Een bijdrage van Martijn van Mensvoort.
De zon vormt in essentie een hete gasbol met fluctuaties die ontstaan t.g.v. magnetische activiteit. Deze openbaren zich via een scala van magnetische fenomenen, zoals: zonnevlekken, zonnefakkels en zonnevlammen1. Een groot deel van de bijbehorende fluctuaties ontstaat t.g.v. de magnetische zonnecyclus, welke een lengte heeft van ~22 jaar [= Hale cyclus]. De magnetische polen van de zon wisselen halverwege deze cyclus van polariteit; dit impliceert dat de magnetische cyclus 2 zonnecycli omvat van ~11 jaar [= Schwabe cyclus]2.
In dit artikel staan de ‘primaire minima’ van de 22-jarige magnetische zonnecyclus centraal; dit betreft de minima bij de ’totale zonnestraling’ [TSI = total solar irradiance] die ontstaan wanneer de magnetische polen van de zon zich in de oorspronkelijke positie bevinden. Ook is aandacht besteed aan de impact van de ‘secundaire minima’, welke ontstaan in de fase van de cyclus waarbij de polen van positie hebben gewisseld. Het belang van de minima komt tot uitdrukking in het feit dat dit de meestal stabiele fase van de zonnecyclus betreft, die bekend staat als de ‘inactieve fase’ waarbij vooral weinig zonnevlekken en zonnevlammen ontstaan.
Na een correctie voor vulkanisme toont de temperatuur van zowel de atmosfeer (HadCRUT4 temperatuur serie3) als het zeewater oppervlak (HadSST34) voor de periode 1890-1976 een welhaast ‘perfecte correlatie’ met de primaire minima van de TSI (LISIRD): r > 0,993 [p=0,000]. Op basis van de gemiddelde waarden van de LISIRD TSI data set5 en de IPCC AR5 TSI data set6 tonen de tussenliggende secundaire minima in de periode 1902-1965 bij zowel de atmosfeer als het zeewater oppervlak ook een ‘perfecte correlatie’: r > 0,994 [p=0,000]. Op basis van deze perfecte correlaties is geconcludeerd dat de invloed van de stijging van CO2 nihil is geweest bij de opwarming van ~0,2°C die tussen 1890 en 1976 via een oscillerende dynamiek is ontstaan. De perfecte correlaties bewijzen dat er sprake moet zijn van een versterkend mechanisme voor de relatief kleine fluctuaties in de activiteit van de zon bij de minima van de magnetische zonnecyclus. De ENSO cyclus speelt hierbij een sleutelrol d.m.v. een complex mechanisme want zowel zonneminima als zonnemaxima zorgen vaak voor negatieve ENSO waarden. Tevens hebben de laatste 3 super El Ninos zich voorgedaan bij 3 van de 4 meest extreme veranderingen in het impulsmoment bij de beweging van de zon rond het barycentrum.
Bij de zeewateroppervlaktetemperatuur is voor de periode 1890-2017 bovendien tijdens 5 van de 6 magnetische zonnecycli de verandering vrijwel geheel verklaard door de fluctuaties in de activiteit van de zon. Enkel bij de magnetische cyclus tussen 1976-1996 is de stijging van de temperatuur duidelijk niet te verklaren door de activiteit van de zon. Dit betreft de periode waarin het gat in de ozonlaag is ontstaan. De ‘footprint’ van deze afwijking in de periode 1976-1996 wijst in de richting van een specifieke groep broeikasgassen, namelijk: de CFK’s (chloorfluorkoolwaterstoffen) – welke bekend staan als zeer agressieve broeikasgassen waarvan het gebruik sinds 1987 wereldwijd is verboden. In de jaren ’90 werd het gebruik van CFK’s grotendeels afgebouwd met als gevolg dat de ozonlaag sinds het jaar 2000 herstellende is. Na een aanvullende correctie op basis van de omvang van het gat in de ozonlaag blijkt op basis van de primaire zonneminima en de zeewateroppervlaktetemperatuur ook m.b.t. de periode 1890-2017 een ‘perfect correlatie’ aanwezig; voor de atmosfeer wordt op basis vrijwel dezelfde correcties een ‘perfecte correlatie’ beschreven voor de periode 1890-1996.
De conclusie luidt dat de opwarming van het zeewater oppervlak (+0,9°C) tussen 1890 en 2017 voor 2/3 is veroorzaakt door de zon en voor 1/3 is veroorzaakt door het gebruik van CFK’s (met name in de periode 1976-1996). De sterke correlatie tussen CO2 en de temperatuur berust daarom op een spurieus verband dat ontstaat t.g.v. de combinatie van de toegenomen activiteit van de zon en een tijdelijke impact van CFK’s. Wereldwijd toont de periode 1996-2017 wel +0,25°C extra opwarming (t.o.v. de opwarming van het zeewater oppervlak); deze extra opwarming is ontstaan via een mix van antropogene factoren waarbij de ‘footprint’ van CO2 ontbreekt.
Meerdere data sets voor de TSI bevestigen bij de primaire minima een patroon dat in hoge mate parallel loopt met de multi-decennia oscillatie in de temperatuurontwikkeling van de lagere atmosfeer op aarde. Zowel de LISIRD TSI data set als de AR5 TSI data set die het Klimaat Panel van de Verenigde Naties [IPCC] heeft gebruikt, tonen zeer hoge correlaties met de HadCRUT4 temperatuur serie bij zowel de primaire minima in de periode 1890-1976, als bij de secundaire minima in de periode 1902-1985. Bij de primaire minima liggen de betreffende correlaties in de orde van +0,96 en bij de secundaire minima in de orde van +0,93.
Cruciaal is dat bij alle TSI data sets in de laatste neerwaartse fase van de multi-decennia cyclus een duidelijk minder sterk neerwaarts verloop zichtbaar is dan bij de temperatuur het geval is. Dit verschil neemt af na een correctie voor vulkanisme [AOD7 = aerosolen optische dichtheid]. De genoemde ‘perfecte correlaties’ treden op wanneer aan de AOD waarde een relatief hoog gewicht wordt toegekend, doch in klimaatmodellen gebruiken meestal hoge gewichten (tot waarden in de orde van tenminste 4).
In de beschrijvingen van het IPCC is veelvuldig gerefereerd aan de 11-jarige zonnecyclus, doch de 22-jarige magnetische zonnecyclus is nooit ter sprake gebracht. In het verslag van de “expert review comments” bij het IPCC AR5 rapport (2013) wordt wel 1x door een expert reviewer terloops gerefereerd aan de 22-jarige cyclus, maar in haar reactie noemt het IPCC zelf het onderwerp ook hier niet8. Het IPCC onderkent in AR5 wel dat bij het bestuderen van lange termijn veranderingen in de activiteit van de zon de aandacht meestal is gericht op de minima, omdat deze zowel een meer “stabiele” als ook een meer “relevante” indicator vormen voor de trend dan de maxima9.
TIP: Figuur 6 beschrijft dat de zeewateroppervlaktetemperatuur (na een hoge correctie voor vulkanisme) in de periode 1890-2017
tijdens 5 van de 6 magnetische cycli de activiteit van de zon vrij nauwkeurig heeft gevolgd. Figuur 7 beschrijft hoe voor de periode 1890-2017 in 2 stappen een ‘perfecte correlatie’ is gevonden tussen de zon en zeewateroppervlaktetemperatuur.
INHOUD
• I – Primaire zonneminima verklaren de opwarming geheel in de periode 1890-1976
• II – ‘Even-oneven’ regel van Gnevyshev-Ohl voor zonnevlekkencyclus maxima geldt ook voor TSI minima
• III – Primaire minima in IPCC data set tonen +0,94 correlatie met temperatuur in de periode 1890-1976
• IV – Zeewateroppervlaktetemperatuur bevestigt: de zon verklaart opwarming in periode 1890-1976 geheel
• V – Spurieuze correlatie CO2 en zeewateroppervlaktetemperatuur verklaart door zon (2/3) + CFK’s (1/3)
• VI – Controverse tussen PMOD & ACRIM onderzoekteams over TSI minima + invloed zon op klimaat
• VII – Zonneminima tonen sterke ‘footprint’ in de ENSO cyclus: 80,8% v/d 120 maanden zijn negatief
• VIII – Discussie & conclusie
(Data: Excel data file)
I – Primaire zonneminima verklaren de opwarming geheel in de periode 1890-1976
In figuur 1 is voor de totale zonnestraling de LISIRD TSI data set weergegeven in combinatie met de HadCRUT4 temperatuur serie. Bij zowel de primaire minima in de periode 1890-2017 [r = 0,880; p=0,005] als de secundaire minima in de periode 1879-2008 [r = 0,897; p=0,008] wordt afzonderlijk een duidelijk hogere correlatie met de temperatuur aangetroffen dan bij alle minima tezamen in de gehele periode 1879-2017 het geval is [r = 0,801; p=0,000] – ofschoon het significantie niveau bij de combinatie met alle wel iets hoger is.
De secundaire zonneminima blijken een sleutelrol te spelen bij het ontstaan van de piekjaren van de multi-decennia cyclus, terwijl de primaire minima betrokken zijn bij het ontstaan van de bodemjaren van de multi-decennia cyclus.
Het onderste deel van figuur 1 beschrijft dat bij de primaire minima gedurende 4 magnetische zonnecycli, zowel met als zonder een temperatuur correctie voor vulkanisme, een patroon is aangetroffen dat zeer sterk overeenkomt met de multi-decennia cyclus in het temperatuurverloop op aarde. Met correctie voor vulkanisme (de AOD waarden zijn hierbij vermenigvuldigd met een gewicht van 1,15) blijkt de correlatie voor de primaire minima in de periode 1890-2017 verder gestegen naar +0,975 [p=0,000]. Een verdubbeling voor het gewicht van de AOD leidt tot een verdere stijging van de correlatie, waarbij de waarde oploopt tot voorbij de waarde +0,990; bij een verdrievoudiging ontstaat een welhaast perfecte correlatie: r = +0,993 [p=0,000].
Echter, bij de secondaire minima (en ook bij de combinatie met de primaire minima) wordt een aanzienlijk is het beeld aanzienlijk grilliger beeld; zowel een verdubbeling als een verdrievoudiging van het gewicht van de AOD leidt tot een beperkte toename van de correlatie.
Figuur 1: De opwarming tussen 1890 en 1976 wordt geheel verklaard door de LISIRD primaire zonneminima jaren via een perfecte correlatie (na een hoge correctie voor vulkanisme: AOD gewicht = 3,45 resulteert in r = 0,993 [p=0,000]). Bij een AOD gewicht vanaf 2,24 tot 3,89 bedraagt in de periode 1890-1976 de correlatie tussen de LISIRD en de HadCRUT4 op een waarde die voortdurend hoger is dan +0,99 [r > +0,990; p<0,001]. De secundaire zonneminima blijken een sleutelrol te spelen bij het ontstaan van de piekjaren van de multi-decennia cyclus in de temperatuurontwikkeling op aarde. Bij de secundaire jaren toont de periode 1923-1965 op basis een AOD gewicht van 1,15 ook een perfecte correlatie [r = 0,9997; p=0,000]. Voor de periode 1996-2017 verklaart de zon ongeveer 60% van de temperatuurstijging.
METHODE: Het AOD gewicht 1,15 is bepaald op basis van een analyse gericht op de verhoudingen tussen diverse HadCRUT4 waarden in de periode 1890-1976 en de bijbehorende waarden in twee TSI data sets (LISIRD & IPCC AR5) waarbij zowel de primaire als de secundaire minima zijn betrokken; wanneer de AOD gewicht waarde 1,15 bedraagt ontstaat een hoge mate van evenwicht tussen de waarden in de betrokken perspectieven. Echter, bij hogere AOD waarden ontstaan tussen de primaire waarden in beide TSI data sets afzonderlijk hogere correlaties met de HadCRUT4 (de details staan in de volgende paragraaf beschreven); de aangetroffen waarden zijn hierbij veelal zelfs hoger dan bij de TSI data sets onderling. Bij een verdrievoudiging van het AOW gewicht (3,45) wordt een bijna ‘perfecte correlatie’ aangetroffen: r = +0,993 [0,000]. De p-waarden van de correlaties zijn berekend met PSPP.
