijl bij de HadCRUT4 tussen de 1872-1939 een aanzienlijk lagere trend wordt aangetroffen: +0,015°C per decennium. Op basis van een vergelijking tussen het verloop van de PAGES 2k proxies, de HadCRUT4 en de GISSTEMP v4 is een aanwijzing gevonden dat de eerste piekfase van de 66-jarige bij de HadCRUT4 de grootste uitschieter vormt die in de diverse perspectieven wordt aangetroffen. Hieruit kan worden afgeleid dat de impact van de temperatuur toename tussen de 1870s en de 1940s op basis van het relatief kleine verschil tussen de jaren 1978 en 1944 (t.g.v. hoge uitschieters in de jaren 1877 en 1878) bij de HadCRUT4 leidt tot een onderschatting van het verschil tussen de 1870s en de 1940s. Het hieruit volgende neveneffect betreft een overschatting van de snelheid van de temperatuurstijging die vanaf de eind jaren ’70 is ontstaan.
{I-7} Tevens wordt een 2-tal sterke aanwijzingen beschreven die wijzen in de richting van de werking van een versterkend mechanisme voor relatief kleine fluctuaties van de zon. In jaren waarbij de magnetische noordpool begint met omslaan wordt bij de ENSO cyclus op aarde altijd een negatieve waarde aangetroffen. De impact van dit fenomeen is dusdanig sterk dat hierbij in het betreffende jaar meestal ook La Niña omstandigheden worden aangetroffen – welke normaal gesproken gepaard gaan met afkoeling t.o.v. het voorgaande jaar. Ook wordt kort ingegaan op een fenomeen waaruit blijkt dat de periodes van afkoeling in de 20ste eeuw zijn ontstaan tijdens jaren waarin zowel de TSI als het impuls-momentum van de zon (betreffende de beweging rond het barycentrum) beiden in- of rond de bodem fase zitten.
{I-8} Tenslotte wordt een duidelijke parallel beschreven tussen het mondiale temperatuurrecord van 2016 en een 4-tal recente records in de activiteit van de zon. In het perspectief van de TSI minimum jaren is in 2017 een fors hoger recordniveau bereikt en in 2019 ontstaat voor het eerste een periode van 10 jaar op rij waarbij de TSI waarde ieder jaar gemiddeld boven 1361,20 W/m2 heeft gezeten. Sinds het begin van de mondiale instrumentele temperatuur in 1850 is voorheen slechts 2x maal een periode van 7 jaar op rij aangetroffen met hogere waarden, waarvan de 2de periode betrekking heeft op het eerste decennium van de 21ste eeuw. Hieruit blijkt ook duidelijk dat tijdens de eerste twee decennia van de 21ste eeuw de activiteit van de zon uitzonderlijk hoog is geweest. Bij de BSI wordt in de 2010s een fors nieuw decennium record aangetroffen en in 2015 is een nieuw recordniveau bereikt – direct voorafgaand aan het wereldwijde temperatuur recordjaar 2016.
II – Minimum jaren in cyclus zonnestraling correleren ruim 4x hoger met temperatuur dan maximum jaren
{II-1} In figuur 1 is de totale zonnestraling (= TSI volgens het LASP Interactive Solar Irradiance Datacenter, gepresenteerd door het ‘Laboratory for Atmospheric & Space Physics’ van de Universiteit van Colorado) uitgezet tegen de HadCRUT4 temperatuur serie. In beide grafieken zijn op basis van de zonnestraling cyclus de 3 laagste minimum jaren en de 3 hoogste maximum jaren gemarkeerd. Voor jaren in dezelfde fase van de zonnecyclus is in figuur 1 de correlatie weergegeven; deze correlaties tonen een groot verschil tussen de minimum en maximum jaren. Tussen de TSI en de HadCRUT4 wordt voor de gehele periode 1910-2019 slechts een geringe correlatie aangetroffen (r = +0,306; p=N.S.). Echter, bij de 3 laagste minimum jaren tezamen wordt een veel hogere correlatie in combinatie met een hoog significantie niveau aangetroffen (r=+0,768; p<0,001); bij de gezamenlijke maximum jaren is het verband met de temperatuur daarentegen veel zwakker, ofschoon ook hierbij wel overal een positieve correlatie wordt aangetroffen (r = +0,285; p=N.S.).
{II-2} Opvallend is ook dat bij de individuele fases van de zonnecyclus de laagste correlatie bij de hoogste maximum jaren wordt aangetroffen; de hoogste correlaties worden bij de twee laagste minimum jaren aangetroffen. De correlatie bij de laagste minimum jaren (r = +0,804; p<0,01) ligt maar liefst ruim 4x hoger t.o.v. de correlatie bij de hoogste maximum jaren (r = +0,184; p=N.S.).
Figuur 1: Minimum jaren in cyclus zonnestraling correleren ruim 4x hoger met temperatuur dan maximum jaren.
Omdat bij de zonnevlekkencyclus het jaar 2019 waarschijnlijk het minimum jaar tussen cyclus 24 en cyclus 25 vormt, is rekening gehouden met de mogelijkheid dat ook de TSI op een lagere waarde zou kunnen gaan eindigen dan 2017. Op basis van de TSI ruwe data van de eerste 10 maanden van 2019 lijkt dit overigens niet te gaan gebeuren: het verschil t.o.v. 2018 is beperkt gebleven tot een waarde die duidelijk minder dan 0,03 W/m2 lager ligt t.o.v. de waarde van 2018. Daarom heeft in figuur 1 de getoonde TSI voor het jaar 2019 een voorlopige waarde van 1361,226 W/m2, welke 0,030 W/m2 lager is dan de 2018 waarde van 1361,256 W/m2. Omdat bij de LISIRD TSI nog correcties gaan volgen op de data van de metingen is rekening gehouden met de mogelijkheid dat het neerwaartse effect eventueel nog 1/3 deel omvangrijker zou kunnen uitpakken dan op basis van de ruwe data over de eerste 10 maanden van 2019 is vastgesteld. Ook in dat geval blijft de LISIRD TSI waarde voor het jaar 2019 net boven het niveau van het jaar 2017 (1361,215 W/m2) waardoor dit geen impact zal hebben op de resultaten en conclusies die in dit artikel worden gepresenteerd. De definitieve uitkomst van de analyse in dit artikel kan dus pas na afloop van 2019 worden gemaakt nadat de LISIRD TSI waarde voor dit jaar is vastgesteld.
{II-3} Uit figuur 1 blijkt tevens dat wanneer de fases behorende bij de 3 laagste minimum jaren worden samengevoegd en hetzelfde wordt gedaan voor de 3 hoogste maximum jaren, een zeer significant statistisch effect ontstaat. Ook ontstaat hierbij een beeld dat suggereert dat de minimum jaren een hoofdrol spelen bij het ontstaan van de 66-jarige cyclus. Want in dit perspectief blijken zowel de piekjaren 1878 en 1944, als ook de bodemjaren 1911 en 1976, betrekking te hebben op de 3 laagste fases in de cyclus van de zonnestraling.
{II-4} Bovendien wordt rondom 3 van de 4 meest extreme jaren in 66-jarige cyclus, een patroon aangetroffen dat suggereert dat een combinatie van minimum jaren hiervoor verantwoordelijk is. Enkel bij de eerste bodem fase van de 66-jarige cyclus wordt rondom het jaar 1911 een patroon aangetroffen waarbij ook diverse maximum jaren worden aangetroffen. Overigens, fundamenteel bezien levert dit een merkwaardig beeld op want logischerwijs zou eigenlijk van de TSI (lees: de hoeveelheid zonnestraling) kunnen worden verwacht dat deze positief correleert met de temperatuur op aarde. Het is daarom opmerkelijk om te constateren dat de maximum jaren zich bij de extremen van de 66-jarige cyclus enkel duidelijk manifesteren bij de allerlaagste bodem fase (rond het jaar 1911) sinds 1850.
{II-5} Kortom, figuur 1 toont een beeld waarbij de meest voor de hand liggende verwachting enkel duidelijk wordt ingelost bij de minimum jaren. De maximum jaren (b)lijken daarentegen voor nogal wat ‘klimaatruis’ te zorgen bij de temperatuurontwikkeling op aarde. Enkel in de periode vanaf 1944 is wel een duidelijk patroon zichtbaar waarbij relatief veel piekjaren worden aangetroffen aan de bovenkant van de HadCRUT4 temperatuur serie (in combinatie met veel bodemjaren aan de onderzijde). Vooral de periode tussen 1850 en 1900 toont min of meer het omgekeerde patroon.
Omdat bij de tussenliggende periode van 1900-1944 een gemengd beeld zichtbaar is kan dit fenomeen worden geassocieerd met een lange termijn zonnecyclus die een mogelijk een veelvoud van de 66-jarige cyclus zou kunnen omvatten. Want de periode 1850-2018 toont een patroon dat ogenschijnlijk niet meer dan de helft van een verschuiving binnen het mechanisme toont. In paragraaf VI wordt via figuur 12 dit patroon meer in detail beschreven.
Natuurkundig mechanisme verklaart impact verschil tussen minima en maxima
{II-6} De fundamentele logica achter het verschil tussen de minimum en maximum jaren in de zonnecyclus kan worden begrepen op basis van de helioseismologie. Tijdens de minima wordt bij de druk component in de energiegolven van de zon een lagere frequentie 5 aangetroffen in combinatie met de combinatie van: een hogere amplitude + een groter aantal actieve regionen 6. Bij de maxima wordt het omgekeerde patroon aangetroffen: de frequentie is dan hoger maar de amplitude + het aantal actieve regionen is lager. Dit patroon wijst in de richting van dat minima waarschijnlijk gepaard gaan met een meer krachtige laagfrequente energetische activiteit; gevolg: de relatie met de temperatuurontwikkeling op aarde is duidelijker waarneembaar. Terwijl maxima gepaard gaan met minder krachtige hoogfrequente energetische activiteit. Dit verklaart waarom juist tijdens maxima relatief gemakkelijk ‘klimaatruis’ ontstaat; dit komt waarschijnlijk omdat de atmosfeer van de aarde de minder krachtige hoogfrequente energie gemakkelijker zal kunnen reflecteren (Albedo), dan wel absorberen in de hogere atmosfeer..
{II-7} Tenslotte, een nadere inspectie van het verloop van de minima bij de TSI met de corresponderende temperatuur heeft een merkwaardig fenomeen aan het licht gebracht. Vanaf het jaar 1867 tussen beide voortdurend een tegengestelde beweging wordt aangetroffen: iedere stijging (of daling) tussen 2 opeenvolgende TSI minima gaat bij de temperatuur gepaard met een daling (of stijging). In de volgende paragraaf wordt duidelijk dat dit fenomeen het gevolg is van een faseverschil tussen de TSI en de temperatuurontwikkeling op aarde.
III – Na fase correctie tonen zonneminimum jaren een nog sterker verband met temperatuurontwikkeling
{III-1} In de vorige paragraaf is beschreven dat bij het bestuderen van het verband tussen de activiteit van de zon en de temperatuurontwikkeling op aarde rekening moet worden gehouden met tenminste 1 complicatie, namelijk: een fors correlatie verschil tussen de minimum en maximum jaren van de zonnecyclus. In deze paragraaf wordt een tweede complicatie beschreven in de vorm van een faseverschil.
{III-2} In figuur 2 zijn enkel de minimum jaren van de zonnestraling cyclus (TSI) uit figuur 1 weergegeven in combinatie de corresponderende temperaturen. Hierbij is een fase-correctie uitgevoerd waarbij de TSI één cyclus is teruggezet in de tijd; het meeste recente minimum van de zonnecyclus (2017/2019) staat in figuur 2 daarom weergegeven boven de temperatuur van het vorige minimum (2008).
Het gevolg is dat de TSI en de temperatuur in figuur 2 een min of meer dezelfde ‘zaagtandbeweging’ over een periode van 130 jaar tonen (enkel bij de laatste beweging wordt nu een tegengestelde beweging aangetroffen, waarbij enkel de zon de te verwachten beweging omhoog voortzet). De fase-correctie heeft als gevolg dat de correlatie tussen de TSI minima en de temperatuur aanzienlijk groter is in figuur 2 (r = +0,904; p=0,000) dan in figuur 1 (r = +0,803; p<0,01) het geval is. Opvallend is ook dat het oscillerende patroon van de 66-jarige cyclus in dit vereenvoudigde perspectief zowel bij de zon als de temperatuur gemakkelijk kan worden herkend.
{III-3} De ‘zaagtandbeweging’ betreft een bekend fenomeen dat het gevolg is van de 22-jarige magnetische cyclus van de zon. Bij dit fenomeen wordt op het niveau van de 11-jarige zonnevlekkencyclus een patroon aangetroffen dat bestaat uit een afwisseling van o.a. hoge en lage pieken en/of spitse en brede pieken. In de technische beschrijving aan het eind van paragraaf VI wordt dit fenomeen met meer details beschreven op basis van een visuele impressie van het verloop van de zonnecyclus.
Figuur 2: Na een fase-correctie voor de TSI minima (deze zijn 1 zonnecyclus terug in de tijd geschoven) toont zowel de zon als de temperatuur een duidelijke 66-jarige cyclus die parallel loopt en gepaard gaat met een hoge correlatie tussen beide [r = +0,904; p=0,000]. De combinatie van de 66-jarige cyclus + de stijgende trend in zonneactiviteit suggereert dat in potentie 75% tot 95% van de temperatuurstijging sinds 1976 kan worden verklaard door de toegenomen activiteit van de zon. De temperatuur van minimum jaar 2017 ontbreekt in de illustratie t.g.v. de fase-correctie van de TSI (een vergelijking met de TSI kan pas plaatsvinden na het volgende minimum jaar dat rond ~2028 kan worden verwacht).
{III-4} Uit figuur 2 blijkt dat ook bij de TSI minima jaren een 66-jarige cyclus wordt aangetroffen; periodes van 3 opwaarts gerichte cycli (~33 jaar) worden afgewisseld door 3 neerwaarts gerichte cycli (ook ~33 jaar). Op basis van de combinatie van de langdurige parallelle ‘zaagtandbeweging’ en de 66-jarige cyclus is het geenszins verrassend dat figuur 2 een zeer significante hoge correlatie beschrijft tussen de ontwikkeling van de gefaseerde TSI en de niet-gefaseerde temperatuur.
{III-5} De getoonde trendkanalen in figuur 2 tonen een patroon waarbij zowel de TSI als de temperatuur bij de laatste fase het trendkanaal aan de bovenzijde hebben verlaten. Een vergelijking tussen de verhoudingen van de punten I, II en III (zie rechterzijde) suggereert dat op basis van de minima ruim 75% van de temperatuurstijging sinds 1976 kan worden verklaard op basis van de zonneactiviteit t.g.v. de combinatie van de volgende 3 factoren:
(1) de 66-jarige cyclus;
(2) de opwaarts gerichte trend;
(3) er is sprake van versnelling waarbij het trendkanaal aan de bovenzijde wordt verlaten.
{III-6} Een meer exacte vergelijking tussen beide perspectieven op basis van de punten A t/m L wijst uit dat de stijging van de temperatuur tussen 1976 en 2008 t.o.v. de voorgaande decennia bij de temperatuur slechts in beperkte mate sneller is verlopen dan bij de zon. De afstand tussen de waarden bij de punten A en D t.o.v. de gemiddelde afstand tussen de punten A & E t/m A & L toont aan dat bij de temperatuur (+101,3%) slechts een +5,0% hogere waarde wordt aangetroffen dan bij de zon (96,3%). Dit suggereert dat in potentie op basis van alle individuele minimum jaren de variatie in de activiteit van de zon sinds 1976 mogelijk zelfs 95% van de temperatuur kan verklaren – dit heeft te maken met dat de zon in de laatste decennia een iets sterkere opwaartse trend toont dan bij de temperatuur het geval is. Aan het einde van deze paragraaf wordt duidelijk dat deze opvallende trend ook buiten het perspectief van de minimum jaren van de zon wordt aangetroffen.
{III-7} Een ander interessant aspect vormt het feit dat in het huidige decennium bij de minima een stijging in de activiteit van de zon wordt aangetroffen die sinds 1850 niet eerder is waargenomen. Bij de temperatuur wordt in figuur 2 de snelste stijging aangetroffen tussen 1933 en 1943. Omdat dit een vergelijking betreft tussen jaren met vergelijkbare omstandigheden bij de zon kan hieruit worden afgeleid dat bij de temperatuur geen sprake is van een “niet eerder getoonde versnelling” in de periode tussen 1976 en 2008. Overigens, uit figuur 1 blijkt dat voor de periode van 2008 t/m 2017 wel geldt dat de snelheid van de temperatuurstijging een fractie hoger is dan de stijging tussen 1933 en 1943, doch het gaat hierbij om een periode die 1 jaar korter is. Bovendien loopt deze periode parallel met de snelste stijging van de TSI sinds 1850, wat impliceert dat de zon betrokken is bij de snelle stijging van de temperatuur.
{III-8} In paragraaf II is vastgesteld dat vooral maxima gepaard gaan met fluctuaties die ogenschijnlijk verantwoordelijk lijken voor het ontstaan van ‘klimaatruis’. Overigens, van zonnevlekken is bekend dat ze gepaard gaan met een complexere dynamiek in de output van de zon. Om een analyse mogelijk te maken die verder reikt dan alleen de minimum jaren van de zonnestraling cyclus is het daarom wenselijk om de invloed van de fluctuaties gerelateerd aan de zonnevlekkencyclus uit het TSI signaal weg te filteren. In de wetenschappelijke literatuur worden diverse technieken beschreven waarmee deze zogenaamde ‘achtergrond zonnestraling’ [background solar irradiance = BSI] kan worden berekend7. In dit onderzoek wordt voor de berekening van de BSI een eenvoudige benadering gebruikt waarbij de omvang van de zonnevlekkencyclus via subtractie uit de TSI is verwijderd (de BSI is als volgt berekend: het aantal zonnevlekken per jaar is gedeeld door de recordwaarde van 269,3 zonnevlekken, welke de gemiddelde waarde voor het jaar 1957 betreft; vervolgens is het resultaat uit de TSI waarde verwijderd). Figuur 3 toont de TSI cyclus, de BSI cyclus en de zonnevlekkencyclus voor de periode 1800-2019; de waarden voor 2019 zijn op de eerste 10 maanden (jan t/m okt) gebaseerd.
Figuur 3: Totale zonnestraling [TSI], achtergrond zonnestraling [BSI] & zonnevlekken (2019 data is gebaseerd op eerste 10 maanden).
{III-9} Uit figuur 3 blijkt dat de BSI in het jaar 2015 een nieuwe recordwaarde heeft bereikt; de gemiddelde BSI waarde voor de periode 2010-2019 resulteert bovendien in een fors nieuw decennium record. Overigens, dit mag geen verassing worden genoemd want enerzijds toont de TSI voor het minimum jaar 2017 een recordniveau in het perspectief van de minima; anderzijds ontstaat in 2019 ook voor het eerst een periode van 10 jaar op rij waarbij de TSI voortdurend boven een waarde van 1361,2 W/m2 zit, wat een record betekent voor de periode sinds het Maunder minimum.
{III-10} In figuur 4 wordt het perspectief dat in figuur 1 is beschreven nogmaals getoond, doch hier zijn zowel de BSI als CO2 toegevoegd; uit de dynamiek van de grafieken blijkt direct dat de ‘oscillerende beweging’ in de temperatuurgrafiek enkel in verband kan worden gebracht met de zon – ofschoon ook bij de CO2 in de periode 1923-1976 een oscillatie met een geringe amplitude zichtbaar is. De periode 1933-1943 betreft bij de CO2 de cyclus met de geringste stijging op basis van de TSI minima jaren, welke in verband kan worden gebracht met zowel het feit dat de periode 1933-1943 een bijna vlakke BSI toont en de periode 1923-1933 een bijna vlakke temperatuur ontwikkeling toont.
Figuur 4: Totale zonnestraling [TSI], achtergrond zonnestraling [BSI], temperatuur & CO2 op basis van de TSI minimum jaren; deze factoren tonen onderling allemaal sterke correlaties (na een fase-correctie waarbij zowel de TSI als BSI met één zonnecyclus terug in de tijd is geschoven).
{III-11} Uit figuur 4 blijkt dat de BSI iets sterker met de temperatuur correleert dan de correlatie tussen CO2 en de temperatuur. De BSI, temperatuur en CO2 tonen onderling correlaties met een vergelijkbare omvang. Bij de TSI liggen de correlaties onderling op een iets lager niveau, ofschoon het verschil gering is voor zowel de periode 1867-2008 als de periode 1976-2008.
Getalsmatig liggen de correlaties nog enkele honderdsten hoger voor de periode vanaf 1879 of vanaf 1890; bij de BSI loopt de correlatie met de temperatuur in beide gevallen dan op tot boven de +0,94 (de correlatie tussen CO2 en de temperatuur blijft in beide periodes lager dan +0,91).
IV – Zon toont sterk verband met gemiddelde temperatuur op basis van magnetische zonnecycli
{IV-1} In paragraaf III is vastgesteld dat vooral bij de minima in de zonnecyclus na een fase-correctie behoorlijk hoge correlaties worden aangetroffen met de temperatuurontwikkeling op aarde; ook is vastgesteld dat bij zowel de TSI als de BSI de waarden hoger zijn dan de correlatie tussen CO2 en de temperatuur.
{IV-2} Vanzelfsprekend is het gewenst om de impact van het faseverschil tussen de zon en de temperatuur ook te bestuderen buiten het perspectief van de minima van de zonnecyclus. Echter, in paragraaf II is vastgesteld dat vooral bij de maxima van de zonnecyclus relatief veel ‘klimaatruis’ ontstaat. Om de impact van deze complicatie zoveel mogelijk te reduceren is een analyse gemaakt op basis van de 22-jarige magnetische cyclus van de zon – welke als de fundamenteel bepalende factor binnen de cyclus van de zon wordt herkend. De magnetische cyclus wordt bijvoorbeeld o.a. gebruikt om de amplitude van de zonnecyclus in de toekomst te voorspellen, waarbij vrij nauwkeurig tot tenminste wel 9 jaar vooruit kan worden gekeken 8. Dit fenomeen vormt een indicatie dat de zonnestraling cyclus in essentie achterloopt t.o.v. andere cycli van de zon.
{IV-3} De volgende analyse is gericht op de gemiddelde waarden per magnetische cyclus; hierbij wordt enkel gekeken naar periodes die beginnen (en eindigen) bij TSI minima. Dit impliceert dat in de analyse iedere magnetische cyclus in totaal 3 minimum jaren bevat waardoor het gewicht van de minimum jaren optimaal wordt gebruikt. Iedere magnetische cyclus heeft een lengte van bij benadering ongeveer 22 jaar en bevat twee zonnevlekkencycli die ieder een lengte hebben van bij benadering ongeveer 11 jaar. Omdat een magnetische cyclus bij ieder willekeurig minimum kan beginnen is het bij deze analysemethode mogelijk om de gemiddelde waarde van een magnetische cyclus te berekenen voor periodes die elkaar met ongeveer 11 jaar opvolgen.
{IV-4} Omdat de TSI waarde in 2017 lager ligt dan in 2018 en ook 2019 (waarschijnlijk) een hogere waarde gaat opleveren dan 2017, wordt in de analyse gebruik gemaakt van de 161-jarige periode 1856-2017. De periode voorafgaand aan het jaar 1856 wordt buiten beschouwing gelaten omdat de periode 1850-1855 geen volledige magnetische cyclus omvat.
{IV-5} Figuur 5 beschrijft de TSI, BSI, temperatuur en CO2 op basis van de individuele jaren voor de periode 1956-2017; vervolgens toont figuur 6 de gemiddelde waarden per magnetische zonnecyclus voor de data in figuur 5.
Figuur 5: Jaarlijkse data voor de TSI, BSI, temperatuur & CO2 m.b.t. de periode 1856-2017.
{IV-6} De tabel in figuur 5 toont in de bovenste helft correlaties die betrekking hebben alle jaren in de periode 1856-2017; de correlaties in de onderste helft hebben de betrekking op alle magnetische cycli (zonder fase-correctie) die beginnen met een minimum jaar. Uit de waarden in de tabel blijkt dat de correlaties tussen de zon en de temperatuur op basis van de magnetische cyclus fors hoger zijn dan de correlaties die zijn gebaseerd op de individuele jaren (de significantie niveaus worden niet getoond maar liggen ook hoger). De analyse suggereert dat een groot deel van de ‘klimaatruis’ in de relatie tussen zon en de temperatuur kan worden weggefilterd door rekening te houden met de magnetische cyclus van de zon. Dit heeft o.a. te maken met het feit dat hierbij bijvoorbeeld de dynamiek van de ‘zaagtandbeweging’ verdwijnt (dit fenomeen is besproken in paragraaf III).
{IV-7} De tabel in figuur 6 toont in de onderste helft de correlaties waarbij ook de eerder beschreven fase-correctie is toegepast; de bovenste helft van deze tabel toont de bijbehorende waarden voor de meest recente periode. Omdat de waarde voor de laatste volledige magnetische cyclus betrekking heeft op de periode 1996-2017 kan deze fundamenteel bezien aan het jaar 2006 worden gekoppeld; echter, t.g.v. de fase-correctie wordt de bijbehorende TSI waarde één zonnecyclus teruggeschoven in de tijd en eindigt de analyse in figuur 6 bij het jaar 1996.
{IV-8} Een vergelijking tussen de onderste helft van de tabel in figuur 5 en de onderste helft van de tabel in figuur 6 laat zien dat de impact van de fase-correctie significant is: immers, de correlaties tussen de zon en de temperatuur stijgen hierbij met ongeveer 8 tot 10 honderdsten. Echter, de impact van de keuze om de gemiddelde waarde te berekenen op basis van precies 1 magnetische zonnecyclus blijkt relatief bezien nog groter te zijn. Dit werpt een nieuw licht op figuur 2, want ook daar is de correlatie ongeveer 10 honderdsten hoger t.o.v. de correlatie die voor de laagste minima jaren wordt beschreven in figuur 1.
Figuur 6: Gemiddelde waarden tijdens een magnetische zonnecyclus (~22 jaar); na toepassing van de fase-correctie op de data van de zon, ontstaat een soortgelijk patroon waarbij de achtergrond zonnestraling [BSI], de temperatuur en CO2 onderlinge correlaties hebben met ongeveer hetzelfde significantie niveau.
{IV-9} Uit de correlaties in figuur 6 blijkt dat de BSI (na fase-correctie) voor de periode vanaf 1976 een opmerkelijk sterke correlatie toon met CO2. Dit levert een parallel op met figuur 4 waarbij dit immers ook het geval is in het perspectief van de minima jaren (eveneens na fase-correctie). Omdat in beide perspectieven tussen de achtergrond zonnestraling, de temperatuur en CO2 correlaties worden aangetroffen met ongeveer hetzelfde significantie niveau ontstaat hierbij een beeld dat logischerwijs suggereert dat de zon zeer waarschijnlijk een significante rol speelt bij zowel de opwaartse temperatuurtrend als de opwaartse CO2 trend.
{IV-10} Bij een vergelijking tussen figuur 6 en de combinatie van figuur 2 & 4 wordt duidelijk dat tot 1996 de grafieken in essentie min of meer dezelfde dynamiek tonen. Het belangrijkste verschil is dat in figuur 6 zowel de ‘zaagtandbeweging’ als de 66-jarige cyclus is verdwenen en heeft plaats gemaakt voor een meer geleidelijk oscillerende beweging.
Interessant is ook dat in figuur 6 de achtergrond zonnestraling binnen 42 jaar na de vorige piek (halverwege de 20ste eeuw) op een recordniveau is beland. Dit levert ogenschijnlijk een soort van vertraagde parallel op met de temperatuurontwikkeling – waarbij dit reeds na 33 jaar het geval is. Bij de TSI gebeurd dit pas na 54 jaar. In het perspectief van de minima laten de recordniveaus zowel bij de zon als de temperatuur ongeveer 1 zonnecyclus langer op zich wachten – dit kan waarschijnlijk worden toegeschreven aan een vertraging t.g.v. de ‘zaagtandbeweging’ veroorzaakt door de magnetische zonnecyclus.
{IV-11} De curves in figuur 6 bieden onvoldoende handvatten om op basis van een relatief korte periode een betrouwbare getalsmatige inschatting te maken voor het aandeel van de zon in de opwarming sinds 1976; echter, de achtergrond zonnestraling toont een sterke helling die de curve duidelijk boven de bandbreedte van de voorgaande decennia doet belanden – wat een parallel oplevert met de ‘versnelling’ die voor figuur 2 is beschreven en ook met de records die voor figuur 3 zijn beschreven.
{IV-12} Het totaalbeeld suggereert dat de magnetische cyclus zeer waarschijnlijk in hoge mate verantwoordelijk is voor een flink deel van de ‘klimaatruis’ die het verband tussen de zon en de temperatuurontwikkeling op aarde maskeert. De combinatie van de gemiddelde waarde tijdens een magnetische zonnecyclus (op basis van de minimum jaren) + de fase-correctie van een halve magnetische cyclus (= een hele zonnestraling cyclus) blijkt een effectieve strategie om de impact van de ‘klimaatruis’ grotendeels te laten verdwijnen.
{IV-13} Helaas is het wel bijzonder lastig om deze strategie ook direct toe te passen op de individuele jaren omdat de lengte van de magnetische zonnecyclus immers fluctueert.
(Wordt vervolgd)
Erg interessant Martijn, voor zover ik het kan volgen.
Moet het dus wel vaker dan 1 maal lezen.
Idem hier ;-)
Wel al dit:
Solar Cycle 25 Forecast Update
published: Monday, December 09, 2019 22:30 UTC
The NOAA/NASA co-chaired, international panel to forecast Solar Cycle 25 released their latest forecast for Solar Cycle 25. The forecast consensus: a peak in July, 2025 (+/- 8 months), with a smoothed sunspot number (SSN) of 115. The panel agreed that Cycle 25 will be average in intensity and similar to Cycle 24.
Additionally, the panel concurred that solar minimum between Cycles 24 and 25 will occur in April, 2020 (+/- 6 months). If the solar minimum prediction is correct, this would make Solar Cycle 24 the 7th longest on record (11.4 years).
https://www.swpc.noaa.gov/news/solar-cycle-25-forecast-update
Boels, dan moeten we even kijken wie gelijk krijgt met hun bevindingen.
http://www.nature.com/articles/s41598-019-45584-3.pdf
Overigens Boels, zonnevlekken voorspellen is leuk hoor… maar daar waag ik me niet aan in mijn analyse. Vooral de baan van de zon rond het barycentrum biedt wel de mogelijkheid om in de toekomst vooruit te kijken voor wat betreft de activiteit van de zon – omdat deze baan immers op basis van de kosmische constellaties immers bekend is.
Zie blok IX-21 & figuur 25 in de laatste paragraaf ‘IX Discussie en Conclusie’.
Dat geldt voor mij ook.
Martijn schrijft als laatste in zijn samenvatting:
“een lage ‘klimaatgevoeligheid’ (maximaal ~0,49°C) voor de relatief grote toename van CO2”.
Zouden politici begrijpen dat daar in feite staat: CO2 is niet de klimaat-regelknop.
Of in politic-jargon:
It’s NOT de CO2, stupid!
De lage ‘klimaatgevoeligheid’ is inderdaad een belangrijk element in de analyse Albert.
Overigens, die lage ‘klimaatgevoeligheid’ komt voort uit de zeer hoge correlatie die ik in het signaal van de zon heb aangetroffen, zie de volgende zin in de samenvatting:
“In dit onderzoek wordt voor de zonnestraling en de temperatuur een zeer hoge correlatie beschreven met een omvang van +0,98 [p=0,000] voor de periode 1867-2017 (zie figuur 16).”
(Dit gaat over het perspectief van de BSI; bij het perspectief van de TSI worden lagere correlaties aangetroffen)
Chapeau, Martijn. Milankovic, past die in het plaatje?
https://nl.m.wikipedia.org/wiki/Milutin_Milankovi%C4%87
Merci, Willem Spaans.
De Milankovic cycli worden enkel in de context van de analyse genoemd in relatie tot de IJstijden cyclus, zie blok V-10.
PS. Mijn inschatting is dat de Milankovic parameters zelfs slechts een geringe invloed hebben gehad bij de ontwikkelingen sinds het Maunder minimum, maar dit wordt in het artikel niet expliciet beschreven. Immers, de ontwikkeling van de afgelopen 300 jaar is niet direct gerelateerd aan de IJstijden cyclus… doch deze materie is in de context wel van belang om de cycli van de zon en de natuurlijk beter te kunnen begrijpen.
Albert Vivant
Van politici kun je m.i. niet verwachten dat zij zich uitputtend bezig houden met de achtergronden van de gesignaleerde opwarming. Of die nu versnelt of juist niet.
Politici doen niet anders dan de aan hen uitgereikte gegevens van wetenschappers via hun ambtenaren omzetten in beleid. Dat verklaart daarmee ook meteen de klimaatbijbel-vastheid van Timmermans en consorten, ons parlement en ons kabinet. Als zij dus verkeerde gegevens krijgen aangereikt, nemen ze ook de verkeerde beslissingen. Eigenlijk moet je dus bij het ambtenarenkorps zijn. Zoals ook duidelijk wordt bij het aanhoren van het betoog van Beukeboom in het interview met Sven Kockelman.
Peter van Beurden
Mijn opmerking is uiteraard een woordgrapje. Als variant op het “It’s the economy, stupid”, van Bill Clinton. Maar dat had je natuurlijk wel begrepen.
Eens. Als je als politicus gekozen bent, dan heb je het helemaal niet gemakkelijk. Je moet ineens over werkelijk van alles en nog wat een mening hebben. En je wordt geconfronteerd met de stroperigheid van de procedures. Er sneuvelen heel wat ambities.
Dus ben je erg afhankelijk van de 4e macht(ambtenarenapparaat). Met name de beleidsambtenaren zijn in Nederland voor een groot deel “links”. Op ministeries, provincies en gemeenten. Maar vaak ontbreekt ook daar de expertise. Dit soms tot frustraties van politici.
Albert Vivant
We zijn het roerend eens. Het vervelende is echter dat we niet rechtstreeks ingang hebben tot die 4e macht.
Het is zoveel tekst en informatie het past niet in mijn beperkte brein, kunnen we niet gewoon ons leven leven en zien wat er van komt. We kunnen deze dingen toch niet veranderen, Kijk naar buiten en voel even op mijn balkon en weet welke kleding ik aan moet. De laatste weken van december zouden trouwens extreem koud worden volgens de voorspellers, het is vandaag 14 graden en het blijft voorlopig zo.
Hoi Willem, boven de inhoudsopgave vind je een korte samenvatting bestaande uit slechts 10 zinnen.
Mensen, helaas staat boven het artikel niet vermeldt dat dit slechts paragraaf I t/m IV betreft van het artikel… dus paragraaf V t/m IX gaan morgen volgen!
Overigens, op mijn eigen website is het gehele artikel hier terug te vinden, zie:
http://klimaatcyclus.nl/klimaat/bijrol-CO2-zonneactiviteit-verklaart-opwarming-sinds-1976.htm
Martijn van Mensvoort
Duidelijk ik had wel iets van die faseverschuiving gelezen, maar veronderstelde dat alle jaartallen in de onderste grafiek dan mee zouden verschuiven. Dank voor je reactie.
(Graag gedaan Peter, fijn dat het aspect van de faseverschuiving in figuur 2 nu ook voor jou duidelijk is)
Martijn van Mensvoort
Boeiend en inhoudelijk betoog dat ik als leek nog wel enkele malen moet lezen. In grote lijnen begrijp ik het verhaal tot nu toe. Wat me wel opviel in de grafieken is dat de jaartallen die recht boven elkaar staan niet altijd corresponderen. Zie in figuur 2 bijvoorbeeld 1923 en 1975/1985. Hoe zit dat? Daarmee wordt die 66 jarige cyclus niet voldoende duidelijk..
Klopt Peter, in figuur 2 zijn de jaartallen van de bovenste grafiek (dit betreft de totale zonnestraling = TSI) 1 zonnecyclus teruggeschoven in de tijd i.v.m. het het faseverschil – zie o.a. de tekst helemaal bovenaan het plaatje:
“After moving all TSI minimum years 1 solar cycle back in time: ….”
http://klimaatcyclus.nl/klimaat/pics/minimum-years-in-solar-irradiation-cycle-show-delayed-correlation-with-temperature.jpg
(Aan het einde van paragraaf 1x wordt beschreven wat de belangrijkste aanleiding is geweest om deze fase correctie toe te passen; namelijk, zonder de fase correcties bewegen de zon en de temperatuur voortdurend in de tegengestelde richting in het perspectief van de minimum jaren van de TSI cyclus)
CORRECTIE: (Aan het eind van paragraaf I wordt beschreven wat de belangrijkste aanleiding is geweest… )
.maar volgens bart v kan dit niet kloppen wegens de afname van elfstedentochten in nederland (where else) en toename van bosbranden in australie..mvg..bart f.
Ja Bart, veel van de bosbranden zijn aangestoken. Stumpers daar en dat er minder Elfstedentochten zijn dat is ook waar. Maar waar vroeger een duizend mensen de schaatsen onderbonden willen er nu 16.000 op de ijzers staan. En dan moet het ijs dikker zijn. Bijkomend nadeel is de gigantische belangstelling van vele enthousiaste toeschouwers. Meer veiligheid enz. Verder een leerzaam artikel. Ik ga er nog eens goed voor zitten.
.oeps…:) vergeten…sorry…maar t was nog vroeg….mvg…bart F!
@Martijn van Mensvoort
Mocht je dezer dagen meer tijd hebben dan ik: kijk eens naar de link naar het Excelbestand ;-)
Boels, kun je nog even aangeven wat je bedoelt?
(Hij werkt ook hier op Climategate naar behoren)
.blijkbaar iemand met zn verkeerde duim uit bed gestapt…toch niet bart v mag ik hopen….mvg…bart f..
Nou Martijn, dat is een dikke pil, die slik je zomaar niet even naar binnen.
Met de 11 jarige cyclus met de naam Schwabe, volgens mij heb je de naam niet beschreven of ik heb hem overzien, kan ik je nog volgen.
Het Maunder minimum ook, wat volgens wetenschappers op dit gebied in 2020 weer zal gaan beginnen en waarschijnlijk 3 Schwabe cyclussen gaat duren.
De fase begrippen fase verschuiving, tegenfase enz, dat volg ik wel, wat je bedoelt met het laagfrequent weet ik niet, laagfrequent is bij mij hoorbaar geluid, maar in de klimaatwetenschap zal dit wel een andere betekenis hebben.
Voor de rest heb je wel een gedegen cursus nodig lijkt me! :-)
Maar het is wel goed te zien dat je er veel werk en tijd aan hebt besteed.
En dat er een grote verkoeling komt in het Maunder minimum (kleine ijstijd) dat zal ook wel iedereen er uit kunnen halen
Toen meneer Maunder dat ondekt heeft is ook nog niet zo lang geleden.
Maar goed ik weet er weinig van, de mensen hier met veel klimaat ervaring, (wetenschap) kunnen er wellicht hun voordeel mee doen.
Zo kun je ook weer zien dan er meer is dan co2 tussen hemel en aarde.
Hoi Theo, de term ‘Schwabe cyclus’ wordt in paragraaf VI genoemd in blok VI-11, citaat:
– Mocht je op zoek willen gaan naar andere termen dan is het handig om dit te doen met de volledige versie van het artikel; deze vindt je hier op mijn website, zie:
http://klimaatcyclus.nl/klimaat/bijrol-CO2-zonneactiviteit-verklaart-opwarming-sinds-1976.htm
M.b.t. je overige opmerkingen:
– De term Maunder minimum verwijst naar de specifieke periode rond de 2de helft van de 17de eeuw. Voor komende decennia wordt enkel rekening gehouden met een ‘Grand Solar Minimum’ (het Maunder minimum vormt extreme variant van een GSM). Overigens, in paragraaf ‘IX Discussie en Conclusie’ kan op basis van het werk van Scafetta m.b.v. figuur 25 een inschatting worden gemaakt voor de temperatuur impact van de afname in de activiteit van de zon (ik ben zelf geneigd om dit voor komende decennia kleiner in te schatten dan 0,2°C – een impact die nauwelijks merkbaar hoeft te zijn, dus ik zie zelf geen aanleiding om te spreken over een soort van “grote afkoeling”).
– Wat betreft het natuurkundige mechanisme dat het verschil beschrijft tussen de minima en de maxima binnen de zonnecyclus:
de term ‘laagfrequent’ verwijst in dit perspectief naar een signaal met een relatief lagere frequentie (dit is van toepassing op de minima); ‘hoogfrequent’ betreft een signaal met een hogere frequentie (van toepassing op de maxima).
(Dank)
@Martijn,
Ook dank aan jou,
Nee ik ga niet vooruitlopen, ik wacht af tot je hier alles gepost hebt.
Dit is al moeilijk genoeg, ik neem het vanavond nog eens rustig door, daar heb ik persoonlijk meer aan dan voorruit lopen.
Ik weet hoe lang jij bezig bent geweest met deze artikelen, dus het is niet even een keer lezen, kan best dat ik straks nog meer interessante dingen er uit haal. :-)
@Marijn,
Even nog ter info.
Ik kom bij Maunder cyclus, omdat Valentina de periode 2020 2055 aankondigt als de zelfde cyclus als de laatste.
Even een vertaald citaat,
Onze ster wordt effectief afgesloten vanaf volgend jaar (2020).
De aankomende GSM is naar verwachting (onder andere door Zharkova zelf) vergelijkbaar met het Maunder Minimum (1645-1715) – een tijd waarin zonnevlekken buitengewoon zeldzaam waren en veel van de planeet kouder dan gemiddelde temperaturen ervoeren.
https://electroverse.net/professor-valentina-zharkovas-expanded-analysis-still-confirms-super-grand-solar-minimum-2020-2055/
@Martijn Fascinerend artikel. Daar neem ik rustig de tijd voor. Over Milankocic staat op Klimaatgek een minstens zo fascinerend artikel. Ik ben nu elders en kan niet bij mijn archief.
Dank Hetzler, met de inhoud van dit artikel begeven we ons op terrein dat slechts door weinig mensen is verkend.
Enkele weken terug kreeg ik pas zicht op dat het dus mogelijk is om voor vrijwel de gehele periode sinds 1850 (1856-2017) een correlatie te beschrijven met omvang van maar liefst +0,98 [p=0,000] op basis van de BSI en de temperatuur; terwijl we in de wetenschappelijke literatuur er überhaupt niet vaak wordt gesproken over correlaties tussen de zon en de temperatuur op aarde.
Natuurlijk zijn m.b.t. die waarde van +0,98 wel wat correcties doelgericht gebruikt (d.m.v. een fase correctie en door het gebruik van het perspectief van de BSI), maar m.b.v. de magnetische cyclus wordt bijvoorbeeld voor dezelfde periode een correlatie van +0,841 gevonden voor de TSI en de temperatuur voor het perspectief beschreven in figuur 6… terwijl hierbij geen sprake is van correcties omdat bij figuur 6 enkel wel rekening is gehouden met de invloed van de ~22 jarige magnetische zonnecyclus.
Kortom, de zonnecyclus zorgt zelf voor erg veel ‘ruis’ op de lijn bij het bestuderen van de relatie tussen de TSI en de temperatuur want in het perspectief van de individuele komen we voor de gehele periode 1850-2019 uit op een correlatie van slechts +0,282 [N.S.].
Bij het bestuderen van de relatie tussen de zonnestraling en de temperatuur is het dus noodzakelijk om rekening te houden met de cyclus van de zon, want niet alleen de hoeveelheid zonnestraling varieert tijdens de verschillende fasen van de zonnecyclus…. ook de bestanddelen zijn anders. Zo wordt bij de maxima bijvoorbeeld in de orde van maar liefst 10% meer UV straling uitgestraald, zie figuur 18.
Hallo Martin,
Duidelijk maar wel complexe materie. Ik heb nog niet alles in detail gelezen, maar komt jouw beschrijving in grote lijnen overeen met het werk van Svensmark cs? Hij legt de nadruk op een secundair effect n.a.v. fase in zonnecyclus i.r.t. sterkte magnetische straling en impact op de cosmische straling. Deze laatste blijkt ook invloed te hebben op wolkenformatie en dientengevolge temperatuur aarde. Mogelijk heb je dit ook aangehaald. Ik hoor het wel
Hallo Bert Klarenbeek,
Enkel in blok V-8 verwijs ik via bron 14 naar het werk van Svensmark (zie het citaat hieronder).
Dus zijn werk is inderdaad relevant in het perspectief van mijn analyse. Het werk van Svensmark is in mijn ogen belangrijk omdat zijn onderzoek is gericht op de werking van natuurkunde van de versterkende mechanismen die er voor zorgen dat de energetisch kleine fluctuaties bij de zon een relatief grote impact hebben op de temperatuur op aarde.
PS. Ik verwijs in mijn artikel wel uitgebreider naar het werk van Prof. Shaviv (hij is één van de belangrijkste partners van Svensmark bij dit soort van onderzoek)
Martijn, je hebt zeker m.b.t. secundair effect TSI wel genoemd de optie magnetische straling-cosmetische straling-wolkenformatie.
Zie hieronder:
in de output van de zon t.g.v. een hoge versterkende factor – waarbij 3 factoren een rol kunnen spelen: (1) meer zonnemagnetisme heeft minder kosmische straling tot gevolg wat resulteert in minder bewolking; (2) toename van UV straling met een impact op zowel: ozon, troposfeer gassen, aerosolen & bewolking; (3) veranderingen in zonnewind die het wolken systeem beïnvloeden. Ook zal in de discussie blijken dat inschattingen voor de klimaatgevoeligheid in een sample van 41 studies op basis van instrumentele data in maar liefst 4 gevallen (= bijna 10%) uitkomt op een waarde van 1.0 of lager. De uitkomst van dit onderzoek is dus geenszins in strijd met eerdere inschattingen op basis van instrumentele data.
(Dank voor de aanvulling Bert)
Martijn,
Complimenten voor het doorwrochte artikel/cursus/college.
Ik heb het een keer diagonaal gelezen, maar het vergt meer studie om het helemaal op te nemen. Dat ga ik zeker doen, inclusief de bijlagen.
Ik zou willen dat deze informatie in Mickey Mouse taal ( op ZULO niveau= zeer uitgebreid lager onderwijs) de politici kan landen, maar dan willen ze het waarschijnlijk niet lezen
Dag TVO1. dank voor het compliment
Wellicht dat ik later ook een in staat ben om een samenvatting in ‘Mickey Mouse taal’ te presenteren.
PS. We zouden hierbij mogelijk kunnen denken aan een beschrijving als de volgende:
Afgelopen 300 jaar is zowel de temperatuur op aarde als de activiteit van de zon gestegen van het laagste niveau in 8.000 jaar tijd gestegen naar recordhoogte niveaus. Hierbij tonen de minima jaren van de zonnecyclus een veel sterkere correlatie met de temperatuur dan bij de maxima het geval is; op basis van de minima kan meer dan 2/3 van de opwarming worden verklaard door de toegenomen activiteit van de zon. Hierbij kan zelfs niet worden uitgesloten dat het signaal van de zon de temperatuur toename sinds de 2de helft van de 17de eeuw zelfs geheel kan verklaren.
(Technisch bezien wordt bovenstaande beschrijving in mijn artikel grotendeels gedekt door een correlatie van +0,98 tussen de zon en de temperatuur voor de periode 1867-2017, waarbij op basis van enkele correcties rekening wordt gehouden met de dynamiek van diverse zonnecycli)
Martijn van Mensvoort
Waarmee je natuurlijk meteen weer munitie geeft om AGWers op te laten merken; ’t zijn de kleine dingen die het doen”. Die 1/3de opwarming door CO2 t.g.v. het verbranden van fossiele brandstoffen duwen het klimaatsysteem over de rand en zorgen voor onomkeerbare klimaatveranderingen zoals Beukeboom en Timmermans beweren en waar dus een heleboel mensen achteraan hobbelen.
Het accent blijft in de optiek van deze angstige mensen toch liggen op het voorzorgsbeginsel en het onverantwoordelijke gedrag van de soort, mens geheten. Daarom hoop ik dat je betoog landt bij de echt verantwoordelijken. Naar mijn stellige mening zijn dat de influisterende ambtenaren. Die mogelijk eerst door de NGO’s. lobbygroepen en actiegroepen zijn ingefluisterd.
@Peter van Beurden, je raakt hier een gevoelig punt.
Ook met deze doorwrochte studie (knap “stukje” werk Martijn)
zal de fossiele CO2 klimaatkiller nr. 1 blijven.
Vóór de HIATUS was dat nog iets met globale opwarming.
Je doelt hier waarschijnlijk op het “KIPPPUNKT”,
het nieuwe wapen waarmee de schriftgeleerden van de Groene Religie
de noodzaak van versnelde CO2-Abbau willen verhevigen.
Start “Klimawandel – Die Fakten” op 31:17
https://www.zdf.de/dokumentation/zdfzeit/zdfzeit-klimawandel—die-fakten-mit-harald-lesch-100.html
De film is een bewerking door Harold Lesch van David Attenborough’s BBC-film:
Climate Change – The Facts
h*tps://peertube.social/videos/watch/d7a13b32-c27b-4304-b041-d0235b4750de
De hoeveelheid aan elkaar gerijgde klimadrama’s is zo immens
dat een normaal leven op onze planeet nu al onmogelijk is…
Overigens, een klik op de link naar Timmermans in Buitenhof leverde op:
“Dit programma kan niet worden afgespeeld.
Installeer of update Silverlight en probeer het opnieuw (21).”
(Merci PeterR)
@Bert, nu jij dat zegt, normaal is elke 11 jaar een omdraaiing van de polen oo de zon als ik het goed heb, nu vraag ik me af, hoe dat in zijn werk gaat in een Maunder minimum.
Misschien dat dit Martijn straks misschien ook kan uitleggen dan.
Moet nog wat klussen lees het straks wel.
Maar ik heb wel het idee dat de klimaatwetenschap zich te weinig met andere mogelijke zaken heeft bezig gehouden, en puur de focus op co2 heeft gelegd.
Re: Theo “@Bert, nu jij dat zegt, normaal is elke 11 jaar een omdraaiing van de polen oo de zon als ik het goed heb, nu vraag ik me af, hoe dat in zijn werk gaat in een Maunder minimum.”