Figuur 1 toont een trend die gerelateerd is aan de Gnevyshev-Ohl ‘even-oneven’ regel (zie figuur 2), welke in de wetenschappelijke literatuur enkel in verband is gebracht met het verloop van de maxima in de zonnevlekken cyclus. Want uit figuur 1 blijkt dat bij de LISIRD TSI de secondaire minima vanaf het jaar 1856 altijd gepaard gaan met een lager niveau t.o.v. het daaropvolgende primaire minimum. Meestal ligt het TSI niveau van de secondaire minima ook lager dan het gemiddelde van de aangrenzende primaire minima. Van belang is hierbij vooral dat de temperatuurontwikkeling daarentegen meestal de omgekeerde trend toont: de secundaire temperatuur is meestal hoger dan het gemiddelde van de aangrenzende primaire temperaturen het geval is. Dit fenomeen gaat gepaard met een ’tegengestelde-zaagtand-beweging’ tussen de TSI en de temperatuur bij de overgangen tussen de primaire en secondaire minima. Dit fenomeen verklaart tevens de relatief lage correlatie die voor alle minima tezamen is beschreven t.o.v. de primaire en secundaire minima afzonderlijk.
Tenslotte beschrijft figuur 1 voor de periode 1996-2017 dat de zon ongeveer ~60% van de opwarming verklaard, wat aanzienlijk hoger is dan in de periode 1976-1996 het geval is (want bij deze laatste periode kan de zon de opwarming duidelijk niet verklaren). In paragraaf IV zal blijken dat in het perspectief van de stijging van de zeewateroppervlaktetemperatuur de zon een nog groter aandeel heeft in de opwarming tijdens de periode 1996-2017; vervolgens zal blijken dat in het patroon van de opwarming in het oceaan systeem enkel de periode 1976-1996 een ‘footprint’ toont die niet door de zon kan worden verklaard.
II – ‘Even-oneven’ regel van Gnevyshev-Ohl voor zonnevlekkencyclus maxima geldt ook voor TSI minima
Uit figuur 2 blijkt volgens de ‘even-oneven’ regel van Gnevyshev-Ohl, dat in de zonnevlekkencycli na 1850 de 2de piek meestal lager was dan de eerste piek; voorafgaand aan het jaar 1800 wordt daarentegen voortdurend het omgekeerde patroon aangetroffen. Figuur 2 beschrijft ook dat bij de in totaal 14 magnetische cycli die vanaf het het jaar 1712 zijn ontstaan, bij de maxima drie onregelmatigheden aanwezig zijn (waarbij na een verandering van de richting van de trend geen herhaling volgt).
Figuur 2 (= Fig.1.): De ‘even-oneven’ regel van Gnevyshev-Ohl beschrijft dat bij de zonnevlekkencyclus de piekwaarden een patroon tonen waarbij hogere en lagere pieken elkaar opvolgen binnen 1 magnetische zonnecyclus van 22 jaar10.
Ook bij de minima van de volledige LISIRD TSI (getoond op de LASP website) wordt in de periode 1712-1850 het omgekeerde patroon aangetroffen t.o.v. de periode na 1850. Hierbij is vanaf het jaar 1766 zelfs geen enkele onregelmatigheid aangetroffen bij overgangen van de secundaire minima naar de primaire minima (dit blijkt ook uit de opwaartse pijlen in het bovenste deel van figuur 1).
Tenslotte is het ook van belang om vast te stellen dat het fenomeen bij de minima in de periode vanaf 1712 meestal tegengesteld is gericht t.o.v. de overgangen bij de maxima op basis van de regel van Gnevyshev-Ohl; dit is van toepassing op 11 van de 14 magnetische cycli. Dit wijst in de richting van een natuurkundige fenomeen waarbij binnen de magnetische cyclus de beschreven trends bij de minima en de maxima elkaar compenseren door een tegengestelde beweging; dit verklaart deels waarom bij de maxima een meer grillige trend wordt aangetroffen t.o.v. de meer stabiele minima.
Dit fenomeen verklaart in de periode vanaf 1850 binnen het klimaat systeem op aarde een deel van de ‘klimaatruis’ met een temperatuur impact in de orde van gemiddeld +0,13°C bij de secundaire minima t.o.v. de primaire minima (deze impact is enkel gebaseerd op een imaginaire vergelijking t.o.v. de bijbehorende waarden van respectievelijk de secundaire en primaire TSI minima zoals getoond in figuur 1).
III – Primaire minima in IPCC data set tonen +0,94 correlatie met temperatuur in de periode 1890-1976
In figuur 3 is de TSI data set van het IPCC toegevoegd die is gebruikt in het laatste uitgebreide klimaatrapport (AR5 2013). Uit figuur 3 blijkt dat ook de TSI data set van het IPCC voor de periode 1890-1976 een soortgelijke oscillerende beweging toont die volledig parallel loopt met de temperatuurontwikkeling op aarde (zowel zonder als met de vermelde AOD correctie). De correlatie bedraagt hierbij t.o.v. de temperatuur (zonder AOD correctie): +0,94 [p=0,008]; met de weergegeven AOD correctie stijgt de correlatie verder naar +0,95 [p=0,006].
Het is opmerkelijk dat de correlatie tussen de LISIRD en de temperatuur [r = +0,975; p=0,003] zelfs een fractie hoger is dan de onderlinge correlatie tussen de LISIRD en de IPCC AR5 TSI [r = +0,967; p=0,004]. Want logischerwijs mag worden verwacht dat de LISIRD en de data set van het IPCC een hogere correlatie met elkaar zouden behoren te tonen dan de correlatie van beide met de temperatuur; dit vormt een indicatie dat alle drie sterk aan elkaar zijn gerelateerd. Deze observatie bevestigt het in paragraaf I beschreven beeld waarbij de activiteit van de zon de temperatuur fluctuatie tussen 1890 en 1976 geheel verklaard.
Figuur 3: Primaire minima in IPCC AR5 TSI data set4 tonen voor de periode 1890-1976 een +0,94 [p=0,008] correlatie met de temperatuur (zonder correctie voor vulkanisme).
Bij de IPCC data set tonen de secundaire minima voor de periode 1902-1985 een vergelijkbare correlatie met de temperatuur [zonder AOD correctie: r = +0,880; p=0,025; met AOD correctie: r = +0,93; p=0,010] t.o.v de correlatie tussen de LISIRD en de temperatuur [zonder AOD correctie: r = +0,913; p=0,017; met AOD correctie: r = +0,929; p=0,012]. De data set van het IPCC toont in de periode 1902-1985 bij het perspectief van de secundaire minima een beeld dat nauwelijks afwijkt van het beeld bij de LISIRD. Het is opvallend dat de onderlinge correlatie tussen de beide TSI data sets hierbij zelfs een duidelijk lagere waarde oplevert [r = +0,798; p=0,012]. Ook bij de secundaire minima tonen de TSI data sets en de HadCRUT4 temperatuur serie dus onderling opmerkelijk sterke verbanden, waarbij de TSI data sets zich niet duidelijk onderscheiden van de temperatuur.
Bij de primaire minima voor de periode 1890-1976 ligt de gemiddelde correlatie tussen de TSI (LISIRD & IPCC AR5 afzonderlijk) en HadCRUT4 temperatuur (na correctie voor vulkanisme met AOD gewicht op 1,15) in de orde van +0,96 en bij de secundaire minima voor de periode 1902-1985 in de orde van +0,93.
Uit figuur 3 blijkt overigens wel dat in de IPCC data set het fenomeen van de ’tegengestelde-zaagtand-beweging’ duidelijk minder sterk aanwezig is. De impact op de temperatuurverschillen tussen de primaire en secundaire temperaturen (t.o.v. de bijbehorende TSI waarde) blijft hierbij beperkt tot een waarde van +0,02°C voor de secondaire minima t.o.v. de primaire minima (terwijl in de vorige paragraaf voor de LISIRD een ruim 6x groter effect is beschreven: +0,13°C).
IV – Zeewateroppervlaktetemperatuur bevestigt: de zon verklaart opwarming in periode 1890-1976 geheel
In figuur 4 is de HadCRUT4 serie voor de temperatuur van de atmosfeer (wereldwijd) vervangen door de HadSST3 serie voor de oppervlakte zeewater temperatuur (wereldwijd). Het eerder beschreven beeld voor de minima jaren in de HadCRUT4 wordt bevestigd in het perspectief van de minima jaren in de HadSST3. Uit figuur 4 blijkt tevens dat ook de IPCC AR5 data set duidelijk bevestigt dat de TSI in de periode 1890-1976 het temperatuurverloop van het zeewater geheel verklaard.
Figuur 4: Zeewateroppervlaktetemperatuur (HadSST3) bevestigt dat de zon de opwarming in periode 1890-1976 geheel verklaard. Bij een AOD gewicht vanaf 2,11 tot 4,50 toont in de periode 1890-1976 de correlatie tussen de LISIRD en de HadSST3 een waarde die voortdurend hoger is dan +0,99 [r > +0,990; p<0,001]. Ook de IPCC AR5 data set bevestigt voor de perioode 1890-1976 dat de zon de opwarming verklaard en dat de TSI daling tussen 1954 en 1976 niet groter is dan de daling van de temperatuur.
Uit figuur 4 blijkt dat voor de periode 1996-2017 in het perspectief van de opwarming van het zeewater voor de invloed van de zon een aanzienlijk hoger percentage (~95%) wordt aangetroffen dan de 60% die in het onderste deel van figuur 1 voor dezelfde periode is beschreven m.b.t. de opwarming van de atmosfeer.
De volgende paragraaf beschrijft dat in het perspectief van de opwarming van het oppervlak van het oceaanwater, de zon ook vrijwel geheel verantwoordelijk blijkt te zijn voor de opwarming in de periode 1996-2017. Dit is van belang omdat volgens de Wereld Meteorologische Organisatie (WMO) – dit is de overkoepelende gespecialiseerde organisatie van de Verenigde Naties op het gebied van weer, klimaat en water – de warmte inhoud van de oceanen een meer betrouwbare indicator voor ‘global warming’ vormt dan de temperatuur in de atmosfeer11,12,13.
V – Spurieuze correlatie CO2 en zeewateroppervlaktetemperatuur verklaart door zon (2/3) + CFK’s (1/3)
In de klimaatwetenschap wordt veelal gerefereerd aan de sterke statistische correlatie tussen CO2 en de temperatuur; figuur 5 beschrijft dit verband (illustratie: Geert Jan van Oldenborgh, KNMI14). De wet van Henry15 beschrijft dat wanneer de temperatuur stijgt de concentratie van CO2 in de atmosfeer toeneemt (t.g.v. een afname van het oplossend vermogen van CO2 in oceaanwater). Ook hebben experts beschreven dat de temperatuurstijging zelf sinds 1850 ongeveer 15% van de CO2 stijging verklaart16. Bovendien blijkt dat in alle natuurlijke cycli CO2 de temperatuur volgt en niet andersom; dit geldt voor o.a.: de dagelijkse cyclus17, de seizoenen cyclus17 en ook de ijstijden cyclus18.
Kortom, ondanks de sterke correlatie tussen CO2 en de temperatuur kan dit verband fundamenteel bezien op basis van de genoemde natuurlijke mechanismen (de wet van Henry + de natuurlijke cycli) logischerwijs op zichzelf niet als een vorm van ‘bewijs’ worden aangevoerd voor het bestaan van een oorzakelijk verband waarbij de stijging van CO2 heeft geleid tot de stijging van de temperatuur. Immers, het beschikbare empirische bewijs op basis van de natuurlijke mechanismen wijst in de richting van een tegenovergesteld verband waarbij de temperatuur invloed heeft op de hoeveelheid CO2 en niet andersom.
Figuur 5: CO2 toont een sterke correlatie [r = 0,942] met de temperatuur (de roze jaren betreffen de primaire minimum jaren van de LISIRD TSI); deze relatie vertelt echter niets over het onderlinge verband in termen van oorzaak en gevolg. Voor de periode 1880-1970 is de correlatie duidelijk lager [r = 0,616].
In het klimaat systeem is nog steeds geen direct empirisch bewijs aangetroffen waaruit blijkt dat de monotone stijging van CO2 voor een groot deel verantwoordelijk is voor de temperatuurstijging sinds 1850. Wel werd in 2015 voor het eerst empirisch bewijs gepresenteerd waaruit blijkt dat CO2 enige invloed (~10% van de trend) bij de ’terugstraling’ van lange golf straling (infraroodstraling) vanuit de atmosfeer49. Desondanks claimt het IPCC dat het “uiterst waarschijnlijk” is dat meer dan de helft van de opwarming tussen 1951 en 2010 het gevolg is van de combinatie van broeikasgassen en andere antropogene forceringen; bovendien wordt gesuggereerd dat volgens de “beste inschatting” de opwarming in deze periode geheel door de combinatie van beide factoren is ontstaan19,20.