Theo, in paragraaf V toont figuur 7 dat de zonnecyclus grotendeels stil viel tijdens het Maunder minimum in de periode 1645-1690, zie:
http://klimaatcyclus.nl/klimaat/pics/total-solar-irradiance-above-1362dot2-years-per-magnetic-cycle.jpg
(Dit betekent dat de omdraaiing van de magnetische polen in die periode waarschijnlijk ook grotendeels stil viel, maar toen hadden we natuurlijk nog geen satellieten dus dit kunnen we niet heel exact bestuderen)
@Martijn,
Mooi artikel. Compliment.
Een ding begrijp ik echter niet helaas. Beetje dom? :)
Je hebt het over ‘achtergrond zonnestraling’ [BSI]
TSI begrijp ik wel maar waar komt BSI vandaan?
Dank Lidi.
Je vraag komt niet als een verrassing want in de wetenschappelijke literatuur wordt niet heel veel gesproken over het begrip ‘background solar irradiance’ (= achtergrond zonnestraling); in mijn artikel heb ik in blok III-8 verwezen naar het werk van W. Soon ter referentie (referentie 7).
Overigens, rondom dit begrip worden in de literatuur verschillende rekentechnieken gepresenteerd om dit fenomeen slechts bij benadering in te kunnen schatten; het kan dus niet direct worden gemeten. N.a.v. de beschrijvingen in paragraaf II heb ik zelf een eenvoudige rekentechniek gebruikt op basis van de zonnevlekkencyclus die ook in blok III-8 wordt beschreven:
Eventueel kun je in Google Scholar verder zoeken naar meer info:
https://scholar.google.com/scholar?hl=nl&as_sdt=0%2C5&q=%22background+solar+irradiance%22&btnG=
Lidi, ik hoop dat ik je (belangrijke) vraag hiermee afdoende heb beantwoord.
Alle respect voor het artikel.
Als leek zoek ik steeds naar de mate waarin de zonneactiviteit de temperatuur op aarde beïnvloed.
Met name; Is de invloed ervan in staat de opwarming slechts (tijdelijk) te verminderen of zal de temperatuur er ook daadwerkelijk door afnemen?
Met andere woorden; overdrijft Valentino Zharkova de invloed van de zon?
Re: Troubadour “… Met andere woorden; overdrijft Valentino Zharkova de invloed van de zon?”
Het werk van Zharkova wordt 1x in het artikel genoemd, zie blok VI-11 (doch hierbij verwijs ik enkel naar de cyclus van 350-400 jaar die in haar werk wordt beschreven).
Ik vind het lastig om je vraag te beantwoorden omdat je vraag eigenlijk niet erg specifiek is, maar ik ga toch een poging wagen:
– Enerzijds denk ik dat haar beschrijvingen voor het ontstaan van een ‘Grand Solar Minimum’ in komende decennia wel aansluiten op mijn analyse, echter voor mij is niet duidelijk wat ze zich hierbij precies voorstelt bij de impact hiervan op de temperatuur op aarde. Ik weet net of Zharkova ook beschrijvingen heeft gegeven voor de omvang van de temperatuurdaling die hierbij logischerwijs kan worden verwacht.
(Ik denk zelf dat de temperatuurdaling t.g.v. een ‘Grand Solar Minimum’ in de komende decennia beperkt kan blijven tot een daling in de orde van minder dan 0,2°C)
– Anderzijds heeft Zharkova ook een beschrijving gepresenteerd waarbij wordt rekening gehouden met de mogelijkheid dat komende 700 jaar (na het ‘Grand Solar Minimum’ van komende decennia) de temperatuur met 2 tot 3 graden Celsius zou kunnen gaan stijgen. Echter, in mijn artikel wordt in blok VI-9 op basis van het werk van Shaviv beschreven dat het verschil tussen een actieve zon en een passieve zon in de orde ligt van ongeveer 1°C – kan natuurlijk ook best een een paar tienden meer zijn… maar Zharkova denkt dus aan een effect dat een veelvoud hiervan betreft… en dat lijkt me dus in strijd met de beschrijving van Prof. Shaviv, een expert in deze materie… terwijl de expertise van Zharkova op een ander terrein ligt (zij is een wiskundige die min of meer per toeval in klimaatonderzoek betrokken is geraakt).
“In de wetenschappelijke literatuur wordt beschreven dat het temperatuurverschil tussen een passieve zon en een actieve zon in de orde van grootte ligt van 1°C op basis van boringen in de aardkorst of de ijskappen21.”
21 – The Role of the Solar Forcing in the 20th century climate change – N.J. Shaviv (2012)
Kortom, ik heb zelf enkel twijfels over het getalsmatige aspect in het werk van Zharkova maar in mijn ogen is haar onderzoek wel heel interessant (en ook relevant) omdat zij naast de poloïdale component ook de toroïdale component van de magnetische cyclus van de zon getalsmatig in haar werk heeft weten te betrekken.
PS. Het gebruik van het woord ‘overdrijven’ vind ik hier echter niet gepast want de inschattingen van Zharkova zijn wel gebaseerd op gedegen getalsmatige analyses… echter het is wel de vraag in hoeverre zij hierbij wellicht zaken over het hoofd heeft gezien in deze zeer complexe materie – immers, de beschrijving van Shaviv m.b.t. de impact van een actieve- en passieve zon op de temperatuur zou wel kunnen betekenen dat het resultaat van haar analyse mogelijk getalsmatig wel een te grote omvang heeft. Ik ben eigenlijk zelf ook wel benieuwd hoe anderen hierover denken…?
@Lidi,
Background solar irradiance.
Staat toch echt in het artikel bij een grafiek.
@ Martijn van Mensvoort & Hans Labohm
Dit artikel is duidelijk van een hoger niveau dan wat hier doorgaans staat.
Maar wensen jullie een degelijke “peer review” commentaar van dit artikel? Indien ik bedenken zou posten over de wetenschappelijke inhoud ervan, zullen die dan met een kritisch oog bekeken en verder besproken worden? Of zullen die direct weer verwijderd worden? Ik wil best meewerken aan een constructieve bespreking, maar ga die moeite niet doen indien je daar blind voor wil zijn!
Hier alvast een eerste opmerking, na een diagonale lezing: de figuur 1 toont de TSI. Die varieert van 1360.5 naar 1363.2. Een maximale stijging van 0.14% extra energie die op de aarde wordt ingestraald. Hoe kan dat een temperatuurstijging van ongeveer een graad verklaren?
@ Dirk,
Het lijkt mij een prima dat iedereen, dus ook u, aan een inhoudelijke en constructieve bespreking kan bijdragen. Maar dan wel graag goed lezen en aan de juiste getallen refereren.
In uw eerste opmerking met verwijzing naar figuur 1 noemt u als bovengrens van de gemeten TSI de waarde van 1363,2. Ik denk dat u zich vergist. Die waarde staat niet in de figuur.
goed opgemerkt, Willem, ik had de cijfers omgedraaid! Niet 1363.2 maar 1362.3.
Hoi Dirk, dank voor je omschrijving van de aard van mijn artikel.
Bij de presentatie van mijn vorige artikelen heb ik in beide gevallen expliciet aangegeven dat kritische feedback wat mij betreft in ieder geval zeer welkom is wanneer het gaat om onderbouwde inhoudelijke feedback.
(Ik denk dat je er ook vanuit kunt gaan dat dergelijke feedback niet zal worden verwijderd)
PS. Je stelt een relevante vraag: “Hoe kan dat een temperatuurstijging van ongeveer een graad verklaren?”
Het antwoord is dat hiervoor een versterkend mechanisme nodig is. In het artikel komt dit onderwerp in diverse paragrafen ter sprake, maar ik wil vooral je aandacht vragen voor paragraaf V die specifiek is gewijd aan dit onderwerp, zie:
• V – Magnetische zonnecyclus levert aanvullend bewijs voor bestaan versterkend mechanisme
http://klimaatcyclus.nl/klimaat/bijrol-CO2-zonneactiviteit-verklaart-opwarming-sinds-1976.htm#versterkingsmechanisme
(In deze paragraaf beschrijf ik een aantal nogal sterke fenomenen die erop wijzen dat er inderdaad sprake moet zijn van een sterkend mechanisme)
Overigens, m.b.t. de omvang van het versterkingsmechanisme heb ik in blok VII-17 en VI-18 (in paragraaf VII) enkele getalsmatige details beschreven.
M.b.t. de onderliggende natuurkunde van het versterkende mechanisme wil ik verwijzen naar blok IX-6 in de paragraaf ‘IX Discussie en Conclusie’.
(Dirk, voel je vooral vrij om hier dieper op in te gaan want dit betreft in mijn ogen een cruciaal onderwerp binnen de klimaatdiscussie… dus dank voor je vraag!)
Martijn, bedankt voor de verwijzing naar de verschillende paragrafen in antwoord op mijn eerste vraag.
Ik heb deze delen gelezen en je presenteert heel wat argumenten, maar het is allemaal nogal vaag en geen degelijk wetenschappelijk bewijs. Hierbij de punten waar je steken laat vallen:
Jij baseert je op de temperatuursmetingen in Engeland (paragraaf {v3}). Daarbij leg je veel nadruk op het minimum in 1692, maar je verliest daar wel uit het oog dat de periode voor 1772 vrij onbetrouwbare data zijn. Je kunt je daar dus niet op baseren in bewijsvoering, het kan enkel illustratief zijn. Bovendien is centraal-Engeland slechts 1 regio, en dus niet representatief voor de hele wereld. Het is ondertussen geweten dat de ‘Kleine IJstijd’ niet globaal was; andere gebieden op de wereld hadden een temperatuursminimum iets vroeger of later zodat er globaal niet echt sprake was van een ‘Kleine IJstijd’ (zie Pages 2K, 2019).
In {v4} probeer je de kritiek te omzeilen dat 0.1% stijging in TSI onvoldoende is om >0.2°C stijging te verklaren. Je zaait twijfel over eerdere publicaties met een korte, vage opmerking, maar ontkracht hun argumenten niet. Je hele betoog dat het iets met TSI te maken zou hebben (evenals je berekeningen van correlaties), leiden dus niet tot een bewijs dat de 0.1% verandering in TSI een significante impact heeft op de globale temperatuur. Daarom spring je plots over naar de magnetische cyclus – dat is geen “versterkingsmechanisme” maar iets anders dan TSI.
Door verandering in de magnetische flux van de zon (en andere kosmische stralingen) zou er een verandering zijn in ionisering in de aardse atmosfeer. Dit zou dan resulteren in verandering in de hoeveelheid bewolking. Maar hoe groot de verandering in het wolkendek daardoor dan zou zijn, dat becijfer je nergens (en voor zover ik weet is daar geen enkele wetenschappelijke publicatie over). Hoe groot dit effect dan is op de hoeveelheid reflectie en broeikasgas (water!) en daardoor op de globale opwarming, is dus niet gekwantificeerd. Weerom geen bewijs dat het magnetisch veld van de zon een significante impact heeft op de globale opwarming.
In {VII-17} probeer je conclusies te trekken over oorzaak-gevolg gebaseerd op correlaties. Hoe je die correlaties juist hebt bepaald, is me een raadsel, want de grafiek toont curves waartussen duidelijk geen r=0.98 bestaat… De hoge correlatie die je vindt tussen CO2 en temperatuur, die blijk je bovendien niet echt relevant te vinden? Zou het dan toch kunnen zijn dat CO2 de oorzaak is van de opwarming? Voor wat betreft het verband tussen correlatie en causatie, en de causatie door CO2 en niet door de zon, verwijs ik je naar onze discussie van 3 dagen geleden (www.climategate.nl/2019/12/opa-waarom-deel-2/comment-page-1, vanaf mijn reactie ‘Dirk 14 dec 2019 om 13:17’ ‘Martijn van Mensvoort 14 dec 2019 om 14:10’ / ‘Dirk 14 dec 2019 om 15:54’.
Uit de grafiek lees ik trouwens dat er 0.9°C stijging is in temperatuur. Op de wikipedia-link die je geeft, lees ik dat “a variation of 0.18 K ±0.08 K (0.32 °F ±0.14 °F) in measured average global temperature between solar maximum and minimum”. Dus slechts 0.18°C van de 0.9°C kan volgens wikipedia verklaard worden door de zon. Het klinkt toch allemaal niet logisch en exhaustief wat je hier schrijft…
In {IX-6} kom je dan plots met additionele argumenten rond de TSI (NB, nieuwe argumenten horen eigenlijk niet thuis in “discussie & conclusie”!). Hier kom je plots met het argument dat TSI eigenlijk niet relevant is, en dat je enkel naar de UV-component ervan zou moeten kijken. Dat is dus nog minder energie en nog minder variatie in energie die een effect op de temperatuur zou kunnen hebben. Maar ook hier blijft het vaag en geef je weer geen enkele becijfering van hoe groot de impact hiervan is op de globale opwarming.
Samengevat, je begint met een aantal argumenten op te bouwen, maar in geen enkel van die gevallen geraak je tot het eindpunt van een afgesloten bewijsvoering. Je geeft dus geen degelijk, wetenschappelijk onderbouwde, verklaring over hoe de zon verantwoordelijk zou zijn voor het grootste deel van de huidige opwarming van de aarde. Je bewering “activiteit zon verklaart opwarming sinds 1976” is dus niet bewezen.
@Dirk,
Dan moet je dit even doornemen.
Als je even op internet zoekt, dan lees je dat het IPCC, deze studies negeert, niet relevant.
http://www.nature.com/articles/s41598-019-45584-3.pdf
Theo, je geeft een link naar een artikel uit 2019 en dan beweer je dat “het IPCC, deze studies negeert”. Maar er is nog geen “assessment report” gepubliceerd na het verschijnen van dat artikel, dus hoe kan je dan beweren dat het wordt “genegeerd”? Indien het in het volgende AR dreigt te worden genegeerd, dan zullen de “expert reviewers” hun werk moeten doen en voorstellen hoe men dit toch mee moet opnemen.
Wat vind je trouwens van de argumenten in mijn reactie? Of ga *JIJ* nu beginnen met zaken te negeren?
Theo,
“Als je even op internet zoekt”, dan vind je ook dit over dat artikel: http://www.newscientist.com/article/2209895-journal-criticised-for-study-claiming-sun-is-causing-global-warming/
“Ken Rice of the University of Edinburgh, UK, criticised the paper for an “elementary” mistake about celestial mechanics. …
The claim that we will see warming in the coming centuries because the sun will move closer to the Earth as it moves around the solar system barycentre is very simply wrong,” adds Rice. He is urging the journal to withdraw the paper, and says it is embarrassing it was published.”
“Gavin Schmidt of the NASA Goddard Institute for Space Studies says the paper contains egregious errors.”
“Michael Brown of Monash University in Australia lamented uncritical media coverage of the paper in Australia.”
Dirk
Ondanks je inhoudelijke reactie, moet ik toch weer opmerken: “Ga toch terug naar je oorspronkelike synoniem. Dan weten we tenminste uit welke hoek het commentaar kont. HenkdJ dus. Cést le ton qui fait la musique. Dat lukt je nog steeds niet. In je reactie komt te vaak de suggestie op kwaadwillendheid van je opponent voor. Daar lijkt me geen enkele noodzaak voor aanwezig. Houdt dus ondanks andere inzichten de toon aangenaam. Verdachtmakingen als twijfel zaaien horen daar niet bij.
Re: Dirk
Dirk, in blok IX-17 gebruik ik de grafiek van Centraal Engeland enkel ter ondersteuning voor mijn analyse m.b.t. de PAGES 2k proxies. In mijn analyse is dus geenszins sprake van dat deze op de grafiek van Centraal Engeland zou zijn “gebaseerd” zoals je suggereert. Je beschrijving dat de Centraal Engeland grafiek enkel “illustratief” kan worden gebruikt is wel correcte, immers… zo heb ik hem in de ‘IX Discussie en Conclusie’ immers ook enkel gebruikt.
(In paragraaf V wordt in blok V-2 en V-3 de grafiek enkel gebruikt ter illustratie van de impact van het Maunder minimum. Overigens, zowel in de introductie en samenvatting spreek ik enkel over de PAGES 2k proxies die immers betrekking hebben op de mondiale temperatuur)
Dirk, je hebt het over “kritiek” maar dit gaat niet over de inhoud van mijn artikel.
(Ik vermoed dat je hier doelt op kritiek die mogelijk elders is beschreven; wellicht dat je doelt op wat er op het CarbonBrief platform zoal wordt beschreven)
Je suggereert vervolgens dat ik “twijfel” zou zaaien, maar je bent opnieuw niet duidelijk over wat je precies bedoeld.
Ik vermoed ook hier dat je doelt op het feit dat ik heb beschreven dat in de analyse van CarbonBrief en Haustein wordt gewerkt met de aanname dat de zonnecyclus goed is voor slechts enkele honderdsten van een graad Celsius temperatuur verschil. De bron – Camp & Tung, 2007 – die ik heb gebruikt voor de beschrijving dat de zonnecyclus gepaard gaat met een temperatuurverschil in de orde van 0,2°C, betreft overigens dezelfde bron die op Wikipedia voor dit punt wordt gebruikt, zie:
“The sunspot cycle variation of 0.1% has small but detectable effects on the Earth’s climate.[82][83][84] Camp and Tung suggest that solar irradiance correlates with a variation of 0.18 K ±0.08 K (0.32 °F ±0.14 °F) in measured average global temperature between solar maximum and minimum.[85]”
h ttps://en.wikipedia.org/wiki/Solar_cycle#Climate
(Dirk, kijk vooral ook even naar blok VII-11… want na de beschrijving in V-4 wordt in paragraaf VII dat onderwerp uitgediept; daar wordt ook verwezen naar de informatie op Wikipedia, etc.)
Ik neem aan dat je dit schrijft n.a.v. blok V-8?
Ik wil je er eerst even op attenderen dat ik in blok VII-18 heb beschreven dat er in de wetenschappelijke literatuur 3 verschillende versterkende natuurkundige mechanismen worden genoemd als belangrijkste kandidaten om via het wolken systeem de invloed van de zon te verklaren.
Het klopt dat ik op dit specifieke onderwerp van de rol van de bewolking geen getalsmatige data presenteer. M.b.t. de omvang van het versterkende mechanisme zelf heb ik overigens wel een getalsmatige analyse beschreven in blok VII-17 maar de betreffende getallen hebben enkel betrekking op mijn analyse betreffende de zonnestraling en de temperatuur – hierbij presenteer ik ook een vergelijking met de getallen die Prof. Shaviv in zijn analyses heeft gepresenteerd.
Je spreekt over dat er “geen enkele wetenschappelijke publicatie” zou zijn m.b.t. de “hoeveelheid bewolking”. In paragraaf VII-18 heb ik in het overzicht van de 3 factoren beschreven dat enkel bij punt 1 vooral gaat de hoeveelheid bewolking. Bij punt 2 en 3 gaat het om meer complexe veranderingen in het wolken systeem; hierbij kun je bijvoorbeeld denken aan de verschuiving van bewolken, de verdeling en ook de samenstelling van de bewolking. In het perspectief van mijn analyse acht ik het niet relevant voor mij om een getalsmatige onderbouwing te geven specifiek gericht op bewolking… want bij punt 2 kun je lezen dat de toename van UV bijvoorbeeld veel meer impact heeft dan enkel het wolken systeem. Ik kan hier verder nog vermelden dat ik bij blok V-8 heb verwezen naar het werk van Svensmark (zie bron 14), waarin de impact van kosmische straling op het wolken systeem getalsmatig wordt aangetoond.
In figuur 16 staat in de tabel rechtsonder de correlatie vermeldt van +0,98 [p=0,000] voor de combinatie van de BSI en de temperatuur, zie:
http://klimaatcyclus.nl/klimaat/pics/climate-sensitivity-is-low-background-solar-irradiance-and-temperature-show-similar-curve.jpg
(Ik veronderstel dat je het hier hebt over de correlatie tussen CO2 en de temperatuur in figuur 16)
Je suggereert dat ik deze niet “relevant” zou vinden, maar waarom denk je dit precies?
Uit mijn analyse blijkt immers ook de correlatie tussen de zon en CO2 ook behoorlijk hoog is; bovendien wordt alleen bij de zon en de temperatuur dezelfde soort van oscillatie aangetroffen, terwijl dit bij CO2 niet het geval is. Dus mijn analyse is gericht op de combinatie van de correlatie & de dynamiek (in de vorm van de oscillatie); in het perspectief van figuur 16 tonen de BSI en de temperatuur duidelijk veel meer overeenkomst,
Bovendien weten we dat de zon de drijvende kracht vormt van alle weer en klimaat fenomenen; hierbij is ook van belang dat de temperatuurontwikkeling op aarde nauwelijks invloed heeft op de activiteit van de zon.
We weten ook dat in het perspectief van de natuurlijke cycli de temperatuur van invloed is op de CO2, maar niet andersom – dit wordt beschreven in blok IX-9. Dit verklaart ook waarom ongeveer 15% van de CO2 stijging aan de stijging van de temperatuur wordt toegeschreven (zie de blokken VII-4, VII-5 en IX-9)
En we weten ook dat de activiteit van de zon impact heeft op de temperatuurstijging; dit wordt immers ook beschreven in lezing op de website van het KNMI waarnaar ik heb verwezen in de introductietekst: de zon wordt in de lezing als de sturende factor beschreven voor de temperatuurstijging tussen de 1910s en 1940s … en de zon wordt hierbij ook beschreven als de sturende factor achter de temperatuurdaling tussen de 1940s en 1970s.
Kortom, dit laat weinig ruimte voor de invloed van CO2… mede doordat de stijging van CO2 zelf immers deels (~15%) het gevolg is van de temperatuurstijging. Nog sterker, op basis van een correlatie van +0,98 tussen de zon en de temperatuur (in combinatie met de oscillatie + de volgorde in de natuurlijke cycli) impliceert dat in mijn analyse nauwelijks ruimte overblijft voor de redenering dat CO2 een sterke invloed heeft op de temperatuur.
Het antwoord op je vraag is in het perspectief van mijn analyse dus ‘nee’.
(In het perspectief van mijn analyse kun je via ‘cherry-picking’ kun je dat argument nog op tafel leggen, maar dan negeer je tegelijkertijd de inhoud van de rest van de analyse vrijwel geheel… dat kan denk ik dus alleen op basis van een soort van ’tunnelvisie’)
Je verwijst hier naar een studie op basis van klimaatmodellen:
h ttps://www.nature.com/articles/srep21691
Hierbij wordt in de publicatie zelf in ieder geval niet beschreven hoe de zon in het model wordt gerepresenteerd.
Misschien dat jij eens in die studie kunt duiken of je daar achter kunt komen, Dirk?
(Overigens, wel is duidelijk dat de zon in die studie in tabel 2 wordt beschreven met een correlatie van +0,667, zie:
h ttps://www.nature.com/articles/srep21691/tables/2
maar er wordt bijvoorbeeld niet aangegeven op welke TSI data set is gebaseerd en in het hele artikel wordt nauwelijks gerefereerd naar de zon, noch sterker: de term ’total solar irradiance’ wordt überhaupt niet genoemd dus het zou zo maar een dataset kunnen betreffen die op de zonnevlekken berust)
Ik laat het aan jou om dit voor die studie verder uit te zoeken Dirk, oke? Immers, het is jouw inbreng.
(Dirk, ik ga later op je overige input reageren)
@Dirk,
Theo, je geeft een link naar een artikel uit 2019 en dan beweer je dat “het IPCC, deze studies negeert”. Maar er is nog geen “assessment report” gepubliceerd na het verschijnen van dat artikel, dus hoe kan je dan beweren dat het wordt “genegeerd”? Indien het in het volgende AR dreigt te worden genegeerd, dan zullen de “expert reviewers” hun werk moeten doen en voorstellen hoe men dit toch mee moet opnemen.
Dirk je haalt even 2 dingen door elkaar of ik ben niet duidelijk genoeg geweest.
1 de link was ter info over wat je allemaal schreef over Martijn.
2 ik had gezocht op google hoe IPCC aankijkt tegen deze kant van de wetenschap als Martijn omschrijft.
Dan kun je berichten vinden dat IPCC, niet veel op heeft met deze materie en zelfs inderdaad sommige stellingen negeert, google er maar eens op.
Re: Dirk
Je observatie dat de temperatuurstijging in figuur 16 ongeveer +0,9°C gedraagt kan ik bevestigen (in het perspectief van de gemiddelde waarden tijdens 1 magnetische cyclus).
Maar ik begrijp je logica vervolgens niet waarom je meent dat die temperatuurstijging van +0,9°C over de periode 1856-2017 van het gemiddelde temperatuureffect van een zonnecyclus zou kunnen worden afgetrokken.
(Oei Dirk, je laat bij mij alle alarmbellen rinkelen… want dit lijken associaties die ogenschijnlijk mij enkel doen denken aan het welbekend spreekwoord – die met “appels en peren”; maar ik kijk uit naar je uitleg hoor)
Ik vraag me af hoe je erbij komt dat “nieuwe argumenten” niet thuis zouden horen in het discussie onderdeel van een artikel?
Overigens, wat bedoel je hier precies met een nieuw argument? Ook dit heb je niet toegelicht.
(Ik vermoed dat je het punt bedoeld betreffende de invloed van UV maar dat onderwerp is ook al in blok VII-18 ter sprake gebracht met de mededeling dat het onderwerp van de versterkende mechanismen in de laatste paragraaf wordt uitgediept. Maar ik ben benieuwd wat je precies bedoelt met “nieuwe argumenten”)
Overigens, je suggestie dat ik zou suggereren dat m.b.t. de TSI enkel naar de UV zou moeten worden gekeken begrijp ik niet. Waar suggereer ik dat dan precies?
(In blok IX-6 ga ik enkel wat dieper in op de rol van UV, om vervolgens ook de andere 2 kandidaten voor een versterkend mechanisme te noemen: minder kosmische straling & zonnewind)
Dirk, het is inderdaad wel helemaal waar dat ik de impact van de 3 kandidaten niet getalsmatig beschrijf. Maar ik vraag me af waarom je überhaupt denkt dat dit nodig zou zijn. Immers, je besteed ondertussen geen enkele aandacht aan mijn getalsmatige beschrijvingen voor het versterkende effect op basis van de factoren die ik daadwerkelijk zelf heb onderzocht – zie bijvoorbeeld blok VII-17 en IX-11 (want dit vormt immers onderdeel van de bewijsvoering voor de invloed van de zon…. terwijl het eigenlijk van ondergeschikt belang is welke natuurkundige factoren hiervoor verantwoordelijk zijn en de mate waarin).
Dirk, je spreekt over “argumenten” … maar je geeft niet aan wat je hiermee precies bedoeld.
Feitelijk ontbreekt enkel een getalsmatige verklaring over het gewicht van de 3 versterkende factoren, maar je suggestie van dat het ontbreken hiervan een relevant argument zou opleveren dat heb ik hierboven al betwist. Immers, getalsmatig heb ik o.a. aangetoond dat er een bijzonder sterk verband bestaat voor de ontwikkeling in de activiteit van de zon en de temperatuurontwikkeling (in het perspectief van figuur 16 blijkt dit uit de combinatie van een hoge correlatie, de aanwezigheid van een soortgelijke oscillatie… plus het feit dat beide curves elkaar voortdurend snijden in de periode 1856-2017). En ik heb ook aangetoond dat zowel op basis van de minima van de TSI als de gemiddelde waarden bij de BSI midpoints worden aangetroffen waarbij het percentage varieert van 78,5% tot 87,75% voor de invloed van de zon.
(Je lijkt ogenschijnlijk eigenlijk de volgende redenering te gebruiken: omdat ik geen onderzoek heb verricht naar het gewicht van de individuele versterkende mechanismen… zou er hier geen sprake zou zijn van een “wetenschappelijk onderbouwde” bewijsvoering… waarbij je bovendien helemaal voorbij gaat aan het feit dat mijn onderzoek primair op een totaal onderwerp is gericht, namelijk op het bestuderen van het verband tussen de activiteit van de zon en de temperatuur)
Martijn,
ik ga het kort houden: je valt volledig door de mand door te erkennen dat je geen getalsmatige data hebt over het effect van de bewolking. Je geeft dus toe dat er een enorm gat in je argumentatie zit! Je presenteert ook geen berekeningen voor het effect van de TSI, BSI, UV,… op een globale opwarming. Je hele betoog is dus allemaal mooie, geleerde, woorden die je niet hard maakt. Je draait in cirkeltjes: je kunt niet uitleggen (kwantificeren) waarom 0.1% stijging in TSI tot 0.9°C stijging kan resulteren (je verwijst zelfs naar studies die het op <0.2°C houden); je beweert dan dat dit is door een versterkend effect van bewolking, maar ook daar geen cijfers (maar wel vage beweringen zoals “je kunt hierbij denken aan…” of zelfs “ …acht ik het niet relevant om getalsmatig…”!), en dan spreek je jezelf tegen door dan te beweren dat UV (een deel van de TSI) toch veel belangrijker zou zijn dan bewolking!
Je ‘concludeert’ dat er in je betoog “weinig ruimte is voor de invloed van CO2” is. Dit baseer je op een kronkelredenering: eerst kijk je naar correlatie tussen zon en temperatuur en zeg je dat dit nagenoeg alles verklaart. Dus CO2 is niet relevant volgens jou. Maar doe het ook eens andersom: kijk eerst eens naar correlatie tussen CO2 en temperatuur en dan ga je moeten vaststellen dat er “weinig ruimte is” voor een effect van de zon! Zoals ik al in een andere reactie schreef (19:13): jij hecht veel te veel belang aan correlaties – ze zijn louter exploratief en louter een beginpunt in een analyse; geen bewijs!
Voor elke mogelijke factor die je aanhaalt (TSI, UV-TSI, ioniserende straling,… maar eveneens CO2, GHG, vulkanen,…) moet je berekenen wat de bijdrage is – en dan vaststellen wat de belangrijkste is. Jij probeert echter gewoon via-via te ‘concluderen’ dat de ene wel belangrijk is en de andere niet. Sorry, maar zo werkt wetenschap niet!
Wat betreft de studie in Nature waar ik enkele dagen geleden naar verwees: je blijft hier beweren dat daarin niets staat over de zon. Maar je negeert blijkbaar mijn reactie van toen (14 december 15:54), waarin ik al duidelijk een citaat gaf dat aantoont dat de zon wel mee wordt in rekening gebracht. En je negeert ook mijn commentaar over tabel 2, dat niet de correlatie, maar wel de andere waarden in die tabel cruciaal zijn. Je beweert ook dat het artikel vaag is over welke gegevens het over de zon gebruikt. Dat staat wel degelijk in de gedetailleerde supplementaire data: MAGICC6. Kortom, jij lijkt volgens mij niet echt open te staan om die studie echt te willen begrijpen en probeert allerlei excuses te vinden om dit mooie werk naast je te kunnen neerleggen.
(NB: de studie in Nature, die berekent dus wel voor elke mogelijk factor wat de bijdrage is, om zo dan vast te stellen wat de belangrijkste is – bestudeer zeker de supplementaire data, waar dat allemaal instaat!)
Dirk, je zou je eens moeten verdiepen in de invloed van UV op de ozon in de stratosfeer en thermosfeer; voor die perspectieven is de invloed van de zon welbekend en gaat het om nog veel groter versterkende mechanismen.
Het is algemeen bekend dat het functioneren van de mechanismen van de versterking (waarbij bewolking slechts 1 van de factoren vormt) niet goed worden begrepen en getalsmatig bijzonder lastig kan worden aangetoond; ik heb zelf dan ook geen enkele poging hiertoe gedaan… dus ik vind het bijzonder dat je meent dat ik op dit punt “door de mand” zou zijn gevallen. Je gebruikt hier slechts een retorische argument waarmee je de indruk probeert te wekken dat het noodzakelijk zou zijn om dat soort van zaken getalsmatig te beschrijven… maar dit is geenszins het geval.
In mijn artikel is het enkel functioneel om een globaal overzicht te beschrijven welke versterkende mechanismen hierbij een rol kunnen spelen. Het ontbreken van een getalsmatige onderbouwing doet in mijn ogen helemaal niets af aan de kwaliteit van mijn analyse.
Kort gezegd: je stelt hier eisen m.b.t. een aspect van de versterkende mechanismen dat in mijn artikel eigenlijk geenszins centraal staat; nog sterker: dat onderwerp betreffende het getalsmatige aspect van de individuele factoren valt geheel buiten de inhoud en opzet van mijn artikel.
(Dus je punt is in mijn ogen weinig realistisch)
Martijn,
Je bevestigt dat je niet wil/kunt getalsmatig aantonen dat er een “verstekend effect” is, dat dit niet het doel van je betoog is en dat het in jouw ogen “weinig realistisch” is. Maar je beseft blijkbaar niet dat je daardoor helemaal geen enkel degelijk argument hebt met je heel uitgebreide betoog. Zonder becijfering zijn het allemaal alleen maar vage beweringen. Je geeft ook toe dat de versterking “niet goed begrepen” wordt, maar toch zie jij het al een bewijs dat het bestaat, belangrijk is en de verklaring voor je overtuiging. Sta je dan niet open voor de mogelijkheid dat het effect van een versterking ook wel eens overschat kan zijn? Blijkbaar niet, want jij blijkt te ‘concluderen’ dat CO2 onbelangrijk is als verklaring van de opwarming en dat alles verklaard wordt door de zon en die versterking.
Wat jij doet, dat is geen wetenschap, maar (bewust of onbewust) gewoon een groot rookgordijn creëren met (pseudo)wetenschappelijke argumenten. Kijk nog eens terug naar dat artikel in Nature, en ga na hoe zij het aanpakken: daar becijfert men de “information flow” voor verschillende mogelijke oorzaken en stellen vast dat die voor CO2 veel groter is dan het (niet statistische significant) effect van de zon, vulkanen,… Ze kunnen daardoor objectief en verifieerbaar concluderen dat CO2 de hoofdoorzaak is van de huidige opwarming. Jij komt nu gewoon beweren dat het effect van de zon groter is dan CO2, maar kunt dus geen becijfering geven dat het ene echt groter is dan het andere. Jij negeert de becijfering in die Nature-studie (en vele andere studies), maar presenteert zelf geen enkele becijfering voor je eigen visie. Beweren dat dit niet het doel van je betoog is, is een zwaktebod. Je moet jouw eigen becijfering doen, die naast die van de andere studies leggen en -vertrekkend van beiden- verder beargumenteren waarom jou berekeningen juist zijn en die anderen verkeerd. Zo werkt wetenschap!
Het elegante aan die Nature-studie is bovendien: ze vertrekken niet vanuit een bepaald mechanisme of een bepaalde overtuiging van wat het mechanisme van de opwarming zou kunnen zijn. Ze verzamelen gewoon al de relevante gegevens, doen een reeks zeer elegante berekeningen en komen tot een conclusie. Ze stellen vast dat CO2 en de andere GHGs de oorzaak zijn. Ze moeten geen argumenten geven over wat het mechanisme kan zijn: de cijfers tonen het gewoon aan! Jij doet juist het omgekeerde: een hele hoop argumenten over mogelijke mechanismes, maar nergens een becijfering of bespreking van studies die tot andere conclusies komen.
Ik herhaal het nogmaals: “ik vrees dat je hiermee echt geen indruk maakt op echte wetenschappers”.
Re: Dirk “Je bevestigt dat je niet wil/kunt getalsmatig aantonen dat er een “verstekend effect” is, dat dit niet het doel van je betoog is en dat het in jouw ogen “weinig realistisch” is. …”
Nee Dirk, ik heb het versterkend effect getalsmatig wel degelijk aangetoond op basis van de schalen.
Jij wil echter dat ik een getalsmatige berekening zien specifiek gericht op de wolken… maar hierbij ga je geheel voorbij dat mijn onderzoek daarop niet is gericht.
PS. Ik begrijp dat het punt in de context van de klimaatwetenschap wel van belang is hoor, maar het is het in het perspectief van mijn onderzoek zeker niet essentieel. Overigens, ook in de videopresentatie van Prof. Shaviv wordt uitgelegd waarom het eigenlijk niet van echt van belang is om aan te kunnen geven hoe groot de mechanismen op het niveau van de natuurkunde exact zijn. Want uiteindelijk zijn we vooral geïnteresseerd in wat de oorzaak van de temperatuurstijging gedurende de afgelopen decennia is geweest… en is het niet noodzakelijk om de exacte natuurkunde ook meteen geheel te kunnen verklaren.
(Bovendien, je zit hier eigenlijk nogal opzichtig met 2 maten te meten… want m.b.t. CO2 weten we enkel hoe dit werkt onder laboratorium omstandigheden, maar het grotendeels nog steeds gissen naar de omvang van het effect in het klimaatsysteem zelf; immers, het is niet voor niets een feit dat uit de 140+ klimaatmodellen blijkt dat voor de klimaatgevoeligheid inschattingen beschikbaar zijn met een waarde die varieert van 0 tot 10 graad Celsius. In mijn ogen is het essentieel dat de klimaatmodellen die wijzen in de richting van een hoge invloed van CO2 niet in staat zijn om dat ‘oscillerende beweging’ van de temperatuur te reproduceren terwijl ik in mijn onderzoek laat zien dat dit bij de zon vrij gemakkelijk kan worden aangetoond)
PPS. Dirk, gisteren sprak je nog de volgende woorden uit:
Nu druk je je ineens heel anders uit… met een terminologie die overigens natuurlijk ook helemaal niets met het bedrijven van wetenschap heeft te maken:
(Ik heb je uitgenodigd om na te gaan hoe de zon in die studie precies in die Nature studie is gerepresenteerd omdat dit in de publicatie zelf immers helemaal niet duidelijk wordt; helaas gaat je beschrijving hierboven over die studie helemaal niet over de zon… en dus is je beschrijving in de context van mijn artikel en ook onze discussie eigenlijk helemaal niet relevant. Ik vermoed zelf trouwens dat ook dat in die nature studie mogelijk ook in de bijlagen niet duidelijk wordt hoe de zon precies is vertegenwoordigd – mocht dit inderdaad het geval zijn dan kun je dus ook niet zo maar de vergelijking trekken met mijn onderzoek omdat ik immers wel open kaart heb gespeeld over welke dataset ik heb gebruikt; en ik heb ook uitgebreid toegelicht dat andere datasets vaak geen realistische beeld schetsen over de invloed van de zon – omdat correcties voor de beschadiging van apparatuur hierbij vaak/meestal ontbreken)
“Nee Dirk, ik heb het versterkend effect getalsmatig wel degelijk aangetoond op basis van de schalen. Jij wil echter dat ik een getalsmatige berekening zien specifiek gericht op de wolken… maar hierbij ga je geheel voorbij dat mijn onderzoek daarop niet is gericht”
Martijn,
Ik vraag geen berekening “specifiek gericht op de wolken” – ik heb het woord “wolk” zelfs niet vermeld in mijn reactie van 13:58! Ik zeg dat, indien je echt wil dat dit als wetenschap wordt aanzien eerder dan wat bloggen op een pseudosceptische website, je wel degelijk met goed gemotiveerde berekeningen moet komen, voor alle potentiële factoren. Jij probeert dit echter af te wimpelen met beweringen dat “mijn onderzoek daarop niet is gericht” en een youtube clip van Shahiv. Je trekt ‘conclusies’ zonder ten gronde te berekenen of die eigenlijk wel kloppen.
We zijn natuurlijk allemaal geïnteresseerd in het mechanisme (daarover zijn we het eens). Maar alleen maar wat vertellen over wat jij denkt wat het mechanisme is, zonder ooit tot de nitty-gritty te komen van echt te berekenen dat wat je denkt ook klopt met de data, dat is gewoon geen wetenschap. Je commentaar over klimaatmodellen, dat zijn gewoon wat holle dooddoeners die je in de blogosfeer overal kunt lezen en negeren dat modellen van 5-10-15 jaar geleden toch de huidige opwarming goed hebben ingeschat. Bovendien negeer jij dat jij zelf geen aanzet tot een model kunt formuleren voor jouw visie (omdat je niets becijferd). Klimaatmodellen gebaseerd op AGW kunnen dus wel degelijk iets wat jij niet kunt of wil doen.
Ook het feit dat jij blijkbaar de uitdaging niet wil aangaan van je eigen bevindingen vergelijken met die van andere studies (je negeert weer mijn bemerkingen over de Nature-studie), toont aan dat je eerder je eigen visie wil verdedigen dan dat je aan goed wetenschap wil doen.
Martijn (14:32)
Ik bevestig mijn woorden van gisteren, “Dit artikel is duidelijk van een hoger niveau dan wat hier doorgaans staat.” Maar “hoger niveu” betekent nog niet dat het “hoog niveau” is.
Gisteren schreef jij zelf (14:39) trouwens ook dat “Hans LaBohm heeft zelf ook te kennen gegeven dat dit artikel zeer zwaar kost bevat voor het ClimateGate platform.” Dus blijkbaar zijn we het allemaal eens dat het een hoger niveau is.
Wat beschouw ik als “hoog niveau”? Dat zou iets zijn dat een peer-review door wetenschappers zou doorstaan. Iets dat becijferd is. Iets dat de bekomen resultaten vergelijkt met resultaten in andere studies en eventuele verschillen duidelijk kadert. Jij probeert hier een wetenschappelijk goed onderbouwde theorie onderuit te halen, maar doet dat zonder zelf basis wetenschappelijke principes te hanteren. Ik herhaal nog maar eens:“ik vrees dat je hiermee echt geen indruk maakt op echte wetenschappers”.
Re: Dirk “Ik vraag geen berekening “specifiek gericht op de wolken” – ik heb het woord “wolk” zelfs niet vermeld in mijn reactie van 13:58!”
Dirk, aanvankelijk beweerde je nog dat ik “door de mand” zou zijn gevallen enkel omdat ik geen getalsmatige data heb voor de bewolking (zie citaat hieronder).
Je maakt het nu wel heel bont door nu te suggereren dat jij hier niet nadrukkelijk over zou hebben gesproken.
Je legt de lat erg hoog Dirk… ongepast hoog zelfs.
Eerst wekte je de indruk dat het je om de wolken was te doen (vermoedelijk enkel omdat ik in mijn beschrijving van de 3 belangrijkste kandidaten voor een versterkend mechanismen bij alledrie beschrijf dat wolken hierbij waarschijnlijk betrokken zijn – zie blok VII-18).
Je praat over “berekenen” maar gaat hierbij voorbij aan dat ik een berekening heb gepresenteerd m..b.t. de omvang van het versterkend mechanisme en heb deze via de schalen ook vergeleken met de omvang van het versterkend mechanisme dat noodzakelijk is om de temperatuurfluctuaties t.g.v. de zonnecyclus te kunnen verklaren.
Immers, in mijn artikel kun je lezen dat het als een wetenschappelijk feit wordt beschouwd dat de fluctuaties binnen de zonnecyclus worden geassocieerd met temperatuurverschillen in de orde van 0,2 graad C. Een getalsmatige onderbouwing gericht op welke specifieke factoren hierbij exact betrokken zijn vormt een onderwerp van een geheel andere orde dat overduidelijk buiten de context van mijn onderzoek valt.
PS. Jammer dat geen thuis geeft m.b.t. de Nature publicatie waar je naar verwees; je hebt niet gereageerd op mijn observatie dat in die publicatie totaal niet duidelijk is op welke wijze de zon daar in de data is meegenomen. Je lijkt wat dat betreft met 2 maten te meten… hier leg je lat erg hoog (aanvankelijk legde je hem ergens in de wolken, maar inmiddels zit je dat te ontkennen) maar ondertussen loop je wel straal voorbij aan het feit dat we bij die Nature publicatie alleen maar kunnen gissen waarop de beschreven invloed van de zon precies is gebaseerd.
Martijn,
Dediscussie degradert: je probeert je nu echt in bochten te wringen door te zoeken naar wat ik wel of niet heb gezegd over wolken en hoe het woord “berekenen” moet geïnterpreteerd worden, om zo toch maar de kern van mijn argumenten te proberen ontwijken.
We zijn het er over eens dat de “fluctuaties binnen de zonnecyclus worden geassocieerd met temperatuurverschillen in de orde van 0,2 graad C”. Maar we stellen ook vast dat de opwarming de afgelopen decennia zo’n 0.9°C is, tot een niveau niet gezien in de afgelopen 2.000 jaar, dus variatie in de zon kan dat niet verklaren. Dus hoe jij die 0.9°C wenst uit te leggen voor “activiteit zon verklaart opwarming sinds 1976” is niet becijferd.
Dat is dus wel becijferd in die Nature publicatie, maar “Jammer dat [jij] geen thuis geeft” daarover.
“je hebt niet gereageerd op mijn observatie dat in die publicatie totaal niet duidelijk is op welke wijze de zon daar in de data is meegenomen. ”
Vanmorgen schreef ik hierover al: “Dat staat wel degelijk in de gedetailleerde supplementaire data: MAGICC6”.
Re: Dirk
Sorry Drik, maar ik vind het inmiddels eigenlijk best amusant wanneer anonieme mensen hier verkondigen dat ze precies weten hoe het zit met “peer-review”… om vervolgens met allerlei subjectieve classificaties op de proppen te komen waarbij tegelijkertijd geenszins getalsmatig op de gepresenteerde materie wordt ingegaan.
Dit waren de allereerste woorden van jou nadat ik nadrukkelijk had aangegeven dat kritische feedback welkom is mits het inhoudelijk van aard:
(Excuus, in bovenstaande reactie ging wat mis bij het 2de citaat, mijn reactie begint bij de 5de regel)
Re: Dirk 18 dec 2019 om 19:12
Dirk, je spreek over 0.9°C voor de afgelopen decennia… maar die staat in ieder in ieder geval niet in mijn artikel. Je bent hier zelf ook meteen weer vaag want wat bedoel je met “afgelopen decennia”. Dit onderwerp heb ik overigens rondom figuur 16 besproken via o.a. blok VII-17; dit blok bevat in mijn ogen de getalsmatige onderbouwing betreffende het versterkende mechanisme (getalsmatig enkel qua omvang van het effect, niet nader gespecificeerd op basis van de betrokken natuurkundige fenomenen).
Het ontbreekt je voortdurend aan scherpte om een constructieve discussie te laten ontstaan. Enerzijds probeer ik hiervoor wel alle ruimte te geven in deze complexe materie… maar je hebt afgelopen 2 dagen nog geen enkel signaal gegeven dat je kennis van zaken hebt over wat er zich bij de zon afspeelt.
En dan wordt het wel verdacht dat je wel voortdurend meteen klaar staat met je oordeel, classificaties en conclusies…. zonder dat je echt een helder en solide punt weet te maken waarvan ik kan zeggen dat het iets is dat voor mij stof oplevert om tenminste over na te denken.
(Ik ga ook deze keer weer proberen om een soort van update te presenteren bij het artikel n.a.v. de discussie op dit platform, maar in tegenstelling tot de inbreng van anderen bij mijn vorige artikelen… heb ik in de interactie met jou helaas nog helemaal niets aangetroffen waar ik iets mee kan om mee te nemen naar de toekomst. Dus ik wil je vragen om uit een ander vaatje te gaat tappen met meer inhoud… want je hebt inmiddels ook van anderen al wat feedback ontvangen dat je feedback eigenlijk geenszins constructief van aard is)
“People ask for criticism, but they only want praise”.
W. Somerset Maugham (1874 – 1965)
Martijn, Je probeert nu echt jezelf in bochten te wringen en doen alsof je degelijke tegenargumenten op mijn bedenkingen hebt gegeven. Maar eenieder die onze hele discussie zal nalezen, zal opmerken dat je het moeilijk hebt met mijn commentaren, je strohalmen zoekt zoals pietluttigheden over “subjectieve classificaties” van “discussie van hoger niveau” en de punten die je niet aanstaan, blijft negeren.
“Dirk, je spreek over 0.9°C voor de afgelopen decennia… maar die staat in ieder in ieder geval niet in mijn artikel. ”
Inderdaad, die moest ik zelf becijferen aan de hand van de Hadcrut-data, die jij nochthans in je figuur 1 gebruikt. Opmerkelijk toch dat je het zelf in de titel hebt over “opwarming sinds 1976”, maar nergens aangeeft hoeveel die dan wel zou bedragen!
Dirk, je suggereert dat ik je feedback zou “negeren” maar ik heb op de meeste punten toch echt een reactie gegeven. Mocht er iets belangrijks zijn blijven liggen waar ik nog niet op het gereageerd dan hoor ik het graag.
De reden waarom ik je feedback niet “constructief” van aard vindt is omdat je claimt dat in mijn analyse een belangrijke getalsmatige onderbouwing ontbreekt. Echter, je bent feitelijk nauwelijks ingegaan op de getalsmatige analyses in mijn artikel.
En daarnaast gaat er erg veel mis in je beschrijvingen, ook zojuist weer want je sprak zojuist over:
“… Maar we stellen ook vast dat de opwarming de afgelopen decennia zo’n 0.9°C is, tot een niveau niet gezien in de afgelopen 2.000 jaar, dus variatie in de zon kan dat niet verklaren. …”
Ik vraag je vervolgens waar die 0.9°C vandaan komt die je noemt m.b.t. “afgelopen decennia”, maar dit wordt in je reactie ook weer niet duidelijk.
En wat betreft je verwijzing naar afgelopen 2.000 jaar voor de temperatuur, loop je voorbij aan mijn beschrijving dat de afgelopen 300 jaar voor het perspectief van de afgelopen 8.000 jaar van het dieptepunt tijdens het Maunder minimum is gestegen naar het hoogste punt voor een periode die dus 4x zo lang is dan de 2.000 jaar waar jij naar refereert.
Bovendien lijk je je eigen woorden te citeren bij de beschrijving dat ik het vooral zou hebben over “pietluttigheden”; immers, ik heb nergens gesproken over een “discussie van hoger niveau”, die beschrijvingen heb je enkel zelf gebruikt (ik gebruikt zojuist enkel de term “subjectieve classificaties” n.a.v. de wijze waarop je je zogenaamd inhoudelijke feedback bent begonnen met dat soort van niet-wetenschappelijke omschrijvingen).
Ook hier blijkt opnieuw dat je met 2 maten meet: je bent je blijkbaar niet erg bewust van de aard van het taalgebruik dat je zelf hebt gebruikt, ik heb enkel soortgelijke termen gebruik om dit aspect van je feedback te benoemen.