In figuur 6 is de zeewateroppervlaktemperatuur weergegeven (met een hoge AOD correctie met een gewicht van 3,29) voor de primaire minima jaren in de LISIRD TSI data set. Uit figuur 6 blijkt dat de periode 1890-1976 opnieuw bevestigd dat de opwarming t/m 1976 is ontstaan door de zon; tevens is maar liefst 97,6% van de opwarming tussen 1996 en 2017 ontstaan door de toegenomen activiteit van de zon. Bovendien blijkt voor de periode 1890-2017 maar liefst 59,2% van de opwarming te worden verklaard door de toegenomen activiteit van de zon. Figuur 6 maakt ook duidelijk dat enkel de opwarming tussen 1976 en 1996 duidelijk niet is ontstaan door de zon.
Ook wordt in de periode na 1976 wereldwijd ongeveer +0,225°C extra opwarming aangetroffen t.o.v. de zeewateroppervlaktetemperatuur (volgens de data sets van het Hadley Center, echter volgens de data sets van de NASA komt het verschil uit op +0,30°C). In het vervolg zal blijken dat dit effect na correctie voor vulkanisme en de ozonproblematiek geheel aan de periode tussen 1996 en 2017 mag worden toegeschreven, waarbij de omvang wel iets verder stijgt naar +0,25°C. Een kanttekening hierbij is dat in de 2de helft van de 19de eeuw sprake was van een omgekeerd effect t.g.v. luchtvervuiling boven land ontstaan uit antropogene activiteiten (in de vorm van een hoge concentratie van zwarte koolstof).
Figuur 6: Voor de periode 1890-2017 blijkt 59,2% van de stijging van de HadSST3 zeewateroppervlaktetemperatuur (na een hoge correctie voor vulkanisme: AOD gewicht = 3,29) het gevolg van de toegenomen activiteit van de zon (LISIRD TSI). Ook blijkt dat in de periode na 1976 wereldwijd +0,225°C extra opwarming is aangetroffen in de atmosfeer t.o.v. de zeewateroppervlaktetemperatuur (in figuur 6 lijkt de omvang groter omdat de data sets van de NASA zowel bij het zeewater als de atmosfeer duidelijk hogere absolute waarden tonen dan bij de data sets van het Hadley Center het geval is). Een soortgelijke grafiek voor de GISSTEMP temperatuur van de atmosfeer (zonder correctie voor vulkanisme) is HIER beschikbaar.
METHODE: Het AOD gewicht 3,29 is bepaald op basis van een analyse gericht op de verhoudingen tussen alle HadSST3 minima waarden in de periode 1890-1976 en de bijbehorende LISIRD TSI waarden. Hierbij is een bijna ‘perfecte correlatie’ aangetroffen: +0,995 [p=0,000]. De getoonde percentages zijn gebaseerd op ratios die worden gevonden na transformatie van de TSI schaal zodat deze dezelfde waarden toont als de temperatuur schaal; de formule staat vermeldt in de Excel data file. De periode voorafgaand aan het jaar 1880 is in deze analyse buiten beschouwing gelaten; volgens de NASA zijn de metingen voorafgaand aan het jaar 1880 onvoldoende betrouwbaar en ook bij de TSI bestaan voor de periode 1850-1880 opvallend grote verschillen tussen de LISIRD en de IPCC AR5 data sets.
De Excel data file beschrijft dat de correlaties tussen CO2 en zowel de LISIRD als de HadSST3 (zowel met als zonder AOD correctie) bij de primaire minima jaren in de periode 1890-1976 binnen een zeer kleine bandbreedte liggen die varieert van slechts +0,732 tot +0,740.
Figuur 6 maakt duidelijk dat de hoge correlatie tussen CO2 en de temperatuur geenszins op zichzelf staat en ook niet uniek is, want ook tussen de primaire zonneminima en CO2 wordt een bijzonder sterk verband aangetroffen. Bij de minima op basis van een dubbele magnetische cyclus bevinden de reeks van de jaren 1890, 1933, 1976 en 2017 zich in het perspectief van figuur 6 zelfs op een kaarsrechte lijn. De correlatie tussen de primaire zonneminima en CO2 [r = +0,919; p=0,002] is weliswaar iets lager dan tussen de temperatuur en CO2 [r = +0,967; p=0,000]. Echter, uit het verloop blijkt dat in 5 van de 6 magnetische cycli het temperatuurverloop bij benadering geheel door de zon is bepaald; enkel in de periode 1976-1996 kan de temperatuurstijging niet door de zon zijn ontstaan. Omdat dit een tijdelijke afwijking betreft kan deze ook niet door CO2 worden verklaard, noch door een combinatie waarbij CO2 een hoofdrol speelt. Aangezien de periode 1976-1996 overeenkomt met het tijdspanne waarin het gat in de ozonlaag is ontstaan en bekend is dat dit fenomeen vooral t.g.v. het gebruik van de CFK’s is ontstaan, luidt de conclusie dat de CFK’s – welke bekend staan als een zeer agressieve groep van broeikasgassen – hiervoor verantwoordelijk zijn geweest.
Figuur 6 beschrijft dat het statistisch verband tussen CO2 en de zeewatertemperatuurstgijging berust op een spurieus verband waarbij het verband tijdens 5 van de 6 magnetische zonnecycli bij benadering geheel door de zon is ontstaan (in combinatie met hoog gewicht van stratosferische aerosolen). Enkel tijdens de magnetische cyclus in de periode 1976-1996 vormt de invloed van CKF’s de belangrijkste onderliggende verklaring.
Tenslotte wordt in figuur 7 duidelijk dat naast de 22 jarige zonnecyclus zowel vulkanisme (AOD) als de omvang van het gat in de ozonlaag belangrijke factoren vormen om de relatie tussen de activiteit van de zon en de temperatuurontwikkeling (in figuur 7 staat de zeewateroppervlaktetemperatuur op de Y-as) op aarde beter te kunnen begrijpen.
Figuur 7: Dynamiek tussen de LISIRD TSI tijdens de primaire minimum jaren en de HadSST3 zeewateroppervlaktetemperatuur met en zonder correcties, voor respectievelijk vulkanisme (AOD) en de omvang van het gat in de ozonlaag. Figuur 7D toont op basis van de minima jaren voor de periode 1890-2017 een ‘perfecte correlatie’ voor tussen de activiteit van de zon en de gecorrigeerde zeewateroppervlaktetemperatuur.
In figuur 7 wordt via flinke correcties voor zowel vulkanisme als de omvang van het gat in de ozonlaag (t.g.v. CFK’s) ook voor de gehele periode 1890-2017 een ‘perfecte correlatie’ aangetroffen. De gewichten die staan vermeld in onderstaande formule zijn van toepassing op figuur 7D. De specifieke gewichten die hier zijn gebruikt voor de correcties hebben slechts een indicatieve waarde omdat deze hier doelgericht zijn ingezet om zowel de dynamiek van het verband tussen de activiteit van de zon en de temperatuurontwikkeling visueel aan te tonen als ook het potentieel van deze relatie getalsmatig te beschrijven.
Gecorrigeerde zeewateroppervlaktetemperatuur = HadSST3 + (AOD x 3) – (omvang ozon gat x 0,015)
Tussen de gecorrigeerde zeewateroppervlaktetemperatuur (na correctie voor zowel vulkanisme en het gat in de ozonlaag) en de LISIRD wordt een perfecte correlatie aangetroffen [r = +0,996;p=0,000] voor de periode 1890-2017. Opvallend is ook dat de correlatie tussen de gecorrigeerde zeewateroppervlaktetemperatuur en CO2 aanzienlijk lager is [r = +0,85; p=0,007]. Zonder de ozon correctie is de correlatie tussen CO2 en de HadCRUT4 overigens wel hoger voor de periode 1890-2017; doch, voor de periode 1890-1976 is zonder de ozon correctie deze correlatie [r = +0,967; p=0,001] vrijwel even groot als de correlatie tussen de TSI en de HadCRUT4 [r = +0,956; p=0,001]. De impact van het gat in de ozonlaag is fundamenteel bezien gemakkelijk te begrijpen omdat de ozonlaag een belangrijk onderdeel van de atmosfeer vormt, welke bescherming biedt tegen de invloed van de zon – waarbij UV straling o.a. wordt omgezet in zuurstof.
M.b.t. de HadCRUT4 wordt op basis van vrijwel dezelfde principes (AOD gewicht = 3 en OZON gewicht = 0,017) voor de periode 1890-1996 ook een ‘perfecte correlatie’ aangetroffen [r = 0,992; p=0,000]. Daar waar voor de periode 1996-2017 de temperatuurstijging van de zeewateroppervlaktetemperatuur na correctie voor vulkanisme en de ozonproblematiek geheel kan worden verklaard op basis van toegenomen activiteit van de zon, is ongeveer 0,25°C van de temperatuurstijging van de atmosfeer niet door toegenomen activiteit van de zon ontstaan. Kortom, ook hierbij is sprake van een ‘antropogeen effect’. Echter, omdat dit fenomeen bij de temperatuurstijging van het zeewater oppervlak ontbreekt moet dit fenomeen geheel worden toegeschreven aan mechanismen die zich afspelen op de continenten. Ook hierbij ontbreekt dus de vermeende ‘footprint’ die in de literatuur aan CO2 en andere natuurlijke broeikasgassen is toegeschreven.
Ook vulkanisme blijkt een bescheiden bijdrage te leveren aan het spurieuze verband tussen CO2 en de temperatuur, want een correctie voor vulkanisme blijkt de correlatie meestal met enkele honderdsten te verlagen. Uit deze analyse blijkt dat een drietal factoren hierbij een cruciale rol spelen: de zon, de ozonproblematiek t.g.v. niet natuurlijke broeikasgassen (CFK’s) en vulkanisme.
In de wetenschappelijke literatuur zijn afgelopen jaren inmiddels meerdere claims gepresenteerd door onderzoekers die via fundamenteel andere onderzoeksbenaderingen ook hebben geconcludeerd dat de CFK’s een tijdelijke doch zeer significante impact hebben gehad bij het ontstaan van de relatief snelle opwarming sinds de jaren ’70. In 2013 werd door Prof. Qing-Bin Lu van de Universiteit van Waterloo (Canada) geclaimd dat CFK’s in combinatie met kosmische straling (onder invloed van het magnetische veld van de zon) de oorzaak zijn van de opwarming sinds 185021. En in januari 2020 is door een groep van onderzoekers uit de VS, Canada en Zwitserland beschreven dat CFK’s in de periode tussen 1955 en 2005 ongeveer 1/3 van de wereldwijde opwarming verklaren + ongeveer de helft van de opwarming bij de noordpool22.
VI – Controverse tussen PMOD & ACRIM onderzoekteams over TSI minima + invloed zon op klimaat
Sinds 1978 wordt de invloed van de zon gemeten m.b.v. satellietmetingen. Het ACRIM satelliet systeem fungeerde hierbij lange tijd om de meest betrouwbare TSI metingen te realiseren. Echter, het Space Shuttle Challenger ongeluk in 1986 resulteerde in een vertraging van 2 jaar bij de planning om tijdig de meetapparatuur te vervangen (vervanging is nodig omdat de kwaliteit van de metingen voortdurend achteruitloopt onder invloed van UV straling van de zon). Het gevolg is dat binnen de ACRIM TSI reeks een onderbreking is ontstaan tussen de ACRIM1 en ACRIM2 metingen in de periode 1989-1991 (zie figuur 823).
Het ACRIM onderzoeksteam werd hierdoor gedwongen om op basis van 2 minder nauwkeurige meetsystemen het gat te overbruggen; dit gebeurde met het Nimbus-7/ERB en ERBS satellietsysteem. Echter, beide systemen ware inmiddels verouderd: de kwaliteit van de metingen ging in een rap tempo achteruit. Nimbus-7/ERB produceerde desondanks een opwaartse trend van +0,05% per decennium tussen de minima van zonnecycli 21 t/m 23; het ERBS produceerde echter geen significante trend. Het ACRIM onderzoeksteam onder leiding van Dr. Richard Willson kwam hierbij in 2003 tot de conclusie dat de minima sinds het begin van de metingen in 1978 een positieve trend hebben getoond van +0,05% per decennium24; uit een publicatie van Wilson in 2014 blijkt dat deze inschatting in een later stadium iets is verlaagd naar +0,037% per decennium25.
Figuur 8: Totale zonnestraling (TSI) ruwe data gemeten met satellieten sinds 1978.
Echter, een ander onderzoeksteam (PMOD, onder leiding van Claus Frölich) vertrouwde het oordeel van de ACRIM specialisten niet en kwam op basis van o.a. proxies tot het oordeel dat de TSI serie een neerwaartse correctie benodigde t.g.v. het ACRIM gat24. Essentieel is hierbij dat de uitkomst van het PMOD-team een negatieve trend tot gevolg heeft; ondanks het feit dat de data van zowel de andere satelliet systemen (Nimbus-7/ERB en ERBS) deze uitleg niet steunen24,26. Onder de TSI specialisten is rondom deze kwestie sinds de jaren ’90 een soort van vete ontstaan tussen het ACRIM-team en het PMOD-team.