Je citaat vindt ik ook erg ongepast nadat ik heb aangeven dat ik bij eerdere artikelen goede ervaringen heb gehad met kritische inhoudelijke feedback die constructief van aard was.
Je bent er vanaf het eerste moment met een soort van “gestrekt been” ingevlogen met oordelen waarmee je hebt gesuggereerd dat mijn artikel “het is allemaal nogal vaag en geen degelijk wetenschappelijk bewijs”…. zonder dat je dit hard hebt gemaakt + zonder dat je in staat bent geweest om op enigerlei wijze een relevante opmerking te maken over de berekeningen.
Je hebt enkel gesuggereerd dat mijn analyse geheel op ‘correlaties’ berust, maar je hebt zelfs geen poging gedaan om te beschrijven waarom je dit precies denkt.,.. ondanks dat ik in mijn analyse de correlaties combineer met een analyse van de betrokken schalen + een analyse van de dynamiek in het verloop van de verschillende variabelen.
Ik mis ook in je feedback dat je beseft dat de zon conform de lezing op de website van het KNMI toch echt verantwoordelijk mag worden gehouden voor een groot deel van de oscillerende fluctuaties in het verloop van de 20ste eeuw.
Bij mijn wek je inmiddels de indruk dat je zelf geen flauw benul hebt van hoe er binnen de wetenschappelijke literatuur getalsmatig wordt gedacht over de invloed van de zon. Want je hebt hierover met geen woord gesproken. En ook m.b.t. het begrip ‘klimaatgevoeligheid’ heb je bijvoorbeeld met geen woord gesproken.
Re: Dirk ““Dirk, je spreek over 0.9°C voor de afgelopen decennia… maar die staat in ieder in ieder geval niet in mijn artikel. ”
Inderdaad, die moest ik zelf becijferen aan de hand van de Hadcrut-data, die jij nochthans in je figuur 1 gebruikt. Opmerkelijk toch dat je het zelf in de titel hebt over “opwarming sinds 1976”, maar nergens aangeeft hoeveel die dan wel zou bedragen!”
Beste Dirk, in de eerste paragraaf ‘I Technische samenvatting’ kun je toch echt lezen dat ik daar spreek over een percentage van 75-95% m.b.t. de opwarming vanaf 1976 (en deze percentages worden ook beschreven bij figuur 2 en blok III-5), zie:
Maar ondertussen heb jij zojuist ook al weer (ten onrechte) geconcludeerd dat dit zogenaamd niet in mijn artikel zou worden beschreven.
(Zucht)
PS. Dank voor de toelichting dat je met die 0,9°C doelde op de opwarming sinds 1976. Overigens, die 75-95% geldt enkel voor de TSI; voor het perspectief van de BSI blijkt uit figuur 16 dat deze vanaf 1976 harder is gestegen dan de temperatuur, dus dit verklaard de beschrijving dat deze “geheel” kan worden verklaard door de zon.
Martijn, om de discussie over “vaag” “becijferd” “getalsmatig”,… af te ronden, kijk eens naar deze figuur:
https://www.ipcc.ch/site/assets/uploads/2018/02/spm2-2.jpg
Hier staat becijferd/getalsmatig wat volgens de huidige stand van de wetenschap de relatieve bijdrage is van verschillende mogelijke factoren in de opwarming van de aarde: harde cijfers met betrouwbaarheidsintervallen. Deze grafiek/tabel is een samenvatting van heel wat onderliggend onderzoek. Daaruit leer je dat CO2 en GHGs de belangrijkste factoren zijn.
Nergens in jouw drie delen zie ik een degelijke becijfering die andere waarden geeft. In het beste geval kom je met wat vage beweringen zoals “ongeveer 75% tot 95%”. Dat is niet becijferd, maar gewoon een schatting op het zicht. Gewoonweg geen wetenschap!
“Dirk, je suggereert dat ik je feedback zou “negeren” maar ik heb op de meeste punten toch echt een reactie gegeven. Mocht er iets belangrijks zijn blijven liggen waar ik nog niet op het gereageerd dan hoor ik het graag.”
Martijn,
je gaat niet in op het Nature artikel waar ik naar verwees. Dit gebruikte een heel andere methode dan radiative forcing, maar de conclusie is toch hetzelfde: CO2 en GHG zijn de oorzaak en niet de zon.
Waneer je via twee degelijke, onafhankelijke, volledig verschillende, methodes dezelfde resultaten en conclusies bekomt, dan is dat een zeer sterk wetenschappelijk bewijs. Dat weerleg je niet met wat vage beweringen, correlaties vergelijken (en overinterpreteren) en andere simpele berekeningetjes.
Re: Dirk 19 dec 2019 om 06:36
Dirk, da’s een mooi punt voor een verdere discussie Dirk… maar het is overigens wel oude meuk uit het IPCC AR4 rapport uit het jaar 2007, zie:
h ttps://www.researchgate.net/figure/List-of-radiative-forcings-held-responsible-for-the-global-warming-since-1750-and-used-in_fig1_257564851
(Onderstaande is eigenlijk een hele interessante aanvulling op mijn artikel)
Voor de zon toont deze illustratie uit het IPCC AR4 (2007) rapport daar voor de periode vanaf 1750 een bijdrage van +0,12 W/m2 met een bandbreedte van 0,06-0,30 W/m2.
——————————
* Overigens, dit is het stralingsforcerings overzicht uit IPCC AR5 rapport (2013) voor de periode van 1750:
h ttps://www.eea.europa.eu/data-and-maps/figures/radiative-forcing-estimates-in-2011/wgi_ar5_figspm-5.jpg/at_download/file
De bandbreedte voor de invloed van de zon in de periode vanaf 1750 is hierbij flink omlaag geschoven van +0,05 W/m2 met een bandbreedte van 0,00-0,10 W/m2
——————————
Dit kunnen we mooi vergelijken met de waarden van de LISIRD TSI die door het LASP worden gepresenteerd:
h ttp://lasp.colorado.edu/lisird/data/historical_tsi/
(Excuus, ik had de teks in 1 keer willen posten maar op de een of andere manier wil dit niet lukken)
Wanneer we naar de LISIRD kijken dan zien we voor het jaar zonneminimum jaar 1755 een waarde van 1360,656 W/m2 en voor het zonneminimum jaar 2017 zien we een waarde van 1361,215 W/m2; dit levert een toename op van +0,559 W/m2. Deze waarde moet vervolgens mogelijk nog door 4 worden gedeeld; in dat geval komen we uit op een waarde van +0,13975 W/m2.
Conclusie: de dit levert dus via de LISIRD TSI al meteen een waarde op voor de stralingsforcering sinds 1755 die boven de bandbreedte ligt van zowel het IPCC AR4 rapport 2007 [6-30 W/m2] als het IPCC AR5 2013 [0-10 W/m2].
Echter, nu komt het… hierop mag/kan/moet (multiple choice: kies zelf maar) vervolgens nog een versterkende factor worden toegepast; in mijn onderzoek het ik voor de TSI een versterkende waarde berekend van 8,75 tot 10; de inschatting van Shaviv zit iets lager met een waarde van 5 tot 7 (zie blok IX-11 in mijn artikel).
(Sorry, ik probeer de rest van de tekst hier op een later moment te posten)
Stel we maken hierbij vervolgens een conservatieve keuze door gebruik te maken van de onderzijde van de bandbreedte van Shaviv dan komen we EFFECTIEF uit op een stralingsforcering van de zon met een waarde van:
(Hier moet nog 1 rekensommetje worden gepresenteerd, dit volgt in de laatste post)
…
LET OP: Met de kanttekening dat sinds 2014 bekend is dat in het IPCC AR5 rapport (2013) dan invloed van de zon is onderschat want dit geldt immers ook voor de hierbij gebruikte CMIP5 klimaatmodellen, zie: h ttps://en.wikipedia.org/wiki/Solar_irradiance#2014_reassessment
Op basis van de bovenkant van de bandbreedte voor de sterkeringsactor in mijn eigen analyse (dit levert een versterkende waarde op van 10) ligt het resultaat op basis van het jaar 1755 in de orde van +1300%, op basis van bijna 1,4 W/m2.
De omvang van de antropogene forcering wordt door het IPCC als volgt beraamd:
– AR4 (2007): 0,6-2,4 W/m2
– AR5 (2013): 1,13-3,33 W/m2
0 . 13975
W/2
x5
=
0 . 69875
W/m2
Sorry voor het ongemak Dirk, bovenstaande rekensom moet op de stippellijntjes worden geplaatst in mijn vorige post. Ik heb nu eindelijk de respons gepost dit ik wilde posten.
Martijn,
Je probeert met kronkelredeneringen toch je gelijk te halen. Je aanvaardt blijkbaar de waarden van AR4 en AR5 voor de antropogene forcing, maar je negeert de berekeningen voor de zon in die rapporten. Je geeft daar geen goed argument voor, maar je komt wel met een eigen “berekening”, die je manipuleert door de werken met “de bovenkant van de bandbreedte”. Bovendien is die “bandbreedte” niet berekent, maar natte-vinger werk.
Nee, je argumentatie is niet op een hoog wetenschappelijk niveau…
Dirk je suggereert dat ik enkel uit ga van de bovenkant van de bandbreedte, maar dit is niet juist want ik heb een beschrijving gepresenteerd op de basis van zowel:
– de onderkant v/d bandbreedte voor de versterkende factor van Shaviv (bandbreedte: 5-7): dus op basis van de waarde 5 (resultaat: 0,69875 W/m2)
– als ook de bovenkant van de bandbreedte die ik (bandbreedte: 8,75-10) wordt gepresenteerd: dus op basis van de waarde 10 (resultaat: bijna 1,4 W/m2)
Beide resultaten liggen in dezelfde orde als de antropogene bandbreedte van het IPCC, zie:
– Antropogene forcering AR4 (2007): 0,6-2,4 W/m2, met voor de zon: 0,12 W/m2, met een bandbreedte van 0,06-0,30 W/m2
– Antropogene forcering AR5 (2013): 1,13-3,33 W/m2 met voor de zon: 0,06 W/m2, met een bandbreedte van 0-0,10 W/m2
Helder zo?
(Sorry voor de onoverzichtelijke beschrijving die ik gisteren presenteerde)
Voor de volledigheid:
– Overzicht antropogene forcering IPCC 2007 rapport toont gemiddelde antropogene forcering van 1,6 W/m2, zie:
https://www.ipcc.ch/site/assets/uploads/2018/02/spm2-2.jpg
– Overzicht antropogene forcering IPCC 2013 rapport toont gemiddelde antropogene forcering van 2,29 W/m2, zie:
http://projects.knmi.nl/ipcc/SPM/H_3.php
http://projects.knmi.nl/ipcc/SPM/FIGS/AR5_WG1_SPM_figure_5.gif
Martijn (11:58), mijn kritiek was niet zozeer dat je alleen maar “de bovenkant van de bandbreedte” gebruikt, maar dat “die “bandbreedte” niet berekend, maar natte-vinger werk” is.
Daar ga je niet op in!
Dat bevestigt dus dat je geen degelijke berekeningen hebt kunnen doen en dat het allemaal natte-vingerwerk is.
Je hele betoog is gebaseerd op een “versterkend mechanisme”. Je geeft heel wat ideeën die suggereren dat zo’n mechanisme zou kunnen bestaan, maar nergens een bewijs dat ze effectief bestaan. Nergens ook een aanzet tot een berekening van hoe groot (of klein) die versterking wel zou kunnen zijn. Je hele betoog is op veronderstellingen gestoeld en stuikt dus in elkaar bij een kritische lezing.
Nee, je argumentatie is niet op een hoog wetenschappelijk niveau…
Dirk, in blok VII-16 heb ik beschreven hoe ik via figuur 16 op basis van de schalen de omvang van de versterkende factor voor de BSI heb ingeschat en hoe ik hierbij vervolgens op de versterkende factor voor de TSI ben uitkomen. Daarna volgt ook de vergelijking met de beschrijvingen van Shaviv.
Dus wat ik hier zojuist heb beschreven sluit aan op de beschrijvingen in mijn artikel; echter, n.a.v. jouw vraag m.b.t. het IPCC stralingsforcering overzicht uit 2007 heb ik vervolgens ook nog beschreven hoe mijn analyse in dat perspectief uitpakt.
Ik heb in mijn post van 19 dec 2019 om 20:13 beschreven dat op basis van de LISIRD TSI voor de periode 1755-2017 een stralingsforcering van +0,13975 W/m2 wordt gevonden, terwijl het IPCC in haar 2013 rapport een bandbreedte beschrijft de lager is:
IPCC AR5 rapport 2013 bandbreedte: 0-10 W/m2, met best estimate: 0,06 W/m2 voor de periode 1750-2011
IPCC AR4 rapport 2007 bandbreedte: 6-30 W/m2, met best estimate: 0,12 W/m2 voor de periode 1750-2005
Hieruit blijkt dat de inschatting van het IPCC voor de invloed van de zon vooral in het 2013 rapport duidelijk veel te laag is.
PS. Ik heb op basis van het inzicht m.b.t. het grote verschil tussen de minima en maxima dat ik heb beschreven in mijn analyse, heel bewust gekozen om de stralingsforcering te baseren op de periode 1755-2017 en niet op basis van 1750-2017 omdat ik hierbij rekening houdt met met invloed van de zonnecyclus. Uit de jaren die het IPCC gebruikt blijkt direct dat het IPCC geen rekening heeft gehouden met de zonnecyclus… en al helemaal niet met de magnetische zonnecyclus want die wordt helemaal nergens in de IPCC rapporten genoemd!
(Dirk, je suggestie dat mijn analyse allemaal zou berusten op ‘nattevingerwerk’ is dus niet veel meer dan flauwekul. Bovendien is in je eerdere reacties duidelijk geworden dat je niet de moeite hebt genomen om te doorgronden hoe ik mijn analyse heb opgebouwd. Je hebt vooral aandacht besteed aan de de passages die ik heb aanbevolen maar getalsmatig ben je nog steeds nauwelijks op de inhoud ingegaan… bij je eerste reactie van 17 dec 2019 om 18:50 werd meteen duidelijk dat jij je conclusies al direct klaar had liggen waarbij je eerste punt was dat je meende dat mijn analyse voornamelijk op basis van de grafiek van Centraal Engeland zou zijn gebaseerd – terwijl deze getalsmatig geen enkele rol speelt in mijn analyse – want deze grafiek heb ik in mijn artikel enkel gebruikt om te illustreren dat uit de langst lopende lokale instrumentele temperatuur serie blijkt dat de temperatuur tijdens het Maunder minimum een dieptepunt bereikte voor de periode vanaf het jaar 1650)
“Dirk, in blok VII-16 heb ik beschreven hoe ik via figuur 16 op basis van de schalen de omvang van de versterkende factor voor de BSI heb ingeschat”
Martijn, hier gebruik je het woord “ingeschat”. IN blok VII-16 gebruik je het woord “vermoeden”, in de daaropvolgende paragraaf “suggereert”,…
Het bevestigt dus allemaal wat ik schreef: “niet berekend, maar natte-vinger werk” en “geen berekening van hoe groot (of klein) die versterking wel zou kunnen zijn. Je hele betoog is op veronderstellingen gestoeld en stuikt dus in elkaar bij een kritische lezing.”
De waarden van het IPCC darentegen, die zijn becijferd via een uitgebreide analyse. Zo ook de waarden bekomen in het Nature artikel dat jij blijft negeren.
Ik herhaal ook nog maar eens hetgeen ik al meerdere malen heb geschreven, maar wat jij blijft negeren:
“Een degelijk wetenschappelijke analyse zou uitkomen met een getal en een foutenmarge (een standaardfout).” (zoals de IPCC-waarden)
“Martijn, je gaat niet in op het Nature artikel waar ik naar verwees. Dit gebruikte een heel andere methode dan radiative forcing, maar de conclusie is toch hetzelfde: CO2 en GHG zijn de oorzaak en niet de zon.
Waneer je via twee degelijke, onafhankelijke, volledig verschillende, methodes dezelfde resultaten en conclusies bekomt, dan is dat een zeer sterk wetenschappelijk bewijs. Dat weerleg je niet met wat vage beweringen, correlaties vergelijken (en overinterpreteren) en andere simpele berekeningetjes. ”
En ga je nu ook nog eens ten gronde kijken hoe
Dirk, interpretaties betreffende het taalgebruik in mijn antwoorden gaan voorbij aan het feit dat ik getalsmatig alles heb beschreven op basis van berekeningen in het artikel.
Ik heb reeds verwezen naar blok VII-17 waarin de omvang van de versterkende factor wordt geschreven (voor het perspectief van de BSI gaat het om een waarde van 14-16 en voor het perspectief van de TSI om een waarde van 8,78-10), zie:
Overigens, ik heb zojuist in een andere reactie ook voorgerekend voor de periode 1912-1943 hoe de berekening werkt waarbij een versterkende waarde voor de TSI wordt aangetroffen van ongeveer 7,4, zie:
https://www.climategate.nl/2019/12/85983/comment-page-1/#comment-2290369
In de berekening van het IPCC wordt geen rekening gehouden met een versterkende factor voor de invloed van de zon.
En ik heb inmiddels elders ook beschreven dat in de Nature studie waar jij blijft verwijzen geenszins wordt beschreven hoe de invloed van de zon daarin precies wordt verwerkt want de “SOLAR_RF” betreft een data set waarvan de herkomst geenszins kan worden herhaald + bovendien blijkt de betreffende set ook te werken met een aanzienlijk lager bandbreedte voor het jaar 2005 dan het IPCC voor de periode 1750–2005 heeft beschreven, zie 20 dec 2019 om 16:22:
https://www.climategate.nl/2019/12/deel-2/comment-page-1/#comments
(Je opstelling is inmiddels niet erg coöperatief geworden, want je gebruikt allerlei interpretaties, classificaties en superlatieven waarbij je geenszins ingaat op wat er exact staat beschreven in mijn artikel; via mijn email box las ik dat je ook al meende dat Ronald ook in de ‘spam’ zou zijn gezet… maar ook dat klopt niet. Voor mij is het dan ook geenszins vreemd dat dit soort posts met onjuiste beschuldigingen zelf in de spam belanden)
Dirk, de materie is je blijkbaar gewoon te machtig want ik ben ingegaan op je aangedragen voorbeeld door de rekenmethode hiervoor te beschrijven.
Maar vervolgens toon je geen enkele belangstelling voor zowel de inhoud, de rekenwijze, noch de getallen die eruit komen rollen.
Je struikelt enkel over de woordkeuze, zonder te onderkennen dat dit in een discussie van ondergeschikt belang is.
PS. In mijn email systeem zie ik waarom diverse malen je bijdragen worden verwijderd, want ook McIntyre beschuldig je van ‘stemmingmakerij’… en je laat jezelf als een volleerd acteur struikelen over bijvoorbeeld zijn gebruik van één enkel woord als “presumably”. Je bent duidelijk met 2 maten aan het meten door te suggereren dat er geen sprake is van “wetenschap” en je voelt jezelf hierbij wel vrij om je aandacht vrijwel voortdurend enkel te richten op de persoon met het uiten van beschuldigingen van diverse aard. Deze keer probeer je mij weer met een kluitje het bos in te sturen door te verwijzen naar de website http://www.magicc.org … terwijl inmiddels al duidelijk is geworden dat in dat systeem waarschijnlijk ook niet duidelijk wordt waarop de data van de SOLAR_RF exact is gebaseerd. Uit het feit dat in de Nature studie eigenlijk helemaal niet over de zonnedataset wordt gesproken kan eigenlijk direct worden opgemaakt dat het dit in de studie van ondergeschikt belang wordt geacht. Een typisch onderdeel van klimaatmodellen waarbij de invloed van de zon doelbewust buiten beeld wordt gehouden, maar het is de vraag of de betrokken onderzoekers van de Nature studie zich dit überhaupt beseffen.
Op de Wikipedia pagina over Steve McIntrye kunnen we lezen dat hij zich vooral richt om data die in klimaatmodellen wordt gebruikt boven water te krijgen, mede omdat het in de sector helaas gebruikelijk is geworden om hierover geen openheid van zaken te geven… wat eigenlijk een manier van werken is die in strijd is met het neutrale karakter dat wetenschap beoogt te hebben.
https://en.wikipedia.org/wiki/Steve_McIntyre
(Dirk, blijkbaar ontbrak het je aan besef hiervan op het moment dat je een Nature studie aandraagt die overduidelijk niet erop is gericht om de invloed van de zon nader te onderzoeken en hierover openheid van zaken te geven)
Martijn,
Ik post dit nog maar eens, alhoewel de censuur het wel nog maar eens zal verwijderen. Het is geen aanval op jou als persoon, maar wel mijn bedenkingen op jouw opmerkingen – die volgens mij geen steek houden.
{1} McIntyre probeert kritiek te geven op de gebruikte datasets. Hij kan echter geen enkel degelijk, ondubbelzinnig, bewijs presenteren dat die datasets onbetrouwbaar zijn. Daarom dat hij het woord “presumably” wel moest gebruiken. Het is –zoals jij zegt- “één enkel woord”, maar het is cruciaal in zijn betoog en daardoor valt zijn hele argumentatie in duigen: hij bevestigt dat hij geen bewijs heeft maar het allemaal maar veronderstelt.
{2} Jouw bewering “je voelt jezelf hierbij wel vrij om je aandacht vrijwel voortdurend enkel te richten op de persoon met het uiten van beschuldigingen van diverse aard”, die klopt gewoonweg niet! Ik val geen enkele persoon aan, ik geef enkel kritiek op de argumenten van een persoon. Ik val McIntyre helemaal niet aan; ik maak enkel duidelijk dat zijn argument niet overtuigt. Jij daarentegen hebt wel al geprobeerd om het autoriteitsargument te gebruiken (onder Deel 2; “Prof John Christy is welbekend”; “Steve McIntyre is een zeer bekende naam binnen de klimaat community”) en dus eerder te focussen op de persoon dan op de argumenten van die persoon.
{3} Je kritiek op MAGICC: Ook hier geraak jij niet verder dan vage beschuldigingen, met het woordje “waarschijnlijk “. Je kunt dus geen enkel degelijk, ondubbelzinnig, bewijs presenteren dat die datasets onbetrouwbaar zou zijn. Je zoekt gewoon naar een excuus om die Nature-studie te kunnen negeren, maar kunt geen steekhoudend argument presenteren en geraakt daardoor niet verder dan een vage “waarschijnlijk”.
{4} En dan toon je aan dat je die Nature-studie echt niet goed hebt gelezen of ze niet goed begrijpt. Je schrijft dat er “helemaal niet over de zonnedataset wordt gesproken”. Maar de dataset staat vermeldt, het is duidelijk waar jij of iedere andere lezer die kan downloaden of extra informatie kan vinden, de gebruikte analyse van die dataset staat beschreven, de resultaten worden getoond en de conclusies die daaruit worden getrokken worden besproken. Wat moeten ze dan nog over die dataset schrijven? Je zoekt gewoon spijkers op laag water. Indien je bedenkingen hebt, wees dan gewoon eens heel helder: wat is er ondubbelzinnig en verifieerbaar mis met die dataset, analyse of conclusie???
{5} Je opmerking: “een Nature studie aandraagt die overduidelijk niet erop is gericht om de invloed van de zon nader te onderzoeken en hierover openheid van zaken te geven” Dat toont verder aan dat je gewoonweg die studie niet hebt gelezen of niet echt begrijpt. De studie begint door verschillende mogelijke externe forcings EVENWAARDIG naast elkaar te leggen en zonder vooroordeel voor de ene of de andere ze allemaal met elkaar te vergelijken. Dus *OOK* de invloed van de zon, dat op exact dezelfde manier en zonder vooroordelen wordt behandeld als de andere mogelijke forcings. Uit de gehele analyse komt dan dat CO2 en GHG als oorzaak van de huidige opwarming worden geïdentificeerd en niet de zonneactiviteit.
{6} Dit vind ik een interessante opmerking in jouw reactie: “In mijn email systeem zie ik waarom diverse malen je bijdragen worden verwijderd,” Dit staat in schril contrast met wat je enkele dagen eerdere dagen geleden schreef: “Bij de presentatie van mijn vorige artikelen heb ik in beide gevallen expliciet aangegeven dat kritische feedback wat mij betreft in ieder geval zeer welkom is wanneer het gaat om onderbouwde inhoudelijke feedback.” (17 dec 2019 om 14:01) De opmerkingen die ik heb gegeven, die waren steeds over de inhoud van jou artikelen en reacties – dus “kritische feedback” of “onderbouwde inhoudelijke feedback” . Je was er wellicht niet mee eens, maar ze waren steeds onderbouwd en inhoudelijk. Nooit een persoonlijke aanval, nooit een autoriteitsargument van mijn kant. We konden een discussie voeren waar we elkaars argumenten becommentariëren. Maar nu maak je duidelijk dat je weet dat verschillende van mijn berichten zijn verwijderd, dat je daarmee via email over communiceert, en dat je er blijkbaar geen probleem mee hebt dat ze worden verwijderd (alhoewel ze inhoudelijk streefden naar een disussie over verschillende visies).
Onder deel 3 (“19 dec 2019 om 17:17“) heb jij bovendien kritiek omdat jouw opmerkingen werden verwijderd op een andere blog, maar je ziet er dus geen graten in dat mijn opmerkingen verwijderd worden. Wat werd er zoal van mij verwijderd? Een bericht waarin jou argumentatie steeds is gebaseerd op vage termen als “ongeveer”, of een bericht waar ik opmerk dat jij enkel simpele rekensommetjes gebruikt zonder ooit een standaardfout te berekenen, dat jij klimaatmodellen foutief als “blackboxen” beschrijft,… Allemaal inhoudelijk, verifieerbaar en onderbouwd, maar toch worden dergelijke berichten verwijderd! En alhoewel jij predict dat je een open discussie wil, veroordeel jij dus niet dat reacties die kritisch over jouw argumenten zijn, worden verwijderd.
Samengevat, Martijn, ik gaf reacties die jij blijkbaar niet apprecieerde, maar die wel degelijk gebaseerd zijn op wetenschappelijke prinicpes en inzichten. Jij probeerde steeds weer mijn opmerkingen te omzeilen, en nu blijk je zelfs te verdedigen dat mijn reacties verwijders worden.
Hoe meer reacties jij post waarin je nooit ondubbelzinnig wetenschappelijk en helder een bewjis voor een versterkende effect kunt presenteren, maar steeds weer excuses zoekt om mijn bedenkingen te kunnen negeren, hoe vaker ik moet denken aan het citaat van W. Somerset Maugham (1874 – 1965): “People ask for criticism, but they only want praise”.
(Gebaseerd op al de commentaren op de inhoud van je artikelen en reacties, komt ik zo wel tot een beel van jouw als persoon! Je begrijpt onvoldoende van de wetenschappelijke principes in het algemeen en klimaatwetenschap in het bijzonder, maar meent toch het zoveel beter te weten dan alle klimaatwetenschappers).
Re: Dirk “… Maar nu maak je duidelijk dat je weet dat verschillende van mijn berichten zijn verwijderd, dat je daarmee via email over communiceert, en dat je er blijkbaar geen probleem mee hebt dat ze worden verwijderd (alhoewel ze inhoudelijk streefden naar een disussie over verschillende visies) …”
Dirk, even voor de duidelijkheid
Je hebt mijn opmerking m.b.t. het ‘email systeem’ verkeerd begrepen want zodra jij een bericht post ontvang ik de inhoud van het bericht in mijn email box. Dit betekent dat wanneer vervolgens je bericht wordt verwijderd de inhoud voor mij wel beschikbaar blijft. Je veronderstelling dat er ‘via email’ over de inhoud van jouw verwijderde berichten nog zou worden gecommuniceerd berust dus op een misvatting.
PS. Omdat je in de ‘spam’ bent beland ga ik op je inbreng verder niet meer reageren.
Goh, zeg ik al jaren dat die grote gele fusiebol de drijfveer is achter het ‘klimaat’.
Matthijs
Dat zeg ik ook al jaren, maar ik kan het niet bewijzen. En dan kom je niet ver als het om het bijbuigen van beleid gaat.
Dag Matthijs & Peter,
In het algemeen kan worden gezegd dat er geen twijfel bestaat over dat de zon de drijvende kracht is achter zowel weer als klimaat.
Echter, er heeft lange tijd wel veel onduidelijkheid bestaan over hoe de zon hierbij betrokken is.
In het perspectief van de correlatie met een omvang van +0,98 die ik heb beschreven tussen de BSI (= achtergrond zonnestraling) en de temperatuur denk ik dat mijn artikel een bijdrage levert aan de beschrijving van de relatie.
Vooral de getalsmatige beschrijvingen in figuur 1 acht ik zelf cruciaal om deze relatie beter te kunnen begrijpen, zie:
http://klimaatcyclus.nl/klimaat/pics/total-solar-irradiance-bottom-years-produce-high-correlations-with-the-HadCRUT4-temperature-series-provisionary-2019.jpg
Wat deze kwestie behoorlijk complex maakt is dat de correlatie tussen de TSI en de temperatuur op basis van de individuele jaren slechts een correlatie van +0,282 oplevert voor de periode 1850-2017. Echter, uit mijn onderzoek blijkt dat deze correlatie aanzienlijk hoger wordt wanneer rekening wordt gehouden met de invloed van de zonnecyclus.
Afhankelijk van de keuze van het perspectief schiet de correlatie tussen de TSI en de temperatuur met een factor 2 tot 4 omhoog. Overigens, de factor 4 wordt gevonden in het perspectief van zowel de minima (= de jaren waarin de zonnecyclus zich in de minimum fase betreft van de TSI, figuur 1 beschrijft hiervoor een correlatie van 0,804 voor de periode 1910-2019)… maar ook wanneer op basis van alle jaren wanneer wordt gekeken naar de gemiddelde waarde tijdens een magnetische zonnecyclus (van ongeveer ~22 jaar, de data die in figuur 6 wordt getoond beschrijft een correlatie van maar liefst +0,840 voor de periode 1856-2017.
(Met de kanttekening dat bij figuur 6 geen correlaties staan beschreven; ik zal de laatst genoemde correlatie gaan beschrijven bij een aanvullende update voor het artikel n.a.v. de discussie op Climategate; de genoemde waarde van +0,840 heb ik gisteren pas gevonden n.a.v. een discussie met Ronald… die mij opnieuw van nuttige feedback heeft voorzien in aanloop naar de publicatie; bij deze wil ik ook mijn dank uitspreken naar André Bijkerk voor zijn inspanningen bij zowel dit artikel als ook de 2 voorgaande artikelen)
Martijn,
In al jouw artikelen en reacties komt naar voor dat jij enorm veel belang blijkt te hechten aan correlaties. Verder stel ik vast dat jij niet alleen naar correlaties zoekt tussen de ruwe data, maar ook tussen ‘aangepaste’ data.
Blijkbaar zie jij correlaties als een vorm van bewijs, maar eigenlijk kunnen ze alleen maar exploratief gebruikt worden. Ze zijn een beginpunt in een analyse, geen eindpunt. Een correlatie kan een aanwijzing zijn van iets interessant, maar in de meeste gevallen zijn hoge correlaties gewoon niet betekenisvol. Google maar een “spurious correlations” en je vindt heel wat niets-zeggende correlaties. Eens een correlatie is gevonden, dan begint het werk pas: je moet het verband ten gronde verklaren, becijferen, passen binnen alle andere bestaande kennis,…
Dat je je beperkt tot het berekenen van correlaties, en af en toe eens een p-waarde, impliceert volgens mij dat je vrijwel geen kennis hebt van data-analyse, laat staan complexe-data analyse. De volgende stappen, een statistieche modellering (wat dus iets anders is dan een klimaatmodel!!!) om tot becijferde waardes te komen, daar blijk je niet aan toe te geraken.
Uit de reacties merken we dat je hier op veel mensen indruk hebt gemaakt, maar ik vrees dat je hiermee echt geen indruk maakt op echte wetenschappers.
Een correlatie van 98% tussen twee gefilterde monotoon stijgende tijdreeksen zegt op zichzelf niet zoveel. De test is natuurlijk of dit artikel een peer review overleeft. Tip: vertaal het in het engels en zoek contact met Javier op het blog van Judith Curry die zit op jouw lijn denk ik.
Dirk,HenkdJ
Waar is de échte wetenschapper? Ik meen begrepen te hebben dat je géén problemen hebt met de dubieuze correlaties betreffende CO2 en temperatuur en V.V.
Waarom dan die drukte over andere mogelijk betere correlaties?
Re: Hans Erren “Een correlatie van 98% tussen twee gefilterde monotoon stijgende tijdreeksen zegt op zichzelf niet zoveel. De test is natuurlijk of dit artikel een peer review overleeft. Tip: vertaal het in het engels en zoek contact met Javier op het blog van Judith Curry die zit op jouw lijn denk ik.”
Hans, je spreekt van een “monotoon stijgende tijdreeksen”… maar dat lijkt me geen juiste omschrijving voor het beeld in figuur 16; immers, beide reeksen tonen immers een soortgelijke oscillatie met maar liefst 8 snijpunten waarbij het begin- en eindpunt ongeveer onveranderd zijn t.o.v. elkaar, zie:
http://klimaatcyclus.nl/klimaat/pics/climate-sensitivity-is-low-background-solar-irradiance-and-temperature-show-similar-curve.jpg
PS. Dank voor je suggestie m.b.t. Javier/Judith Curry; ga ik proberen zodra ik de Engelse vertaling helemaal op orde heb.
Re: Dirk “In al jouw artikelen en reacties komt naar voor dat jij enorm veel belang blijkt te hechten aan correlaties.”
Dirk, over de waarde van correlaties (+ het gevaar van spurieuze correlaties) ben ik het roerend met je eens.
Echter, je suggereert dat mijn analyses zich zouden “beperken” tot correlaties is onjuist want ik combineer dit kwalitatieve analyses. Bovendien maakte ik in mijn eerste artikel in juni vooral gebruik van trend analyses.
Ik heb zojuist pas ontdekt dat op Wikipedia over het gebruik van correlaties in dit perspectief ook het een en ander is beschreven (hierbij wordt o.a. verwezen naar het onderzoek uit 1991 betreffende de zonnevlekken en de lengte van de zonnecyclus welke in figuur 23 wordt besproken), zie:
https://en.wikipedia.org/wiki/Solar_activity_and_climate#Correlations_to_solar_cycle_length
PS. Er blijkt in het jaar 2000 ook nog een follow-up studie te zijn verricht n.a.v. de 1991 studie:
https://www.dmi.dk/fileadmin/Rapporter/SR/sr99-9.pdf
Dit is wel wat meer leeswerk dan we doorsnee gewend zijn. :)
Geweldige bijdrage Martijn, ik moet bekennen dat het nogal wat vergt om dit stuk helemaal in de smiezen te krijgen maar als ik er zo eens globaal doorheen lees dan zou de CO2 bewering wel eens op drijfzand kunnen komen te staan.
In ieder geval alvast een dikke pluim voor de vele uren die je hier ongetwijfeld in hebt zitten.
Dank voor de pluim Cornelia.
Inderdaad… er zitten heel wat uurtjes werk in (3 maanden heb ik aan dit artikel gewerkt, ik ga niet over 1 nacht ijs).
De impact van CO2 op klimaat (door de divers zonstralingen) is vanuit ideologische overtuigingen altijd overdreven door het VN-IPCC door haar 5 opvolgende klimaatrapporten.
Waren het 20 jaar terug vooral heel sterke vermoedens van verdachte overdrijvingen, tegenwoordig weten we van de ontdekte / blootgelegde manipulaties (Climategate / Emailgate ) en politiek gesubsidieerde propaganda door VN-IPCC dat CO2 vooral als een overdreven klimaatfactor diende om een wereldwijde politieke en economische verschuiving te bewerkstelligen naar marxistisch voorbeeld.
De bewijzen van de dominantie van de zonstralingen, haar periodiek fluctuaties en 20 overige natuurlijke aardse en cyclische planetaire invloeden beginnen steeds overtuigender te worden.
Kritiek op het VN-IPCC werd reeds decennia door “gelovigen” als “ontkenning van het klimaat” aangeduid. Het is een stupide slotsom met als gevolg een “wereldwijde” politieke idiotie vanuit de VN om alle CO2-uitstoot in de ban te doen.
@Scheffer,
Ik denk dat daar ook de grote kink in de kabel zit, OVERDRIJVEN.
Met alles word overdreven tot de hele media die het zelf ook nog eens flink aan papt, en zo word het een flink zooitje ongeregeld.
Maar wat de burger wel flink geld en vrijheid gaat kosten, als alle plannen doorgaan.
Alles en alles word alleen maar op co2 berg gegooid, niemand mag een andere mening hebben bij hun.
Neem het meisje Naomi, word gewoon geweigerd om iets te mogen vertellen in Madrid, Greta mag dat wel, discriminatie dus.
Nu word ze voor vanalles uitgemaakt door de alarmisten, wie is dan het tuig?
@ Martijn,
Bedankt voor je artikel en mijn complimenten voor je inzet. Het is nogal complex (prima omdat dit niet anders kan) en veel omvattend (dus kost ook veel tijd om alles te kunnen doorlezen).
Ik ga mijn best doen alle informatie tot me te nemen en te begrijpen. Vragen en/of opmerkingen wil ik graag met je delen. Kan dit ook nog op een andere manier dan hier op CG of lees je alle reacties (ook die van over een paar weken)?
Ja hoor Willem, maar je geen zorgen… neem vooral de tijd die je nodig hebt.
Ik zal alle nieuwe input in deze discussie blijven volgen.
(Climategate heeft een email systeem waarmee op nieuwe inbreng voor een specifiek topic wordt geattendeerd; hiervan maak ik ook gebruik bij mijn vorige artikelen; zodra daar een nieuwe post wordt ingebracht dan ontvang ik direct een melding per email)
Hallo Martijn,
Ik hoorde en zag laatst een interessante bijdrage van Prof. Dr. Hermann Harde over zijn berekening van de bijdrage van CO2 aan de temperatuur stijging in de afgelopen eeuw. De invloed van CO2 is volgens Prof. Harde slechts 35%, de invloed van de zon heeft hij berekend op 65%. Misschien kende je deze video al, maar anders misschien goed om eens te bekijken en eventueel mee te nemen als ondersteuning van jouw analyses.
https://www.youtube.com/watch?v=ldrG4mn_KCs
Het percentage van 65% voor de invloed van de zon klinkt heel bekend Willem; ik zag pas een paar dagen terug dat Scafetta in zijn werk spreekt over een percentage van 60%; Shaviv spreekt in een video presentatie uit 2018 over een bandbreedte van 50% tot 66%.
In mijn artikel beschrijf ik 3 bandbreedtes:
– 75-95% op basis van het perspectief in figuur 2 via de TSI minimum jaren met fase-correctie (1867-2017) => midpoint = 85%
– 57-100% op basis van het perspectief in figuur 16 via de BSI met fase-correctie (1856-2017) => midpoint = 78,5%
– 87-88,5% op basis van het perspectief in figuur 16 via een analyse van de bijbehorende schalen => midpoint = 87,75%
Wat een gemiddeld midpoint oplevert van 83,8%.
Kortom, door rekening te houden met de cyclus van de zon kom ik in mijn analyse vrijwel voortdurend tot percentages boven de 75%.
Martijn (18:25)
Je beweert dat je aan de hand van figuren 2 en 16 kunt berekenen dat de TSI of BSI >75% invloed hebben op de temperatuur en dat er slechts een beperkte invloed is van CO2. Dat kun je uit dergelijke grafieken niet bepalen.
Het bepalen van een invloed (=oorzaak) is veel complexer dan het kijken naar grafieken en/of het berekenen van een correlatie-coëfficient.
Dirk
Vertel liever hoe complex, dan schiet het tenminste op. Of is dit jouw manier van twijfel zaaien. Noem gewoon man en paard en vertel hoe het wél in elkaar steekt.
Re: Dirk 17 dec 2019 om 19:20
Je beweert dat het niet mogelijk is, maar je presenteert bij je stelling geen enkel argument waarom je denkt dat het niet mogelijk is. Je suggereert enkel dat CO2 veel meer invloed zou hebben dan uit mijn analyse blijkt, maar ook hier zie ik je geen enkele poging doen om dit op enigerlei wijze te onderbouwen.
(Overigens, je bent welkom om dit alsnog te onderbouwen; wat mij betreft mag je hierbij ook verwijzen naar andere onderzoeken… maar ik hoop dat je dan wel eerst zelf nagaat of in de betreffende onderzoeken duidelijk wordt beschreven op welke wijze de invloed van de zon in de analyse is betrokken; bij het onderzoek waar je een paar dagen geleden naar verwees is dit niet het geval)
Het is veel en niet allemaal eenvoudig, maar een ieder die in detail wil begrijpen hoe het echt zit met de klimaatverandering krijgt hiermee wel de informatie die hij of zij zoekt.
Duidelijk wordt uitgelegd dat zonneactiviteit de hoofdrol heeft en CO2 hoogsten een bijrol heeft.
Mijn complimenten.
Dank Petra, de materie betreffende is eigenlijk zelfs zeer complex.
Hans LaBohm heeft zelf ook te kennen gegeven dat dit artikel zeer zwaar kost bevat voor het ClimateGate platform.
M.b.t. de ’tip’ + de korte samenvatting & de bijlage heb ik geprobeerd om de materie toch ook toegankelijk te maken voor mensen m.b.t. de de zon alleen maar weten dat hij iedere dag weer opkomt.
Misschien niet helemaal on-topic maar toch: Waanzinnige uitgaven voor klimaat hysterie wordt niet over gesproken maar wel https://www.telegraaf.nl/nieuws/136381272/kabinet-stevent-af-op-een-tekort-van-16-miljard-euro?utm_source=telegraaf&utm_medium=newsletter&utm_campaign=telegraaf_update&utm_content=Hoofdartikel_%E2%80%99Kabinet+stevent+af+op+een+tekort+van+16+miljard+euro%E2%80%99&utm_term=20191217114500_update&EMAIL_SK=SK5995456
Sorry dat ik het klimaatsceptisch onderonsje weer verstoor, maar de NASA heeft afgelopen voorjaar in beeld gebracht hoe de stijging van de temperatuur zich verhoudt tot de activiteit van de zon. Dat is toch een heel ander verhaal.
https://climate.nasa.gov/climate_resources/189/graphic-temperature-vs-solar-activity/
Het zelfde lezen we op de site van astrofysicus Kees de Jager. In 2009 verwachtte die nog een soort ‘kleine ijstijd’. Nu gaat het hooguit om een tempering van de opwarming door broeikasgassen. Van de afkoeling na 2009 is weinig terecht gekomen, wel vinden we hiervan iets terug in de ‘hiatus’.
Hoi Bart,
De figuur die de NASA toont betreft (niet-gecorrigeerde) TSI data op basis van de Satire-T2 data en de PMOD data; overigens, de Satire-T2 data serie is al in november van 2008 beeindigd…. maar dit wordt op de website van de NASA niet gemeld.
Een fundamenteel probleem bij de ruwe metingen is dat de apparatuur van de satellieten ernstig beschadigd wordt door kosmische straling en de zonnestraling; daarom is het noodzakelijk dat op de ruwe data correcties worden uitgevoerd. De LISIRD TSI wordt door de LASP (= de wereldleider op dit terrein) speciaal gepresenteerd om een “best estimate” te presenteren wanneer met alle mogelijke correcties optimaal rekening wordt gehouden. De website van de LASP fungeert o.a. als een portaal waar maar liefst 78 aan de zon gerelateerde data sets worden gepresenteerd, zie:
h ttp://lasp.colorado.edu/lisird/
We mogen er dus vanuit gaan dat de door de experts van het LASP gepresenteerde LISIRD TSI een realistisch beeld toont met inbegrip van op consensus gebaseerde correcties; bij andere TSI grafieken ontbreken dit soort van correcties dus meestal.
In mijn artikel beschrijf ga ik in het eerste deel van de ‘IX Discussie en Conclusie’ zeer uitgebreid in op deze kwestie + de status van de LISIRD TSI die in mijn onderzoek centraal staat, zie:
http://klimaatcyclus.nl/klimaat/bijrol-CO2-zonneactiviteit-verklaart-opwarming-sinds-1976.htm#discussie-en-conclusie
Van belang is ook dat LASP de organisatie betreft die verantwoordelijk is voor het SORCE systeem, waarmee als enige in staat is tot het maken van “precise measurements of solar radiation” (vanaf 2003), zie:
h ttps://www.ngdc.noaa.gov/stp/solar/solarirrad.html
PS. Bart, voel je vooral vrij om over dit onderwerp meer informatie in te brengen. Ik heb afgelopen dagen over dit onderwerp ook al een uitgebreide email discussie achter de kiezen met Ronald; de beschrijvingen met de eerste 3 linken in blok IX-1 zijn ontstaan n.a.v. deze discussie, dus mocht je je verder in dit onderwerp willen verdiepen dan verwacht ik dat de linken je hierbij mogelijk van dienst zullen zijn.
Voor wat betreft het onderwerp van de correcties wordt bijvoorbeeld ook op Wikipedia enkele beschrijvingen gepresenteerd m.b.t. de meest belangrijkste correcties die in 2008 en 2014 pas zijn ontstaan, zie:
h ttps://en.wikipedia.org/wiki/Solar_irradiance#2011_reassessment
Van het art. van Martijn van Mensvoort heb ik weinig meegekregen en ik vrees, dat het niet aan Martijn ligt!
Het klimaat is erg complex en ik denk, dat we er nog weinig van begrijpen.
Er zijn erg veel factoren, die het klimaat, gedurende, het bestaan v/d aarde hebben beïnvloed, zoals, de Milankovitch cycli, zonne( stralings) activiteiten cycli, Oceanische oscillaties (El Nino, la Nina, Pacific Decadal Oscilation, Atlantic Multidecadal Oscilation), albedo van de aarde a.g.v. landschap veranderingen, wolkvorming in hogere en lagere luchtlagen, etc.
“Verschillende” wetenschappers, zien “verschillende” correlaties en/of causale verbanden, met bovenstaande fenomenen en de “wetenschappelijk verhandelingen”, lijken allemaal plausibel, maar ik kan ze niet beoordelen!
Kortom, ik zie “door de bomen, het bos” niet meer en daarom heb ik het, voor mezelf, eenvoudiger gemaakt en kijk alleen nog naar het realiteitsgehalte van de “CO2doctrine”
Inmiddels, heb ik veel literatuur en publicaties gelezen uit beide kampen en ben tot slotsom gekomen, dat rol van CO2 slechts gering kan zijn en de klimaatverandering, overwegend door natuurlijk processen wordt bepaald!
Door de mens is hier niet veel aan te doen, m.u.v. adaptatie, goed landschapbeheer( o.a. albedo beïnvloeding) en misschien armoedebestrijding.
De vervuiling van onze leefomgeving, is natuurlijk wel een realistisch probleem en sommige, voorziene maatregelen zijn prima, maar doordat “klimaaturgentie” vervalt, dient een geheel ander beleid te worden gevoerd, dat effectiever, minder verspillend, minder kostbaar en minder belastend is!
Het huidige klimaatbeleid, is m.i. een van de kostbaarste misvattingen in de geschiedenis en gebaseerd op dubieuze doelstellingen, maar dat (nu) terzijde!
@HermanQ:
Je geeft wel prima aan dat het een complex natuurkundig geheel is ;-)
Nu heb ik het idee dat men complexe zaken niet complexer moet maken door op onnavolgbare wijze statistische technieken te gebruiken.
(Eén van de m.i. verkeerde opvattingen is aan natuurkundige waarnemingen een stochastisch (~dobbelsteen) karakter toe te kennen.)
Zodra men zich zou beperken tot goede waarnemingen van alle factoren op één lokatie i.p.v. van een mondiale temperatuur te bepalen dan zou het al wat duidelijker worden.
@Boels
Ik waardeer het zeer, dat Martijn van Mensvoort de moeite neemt om, middels een inhoudelijke bijdrage te wijzen op een belangrijke misvatting.
“ kretologie” wordt door beide kampen al teveel gebruikt en dat polariseert, maar levert verder geen enkele bijdrage!
De strekking v/d bijdrage van Martijn ontgaat mij echter of beter gezegd, ik kan het realiteitsgehalte niet beoordelen, en dat geldt denk ik, voor meer mensen.
Misschien vergis ik mij echter, ben ik de enige en dan zit ik op het verkeerde forum!
Mijn zienswijze is, meer gebaseerd op m.i. bewezen fraudes, manipulaties, overdrijvingen, bangmakerij en leugens van het “alarmistische” kamp, waarbij ik mij natuurlijk realiseer dat, dit nog niet bewijst dat CO2 geen rol speelt, maar toont wel aan, dat voor de “CO2doctrine” geenl wetenschappelijk bewijs is!
Hoi HermanQ,
Ik kan je gewetensvolle opmerking wel waarderen waarbij je bekend dat je jezelf niet in staat acht om het realiteitsgehalte van mijn analyse te beoordelen.
In mijn ogen getuigd dit ook van een soort van lef want veelal zijn mensen geneigd om hun eigen capaciteiten soms te overschatten.
PS. De ervaring op dit platform heeft mijn inmiddels geleerd dat het meestal wel een paar dagen kan duren voordat er een discussie ontstaat gericht op specifieke punten over het “realiteitsgehalte” van de inhoud van mijn analyses. Bovendien… deel 2 volgt morgen pas hier op Climategate!
@Martijn
Het is alom bekend en overtuigend bewezen dat de zon een directe invloed heeft op het aardse klimaat en dat CO2 een ondergeschikte rol speelt. Hoe zich dat afspeelt is voor velen onbelangrijk maar wel de dagelijkse werkelijkheid.
Zo simpel is het!
Helaas ligt het niet zo simpel Schaffelaar, ik nodig je bij deze uit om een (peer reviewed) wetenschappelijk bron te presenteren die het “overtuigende bewijs” levert.