Bij de huidige wetenschappelijke ‘consensus’ m.b.t. het verloop van de TSI minima sinds 1978 is de veronderstelling gemaakt dat er sprake zou zijn van een voortdurende neerwaartse trend, welke grotendeels op het proxy model van PMOD onderzoekster Judith Lean is gebaseerd. Deze trend is o.a. beschreven op zowel de website van de NASA als op Wikipedia. Deze vermeende ‘consensus’ is niet alleen in strijd met de bevindingen van het ACRIM-team, want inmiddels toont het meest geavanceerde SORCE/TIM systeem (waarmee sinds 2003 de TSI met een 3x hogere resolutie is gemeten t.o.v. de overige satelliet systemen) ook een duidelijke opwaartse trend in het verloop van de minima tussen 2008 en 2017, zie figuur 9.
Figuur 9: SORCE TSI dagelijkse metingen (weergegeven in waarden die representatief zijn voor bij benadering het week gemiddelde); het secundaire minimum van cyclus 23/24 ligt duidelijk lager dan het primaire minimum van cyclus 24/25.
In november 2019 is in een publicatie van o.a. Scafetta & Willson26 gerefereerd aan verklaringen uit 2008 van zowel de eigenaar van het ACRIM systeem (Richard Willson) en de onderzoeksleider van het Nimbus-7 project (Douglas Hoyt). Willson heeft indertijd verklaard dat de PMOD vooral het idee promoot dat “anthropogenic causes” het hoofdbestanddeel van de opwarming zouden vormen, terwijl het empirische bewijs in de richting van het tegendeel wijst; Willson beschrijft hierin ook dat correcties die door het ACRIM team voor de periode 1981-1984 zijn toegepast zonder enige vorm van overleg met het ACRIM team door de PMOD onderzoeksleider Frölich is verlengd naar het jaar 1980 – op een wijze die volgens Willson “incompatible” is met de wetenschappelijke methode. Hoyt heeft verklaard dat het fysiek onmogelijk is dat de TSI metingen tot hogere waarden hebben geleid dan het door de zon geproduceerde signaal. Dit laatste punt lijkt inmiddels opnieuw relevant omdat momenteel enkel de ruwe metingen van het SORCE/TIM systeem wijzen in de richting van een opwaartse trend tussen het 2008 minimum en het 2017 minimum. Logischerwijs zou de verklaring hiervoor kunnen zijn dat de overige satellietsystemen (welke een flink aantal jaren langer in gebruik zijn dan het SORCE/TIM systeem), inmiddels minder gevoelig zijn.
Hieruit blijkt dat de meest ervaren onderzoekers van 2 van de 3 onderzoeksteams die vanaf het begin van de satelliet metingen sinds 1978 direct verantwoordelijke zijn geweest voor alle facetten van TSI satellietmetingen, zich openlijk hebben gedistantieerd van de PMOD methodiek (+ impliciet ook van de wijze waarop het IPCC haar visie in AR5 grotendeels op de PMOD methodiek heeft gebaseerd). Bovendien blijkt ook het National Solar Observatory inmiddels de assessment van het ACRIM onderzoeksteam m.b.t. het gat in de metingen te hebben bevestigd24. Desondanks is de PMOD methodiek (waarbij de TSI minima een voortdurende negatieve trend tonen t.g.v. het gebruik van proxies + een correctie die door de satelliet data zelf op geen enkele wijze is te verantwoorden) door het IPCC in AR5 geadopteerd, terwijl ook uit het overzicht van het IPCC zelf – zie figuur 10 (= figure 8.10) – blijkt dat de andere reconstructies minima trends beschrijven die vooral opwaarts zijn gericht. Bovendien blijkt uit een recente analyse op basis van gegevens in de periode 2010-2016 tevens dat de PMOD een afwijking toont die ongeveer 2 tot 3 keer groter is dan afwijking tussen alle overige instrumenten in de IPCC grafiek27 (uit onderstaande beschrijving blijkt dat de metingen van het SORCE/TIM tussen enerzijds de PMOD en anderzijds de combinatie van de ACRIM en RIMB zitten):
“For example, disagreement between the PMOD composite and SORCE TIM observations reaches values of 20%, increasing to 28% for the RMIB composite, and 31% for the ACRIM composite.”
De PMOD blijkt in de ogen van de meest ervaren experts van de satellietsystemen die betrokken zijn bij het dichten van het gat in de metingen t.g.v. het Space Shuttle Challenger ongeluk, dus geenszins representatief voor de data die in het satelliet tijdperk wordt gemeten. Scafetta & Wilson26 hebben zeer recent beschreven dat de PMOD enkel de status verdient van een ‘model reconstructie’ en niet de status van een op satellietmetingen gebaseerde meetserie:
“Several TSI satellite composites have been proposed: ACRIM [26], PMOD [33,35], RMIB [36] and those suggested by Scafetta [37] and Dudok de Wit et al. [28]. Although these composites use different sets of TSI satellite records and merging methodologies, they are relatively equivalent since about 1992, the beginning of the ACRIM2 record, because they are all based on high-quality TSI observations. Yet, as clarified below, PMOD used their own modified versions of the original results compiled by the experiment teams for the SMM/ACRIM1, UARS/ACRIM2 and Nimbus7/ERB records to cover the period 1978-1992 and, therefore, its proposed record cannot be considered a real TSI satellite composite but a model construction. The ACRIM-PMOD controversy is about the scientific legitimacy of such modifications. … Yet, the PMOD composite was favored by part of the scientific community [22,28] despite objections from the original TSI experiment teams who could find no experimental issues to justify the satellite data modifications proposed by Frohlich and Lean. See Willson and Mordvinov [26] and Hoyt’s statement in Scafetta and Willson [38] that is partially reproduced in Appendix A.”
Overigens, in AR5 heeft het IPCC op haar beurt afstand genomen van de bevindingen van Scafetta. In AR5 is echter niet beschreven waarom ook het RIMB model ter zijde is geschoven.
Figuur 11 toont een illustratie uit het werk van Richard Willson waarin het grote verschil zichtbaar is tussen de ACRIM composite TSI (geheel gebaseerd op satellietmetingen; rekening houdend met de 22-jarige magnetische cyclus kan ook hierbij eigenlijk worden gesproken van een consequent opwaartse trend bij de minima) en de PMOD composite TSI (waarbij correcties zijn gebruikt op basis van proxies voor de periode 1989-1991; op basis van de 22-jarige cyclius is hierbij sprake van een consequent neerwaartse trend bij de minima)25.
Figuur 11: ACRIM TSI model (met stijgende minima) vs PMOD TSI model (met dalende minima) voor de periode 1978-2013. Een overzicht met zowel de PMOD, ACRIM als de RIMB is beschikbaar HIER + bijbehorende bron.
Tenslotte toont figuur 12 ter referentie zowel het spectrum als het verloop van het jaarlijkse gemiddelde voor de LISIRD TSI die in dit onderzoek centraal staat28; enkel de LISIRD en de RIMB (zie figuur 10/figure 8.10) tonen tijdens het gehele satelliettijdperk een consequent oplopende trend bij de minima: het 2017 minimum ligt hoger dan het 2008 minimum; het 2008 minimum ligt hoger dan het 1996 minimum; het 1996 ligt hoger dan het 1985 minimum.
Rekening houdend met de 22-jarige magnetische cyclus van de zon toont ook de ACRIM een voortdurend opwaartse trend bij zowel de primaire- als secundaire minima. Logischerwijs betekent dit dat op basis van de 22-jarige zonnecyclus de PMOD zeer waarschijnlijk inderdaad niet representatief is voor de TSI in het satelliettijdperk – conform de visie van Scafetta, Willson & Hoyt. Dit beeld is ook zichtbaar in de “unofficial” LISIRD TSI van SORCE/TIM hoofdonderzoeker Greg Kopp waarin de ‘Community-Consensus TSI Composite’ zit verwerkt (zie figuur 12 + figuur 16 in de laatste paragraaf).
Figuur 12: LISIRD TSI spectrum + het verloop van het jaarlijkse TSI gemiddelde voor de periode 1979-2019; gedurende het gehele satelliet tijdperk is bij de minima een oplopende trend aangetroffen; het verloop van het onzekerheid niveau is aan de onderzijde getoond.
VII – Zonneminima tonen sterke ‘footprint’ in de ENSO cyclus: 80,8% v/d 120 maanden zijn negatief
Binnen de klimaatwetenschap wordt de ENSO cyclus verantwoordelijk gehouden voor de grootste jaar opjaar fluctuaties in de gemiddelde temperatuur wereldwijd20. In zowel CMIP klimaatmodellen als de zienswijze van het IPCC neemt men de invloed van de zon en de ENSO cyclus als 2 onafhankelijke factoren in beschouwing. Hierbij is geen rekening gehouden met de mogelijkheid dat de zon grotendeels verantwoordelijk is voor de schommelingen in de ENSO cyclus.
Nadat in het december 2019 artikel reeds een deel van de ‘footprint’ is beschreven van de zon op de ENSO cyclus wordt in deze paragraaf aangetoond dat afgelopen 100 jaar bij de zonneminima jaren meestal vooral negatieve ENS ONI maandwaarden worden aangetroffen.
In paragraaf V van het december 2019 artikel is reeds een tweetal fenomenen besproken waaruit blijkt dat de magnetische zonnecyclus een sterke impact heeft op de ENSO cyclus (nadat in paragraaf IV van het augustus 2019 artikel in details is beschreven dat de ENSO cyclus de sturende factor vormt in de opwarming van de aarde):
• De gehele ENS ONI toont negatieve waarden in jaren waarin de magnetische noordpool begint met verandering van polariteit;
• Het samenvallen van TSI minima en de minima in het zon impulsmomentum (dit betreft de beweging van de zon rond het barycentrum) gebeurde in totaal enkel 5x tijdens de neerwaartse fases van de multi-decennia cyclus en 1x tijdens het ‘hiaat’ in de opwarming tijdens de periode 1998-2013.
In zowel het augustus 2019 artikel als het december 2019 artikel is uitgegaan van een vertraagde impact van de ENSO cyclus op de temperatuur wereldwijd; de omvang van de vertraging werd in augustus ingeschat op 6 maanden. Dit principe is ook toegepast in figuur 13.
Figuur 13: Afgelopen 100 jaar tonen zonneminimum jaren een sterke ‘footprint’ in de El Nino cyclus.
Uit figuur 13 blijkt dat de zonneminima een sterke ‘footprint’ tonen in de maandelijkse waarden van ENSO cyclus: bij maar liefst 97 van de 120 betrokken maanden (= 80,8%) is een negatieve ENS ONI waarde aangetroffen. Bij 47 van de 120 maanden (= 39,2%) toont de waarde bovendien een omvang met bij de negatieve ENS ONI die bij de minima maanden met een positieve ENS ONI geen enkele keer is aangetroffen. In totaal 25 van de 120 maanden (= 20,8%) gaan technisch bezien gepaard met sterke La Nina omstandigheden, ofschoon dit enkel betrekking heeft op het betreffende 3-maands gemiddelde.
Opvallend is dat m.b.t de secondaire minima bij maar liefst 55 van de 60 maandwaarden (= 91,7%) een negatieve ENS ONI wordt aangetroffen (bij de primaire minima bedraagt het percentage 70,0%). Bij 51 van de 60 secundaire minima maanden (=85%) wordt een negatieve ENSO waarde van tenminste -0,32 aangetroffen; bij de primaire minima maanden voldoen 32 van de 60 maandwaarden (= 53,3%) aan dit criterium.
Bij de minima in de periode voorafgaand aan het jaar 1915 is het beeld meer grillig.
Het totaalbeeld suggereert dat de zon haar impact waarschijnlijk via de ENSO cyclus laat geleden met een vertraging van enkele maanden; het is echter waarschijnlijk dat de omvang van de vertraging in termen van het aantal maanden kan fluctueren. Dit beeld sluit naadloos aan bij de beschrijvingen in de eerdere paragrafen waaruit blijkt dat de opwarming tijdens 5 van de 6 magnetische cycli grotendeels aan de zon kan worden toegeschreven. In de laatste paragraaf beschrijft de discussie o.a. dat Prof. Shaviv voor de impact van de zonnecyclus op temperatuur fluctuaties in het oceaan systeem een versterkende factor heeft beschreven met een waarde die varieert van 5 tot 7 (op basis van de zonneminima wordt een versterkende factor gevonden die varieert van 6.1 tot 7.4). De grote impact van de zon op de ENSO cyclus maakt duidelijk dat de kleine fluctuaties van de zon zich manifesteren via ENSO cyclus; de ENSO cyclus speelt dus zelf ook een belangrijke rol speelt bij het ontstaan van het versterkende mechanisme – naast de mogelijke invloed van UV, kosmische straling & zonnewind.
VIII – Discussie & conclusie
In de 2011 klimaatbrochure van het KNAW is de controverse rond de zon beschreven als één van de 7 belangrijkste ’twistpunten en onzekerheden’ die een rol spelen bij de uitkomst van klimaatmodellen29. Overigens, het KNAW veronderstelt in haar brochure dat de rol van de invloed van de zon “klein” is. Doch, deze veronderstelling is in strijd met de expertise van gerespecteerde experts op het terrein van de zon. Scafetta claimt bijvoorbeeld dat de zon voor 60% verantwoordelijk is voor de opwarming sinds 1970 op basis van een 60-jarige klimaatcyclus30. Prof. Shaviv beschrijft dat ongeveer de helft tot 2/3 van de opwarming in de 20ste eeuw door de zon is ontstaan op basis van de invloed van kosmische straling31.
In dit onderzoek blijkt uit een analyse gericht op de ‘primaire minima’ van de LISIRD TSI data set dat de HadSST3 zeewateroppervlaktetemperatuur (na correctie voor vulkanisme) tijdens 5 van de 6 laatste magnetische zonnecycli de activiteit van de zon nauwkeurig heeft gevolgd. Figuur 6 beschrijft dat 59,2% van de opwarming in de periode 1890-2017 aan de zon kan worden toegeschreven en voor de meest recente periode 1996-2017 gaat het zelfs om 97,6% van de opwarming. De periode 1976-1996 geeft wel alle aanleiding om te veronderstellen dat antropogene invloeden niet mogen worden onderschat. Echter, uit de ‘footprint’ blijkt dat de opwarming in de periode 1976-1996 vooral is ontstaan door de agressieve CFK’s (dit zijn kunstmatige broeikasgassen met een impact die wel 1000x sterker kan zijn dan bij CO2 het geval is) en geenszins aan de veel minder agressieve natuurlijke broeikasgassen waartoe CO2 behoort.
In klimaatmodellen die een hoge antropogene forcering beschrijven toont de periode 1970-1990 het snelst stijgende antropogene effect. Dit blijkt o.a. uit de AMO studie (van der Werf & Dolman, 2014; figuur 1b32) waar in de bijlage van het juni 2019 artikel naar is gerefereerd. In deze AMO studie is enige invloed van de zon bij de temperatuurstijging tussen 1910-1940 wel erkend (in combinatie met een antropogeen effect), echter het verband van de opwarming met de ozon problematiek t.g.v. de CFK’s is in de AMO studie niet opgemerkt. De oorzaak van de afvlakking van de groeisnelheid van het antropogene effect vanaf eind jaren ’80 wordt in de AMO studie niet verklaard – het ‘kantelpunt’ komt overeen met het hoogtepunt van het gebruik van de CFK’s. Ook is in de AMO studie het belang van de zonneminima niet onderkend en de 22-jarige zonnecyclus blijkt ook onbesproken. Opmerkelijk is bovendien dat de auteurs gespeculeren over een ‘artefact’ in de AMO studie zelf, in de vorm van een te kleine invloed van de zon (welke is gebaseerd op de IPCC AR5 TSI data set uit 2013).
Elders toont de wetenschappelijke literatuur m.b.t. de opwarming in de periode 1910-1940 grote verdeeldheid. In een 2018 studie wordt de opwarming in de periode 1910-1940 nog steeds omschreven als: “one of the most intriguing and less understood climate anomalies of the 20th century”33. Dit beeld wijkt nauwelijks af van het beeld dat aan het begin van de 21ste eeuw al was ontstaan bij een onderzoekers van het Hadley Center for Climate Prediction Research, waarbij natuurlijke invloeden voor de opwarming in de periode 1910-1940 als relatief meer belangrijk wordt omschreven34. Andere onderzoekers beschrijven dat een combinatie van invloeden van de zon en het ontbreken van vulkanisme (in combinatie met een relatief laag niveau van aerosolen35) de primaire oorzaak vormen van de opwarming in deze periode36.
Op de website van het KNMI is in een lezing uit 1997 ingegaan op de beeldvorming betreffende de invloed van de zon in verhouding tot CO2. In de lezing is enkel op basis van de zonnevlekkencyclus verondersteld dat “de lichte afkoeling tussen 1940 en 1970” onder invloed van de zon is ontstaan, echter hierbij is de veronderstelling ook dat deze beperkt zou zijn gebleven dankzij de “compenserende temperatuurstijging door de broeikasgassen”37.
In het huidige onderzoek blijkt uit de analyse gericht op de ‘primaire minima’ van de LISIRD TSI dat de temperatuurdaling van zowel de atmosfeer (HadCRUT4) als het zeewater oppervlak (HadSST3) in de periode 1943-1976 naar verhouding groter is geweest dan de daling in de activiteit van de zon. Dit impliceert dat het in de lezing geschetste beeld op basis van zonnevlekken geenszins houdbaar is. Want op basis van de minima blijkt dat bij de temperatuurstijging (na correctie voor vulkanisme) van zowel de atmosfeer als het zeewater oppervlak (figuur 6) een bijna ‘perfect correlatie’ [voor beide geldt: r > +0,993; p=0,000] is aangetroffen voor de periode 1890-1976 (zie respectievelijk figuur 1 & figuur 6). Tevens toont de periode 1890-1976 ook bij de TSI serie in het IPCC AR5 rapport een patroon met zeer hoge correlatie (zie figuur 3: r = +0,94; p=0,008). Dit beeld beperkt zich geenszins tot de minima van de primaire cyclus want bij de secundaire cyclus wordt op basis van de gemiddelde TSI waarden van de LISIRD en IPCC AR5 voor de periode 1902-1965 en de zeewateroppervlaktetemperatuur (na correctie voor vulkanisme: AOD gewicht: 2,32) een vergelijkbaar hoge correlatie aangetroffen: r = +0,9996 [p=0,000]. Voor de TSI series afzonderlijk bedragen de correlaties respectievelijk, LISIRD: +0,9267 [p=0,039] en IPCC AR5: +0,9605 [p=0,020]. En ook voor de temperatuur in de atmosfeer wordt op basis van het gemiddelde van de LISIRD en IPCC AR5 bij de secundaire minima in de periode 1902-1965 een vergelijkbaar resultaat aangetroffen: r = +0,9945 [p=0,000].
De omvang van de temperatuur stijging in de periode 1890-1976 bedraagt bij de HadCRUT4 +0,175°C en bij de HadSST3 +0,243°C;; bij de GISSTEMP v4 bedraagt de opwarming in deze periode +0,24°C en bij de temperatuur van het oceaan water gaat het om een stijging van +0,26°C. De gemiddelde opwarming voor de periode 1890-1976 bedraagt dus ongeveer +0,21°C wereldwijd en +0,25°C voor de zeewateroppervlaktetemperatuur. Na correctie voor vulkanisme (zie figuur 14: de AOD waarde is voor het jaar 1890 iets hoger dan voor het jaar 1976, het verschil bedraagt 0,011) komt de opwarming tussen 1890 en 1976 bij benadering uit op ongeveer +0,2°C. Op basis van de beschreven perfecte correlaties bij zowel de ‘primaire minima’ als de ‘secundaire minima’ is geconcludeerd dat de +0,2°C opwarming in de periode 1890-1976 geheel is ontstaan t.g.v. de opwaarts gerichte oscillerende toename in de activiteit van de zon. De netto opwarming in de periode 1890-1996 bedraagt ongeveer +0,6°C.
Figuur 14: Stratosferische aerosolen optische diepte (AOD) volgens de NASA.
Uit het totaalbeeld wordt hier geconcludeerd dat in het perspectief van de zonneminima voorafgaand aan het jaar 1976 geen ruimte is voor enige significante invloed van CO2 op de temperatuur; de impact van de gebruikte correcties voor vulkanisme is in dit perspectief beperkt. Deze conclusie steunt ook op de analyse in het december 2019 artikel. Overigens, bij gebruik van andere data sets voor de temperatuur (zoals bijvoorbeeld de GISSTEMP v4) en de TSI (zoals bijvoorbeeld de NRLTSI2 en Satire) zijn voor de periode 1890-1976 vergelijkbare resultaten aangetroffen, zowel met als zonder AOD correctie voor vulkanisme. De grootste verschillen bij gebruik van andere data set combinaties worden vooral aangetroffen in de 2de helft van de 19de en de periode na 1976.
Op basis van de diverse ‘perfecte correlaties’ (voor de periode 1890-2017 m.b.t. het zeewater + voor de periode 1890-1996 m.b.t. de atmosfeer) luidt de conclusie dat alle twijfels ongegrond zijn m.b.t. het bestaan van versterkende factoren binnen het klimaat systeem op aarde, welke het mogelijk maakt dat relatief kleine fluctuaties bij de zonneminima de 66-jarige cyclus hebben veroorzaakt in combinatie met een opwaarts gerichte lange termijn trend. T.a.v. de omvang van de versterkende factor wordt op basis van de minima t.o.v. de temperatuur impact van de 11-jarige zonnecyclus (~0,18°C38) waarden aangetroffen die variëren van ruim 6 bij de primaire minima (6,1 op basis van de schaalverhoudingen in figuur 6) tot ruim 7 bij de secundaire minima (7,4 op basis van de schaalverhoudingen bij de perfecte correlatie die is beschreven voor het perspectief van de secundaire minima op basis van de gemiddelde TSI waarden van de LISIRD en IPCC AR5). Deze waarden liggen slechts iets hoger dan de bandbreedte van 5-7 voor de versterkende factor die door Prof. Shaviv wordt beschreven voor fluctuaties in het oceaan systeem39. Bij deze vergelijking t.o.v. de temperatuur impact van de 11-jarige zonnecyclus hoeft getalsmatig verder geen rekening te worden gehouden met het Albedo (30%) van de aarde, noch met de factor betreffende de vorm van de aarde waardoor netto ongeveer slechts 1/4 van de zonnestraling per vierkante meter het aardoppervlak bereikt.
Relevant is hiervoor ook dat Svensmark recent (2019) in het perspectief van de stralingsforcering iets lagere waarden heeft beschreven voor de versterkende factor: (1) bij de 11-jarige zonnecyclus is sprake van een versterkende factor met een waarde van ongeveer 3 bij de zeewateroppervlaktetemperatuur en (2) in relatie tot zeespiegel schommelingen is een versterking beschreven met een bandbreedte die bij benadering varieert van 3,5 tot 540.
Een andere belangrijk element bij het ontstaan van het versterkende mechanisme vormt de rol van de ENSO cyclus, welke in de zienswijze van het IPCC geheel is losgekoppeld van de zon. In de wetenschappelijke literatuur werd al langer gespeculeerd over de invloed van de zon op de ENSO cyclus41; hierbij is beschreven dat de piekjaren van de zonnecyclus regelmatig samenvallen met negatieve fase van de ENSO cyclus42. Nadat in het december 2019 artikel paragraaf V is aangetoond dat de magnetische noordpool een sterke invloed heeft op de ENSO waarden, is in het huidige artikel in paragraaf VII aangetoond dat deze invloed afgelopen 100 jaar ook duidelijk zichtbaar is op het niveau van de maandwaarden bij de zonneminima. De ENSO cyclus vormt dus een factor die ook van belang is bij het ontstaan van het versterkende mechanisme, naast een mogelijke rol voor: UV, kosmische straling & zonnewind.
In de analyse van december 2019 is beschreven dat de zonnevlekkencyclus voor ‘klimaatruis’ zorgt. Hierin is de zon beschreven als een complex van cycli, waarbij het poloïdale magnetische veld een halve fase voorloopt t.o.v. de zonnevlekkencyclus en de TSI. Dit heeft te maken met het feit dat de magnetische krachten die een rol spelen bij het ontstaan van zonnevlekken ongeveer 5 tot 7 jaar eerder in de kern van de zon ontstaan om vervolgens eerst jaren in de convectiezone te verblijven voordat ze zich manifesteren aan het oppervlak van de zon43. Dit fenomeen verklaart deels waarom in de december 2019 analyse een beeld kon worden geschetst waarbij de indruk ontstaat dat de zonnecyclus achter loopt t.o.v. de temperatuurontwikkeling op aarde. Dit fenomeen is waarschijnlijk ook gerelateerd aan de tegengestelde zaagtandbeweging die tussen de primaire en secundaire minima is beschreven in paragraaf I. Uit de huidige analyse blijkt dat nadat de primaire en secundaire minima van elkaar zijn losgekoppeld de impact hiervan zeer beperkt (nihil) is voor de minima.