De hoogste correlaties die ik in de wetenschappelijke literatuur ben tegengekomen voor de relatie tussen de zon en de temperatuur liggen in de orde van +0,60; in de discussie van mijn artikel breng ik enkele van deze bronnen ter sprake… maar meestal draait het hierbij enkel om zonnevlekken, zie o.a. figuur 23:
http://klimaatcyclus.nl/klimaat/pics/temperature-vs-sunspots-and-solar-cycle-length.jpg
Overigens, ik begin mijn artikel met een beschrijving waaruit blijkt dat de wetenschap vooral met de handen in het haar zit m.b.t. hoe de zonnecyclus invloed uitoefent op de temperatuur. Inmiddels is er wel een theoretisch raamwerk + voor alle belangrijke onderdelen is bewijs gevonden… echter hierover bestaat geen consensus. Om je een concreet voorbeeld te geven door diverse topwetenschappers betreffende het onderwerp van de zon (waaronder R. Wilson & N. Scafetta) wordt geclaimd dat de minima van de TSI in de laatste decennia van de 20ste eeuw zijn opgelopen… maar hierover is geen consensus ontstaan (het lijkt erop de controverses rondom het klimaat hierbij een rol spelen). Eén van de problemen hierbij is dat t.g.v. het ongeluk met de Space Shuttle er een gat van 2 jaar is ontstaan in bepaalde metingen doordat de lancering van de ACRIM 2 satelliet systeem 2 jaar moest worden uitgesteld, zie:
h ttps://en.wikipedia.org/wiki/Nicola_Scafetta#ACRIM
PS. In mijn artikel zit ook een video presentatie van Prof. Shaviv waarin een gedetailleerde beschrijving van het totaalbeeld wordt gepresenteerd, zie:
https://youtu.be/p9gjU1T4XL4?t=1840
(De video begint bij het deel waar Shaviv zijn conclusies beschrijft)
@Martijn
Eenvoudig: Als de zon schijnt is het warmer dan als zij niet schijnt.
Dat jullie wetenschappers dat vastgelegd willen zien in “Papers”, liefst nog peer reviewed, is louter ijdelheid.
Re: Schaffelaar
Nog eenvoudiger: de zon schijnt voortdurend op onze aardkloot.
Helaas biedt dit soort van simpele feiten geen uitkomst voor de complexe controverse(s) in de wetenschappelijke discussie over het klimaat,
(Tip: zie HermanQ 17 dec 2019 om 15:51)
Schaffelaar,
De zon schijnt al miljarden jaren. Over de afgelopen 2.000 jaar was de temperatuur vrij constant, met een lichte trend van 0.5°C afkoeling vanaf het jaar 0 tot ongeveer het jaar 1700. In de afgelopen 50 jaar is het plots >1°C gestegen. DIe plotse verandering van >1°C kan niemand verklaren aan de hand van de zon. Er bestaat wel een AGW-theorie die dat wel kan verklaren, en die door niemand ten gronde weerlegd kan worden.
@Dirk,
Ik heb begrepen dat het “klimaat” redelijk complex kan zijn. Een plotselinge stijging van meer dan 1 graad Celcius in 50 jaar zou meerdere oorzaken kunnen hebben. Zie link voor één van de mogelijke oorzaken.
https://klimaatgek.nl/wordpress/2019/12/15/es-ist-die-sonne-dummkopf/#more-5690
Het feit dat er een AWG-“theorie” is die dat ook kan verklaren lijkt me geen bewijs voor de juistheid daarvan.
Ik kan niet uitsluiten dat CO2 ook een rol speelt, de vraag is echter hoe groot die rol is?
@Adriaan,
Hetis niet de AGW-theorie op zich die het bewijs is, het zijn de honderden onderliggende publicaties die samen het bewijs vormen. EN er zijn inderdaad meerdere factoren die een positief of negatief effect hebben, maar de grootste bijdrage is wel degelijk het antropogeen broeikas-effect. De wetenschap is daar duidelijk over.
Dat een blogger met wat grafiekjes over Duitsland iets anders beweert (over een onderwerp dat toch “redelijk complex” is), weegt daar echt niet tegenop.
Dirk
Is dat de keuze voor de ogenschijnlijk meest voor de hand liggende oplossing bij gebrek aan beter? Beter onderzoek doen tot we er meer van bgrijpen en intussen adapteren lijkt me verstandiger.
Lekker lang stuk zeg. Daar moet ik eens een week voor nemen. Maar ik denk dat ik er veel van kan leren.
Over de zon gesproken, die is op dít moment als ik dit type hier boven Utrecht weer verborgen achter een deken van vliegtuigwolken. Zelfs midden in de winter vindt men het blijkbaar nodig om ons de zon te onthouden. Geo-engineering gaat nog heel wat ellende veroorzaken.
Dank voor de belangstelling Antisoof en ik wens je veel leesplezier toe. Laat tussentijds vooral ook even wat je er van denkt… wie weet dat ik er nog iets van kan opsteken of dat het me op een andere manier vooruit kan helpen.
:-)
Martijn, wat een geweldig verhaal. Chapeau zoals we hier dan zeggen.
Maar ja, hoe nu verder?
Voorleggen aan de alfatjes? Gaat niet werken. Klaver, Timmerfrans, Rutte enz. zullen bij de eerste zin al afhaken. Dat verschijnsel is niet nieuw. Er zijn een paar schitterende uitzendingen geweest van DWDD waarin Prof. Dr. Robert Dijkgraaf op voor een beta (VWO is genoeg) goed te volgen wijze een paar bijzonderheden over het heelal e.d. heeft uitgelegd. Oerknal, zwaartekrachtgolven e.d.
De presentator, ene van Nieuwkerk, haakte zichtbaar na ongeveer 30 seconden al af. Hij snapte er gewoon geen bal van en het ergste was, dat hij dat na afloop ook nog gewoon toegaf.
Ik denk dat het salaris van de heer Dijkgraaf hooguit een kwart is van dat van onze Mathijs; maar ja, dat is belastinggeld, dus dan mag het.
Goed, dat er de laatste tijd behoorlijk in de beerput die NPO heet wordt geroerd. Het gaat steeds harder stinken.
Van vliegschaamte, u weet wel, dat wat wij als gewone belastingbetaler wordt aangepraat, hebben Floortje Dessing, Erica Terpstra, de deelnemers aan Wie is de Mol, Exp. Robinson enz nog nooit gehoord.Klaver, Timmerfrans, Samsom c.s. trouwens ook niet.
AnthonyF
Daarom is mijn uitgangspunt “practice what you preach”. Doen al die bevlogenen dat zelf niet, dan is hun ongeloofwaardigheid bevestigd.
Dank voor je uiting van waardering Anthony F,
Ik zie zelf wel enig potentieel om op basis van bepaalde elementen in mijn analyse ook aan te sturen op een publicatie in een peer reviewed tijdschrift, maar om zo’n stap te maken zal ik wel eerst iemand moeten vinden met voldoende expertise in deze materie (+ het schrijven van dergelijke publicaties) om een doelgerichte plan hiervoor te ontwikkelen,
PS. Hans Labohm heeft vandaag het volledige artikel op mijn eigen website inmiddels al gepitcht bij enkele van de onderzoekers die in mijn artikel worden genoemd. Wellicht dat dit soort van initiatieven mij kan gaan helpen. Voorlopig zal mijn aandacht nog even primair gericht blijven op de inhoud van de materie; ik wacht zelf eerst af of de discussie op dit platform wellicht nog op dat vlak nieuwe dingen in beeld kan brengen.
@Schaffelaar
Voor goed en eenvoudig uitleg over de universele samenhang der dingen verdiep je in het Elecrtic Universe Paradigma. Woordvoerder Walace Thornhill.
https://www.youtube.com/watch?v=myMNSThwxD8&t=829s
Martijn, een beroemde componist of musicus, ik weet helaas niet meer wie, heeft eens gezegd:”Mooie muziek maken is 5 % inspiratie en 95% transpiratie”.
Dat zou voor jou en alle anderen die hun best doen om het ECHTE klimaatverhaal boven tafel te krijgen wel eens hetzelfde kunnen zijn.
Laat je dus niet ontmoedigen maar ga door met je bewonderenswaardige bijdragen.
Ook de beta Copernicus heeft uiteindelijk de strijd tussen ECHTE wetenschap en geloof (lees: hysterie) gewonnen.
(Dank voor je mooie bemoedigende woorden AnthonyF)
FDF blaast alle acties af, bouwers gaan wel door en roepen boeren op zich aan te sluiten.
Dwangsom 100.000 euro.
https://www.ad.nl/economie/fdf-blaast-alle-acties-af-bouwers-gaan-wel-door-en-roepen-boeren-op-zich-aan-te-sluiten~a25305f32/
En eventjes stemmen.
https://dagelijkseverhalen.nl/wegenbelasting-gaat-volgend-jaar-fors-de-hoogte-in-er8923newnqwq/
@Martijn,
Waar ligt het nu aan, zonnevlekken of co2 :-)
Zon dus toch een correlatie met opwarming.
https://www.telegraaf.nl/watuzegt/551433456/zet-in-op-moderne-co2-technieken
Hallo Martijn,
Ik zet mijn bijdrage nog even apart hier neer. Eerder al geplaatst bij jouw reactie h ttps://www.climategate.nl/2019/12/85966/comment-page-1/#comment-2289823
Ik hoorde en zag laatst een interessante bijdrage van Prof. Dr. Hermann Harde over zijn berekening van de bijdrage van CO2 aan de temperatuur stijging in de afgelopen eeuw. De invloed van CO2 is volgens Prof. Harde slechts 35%, de invloed van de zon heeft hij berekend op 65%. Misschien kende je deze video al, maar anders misschien goed om eens te bekijken en eventueel mee te nemen als ondersteuning van jouw analyses.
https://www.youtube.com/watch?v=ldrG4mn_KCs
Dank Willem!
Ja, ik was de naam Harde recent al eens eerder tegen gekomen.
Ik zie in de video dat hij via een klimaatgevoeligheid van 0,70°C op die 65% uitkomt, zie:
https://youtu.be/ldrG4mn_KCs?t=2270
PS. Ik had dit artikel van Harde 2014 ook al eens bekeken, toen ging hij nog een stapje verder in de richting van de resultaten die ik in mijn analyse heb gevonden want in onderstaande perspectief komt hij tot een klimaatgevoeligheid van slechts 0,60°C (met een bandbreedte van 0,50-0,70°C), waardoor het percentage voor de bijdrage van de zon in de buurt van de 80% zou moeten liggen (en via de onderkant van de bandbreedte van 0,50°C kom je dan op 83,3% voor de bijdrage van de zone, wat vrijwel hetzelfde percentage is dat ik heb gevonden: 83,8%, zie blok IX-11 in mijn artikel):
Magnetische noordpool verschuift steeds sneller: Wisselen de polen van plaats?
https://www.welingelichtekringen.nl/wetenschap/1354563/magnetische-noordpool-verschuift-steeds-sneller-wisselen-de-polen-van-plaats.html
Als die steeds meer verschuift, smelt die ook sneller.
En dat verklaart tevens waarom wetenschappers zweverig worden in dat gebied.
Theo, bij de zon wisselen de magnetische polen ongeveer iedere 11 jaar van polariteit maar bij de aarde gebeurd dat veel minder frequent (de laatste volledige ompoling gebeurde 780.000 jaar geleden, en de laatste poolkering vond 22.000 jaar geleden plaats).
Begin dit jaar dacht men ook even dat dit zou kunnen gaan gebeuren maar in het voorjaar bleek dat het nog duizenden jaren langer zal gaan duren. Er zal wel weer iemand iets geroepen hebben.
Men begrijpt het niet echt en zodra er iets opvallends wordt waargenomen dan ontstaan hierover al snel speculaties over dat er op de korte termijn iets zou kunnen gebeuren… maar in dit perspectief draait het altijd om de eenvoudige vraag: ‘doet-ie-het’ of toch niet. Het antwoord laat zich denk ik ook nu dus weer gemakkelijk raden, vooral omdat eerder dit jaar al duidelijk is geworden dat er aanleiding was om de berekeningen aan te passen.
Afgaande op de geluiden van eerder dit jaar is het eigenlijk onwaarschijnlijk dat wij zo’n fenomeen zullen gaan meemaken, lijkt mij.
PS. De bron van het verhaal suggereert overigens niet dat er een wisseling van de polen aan zit te komen, zie:
https://www.livescience.com/earth-magnetic-north-passes-prime-meridian.html
(Theo, ik begrijp dat je enkel de titel van dat verhaaltje hebt geciteerd, het antwoord op de vraag: ‘Wisselen de polen van plaats?’ is dus ‘nee’)
Weinig kans op een Magnetic Polar Reversal, kan nog miljoenen jaren duren, maar kan ook morgen.
h ttps://en.wikipedia.org/wiki/Geomagnetic_reversal#Changing_frequency_over_time
https://www.space.com/lava-flows-earth-magnetic-field-reversal.html
Inderdaad Scheffer.
@Martijn,
Er is iets fout gegaan, ik bedoel het artikel uit de Telegraaf.
Je hebt per ongeluk het artikel van de magnetische polen genomen, maar dat is niet erg.
Hier even een citaat, uit de Telegraaf dus.
De kwestie is urgenter dan men denkt: nu zijn er weinig zonnevlekken, maar als hun aantal weer toeneemt, zal ook de zonnekracht en daarmee ook de opwarming op aarde toenemen – zo is de verwachting
Volgens Nikolov is er een 12 tot 15 jaar lag tussen TSI verandering en temperatuur verandering.
https://pbs.twimg.com/media/EL46uyRU0AAokPB.png:large
Ook uit mijn model blijkt dat er rekening moet worden gehouden met een fase verschil tussen de zon en de temperatuur, echter op basis van de minima ben ik tot de conclusie gekomen dat de correlaties veel hoger worden wanneer de zon hierbij terug in de tijd wordt geschoven.
Als je erover na gaat denken klinkt het raar maar het zou te maken kunnen hebben met dat van de magnetische cyclus bekend is dat deze voorop loopt t.o.v. de TSI; dit blijkt o.a. uit het feit dat in de wetenschappelijke literatuur pogingen worden gedaan om het verloop van de TSI in de toekomst te voorspellen op basis van de magnetische cyclus, etc.
Theo, het ontgaat me wat je bedoeld; je hebt het hier over 2 verschillende onderwerpen: magnetische polen (m.b.t de aarde veronderstel ik) en zonnevlekken;.
Bedoel je wellicht je post van Theo 17 dec 2019 om 17:43 ?
(Spreek s.v.p. even opnieuw uit waar je mij eventueel op wilt laten reageren)
Martijn,
Ja het was de post wat je zegt, maar ik had er geen bijzondere bedoelingen mee.
Ik vond het gewoon geinig geschreven, en wou je er gewoon even op attenderen, maar zonder wetenschappelijke (natuurkundige) bedoelingen.
Sorry dat het even verkeerd liep. :-)
Pas de problem Theo.
(Benieuwd wat je van deel 2 zult gaan vinden)
@Martijn,
Ik was nog wat op het net rond aan het snuffelen, ik had geen idee dat er zoveel over te vinden is, ook kwam ik een artikel tegen uit 97, wat ik ook in jouw artikel tegen kwam, als je hier over na denkt, dan is er echt meer tussen hemel en aarde.
Als deze kennis eens allemaal gebundeld werden met de co2 piraten, dan kwamen ze zeker tot andere conclusies.
Abstract
In the search for a physical mechanism that could account for reported correlations between solar activity parameters and climate, we have investigated the global cloud cover observed by satellites. We find that the observed variation of 3–4% of the global cloud cover during the recent solar cycle is strongly correlated with the cosmic ray flux. This, in turn, is inversely correlated with the solar activity. The effect is larger at higher latitudes in agreement with the shielding effect of the Earth’s magnetic field on high-energy charged particles. The observed systematic variation in cloud cover will have a significant effect on the incoming solar radiation and may, therefore, provide a possible explanation of the tropospheric and stratospheric 10–12 year oscillations which have been reported. The above relation between cosmic ray flux and cloud cover should also be of importance in an explanation of the correlation between solar cycle length and global temperature, that has been found.
Re: Theo
Ik zie dat je verwijst naar een studie van Svensmark uit 1997:
Variation of cosmic ray flux and global cloud coverage—a missing link in solar-climate relationships
http://faculty.fgcu.edu/twimberley/EnviroPol/EnviroPhilo/MissingLink.pdf
Die had ik zelf nog niet gezien;mijn aandacht heeft meer gezeten bij het meer recente onderzoek van die auteur, maar ik vind het wel interessant om te lezen dat de zonnecyclus blijkbaar ook gepaard gaat met sterke variaties in de hoeveelheid bewolking. Wat ik me meen te herinneren is dat het percentage in de loop der jaren wel iets is verlaagd naar 3%.
Maar er zijn ook meer recente studies waarin die claim wordt tegengesproken, zie deze uit 2010:
Sudden cosmic ray decreases: No change of global cloud cover
https://pdfs.semanticscholar.org/de23/a02bd470a6098bb3e57858b9b6f66d550e7e.pdf
Afgaande op deze presentatie lijkt het erop dat er verder niet zo gek veel nieuws aan de horizon is verschenen, maar over dit onderwerp bestaat duidelijk geen consensus (is niet zo gek want in de controverse over het klimaat vormen wolken beslist één van de meest complexe zaken):
http://oh.geof.unizg.hr/SOLSTEL/images/dissemination/teaching/Calogovic-ERCA2017-solar-climate.pdf
(Deze laatste link betreft trouwens een presentatie waarbij de hypothese van Svensmark wordt afgewezen op basis van het argument dat het om percentages van 0,1% tot 1% zou gaan; wel wordt erkend dat het bij deze materie lastig is oorzaak en gevolg te scheiden)
Martijn,
Zeker is dat allemaal moeilijk om te bewijzen, zeker met wolken, dat is hartstikke complex.
Dat zie je je vaak genoeg bij de weersvoorspellingen.
Inderdaad Theo, rondom wolken hangt de meest complexe materie die is gerelateerd aan de controverse van het klimaat.
In vergelijking met wolken is de werking van de zon een eitje… maar de meeste mensen weten van de zon enkel dat hij iedere dag opkomt en dat hij altijd schijnt.
Er mist een fysische reden van hoe een toename van grofweg 0.025% van de inkomende zonnestraling uberhaupt zou kunnen leiden tot een verhoging van de temperatuur van 1 graden, oftewel een toename van de evenwichtsenergie toestand van de atmosfeer van grofweg 0.35%. De zon is de dominante toevoer van energie in de atmosfeer, aldus zou de relatieve stijging van de zonneintesitijd niet vele malen kleiner behoren te zijn dan de relatieve stijging van de energie in de atmosfeer. Zekers niet gezien de koppeling tussen temperatuur van de atmosfeer en het verlies van energie door uitstraling. Dit is fysische alleen theoretisch uberhaupt mogelijk als de atmosfeer bij het verhogen van de energie minder straling uitzend. Dat gaat compleet in tegen elke logische dynamiek van een aardatmosfeer en elke les van stralingsleer.
U heeft enkel een variabele gecreeerd die licht stijgend is, en daardoor sowieso correleert met temperatuur en CO2. U had ook de variabele ’tijd sinds 1960′ kunnen nemen. Die correleert ook met CO2 en temperatuur. Of het aantal elektrisch aangedreven treinen over de hele wereld over de tijd. Of het aantal immigranten dat woonachtig is in west-Europa. Ook dat correleert (zeer waarschijnlijk) met temperatuur en CO2. Het is juist zaak om een variabele te vinden waarvan de grootte van de stijging ook daadwerkelijk het vertoonde effect kan verklaren. Dat is bij deze zeer geringe stijging van een (met alle respect) geknutselde variabele totaal niet duidelijk. Dat er een verband is tussen inkomende zonnestraling en temperatuur ontkend niemand. Maar de orde van grootte van de temperatuurstijging is niet in lijn met de trend die u ‘ziet’ in de achtergrond zonneintensiteit.
Als zulke minimale variaties op een periode van 60 jaar zo’n groot effect zouden hebben, dan zouden de veel grotere 11-jaarlijkse variaties ook een zeer dominante correlatie vertonen met de mondiale temperatuur. Dat dat niet (in die mate) het geval is betekend dat, óf de variaties van de zonnestraling te klein zijn om een significant effect te genereren (hint, dat is het), óf dat de variaties in 11-jaar zeer sterk worden uitgemiddeld en die van een 60 jaar periode niet. Maar gezien die 11-jaarlijkse amplitude enkele ordes van grootte groter is dan de kleine achtergrond stijging, is het niet aannemelijk dat in dat geval een stijging in 60 jaar (slechts minder dan 6 x zo lang als 11-jaar) plotseling een zodanig sterk effect heeft op de temperatuur dat het effect van de 11-jaarlijkse variaties (die wel >100 x groter zijn) nog eens met een factor 10 overstijgt. Dat is alsof je zo hard als je kan 5 keer met een enorme hamer ramt tegen een muur zonder dominant effect, maar dat hij omvalt omdat je er tussentijds ook iets steeds harder tegen blaast.
Deze problemen spelen niet met CO2. Daar zijn er wel jaarlijkse variaties, maar die zijn én aldus van een veel kleinere periode dan de langjarige trend, én ook van een veel kleinere amplitude dan de langjarige trend. Daarvan is het veel aannemelijker dat juist de stijging van achtergrond waarde het doorslaggevend effect is, en dat de jaarlijkse osscilaties te kort zijn om effect op de globale temperatuur te bepalen. Gezien de temperatuur uberhaupt met dezelfde periode verandert, is het lastig te kwantificeren hoeveel daarvan veroorzaakt wordt door jaarlijkse variaties in CO2. Maar dat kan haast niet veel zijn, gezien de verwachte traagheid van het klimaat-systeem dat over decennia werkt, en de langjarige trend tientallen malen groter is dan de jaarlijkse variaties in CO2 en slechts 1 graden stijging als effect heeft.
Daarbij ligt de verwachtte invloed van de CO2-stijging op het terugbrengen van uitstraling, en daaropvolgend de evenwichtstemperatuur van de atmosfeer, wel in de juiste orde van grootte. De totale invloed van broeikasgassen is enkele tientallen graden, waarvan de bijdrage van CO2 in de orde van grootte van enkele graden ligt.
Oftewel, complimenten dat u een variabele met een trend heeft gevonden, die daarom correleert met temperatuur en CO2. Dat duidt erop dat CO2 en temperatuur inderdaad stijgen, net als uw variabele. Nu nog een fysische onderbouwing waarom uw variabele de energie van de atmosfeer zo sterk kan laten toenemen.
Re: Bert “Er mist een fysische reden van hoe een toename van grofweg 0.025% van de inkomende zonnestraling uberhaupt zou kunnen leiden tot een verhoging van de temperatuur van 1 graden, oftewel een toename van de evenwichtsenergie toestand van de atmosfeer van grofweg 0.35%.”
Bert, in blok VII-18 wordt op dit onderwerp ingegaan; hierbij worden 3 verschillende natuurkundige versterkende mechanisme beschreven die in de literatuur als de belangrijkste kandidaten worden genoemd:
PS. Het gaat hierbij om welbekende mechanismen die bijvoorbeeld ook op Wikipedia worden beschreven, zie:
https://en.wikipedia.org/wiki/Solar_cycle#Climate
Dit los je niet op met het effect van zonnestraling enorm op te blazen door te refereren naar allerlei feedbacks (waarvan overigens wederom niet duidelijk is dat die dominant zijn), omdat die dan ook werken op de 11-jarige cyclus. De 11-jarige cyclus correleert enkel vrij licht met temperatuur. Het is vrijwel onmogelijk mogelijk dat de 11-jarige cyclus een zeer klein effect heeft op temperatuur, maar een marginale 60-jarige cyclus opeens een enorme invloed heeft. De tijdsschalen zijn slechts een factor 6 verschil, terwijl de amplitude van de 11-jarige cyclus grofweg 100 keer groter is. Dat is niet aannemelijk, zeker niet wanneer je de effecten opblaast. Dan zou de 11-jarige cyclus een enorme afdruk geven in de temperatuur.
@ Bert
Quote ” Nu nog een fysische onderbouwing waarom uw variabele de energie van de atmosfeer zo sterk kan laten toenemen.”
Door de wolken albedo. Direct gevolg van TSI veranderingen, via de inverse relatie met kosmische straling.
https://pbs.twimg.com/media/ELyPW6wUcAAjykE.jpg:large
Wow… dank MP, die kende ik nog niet.
Da’s zeker een hele interessante aanvulling.
Echter, Albedo biedt op zichzelf denk ik geen echte verklaring voor de opwarming want dit kan ook worden herkend als een effect t.g.v. de opwarming.
Immers, ook het smelten van ijs speelt hierbij een rol dus dit kan niet direct in verband worden gebracht met de afname van bewolking.
(Is dus niet te vergelijking met de 3 belangrijkste kandidaten voor het natuurkundige versterkende mechanisme m.b.t. relatief kleine fluctuaties van de zon, zoals beschreven in blok VII-18)
Hoi MP.
Als dat tot zo’n enorme versterking leid, waarom is de 11-jarige cyclus dan niet dominant in de temperatuur reeks. Die cyclus is grofweg 100 keer sterker dan de discutabele 60-jarige cyclus. Als er al een versterking is, dan zou die ook de invloed van de 11-jarige cyclus versterken. Maar die cyclus zien we maar marginaal terug in de globale temperatuur. Dit is niet met elkaar te rijmen…
Re: Bert “De zon is de dominante toevoer van energie in de atmosfeer, aldus zou de relatieve stijging van de zonneintesitijd niet vele malen kleiner behoren te zijn dan de relatieve stijging van de energie in de atmosfeer. Zekers niet gezien de koppeling tussen temperatuur van de atmosfeer en het verlies van energie door uitstraling. Dit is fysische alleen theoretisch uberhaupt mogelijk als de atmosfeer bij het verhogen van de energie minder straling uitzend. Dat gaat compleet in tegen elke logische dynamiek van een aardatmosfeer en elke les van stralingsleer.”