De exacte invloed van deze processen laat zich niet eenvoudig beschrijven; doch, het fenomeen geeft inzicht in hoe de ‘klimaatruis’ tussen de activiteit van de zon en de temperatuur ontstaat via de manifestatie van zonnevlekken. Binnen dit perspectief is het veel zeggend dat het IPCC haar belangrijkste conclusies m.b.t. de invloed van de zon in hoge mate baseert op enkel de zonnevlekken cyclus. Uit het huidige onderzoek blijkt immers dat juist de fluctuaties van de zonnevlekken hiervoor niet geschikt zijn – dit blijkt bovendien ook direct uit het feit dat het IPCC wel heeft onderkend dat de minima in de zonnecyclus zowel een meer stabiele factor als ook meer relevante factor vormen voor de lange termijn trend dan bij de maxima het geval is.
Uit de groene curve in figuur 15 blijkt (in combinatie met de data in figuur 13) dat de 2 super El Ninos van ’82/’83 en ’97/’98 zich exact hebben aangediend tijdens de laatste 2 piekmomenten in de cyclus van het impulsmoment van de zon rond het barycentrum. Ook dit is een aanwijzing die bevestigt dat de zon direct betrokken is bij het ontstaan van de meest extreme positieve fase van de ENSO cyclus, in de vorm van de super El Ninos. Hier moet nog wel de kanttekening te worden gemaakt dat de 3de super El Nino van 2015/2016 zich heeft aangediend vlak na de laatste bodemfase van het impulsmoment. Hieruit blijkt dat via de extremen in het perspectief van het zon impulsmoment op jaarbasis een belangrijk deel van de relatie met de hoogste waarden van de ENSO cyclus wordt gevonden (nadat hierboven is beschreven dat de extremen van de TSI op maandbasis een sterke samenhang tonen met de onderzijde van de ENSO cyclus + twee soortgelijke fenomenen zijn beschreven in paragraaf V van december artikel).
Figuur 15: Ontwikkeling van de kracht van het magnetische veld van de zon (WSO44), plus: totale zonnestraling (LISIRD3), impulsmoment (Jose cyclus – McCracken)45 & snelheid (Scafetta, figuur 7a46) resulterend uit de beweging van de zon rond het barycentrum.
Uit bovenstaande beschrijvingen blijkt dat de zon zich ook via de El Nino cyclus laat gelden als de belangrijkste drijvende kracht achter de klimaat en weer gerelateerde verschijnselen.
Het gewicht van de zonnecyclus komt ook tot uitdrukking in het feit dat de laatste 6 Elfstedentochten in de periode na 1950 werden gereden tijdens de bodem fase van de TSI of de zonnevlekkencyclus. In de periode 1900-1950 is het verband aanzienlijk zwakker, doch dit wordt ook teruggezien in een zwakker verband tussen de zonnecyclus en de temperatuur. In de periode 1850-1900 is veelal zelfs sprake van een omgekeerde verband tussen de zonnecyclus en de temperatuur, dus het verband tussen beide kende in het verre verleden niet de ogenschijnlijk ‘logische’ dynamiek die vooral sinds 1950 zichtbaar is. Bij een analyse die verder terug reikt dan 1850 zou rekening moeten worden gehouden met de onvolledige zonnecycli; een voorbeeld van dit fenomeen heeft zich bijvoorbeeld voorgedaan rond het jaar 191047.
Figuur 16: De Community-Consensus TSI Composite vs SORCE/TIM TSI (2003-2018).
De LISIRD TSI data set die in het huidige onderzoek centraal staat is o.a. gebaseerd op de Community-Consensus TSI Composite48. LISIRD auteur Greg Kopp is hoofdonderzoeker van het SORCE satellietproject waarmee de nieuwe consensus standaard voor het basisniveau van de zon in 2008 werd gerealiseerd. De data set van deze onderzoeker is voor de periode van het satelliet tijdperk geheel gebaseerd op satelliet metingen (zonder gebruik van proxies, zoals bij de PMOD het geval is). Op Youtube staan enkele presentaties van deze onderzoeker waarin hij zelf de vermeende ‘consensus’ beschrijft welke verondersteld dat de klimaatverandering van de afgelopen 150 jaar het gevolg is van antropogene factoren (zie: 2011 presentatie), maar Kopp bevestigt echter ook dat de TSI modelkeuze een grote impact heeft voor de omvang van de bijdrage van de zon in de opwarming (zie: 2013 presentatie + figuur 17). Daarom is het belangrijk dat er inmiddels een gezamenlijk TSI model voor het satelliet tijdperk beschikbaar is: de Community-Consensus TSI Composite (zie: 2017 presentatie), welke in de LISIRD is gebruikt – dit verklaard waarom de “unofficial” data serie van Kopp niet de sterke neerwaartse trend toont die bij de minima in de PMOD data set (+ het SATIRE model) zichtbaar is. De LISIRD betreft weliswaar geen “officiële” TSI doch deze bevat in de ogen van Kopp wel de beste waarden die beschikbaar zijn voor de experts. Kopp heeft de huidige stand van zaken rondom de Community-Consensus TSI Composite toegelicht tijdens de ISSI Sunspot Team Meeting #2 (19-23 aug 2019); de presentatie bevat ook een gedetailleerde beschrijving van de data sets waarmee de LISIRD is samengesteld. Aangezien in de wetenschappelijke literatuur geen beschrijvingen bevat die in de buurt komen van een ‘perfecte correlatie’ tussen de temperatuur en de activiteit van de zon, zal Kopp zelf waarschijnlijk niet beseffen dat ook in zijn eigen data set de minima suggereren dat de invloed van de zon (rekening houdend met de 22-jarige cyclus) op de temperatuur (rekening houdend met de invloed van vulkanisme) veel sterker is dan hij verondersteld.
Figuur 17: LISIRD auteur Greg Kopp beschrijft de controverse onder TSI experts over invloed van de zon op klimaatverandering.
De LISIRD beschrijft evenals de NRLTSI2 en Satire dat de TSI tussen het Maunder minimum en het recente minimum 2017/2018 met 1 W/m2 is gestegen, wat overeenkomt met de beschrijvingen van Zharkova et al.50 waarin is gesproken over een tussentijdse stijging van het zonnecyclus gemiddelde van 1-1,5 W/m2 welke nauw correleert met de stijging van het basisniveau van de temperatuur op aarde. Zharkova beschrijft een temperatuurtrend van +0,5°C per 100 jaar die aan natuurlijke oorzaken wordt toegeschreven. Wel beschrijft Zharkova o.a. dat het nog niet duidelijk is of de temperatuurstijging op aarde geheel aan de zon is toe te schrijven of mogelijk aan sommige andere factoren die betrekking hebben op enerzijds de interactie tussen zon & aarde en anderzijds t.g.v. menselijke activiteiten50. In het huidige onderzoek is op basis van de zonneminima duidelijk geworden dat menselijke activiteiten duidelijk impact hebben gehad via vooral het gebruik van CFK’s – wat heeft geresulteerd in de problematiek van de ozonlaag bij vooral de zuidpool (ofschoon het aan de seizoenen gerelateerde ‘gat in de ozonlaag’ sinds het begin van de 21ste eeuw wel herstellende is).
Met betrekking tot de rol van CO2 bestaat meer onduidelijkheid dan dat de “consensus” (welke door het IPCC wordt gesteund en beschreven) suggereert. Naast het feit dat de temperatuur impact van CO2 binnen het klimaat systeem niet direct is aangetoond, zijn er ook vergelijkingen beschikbaar tussen de aarde (CO2 concentratie atmosfeer: 0,04% bij een temperatuur van gemiddeld 15°C bij een druk van 1 bar resulteert in een broeikaseffect van 33°C) met planeten met een veel hogere CO2 concentratie, zoals: Venus (CO2 concentratie atmosfeer: 96,5% bij een temperatuur van gemiddeld 480°C bij een druk van 93 bar resulteert in een broeikaseffect van 500°C) en Mars (CO2 concentratie atmosfeer: 95,2% bij een temperatuur van gemiddeld -63°C bij een druk van 0,085 bar resulteert in een broeikaseffect van 5,5°C). Dit betekent overigens wel dat de hoeveelheid CO2 in de atmosfeer van Venus relatief bezien bijna 11.000x hoger is dan in de atmosfeer van Mars en maar liefst 280.000x hoger dan in de atmosfeer van de aarde. Uit deze vergelijking blijkt dat ondanks de extreem hoge CO2 concentraties de gemiddelde klimaatgevoeligheid voor een stijging van 300 ppm beperkt blijft tot respectievelijk slechts 0,0017°C op Venus en +0,19°C op Mars; voor de situatie op aarde rond het jaar 1920 wordt de waarde ingeschat op 0,4°C51,52,53. Deze inschatting voor de klimaatgevoeligheid van 0,4°C ligt binnen de inschatting van maximaal 0,49°C die op basis van de analyse in het december 2019 artikel is beschreven. Figuur 18 beschrijft de impact van het broeikaseffect voor naast de aarde de planeten Mars & Venus (+ Mercurius); André Bijkerk beschrijft HIER enkele kritische kanttekeningen m.b.t. de beeldvorming rondom het broeikaseffect, welke formeel bezien nog steeds de status heeft van een niet-bewezen theorie.
Figuur 18: Fundamentele klimaat factoren voor de binnen-planeten aarde, Mars & Venus (+ Mercurius) – bron illustratie. Vooral bij Venus en de aarde is een relatief sterke opwarming zichtbaar die ontstaat via het ‘broeikaseffect’ binnen het functioneren van de dampkring.
Op basis van een analyse van de minima jaren in verschillende TSI data sets is een totaalbeeld beschreven waaruit blijkt dat de temperatuur (na correctie voor vulkanisme) een sterke correlatie toont met het verloop van de activiteit van de zon. Op basis van de primaire minima in de LISIRD TSI data set kan enkel de temperatuurstijging in de periode 1976-1996 niet worden verklaard door de zon. Tevens blijkt uit de beschreven ‘perfect correlaties’ bij zowel primaire als de secundaire minima dat: 1) er geen ruimte is voor twijfel over het bestaan van een versterkend mechanisme voor de invloed van de zon in de periode 1890-1976; 2) de ENSO cyclus in hoge mate onder invloed staat van de activiteit van de zon; 3) enkel in de periode na 1950 tonen de minima en maxima een ‘logisch’ verband met de temperatuur, tussen 1900 en 1950 ontbreekt het verband, tussen 1850 en 1900 is sprake van een tegengesteld ‘niet-logisch’ verband. In de analyse van december 2019 is een faseverschil beschreven voor zowel het perspectief van de ‘minima’ als de ‘achtergrond zonnestraling‘. In het huidige onderzoek is na opsplitsing van de ‘primaire minima’ en de ‘secundaire minima’ gebleken dat het faseverschil bij nader inzien niet op de minima zelf betrekking heeft; dit blijkt direct uit de perfecte correlaties die voor beide minima afzonderlijk zijn beschreven. Ook is gebleken dat het faseverschil direct samenhangt met de zonnevlekkencyclus – waarvan bekend is dat deze een halve fase achterloopt doordat zonnevlekken ontstaan vanuit magnetische fenomenen die 5 tot 7 jaren binnen de convectie zone verblijven voordat ze zich manifesteren aan het oppervlak buiten de convectie zone.
De conclusie luidt dat de opwarming van het zeewater oppervlak (+0,9°C) tussen 1890 en 2017 voor 2/3 is veroorzaakt door de zon en voor 1/3 is veroorzaakt door het gebruik van CFK’s (vooral in de periode 1976-1996). Bovendien blijkt uit het zeer hoge percentage (97,6%) van de opwarming in de periode 1996-2017 bij het zeewater oppervlak dat op basis van de LISIRD data set aan de zon is toegeschreven, dat de klimaatgevoeligheid van CO2 (zeer) laag is. De sterke correlatie tussen CO2 en de temperatuur berust daarom op een spurieus verband dat wordt verklaard door de combinatie van de toegenomen activiteit van de zon in combinatie met een tijdelijke impact van CFK’s. De +0,25°C extra opwarming in de atmosfeer die tussen 1996 en 2017 is ontstaan vanaf de continenten, mag grotendeels in verband gebracht met een mix van antropogene factoren – waarbij zowel de groei van de wereldbevolking als de hogere luchtkwaliteit in Europa en veel andere Westerse landen een significante factor vormen. Dit heeft o.a. geresulteerd in grootschalige productie van broeikasgassen (waaronder CO2) + veranderingen in landgebruik. De productie van aerosolen kan de impact van de antropogene invloed vooral in Aziatische landen wel hebben verhuld, doch in Westerse wereld (vooral in Europa) heeft schonere lucht afgelopen decennia juist een bijdrage geleverd aan relatief hoge veelal lokale opwarming. Omdat na correctie voor vulkanisme en de ozonproblematiek de opwarming van het oceaanwater oppervlak geheel is toegeschreven aan de toegenomen activiteit van de zon, ontbreekt de ‘footprint’ van CO2 empirisch bezien.
Figuur 19: In 2017 werd ter gelegenheid van het 22-jarige bestaan van de SOHO ruimtetelescoop die de zon observeert, onderstaande illustratie gepresenteerd waarin de laatste volledige 22-jarige magnetische zonnecyclus is gevisualiseerd. Het SOHO betreft een project van ESA en NASA. (SOHO = Solar and Heliospheric Observatory)
VIDEO: NASA beschrijft de zonnecyclus.
De zonnecyclus gaat gepaard met een kosmische beweging van de zon rond het barycentrum;
in de bijlage van het december artikel is het mechanisme in detail beschreven.
Referenties:
1 – IPCC, 2013: Climate Change 2013: The Physical Science Basis. Contribution of Working Group I to the Fifth Assessment Report of the Intergovernmental Panel on Climate Change – pagina 1462: “Solar activity General term describing a variety of magnetic phenomena on the Sun such as sunspots, faculae (bright areas), and flares (emission of high-energy particles).”
2 – The Global Solar Dynamo – R.H. Cameron (februari 2016).
3 – Met Office Hadley Centre observations datasets: HadCRUT4 Data: download [global (NH+SH)/2] (2019)
4 – Met Office Hadley Centre observations datasets: HadSST3.1.1.0 Data [annual globe] (2019).
5 – LASP LISIRD – Historical Total Solar Irradiance Reconstruction, Time Series (2018); author: Greg Kopp is de hoofdonderzoek van het SORCE/TIM project van het LASP (biography).
6 – IPCC AR5 2013, 8SM: Anthropogenic and Natural Radiative Forcing – Supplementary Material (2013) 8.SM.4 Total Solar Irradiance Reconstructions from 1750 to 2012 to Support Section 8.4.1 – Table 8.SM.3 | Total Solar Irradiance (TSI, W m-2) reconstruction since 1750 based on Ball et al. (2012) and Krivova et al.(2010) (annual resolution series). The series are standardized to the Physikalisch-Meteorologisches Observatorium Davos (PMOD) measurements of solar cycle 23 (1996-2008) (PMOD is already standardized to Total Irradiance Monitor (TIM)).
7 – NASA: Stratospheric Aerosol Optical Thickness (2019)
8 – Expert Review Comments on the IPCC WGI AR5 First Order Draft — Chapter 8 (2013) – comment 8-745.
9 – IPCC, 2013: Climate Change 2013: The Physical Science Basis – 8 Anthropogenic and Natural Radiative Forcing – pagina 689 (hoofdstuk 8): “The year 1750, which is used as the preindustrial reference for estimating RF, corresponds to a maximum of the 11-year SC. Trend analysis are usually performed over the minima of the solar cycles that are more stable. … Maxima to maxima RF give a higher estimate than minima to minima RF, but the latter is more relevant for changes in solar activity.”
10 – The GnevyshevOhl Rule and Its Violations – N.V. Zolotova (februari 2015).
11 – 2018 Continues Record Global Ocean Warming – L. Cheng et al. (maart 2019) – Quote: “The vast majority of global warming heat ends up deposited in the world’s oceans, and ocean heat content (OHC) change is one of the best – if not the best – metric for climate change (Cheng et al., 2019)”.
12 – WMO: Key Climate Change Indicators from the Ocean (2017 update).
13 – Copernicus (EU): ‘INSIGHTS INTO THE ROLE OF THE OCEANS IN THE EARTH ENERGY BUDGET’ – K. von Schuckman (november 2017) – Citaat sheet 10: “The Earth energy imbalance can best be estimated from changes in ocean heat content, complemented by radiation measurements from space (von Schuckmann et al., 2016, NCC)”.
14 – KNMI: Wereldgemiddelde temperatuur en CO2 nemen verder toe – G.-J. Oldenborgh (november 2018).
15 – The unstable CO2 feedback cycle on ocean planets – D. Kitzmann et al. (augustus 2015).
16 – Greenhouse gas growth rates – J. Hansen & M. Sato (september 2004); bron beschrijft 14% voor periode 1850-2003, aangepast voor 1850-2018 stijgt percentage naar 15%.
17 – Seasonal and Diurnal CO2 Patterns at Diekirch, LU 2003 – 2005 – F. Massen et al. (maart 2007); sectie 4.1 & 4.3.
18 – Breakpoint lead-lag analysis of the last deglacial climate change and atmospheric CO2 concentration on global and hemispheric scales, LU 2003 – 2005 – Zhi Liu et al. (mei 2018).
19 – Climate Change 2014: Synthesis Report – Summary for Policymakers (2014) – Citaat (pagina 5): “The evidence for human influence on the climate system has grown since the IPCC Fourth Assessment Report (AR4). It is extremely likely that more than half of the observed increase in global average surface temperature from 1951 to 2010 was caused by the anthropogenic increase in GHG concentrations and other anthropogenic forcings together. The best estimate of the human-induced contribution to warming is similar to the observed warming over this period (Figure SPM.3).”
20 – IPCC Assessment Report 5 – CLIMATE CHANGE 2013 The Physical Science Basis (2013) – Citaat pagina 17: “It is extremely likely that more than half of the observed increase in global average surface temperature from 1951 to 2010 was caused by the anthropogenic increase in greenhouse gas concentrations and other anthropogenic forcings together. The best estimate of the human-induced contribution to warming is similar to the observed warming over this period.”
21 – Cosmic-Ray-Driven Reaction and Greenhouse Effect of Halogenated Molecules: Culprits for Atmospheric Ozone Depletion and Global Climate Change – Q.-B. Lu (mei 2013).
22 – Substantial twentieth-century Arctic warming caused by ozone-depleting substances – L.-M. Polvani et al. (januari 2020).
23 – Greg Kopp’s TSI page (januari 2020) – Greg Kopp is de hoofdonderzoek van het SORCE/TIM project van het LASP (biography).
24 – Astronomy and the Climate Crisis – A. Cooke (januari 2012); pagina 116-119.
25 – ACRIM3 and the Total Solar Irradiance database – R.C. Willson (februari 2014).
26 – Modeling Quiet Solar Luminosity Variability from TSI Satellite Measurements and Proxy Models during 1980-2018 – N. Scafetta, et al. (november 2019).
27 – Solar Irradiance Variability: Comparisons of Models and Measurements – O. Coddington, et al. (november 2019).
28 – An Historical TSI Reconstruction Based on Reevaluations of the TSI Composite and Sunspot Records – G. Kopp, et al. (augustus 2019).
29 – Klimaat brochure ‘Klimaatverandering, Wetenschap en Debat’ – Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen (2011).
30 – Climate Change Attribution: Using Empirical Decomposition of Climatic Data – C. Loehle & N. Scafetta (2011).
31 – GWPF: Nir Shaviv – The Cosmic Ray Climate Link (april 2018).
32 – Impact of the Atlantic Multidecadal Oscillation (AMO) onderiving anthropogenic warming rates from the instrumental temperature record – G.R. van der Werf & A.J. Dolman (2014).
33 – Contributions of Natural and Anthropogenic Forcing Agents to the Early 20th Century Warming – T. Egorova et al. (2018).
34 – External Control of 20th Century Temperature by Natural and Anthropogenic Forcings – P.A. Stott et al. (december 2000).
35 – An 800-year high-resolution black carbon ice core record from Lomonosovfonna, Svalbard – D. Osmont et al. (september 2018).
36 – Solar and Greenhouse Gas Forcing and Climate Response in the Twentieth Century – G.A. Meehl et al. (februari 2003).
37 – KNMI: Invloed variaties in zonneactiviteit op het klimaat op aarde – G. Hirs (1997, Nov 14). Zon en klimaat; invloed variatie zonne-energie op het klimaat. Den Haag.
38 – Surface warming by the solar cycle as revealed by the composite mean difference projection – C.D. Camp & K. Kit Tung (juli 2007).
39 – Using the oceans as a calorimeter to quantify the solar radiative forcing – N. Shaviv (2008).
40 – FORCE MAJEURE The Sun’s Role in Climate Change – H. Svensmark (2019).
41 – Possible solar modulation of the ENSO cycle – K. Kodera (2005).
42 – Solar cycle signals in sea level pressure and sea surface temperature – I. Roy & J.D. Haigh (2010).
43 – Differential rotation and the solar dynamo – M. Stix (1976).
44 – Wilcox Solar Observatory Polar Field Observations (december 2019).
45 – Evidence for Planetary Forcing of the Cosmic Ray Intensity and Solar Activity Throughout the Past 9400 Years – K.G. McCracken, et al. (maart 2014).
46 – Solar and planetary oscillation control on climate change: hind-cast, forecast and a comparison with the CMIP5 GCMs – N. Scafetta (juli 2013).
47 – The solar magnetic field since 1700. II. Physical reconstruction of total, polar and open flux – J. Jiang et al. (2018); zie figuur 4b/5b.
48 – Solar Irradiance Variability: Comparisons of Models and Measurements – O. Coddington et al. (december 2019); figuur 6a.
49 – Observational determination of surface radiative forcing by CO2 from 2000 to 2010 – D.R. Feldman, et al. (2015).
50 – Oscillations of the baseline of solar magnetic field and solar irradiance on a millennial timescale – V. Zharkova, et al. (juni 2019).
51 – Center for the Study of Carbon Dioxide and Global Change – C. Idso (2020).
52 – The CO2 greenhouse effect on Mars, Earth, and Venus – S.B. Idso (1988).
53 – CO2 GREENHOUSE EFFECTS ON VENUS, EARTH, AND MARS – D. Crisp (2012).
***
Prettig leesbare collage over sommige publicaties, die de conclusie rechtvaardigen dat de invloed van de zon op het klimaat groter is dan beweerd wordt door de ‘ peer-reviewed kickers, de ICCP verzamelfanaten’.
Jammer dat niemand behalve dan professor Zharkova de moed had om nu eens lijnen door te trekken naar de toekomst.
Om nou eens een toekomstverwachting te geven die recht doet aan al die checks op het verleden.
Is er nou geen enkele wetenschapper, die zijn schaapjes al redelijk op het droge heeft, die ons leken eens een beeld schetst?
Us, de eenvoudige klussers, die uw riool ontstoppen, die zelf geen lijn durven doortrekken, die ver blijven van elke lijn trekken trouwens. Mogen wij ook eens wat hebben?
Dank bij voorbaat.
Hoi Troubadour,
Goed dat je Zharkova noemt; ik heb in de discussie op aanbeveling van Hans LaBohm onder figuur 17 een alinea gewijd aan een korte beschrijving van haar werk. Het werk van Zharkova berust overigens ook op de 22-jarige magnetische cyclus van de zon.
Helaas zijn er bijzonder weinig andere klimaatonderzoekers te vinden die in hun data analyse net als Zharkova rekening houden met de 22-jarige zonnecyclus.
(Dank voor je opmerking!)
@Troubadour,
Toch moet je voor de aardigheid eens kijken wat Dr. Tamitha Skov te vertellen heeft, ook zei bestudeerd de zon en ruimte.
Zo Maa een tip.
Martijn gebruikt dezelfde databronnen als de “echte”-wetenschap (bedoel je daarmee de buikwrijvende hoogopgeleiden mee die zich wentelen in de publieke belangstelling in de IPCC-AGW hype?).
Joh, niet op reageren. Zijn reactie is een verzameling van beledigingen. Als hij werkelijk iets zinvols zou willen inbrengen had hij in duscussie gegaan. Wat hij nu doet is niets anders dan sarren, waarschijnlijk betaald sarren, niets is de boven ons gestelden immers te gek, dagelijks worden er wagonladingen poep over ons uitgestort, hoe Troubadour hun riolen ook mooi schoon gemaakt heeft.
Boels,
Omdat je goede data gebruikt, betekent nog niet dat je goede analyses doet.
@Johan 24 feb 2020 om 09:13
Ach, wat je maar goede data noemt ;-)
Bijvoorbeeld, HADCRUT middelt de mondiale temperatuur als (NH+SH)/2 terwijl SH ~7% minder insolatie incasseert.
Een goede analyse met “bad data” geeft een misleidende uitkomst.
Klopt Boels. In paragraaf III gebruik ik bijvoorbeeld ook de TSI data set die het IPCC in haar laatste volledige klimaatrapport (AR5, 2013) heeft gebruikt; ook op basis van die data set wordt voor bijvoorbeeld de periode 1890-1976 een zeer hoge correlaties aangetroffen.