Bert, in de stratosfeer zien we afgelopen decennia een temperatuurdaling die veel groter is dan de opwarming in de lagere atmosfeer.
Het is bekend dat de toename van UV straling (zie figuur 18) hierbij een zeer significante rol speelt o.a. omdat van UV licht bekend is dat het een bijdrage levert bij de afbraak van ozon. Statistisch is dit effect t.g.v. UV bij de stratosfeer groter dan het effect van de toename van CO2; hetzelfde geldt min of meer voor de thermosfeer; in blok IX-5 wordt dit beschreven inclusief verwijzing naar de bronnen.
In het perspectief van stralingsforceringen praten we hierbij over de noodzaak van de aanwezigheid van versterkende factor met een nog veel grotere omvang dan bij de lagere atmosfeer het geval is.
(Overigens, met de stralingsleer kom je op basis van theoretische gronden ook niet ver omdat er immers ook grote onzekerheid bestaat over de klimaatgevoeligheid zelf – dit blijkt al direct uit de nogal grote bandbreedte die het IPCC gebruikt… maar eigenlijk is de marge nog veel groter want als we naar het totale spectrum van de claims kijken dan praten we in het overzicht van 142 klimaatgevoeligheid studies waar ik naar refereer over een getallen die variëren van een waarde van 0 tot 10 waardoor de potentiële onzekerheid in dit perspectief dus eigenlijk dus oneindig groot is. Enkel wanneer de klimaatgevoeligheid aan de bovenkant van de bandbreedte van het IPCC zou blijken te zitten dan zou dit wel problematisch kunnen gaan worden… maar als we hierbij bedenken dat bij de op instrumentale gegevens gebaseerde modellen slechts in minder dan 25% – bij 9 van de instrumentele 40 modellen – een waarde wordt aangetroffen in de bovenkant van de bandbreedte van het IPCC dan lijkt dit onwaarschijnlijk… en mijn analyse m.b.t. de invloed van de zon laat eigenlijk ziet dat dit waarschijnlijk zelfs hoogst onwaarschijnlijk is. Enkel omdat ze bij het IPCC geen rekening houden met de versterkende mechanismen bij de invloed van de zon wekken veel klimaatmodellen de indruk dat de invloed van de zon klein is… echter dit is een direct gevolg van de keuze om de versterkende factor bij de invloed van de zon niet mee te nemen)
De temperatuurdaling in de stratosfeer heeft helemaal niets te maken met de inkomende zonnestraling. Die heeft te maken met het versterkte broeikaseffect, wat ervoor zorgt dat er minder warmtestraling (gereflecteerd vanaf het aard-oppervlak) de stratosfeer bereikt. Dat verklaar je niet met een versterkte inkomende zonnestraling. Die zou (als het broeikaseffect nauwelijks versterkt zou zijn, zoals u beargumenteerd) juist zorgen voor een verwarming van de stratosfeer, doordat de gereflecteerd warmtestraling dan hoger zou zijn.
Ja, UV-licht speelt een rol in de afbraak van ozon. Maar wederom zien we geen dominant effect van de 11-jarige cyclus in de temperatuur naar aanleiding van het 11-jarige cyclus in de ozon-afbraak. Als die koppeling de oorzaak is zit u weer met hetzelfde probleem: Die 11-jarige cyclus zou zeer dominant behoren te zijn in de globale termperatuur reeks. En dat is hij niet… Die 11-jarige cyclus is zelfs niet dominant in de hoeveelheid ozon in de stratosfeer. Zelfs oude koelkasten en spuitbussen hebben een sterker effect gehad op de ozon-laag, en ook dat heeft nauwelijks een effect gehad op de temperatuur. De oorzaak hiervan is dat ozon maar een zeer kleine rol speelt in de energie-balans. Daarbovenop zien we die 60-jarige cyclus helemaal niet terug in de hoeveelheid ozon, die is veel te minimaal.
U kunt niet volhouden dat de 11-jarige cyclus een klein effect heeft, en de 100 maal kleinere 60-jarige cyclus opeens tot bijna een graad opwarming leidt. En dat allemaal naar aanleiding van een correlatie tussen stijgende variabelen, die sowieso correleren omdat ze stijgend zijn en verder nauwelijks grilligheid vertonen.
De globale temperatuur zou dan met grofweg 100 graden op en neer moeten gaan per 11-jaar!
OK, 100 is ietwat overdreven, maar die 11-jarige cyclus zou zeker 10 tot 20 keer groter effect op temperatuur behoren te hebben dan de door u geconstrueerde 60-jarige cyclus. Dus als u het effect van de 60-jarige cyclus op de orde van grootte van een graad schat, dan zou de globale temperatuur met grofweg 10 tot 20 graden op en neer moeten gaan door de 11-jarige cyclus. U zal daar iets op moeten verzinnen. Het is namelijk niet makkelijk om 10-20 graden zomaar weg te toveren, en dat allemaal om een stijging van 1 graden te verklaren op een alternatieve manier…
Re: Bert 18 dec 2019 om 19:36
In mijn artikel heb ik o.a. verwezen (zie blok IX-5) naar een onderzoek uit 2017 waarin m.b.t. de lagere troposfeer wordt aangetoond dat het effect van de ozonafbrekende stoffen dominanter is geweest dan het effect dat enkel op basis van theoretische gronden in dit perspectief wordt geclaimd voor de broeikasgassen, zie:
https://journals.ametsoc.org/doi/pdf/10.1175/JCLI-D-16-0532.1
Je suggereert dat de invloed van de 11-jarige cyclus 100x groter is dan de 60-jarige cyclus.
Echter, in een andere post spreek je over dat dit effect 10x groter zou zijn; figuur 11 beschrijft dat het effect van de 11 jarige cyclus (met een variatie van bij benadering ongeveer 1 W/m2) bij benadering ongeveer slecht 2x tot 5x groter is dan bij de multi-decennia cyclus (met een variatie van bij benadering ongeveer 2-6 W/m2).
Blok IX-5 bevat ook een soortgelijke beschrijving voor de thermosfeer inclusief een bron. De afbraak van ozon is blijkt hierbij cruciaal en hangt vooral samen met de toename van UV straling.
PS. Re: “De globale temperatuur zou dan met grofweg 100 graden op en neer moeten gaan per 11-jaar!” Op dit soort van redeneringen kom je enkel uit op basis van de weinig realistische getallen die je beschrijft. Ik weet dat hierover wel veel is gespeculeerd, maar dit soort van speculaties zijn vooral ontstaan op basis van onbegrip voor de relatie tussen de activiteit van de zon en de temperatuur. In mijn analyse blijkt dat de magnetische cyclus van 22-jaar cruciaal is om het verband beter te kunnen begrijpen + het grote verschil tussen de minima en maxima is ook cruciaal voor de begripsvorming.
Het spijt me, maar er is solide geen basis om uit te gaan van een amplitude voor een 60-80-jarige cyclus die groter is dan grofweg een-tiende van de 11-jarige cyclus. Ik zie het niet als onrealistisch dat de langjarige cyclus een amplitude heeft van slechts 1% van de 11-jarige. De implicaties van uw voorstel daarbij zijn echter wél onrealistisch inderdaad. Maar ik ga uit van een 66-jarige amplitude van 5-10% van de 11-jarige amplitude. Een hogere langjarige amplitude dan 10% van de 11-jarige is echt zeer onwaarschijnlijk (ook al heeft u inderdaad een variabele geknutseld met grotere variaties)…. Maar zelfs áls u die langere cyclus een amplitude van zelfs de helft is van de 11-jarige cyclus toedicht (wat echt onrealistisch is, en groter is dan wat u heeft geknutseld), dan nóg zou de globale temperatuur met 2 graden op en neer behoren te gaan op het 11-jarige ritme. Die implicaties zijn te valideren en zijn duidelijk een vele malen kleiner.
Hoe u het ook wilt draaien, hier valt niet uit te komen. Althans, mij overtuigd u er allesbehalve mee.
Bert, je spreekt over dat mijn beschrijvingen in elkaar zouden zijn “geknutseld” maar de beschrijving in figuur 11 is gebaseerd op de gemiddelde waarden tijdens 1 magnetische zonnecyclus (op basis het begin en einde bij een minimum)… zonder enige vorm van correctie.
Enkel bij de BSI zou je kunnen spreken over een soort van “knutselen”, maar de omvang van de temperatuurverschillen bij de TSI en BSI hebben dezelfde orde van omvang, dus ook hieruit blijkt dat mijn beschrijving van de verhoudingen t.o.v. impact van de 11-jarige cyclus geenszins een kwestie is van “knutselwerk”.
In essentie zoom ik in figuur 11 in op een specifieke fase van de magnetische cyclus, want ook hier wordt deze beschreven vanuit het perspectief van de minima.
De verantwoording voor deze keuze zit in de beschrijving dat voor de minima afzonderlijk de correlatie met de temperatuur 4x hoger is dan bij de maxima het geval is. Het lijkt dan ook geen toeval dat spreek over een verschil in de orde van 2 tot 4; dit kun je direct aflezen door een vergelijking te maken m.b.t. de schalen van de grafieken:
– In figuur 1 zien we dat de 11-jarige zonnecyclus bij de TSI gepaard gaat met fluctuaties in de orde van 1 W/m2
– In figuur 11 zien we dat de multi-decennia cyclus bij de TSI gepaard gaat met fluctuaties in de orde van 0,175 tot 0,7 W/m2
(Bij figuur 11 zien we dat in de 19de eeuw de verschillen aanzienlijk groter zijn dan in de 20ste eeuw; ook hier zien we weer dat de dynamiek zich nauwelijks laat begrijpen op basis van een stabiele cyclus, want in de multi-decennia cyclus liggen de maxima bij de TSI voortdurend op hetzelfde niveau… echter de minima tonen een beeld met grote variaties)
Overigens, je hebt zelf eerst gesproken over getallen in de orde van 1% dat corrigeerde je vervolgens naar een orde van 10%.
Wellicht dat jij kunt toelichten waarop je getallen getalsmatig zijn gebaseerd?
Bert,
Eventjes los van de cijfers die hier tussen jou en Martijn ter discussie staan, maar of het effect van een 11-jarige cyclus veel belangrijker is dan die van een 60-80-jarige cyclus, wordt o.a. bepaald door de responssnelheid van het systeem Aarde.
Bekijk eventjes volgende grafiekjes: https://www.dropbox.com/s/h3hoeet275m1bsi/TSI_lowpass.png?dl=0
blauw: TSI
rood: TSI low-pass (constante 1j)
geel: TSI low-pass (constante ong. 20j)
Hoi Danny,
Dank voor je inbreng, Ook bij de gele lijn zien we een impact in de orde van 0,3 tot 0,4 W/m2; da’s ongeveer het midden van de bandbreedte die ik hierboven beschreef waar ik sprak over 0,175-0,7 W/m2 (met de kanttekening dat mijn bandbreedte ).
Dit betekent dat het perspectief dat ik heb beschreven qua amplitude echt niet verandert wanneer wordt uitgegaan van een voortschrijdende trend van ~20 jaar; maar dan zien we wel veel meer ruis op de lijn ontstaan.
Logischerwijs zou Bert in combinatie met jouw inbreng moeten kunnen inzien dat het niet realistisch is om te veronderstellen dat de impact van de multi-decennium cyclus bij de zon slechts ~10% zou zijn van de 11-jarige cyclus (immers, dan zou de 11-jarige cyclus een amplitude verschil in de order van ongeveer 3 tot 4 W/m2 moeten hebben).
PS. Ik denk wel te kunnen begrijpen wel waar zijn veronderstelling/misvatting op is gebaseerd… want in de wetenschappelijk literatuur is het onbegrip m.b.t. de Gleissberg cyclus dusdanig groot dat er zelfs beschrijvingen worden aangetroffen waarin het bestaan van het fenomeen in twijfel wordt getrokken – waarschijnlijk omdat de materie nog steeds niet grondig genoeg is onderzocht.
Danny en Martijn excuus voor de late reactie,
Maar de responstijd op de zonneintensiteit is zeer snel. De reden dat we het verschil in dag en nacht temperatuur hebben van vele graden is dat de zon het aardoppervlak opwarmt binnen een paar uur. Als een hoge zonneintensiteit dusdanig effect heeft, dan is die vrij direct te meten aan het aardoppervlak. Daar is geen responsetijd van jaren voor nodig. Het zou even duren voordat de hogere atmosfeer dusdanig is opgewarmt, maar metingen aan het aardoppervlak zouden het vrijwel meteen bemerken. Zo niet, dan warmt ook de atmosfeer nauwelijks op (immers neemt de atmosfeer voornamelijk de door aarde uitgestraalde straling op). Dat u (danny) een band-pass filter over de zonneintensiteit gooit in de figuur toont niets aan.
Het bestaan van de Gliessberg cyclus wordt door sommigen in twijfel getrokken omdat hij nauwelijks significant is… Anders kán je het bestaan ervan nauwelijks in twijfel trekken… Hij is zeker niet van een amplitude van een helft van de 11-jarige cyclus (zoals Martijn eerder schreef), dan had iedere astrofysicus al lang alarm geslagen…
Hoi Bert,
Dank voor je verlate reactie – ik zag zojuist dat hij vanmiddag al in mijn mailbox was binnengekomen.
Je beschrijving is denk ik niet echt in strijd met wat ik heb beschreven want het punt is dat de meeste zonnestraling eerst wordt opgeslagen in het oceaan systeem om later pas af te worden afgegeven in de atmosfeer, Dit gebeurt bijvoorbeeld ’s nachts wanneer de temperatuur van de atmosfeer lager is dan de temperatuur van het oppervlaktewater van de oceaan.
M.b.t. de Gleissberg cyclus wil ik n.a.v. je reactie nu ook kenbaar maken dat ik na de presentatie van mijn artikel hierboven tot het inzicht ben gekomen dat ik in mijn analyse eigenlijk zelf nog niet direct rekening heb gehouden met de magnetische cyclus van de zon – die immers een lengte van 22 jaar heeft terwijl ik in dit artikel geen analyses heb gepresenteerd die hiermee rekening hebben gehouden.
Wat blijkt…?
Wanneer we de aandacht richten op de minimum jaren van de TSI en ook rekening houden met de magnetische cyclus dan schiet de correlatie tussen de TSI en de temperatuur nog harder omhoog. Ik heb inmiddels ook een schokkend hoge correlatie gevonden tussen beide factoren voor de periode 1889-1954 waarbij de correlatie zelfs oploopt tot boven de +0.99. En ik heb inmiddels ook een vrijwel even sterke correlatie gevonden voor de temperatuurgrafiek die op de website van de NASA voor de oceaanwater temperatuur wordt gepresenteerd in combinatie met de Satire TSI data set.
M.a.w. getalsmatig lijkt daarmee eindelijk ook direct te kunnen worden aangetoond hoe het verband tussen de zon en de temperatuur precies in elkaar zit.
Hierbij wil ik ook nog opmerken dat bij de minima jaren waarbij de magnetische polen in de tegengestelde positie verkeren van hun oorspronkelijke positie verkeren er tussen de TSI en de temperatuur een <b 'tegengestelde zaagtand beweging' ontstaat waarbij de TSI op een structureel duidelijk lager niveau beland en de temperatuur juist op een gemiddeld iets hoger niveau. Dit blijkt samen te hangen met het fenomeen van de Gnevyshev-Ohl regel (welke enkel is beschreven voor de zonnevlekken, echter hierbij zijn ook enkele uitzonderingen van toepassing)… het patroon blijkt dus ook van toepassing op de minima van de TSI, maar het patroon is zelfs ook sterker dan het fenomeen bij de zonnevlekken.
T.a.v. je punt dat ‘iedere astrofysicus’ al lang alarm zou hebben geslagen wil ik opmerken dat je denk ik nog niet hebt onderkend dat ik me hier begeef op een terrein dat in de wetenschappelijke literatuur geenszins volledig is uitgespit… want ik heb nog geen enkele analyse kunnen vinden waarin rekening wordt gehouden met de magnetische cyclus van de zon op een manier waarbij ook bijvoorbeeld rekening wordt gehouden met regel van Gnevyshev-Ohl.
PS. Ik ben er enkele dagen geleden pas achter gekomen dat in het IPCC AR5 (2013) rapport in hoofdstuk 8 ook 2x beschrijvingen worden aangetroffen dat al wel bekend was dat de minima van de zonnecyclus zowel een meer “stabiel” als ook een meer “betrouwbaar” beeld geven van de trend van de zonnecyclus dan bij de maxima het geval is. Dit betreffen de citaten:
“”Trend analysis are usually performed over the minima of the solar cycles that are more stable. …”
En:
“Maxima to maxima RF give a higher estimate than minima to minima RF, but the latter is more relevant for changes in solar activity.”
Bron hoofdstuk 8, pagina 689:
https://www.ipcc.ch/site/assets/uploads/2018/02/WG1AR5_Chapter08_FINAL.pdf
Maar in de analyse van wordt hiermee geen rekening gehouden; nog sterker, in figuur 8.10 wordt de RMIB grafiek gepresenteerd die bijvoorbeeld tussen 1996 en 2008 een oplopend toppen patroon toont… maar dit wordt vervolgens ook straal genegeerd. M.a.w. het IPCC toont 3 grafieken om vervolgens haar conclusie te verbinden aan slechts 1 van die 3 grafieken, namelijk de PMOD, In dat hoofdstuk wordt wel gesproken over het SORCE/TIM project.. maar de bijbehorende bevindingen worden niet eens besproken… terwijl dit project juist de meest direct & meest nauwkeurige informatie m.b.t. de TSI oplevert, welke in 2008 bijvoorbeeld ook heeft geleid tot de nieuwe consensus over het basisniveau van de activiteit zon welke toen is verlaagd van bijna 1366 W/m2 naar 1361 W/m2.
Bovendien, in het AR5 wordt in de table 8.SM.4 een beeld geschetst dan de toename van de minima tussen 1745 en 2008 waarbij waarden worden genoemd die een factor 5 tot 10 lager liggen dan wat zowel de LISIRD als de Satire beschrijft, zie pagina 8.SM.10:
https://www.ipcc.ch/site/assets/uploads/2018/07/WGI_AR5.Chap_.8_SM.pdf
Kortom, het is niet zo gek dat de invloed van de zon nog steeds behoort tot de kern van de controverse in de wetenschappelijke discussie over het klimaat… want zelfs m.b.t. het verloop van zowel minima als de maxima wordt men het maar niet eens. Voor mij is inmiddels wel duidelijk dat dit eigenlijk een achterhoede gevecht vormt omdat men eigenlijk te zeer gehecht is geraakt aan bepaalde denkbeelden waarbij onvoldoende rekenschap wordt getoond voor de bijbehorende onzekerheden die aan de gemaakte keuzes kleven.
Tenslotte… ben ik mij inmiddels ook ten volle gaan realiseren dat ik met mijn bevindingen inmiddels behoorlijk ver ben gevorderd met het geven van een beschrijving waarmee één van de grootste mysteries getalsmatig kan worden verklaard, namelijk: hoe de zon exact betrokken is bij de temperatuurstijging die tussen de 1910s en de 1940s is ontstaan. Klimaat modellen kunnen dit niet verklaren terwijl eigenlijk al lang bekend is dat de zon hiervoor toch echt verantwoordelijk is.
Ik wil hierbij ook nog even benoemen dat de periode waar mijn aandacht nu op is gevestigd geraakt (1889-1954) grotendeels samenvalt met de eerste helft van de 20ste eeuw, wat eigenlijk de laatste periode betreft waarvan we weten dat zowel de aerosolen als de broeikasgassen relatief weinig invloed hebben gehad. Dit in tegenstelling tot de 2de helft van de 19de eeuw toen de aerosolen (vooral via zwarte koolstof) veel meer invloed hadden dan in de 1ste heft van de 20st eeuw het geval is geweest, zie bijvoorbeeld deze illustratie:
https://www.atmos-chem-phys.net/18/12777/2018/acp-18-12777-2018-f04-web.png
Dus Bert, ik twijfel er zelf niet aan dat je opmerking m.b.t. de Gleissberg cyclus waarschijnlijk enkel een reflectie vormt van je eigen kennis over dat onderwerp; want inmiddels kan ik via de TSI minima aantonen dat zowel de amplitude als de correlatie veel groter is dan meestal wordt verondersteld – het fase-verschil en de BSI waarover ik in mijn artikel hierboven heb gesproken heb ik hiervoor niet langer nodig!
:-)
(Een vervolg artikel met een veel eenvoudigere opzet is inmiddels in de maak)
Ja Bert, was het weer/klimaat maar zo simpel als jij het beschrijft… We hadden geen weerbericht meer nodig; alle meteorologen en “klimaatwetenschappers” konden naar huis om iets nuttigs te gaan doen, zou een enorme besparing zijn…
Niet dus… Je beseft toch dat je eigenlijk beweert dat de warmste dag van het jaar in onze contreien 21 juni hoort te zijn, en de koudste 21 december?
@ Martijn van Mensvoort
Meer kosmische straling zorgt voor lage bewolking met hoge albedo, en dat type wolk zorgt voor afkoeling. Veel andere wolken koelen minder af of zorgen juist voor opwarming.
https://i.imgur.com/3IRCl2k.jpg
Meest significant is de wolkenbedekking en het soort wolkenbedekking rond de evenaar, daar komt overdag 1370 w/m2 straling binnen aan de TOA, en ongeveer 960 w/m2 bereikt de oppervlakte. Albedo veranderingen in de tropics hebben dus een veel groter effect dan elders.
Hier is een weergave van de relatie van wolken rond de evenaar en temperatuur ontwikkelingen wereldwijd
https://i.imgur.com/V0BmOsB.jpg
Albedo veranderingen rond de evenaar bepaald de fluctuaties in het klimaat. Wat er met albedo gebeurt rond de polen is volstrekt irrelevant. Door de hitte verplaatsing vanuit het gebied rond de evenaar richting de polen is het daar 25 graden warmer.
10% verandering in de heat flux vanuit de evenaar maakt de polen 2.5 graad warmer/kouder.
http://www.physicalgeography.net/fundamentals/7j.html
Daarnaast is Noordpool albedo vermindering door minder ijs ruimschoots gecompenseerd door meer herfst en winter sneeuw in het noordelijk halfrond. Maar dat terzijde, want die regio is slechts gering relevant door de lage solar flux.
Dank MP, afgaande op de beschrijving op Wikipedia lijkt de Albedo van het wolkendek inderdaad de dominante factor.
“The average albedo of the Earth from the upper atmosphere, its planetary albedo, is 30–35% because of cloud cover, but widely varies locally across the surface because of different geological and environmental features.”
https://en.wikipedia.org/wiki/Albedo
Off topic, maar toch wel interessant.
CEO Mazda over accupakketten: “Als mensen zich dit nu eens realiseren”
https://zerauto.nl/amp/ceo-mazda-over-accupakketten-als-mensen-zich-dit-nu-eens-realiseren/
Hallo Martijn,
Ik kreeg een link van Academia.edu toegestuurd (James G. Matkin) met daarin verschillende ‘papers’ met een hele waslijst aan bevindingen en conclusies van diverse wetenschappers, die onderzoek hebben gedaan naar de rol van de zon op ons klimaat. Misschien kende je het werk van alle hierin vermelde onderzoekers al, anders wellicht interessant voor jou.
https://www.academia.edu/26206299/The_Sun_is_Blank_-_HARBINGER_OF_MINI_ICE_AGE_NOW_Natural_solar-climate_connection_research_missing_-_Judith_Curry._The_theory_of_trace_CO2_1_heat_forcing_climate_is_unproven._Alarmist_predictions_fail?auto=download
Dank voor de suggestie Willem77.
Aan de illustratie herken ik direct dat in dit verhaal wordt gesuggereerd dat de lage activiteit in het perspectief van de zonnecyclus mogelijk tot een nieuw Maunder minimum zou kunnen leiden. Het lijkt erg op de verhaallijn in het werk van Zharkova; binnen 5 jaar weten we of haar voorspelling realistisch is. Zharkova heeft de term Maunder minimum ook in haar werk genoemd, maar tegelijkertijd voorspelt ze dat de komende 700 jaar de temperatuur met 2 of 3 graden verder kan gaan oplopen. En ze heeft volgens mij ook niet de voorspelling gemaakt dat de temperatuur komende decennia met 1 graad gaat dalen. Het werk van Zharkova lijkt overigens fundamenteel in strijd met de veronderstelling dat het temperatuurverschil tussen een actieve zon en een passieve zon in de orde van 1 graad Celsius ligt.
Ik ben dus bekend met dit soort van Maunder minimum verhalen, maar hierbij wordt wellicht een denkfout gemaakt omdat een nieuw ‘grand solar minimum’ in eerste instantie geenszins impliceert dat er een nieuw Maunder minimum zal gaan ontstaan.
PS. Er zitten sowieso grote onzekerheden vast aan dit soort van voorspellingen, want de zon is immers onderdeel van de controverse in de wetenschappelijke discussie over het klimaat, maar mensen die de ‘consensus’ hebben omarmt zijn meestal (ten onrechte) geneigd om dit ontkennen.