Ter illustratie het volgende citaat:
“In figuur 3 is de TSI data set van het IPCC toegevoegd die is gebruikt in het laatste uitgebreide klimaatrapport (AR5 2013). Uit figuur 3 blijkt dat ook de TSI data set van het IPCC voor de periode 1890-1976 een soortgelijke oscillerende beweging toont die volledig parallel loopt met de temperatuurontwikkeling op aarde (zowel zonder als met de vermelde AOD correctie). De correlatie bedraagt hierbij t.o.v. de temperatuur (zonder AOD correctie): +0,94 [p=0,008]; met de weergegeven AOD correctie stijgt de correlatie verder naar +0,95 [p=0,006].”
Wanneer we bij dit soort hoge correlaties op basis van de 22-jarige cyclus bedenken dat het IPCC de invloed van zon als ‘nihil’ omschrijft op basis van de 11-jarige cyclus – terwijl de 22-jarige cyclus nog nooit is besproken in de rapporten van het IPCC… dan wordt direct duidelijk waar de schoen wringt, namelijk bij de gebruikte onderzoeksmethode van het IPCC!
PS. Dit laatste zegt natuurlijk ook het één en ander over de mate waarin klimaatwetenschappers oog hebben voor de 22-jarige cyclus van de zon, die door het IPCC dus überhaupt niet wordt genoemd; tsja…. dan is het niet zo vreemd dat welgewaardeerde onderzoekers als onze eigen Prof. van der Werf zelf ook weinig tot geen aandacht hebben besteed aan de 22-jarige magnetische cyclus van de zon.
Johan, vóór dat je op de man gaat spelen: schiet nou eens inhoudelijk een gat (het hoeft er echt maar één te zijn) in zijn Martijn zijn doorwrochte wetenschappelijke werk? Want nu wek je de schijn dat je aan het trollen bent.
Het is niet alleen schijn Robert, maar gewoon iemand die zonder inhoudelijk argument loopt te zieken. Er zijn hier een paar trollen die steeds weer onder een andere alias hun geloof in het IPCC en de AGW hypothese aan de man proberen te brengen.
“schiet nou eens inhoudelijk een gat (het hoeft er echt maar één te zijn) in zijn Martijn zijn doorwrochte wetenschappelijke werk”
1/ correlatie is geen causatie
2/ Zharkova wordt overgeïnterpreteert. Haar werk is niet van toepassing op de temperatuur van de atmosfeer.
2/ de energie afkomstig van de zon fluctueert met 0,1% tijdens de cycli. Martijn kan niet aantonen dat die variatie een effect op de temperatuur van de atmosfeer heeft
Bedankt voor je artikel Martijn. Ik ga het met veel interesse en aandacht lezen.
Dank Willem77, veel leesplezier toegewenst!
(En natuurlijk is je feedback na afloop ook welkom)
Zeer interessant Martijn, maar je hebt me niet overtuigd, verre van dat. In wezen komt je verhaal neer op: correlation = causation. Je moet dan wel een achterliggende fysische theorie hebben om dat hard te maken. Bij opwarming door CO2 heb je die wel. Ook daar zie je een correlatie maar die correlatie kun je toeschrijven aan het (onomstreden) broeikaseffect (zie de voortreffelijke Science of Doom blog). Trouwens jij gebruikt de theorie van het broeikaseffect ook door de CFK’s in je verhaal te betrekken. Waarom zou die theorie dan niet gelden voor CO2?
Hij schreef dit niet om jou te overtuigen Jacques, het is een uiteenzetting van feiten met een persoonlijk tintje, voor mij te ingewikkeld en veel te lang maar wel meesterlijk geschreven.
Hoi Willem,
Mijn artikel berust overigens op een data analyse die betrekking heeft op de ’totale zonnestraling’ (TSI) en de temperatuur.
Ik heb overigens begrip voor je opmerking dat je de materie voor jezelf “te ingewikkeld” vind; da’s helemaal niet gek hoor want het betreft een razend complexe materie.
PS. De materie is zelfs zo complex dat veel klimaatwetenschappers een verkeerd beeld hebben ontwikkeld over de invloed van de zon.. want in sommige studies wordt zelfs enkel naar de zonnevlekkencyclus gekeken. En veelal wordt gedacht dat de invloed van de zon afgelopen decennia voortdurend minder groot zou zijn geworden… maar wanneer de aandacht op de ‘minima’ van de zonnecyclus wordt gericht dan blijkt de activiteit juist te zijn toegenomen (zie o.a. de blauwe lijn in het onderste deel van figuur 1).
Hallo Jacques Hagoort, dank voor je kritische opmerking.
Het is welbekend dat de zon een belangrijke factor is geweest (samen met vulkanisme) bij het ontstaan van de Kleine IJstijd; dit punt maakt duidelijk dat je opmerking in termen van “een achterliggende fysische theorie” in dit geval eigenlijk voorbij lijkt te gaan aan bijvoorbeeld ook het feit dat het zowel binnen als buiten de klimaatwetenschap wel bekend is dat de zon ten grondslag ligt aan alle aan weer- en klimaat gerelateerde fenomenen.
Ofschoon men m.b.t. de Kleine IJstijd bijvoorbeeld ook denkt aan de afstand tussen zon en de aarde… weten we ook dat de activiteit van de tijdens het Maunder minimum op een dieptepunt is beland voor het huidige Holoceen (de periode na de laatste Grote IJstijd die 10,700 jaar geleden is geëindigd). Uit de LISIRD TSI blijkt dat het recente minimum van 2017 op recordhoogte is beland. Kortom, ook het perspectief van de laatste 300 jaar levert in feite een ijzersterk verband op tussen de zon en de temperatuur.
Over de rol van de 22-jarige magnetische cyclus van de zon is voor zover ik weet in het perspectief van de Kleine en Grote IJstijd nog weinig gesproken in de wetenschappelijke literatuur.
Overigens, bij de correlatie tussen CO2 en de temperatuur is het punt dat je noemt veel relevanter, omdat binnen de cycli van de natuur immers bekend is dat CO2 de temperatuur volgt… en niets anders om. Dit geldt voor zowel de dag cyclus, de seizoenen cyclus als ook de ijstijden cyclus. Dit vormt de reden waarom in dat geval er sprake is van een fundamenteel probleem in termen van oorzaak en gevolg.
Bij een ‘perfecte correlatie’ tussen de activiteit van de zon en de temperatuur hebben we dat probleem in ieder geval niet, want er zijn natuurlijk helemaal geen aanwijzingen dat onze temperatuur de activiteit van de zon zou bepalen… terwijl wel bekend is dat het verschil tussen een actieve zon en een passieve zon in de temperatuur op aarde ongeveer 1 graad Celsius temperatuur verschil oplevert.
In dit perspectief is er in mijn ogen dus veel minder reden om te twijfelen aan de oorzakelijke invloed van de zon bij het ontstaan van ‘perfecte correlaties’ met de temperatuur op aarde.
PS. Helaas heb je je punt inhoudelijk niet nader toegelicht… maar in mijn ogen is je twijfel fundamenteel bezien eigenlijk ongegrond in het perspectief van het feit dat de zon wordt herkend als de ‘bron’ van het ontstaan van het klimaat op aarde.
Re: Jacques Hagoort “Waarom zou die theorie dan niet gelden voor CO2?”
Zie paragraaf VII waarin ik beschrijf dat de relatie tussen CO2 en de temperatuur berust op een ‘spurieus verband’ dat wordt verklaard voor de period tot 1976 door vooral de zon (in combinatie met een kleine invloed van vulkanisme); tussen 1976 en 1996 speelt de CFK/ozon problematiek een doorslaggevende rol… en in de periode 1996-2017 is het vooral de zon (hier speelt vulkanisme nauwelijks meer een rol).
PS. Ik wil je er ook op wijzen dat het bij de CFK’s gaat om kunstmatige broeikasgassen die van nature niet in het klimaat systeem voorkomen… dit verklaart waarom de natuur de invloed van de CFK’s veel minder gemakkelijk kan neutraliseren. Terwijl bij CO2 gaat het om één van de bouwstenen van de natuur… dus da’s wel een wezenlijk verschil.
“correlation = causation”. “Je moet dan wel een achterliggende fysische theorie hebben om dat hard te maken. Bij opwarming door CO2 heb je die wel.”
Die laatste stelling klopt slechts voor de klimaatperiode op de schaal van 1978 – 1998, waarbij je dan als “gemakkelijke onwaarheid” een correlatie van 100% kan concluderen. Als men de millennia perioden van vóór 1998 en ook de decennia na 1998 analyseert, dan blijkt die “positieve” correlatie tussen CO2 en global warming banaal.
Omgedraaid , de correlatie tussen de zon en CO2 laat wel een positieve correlatie zien, maar dan met een vertraging van ongeveer 800 jaar als we tijdschaal verlengen naar miljoenen jaren terug.
In het klimaatdebat blijkt: “Correlation = causation”, its a matter of time scale.
https://encrypted-tbn0.gstatic.com/images?q=tbn%3AANd9GcTqM9OLMia8JiKMC7g5IcKjnSiTKp7q8kVMzOdA4YQ5tLLe0HnA
Je constateert hier dat de pieken van de CO2 in de atmosfeer worden veroorzaakt door puur natuurlijke / zonnige oorzaken.
Inderdaad Scheffer, in de periode tussen de 1940s en de 1970s is de correlatie tussen CO2 en de temperatuur zelfs nog negatief.
Er is in het verleden regelmatig gesuggereerd dat dit door de zon zou kunnen worden verklaard… maar uit mijn analyse blijkt op basis van de primaire minima (dit betreft de meest stabiele fase van de zonnecyclus) dat dit juist niet het geval blijkt te zijn. Dit soort geluiden blijken dus speculatief van aard te zijn geweest – waarschijnlijk o.a. omdat het verband tussen de zon en de temperatuur onvoldoende kan worden begrepen wanneer men enkel kijkt naar de 11-jarige cyclus.
Bovendien heb ik in paragraaf V in het perspectief van de grafiek van Van Oldenborgh ook beschreven dat de correlatie tussen CO2 en de temperatuur ook verzwakt wanneer wordt gecorrigeerd voor vulkanisme… ook dit is in mijn ogen een fundamenteel belangrijke ‘eyeopener’.
Als je een staatje zoekt met de mate waarin de diverse gassen opwarming van de aarde veroorzaken, dan zul je ontdekken dat CO2 getalsmatig laag, en de levensduur van CO2 bovendien kort is.
De constatering dat de CFK’s verantwoordelijk zijn -gelukkig waren- voor het ‘gaat in de ozonlaag’ was juist, en nu de productie vrijwel is stilgelegd herstelt de atmosfeer zich. Eigenlijk moeten we zelf dankbaar zijn dat de ozon die rotzooi op heeft geruimd.
Het zijn de niet door de natuur afbreekbare stoffen die -zeker op lange termijn- de grootste bedreiging voor het milieu zijn.
Duurzaamheid gaat over alles. Aantal mensen, de voedselproductie, en alle industriële gevolgen met daarbij hun grondstoffen en restproducten. Daarbij is CO2 slechts één facet, en naar mijn mening niet het belangrijkste.
Een eenvoudige uitleg:
https://www.youtube.com/watch?v=eJkAhMDOQdI
Mooi werk, van Mensvoort.
Het bevestigt het vermoeden dat de CO2-discussie voornamelijk een stropop is voor het bereken van een politieke alles overheersende marxistische “klimaat”-wereldregering
Vertaling in Engels beschikbaar? Verdere verspreiding?
@ HL: Plaatsen ook onder ScienceTalks
Dank Scheffer!
Ja hoor, via de versie op mijn eigen website is de Engelse vertaling ook beschikbaar.
Je kunt hem hier direct vinden:
http://klimaatcyclus.nl/climate/1890-1976-sun-shows-perfect-correlation-with-temperature-influence-CO2-is-nihil.htm
Beste Johan,
Dit onderzoek is gebaseerd op de 22-jarige magnetische cyclus van de zon.
Vrijwel alle vergelijkbare onderzoeken zijn gebaseerd op slechts de 11-jarige cyclus (dit betreft slechts de helft van de zonnecyclus); dus mijn onderzoek heeft in dat opzicht een innovatief karakter.
Ik heb n.a.v. mijn vorige artikel over de invloed van de 22-jarige cyclus van de zon al even contact gehad met een wel bekende Nederlandse professor (van der Werf) ook over het klimaat heeft gepubliceerd; zijn werk wordt in het begin van de laatste paragraaf besproken… ook hij blijkt in zijn eigen studie de invloed van de 22-jarige cyclus over het hoofd te hebben gezien.
PS. Je suggestie dat correlaties in deze materie niet zouden volstaan, maar in paragraaf V bespreek ik o.a. de CO-temperatuur grafiek van Geert Jan van Oldenborgh van het KNMI waarin de analyse ook geheel op een correlaties is gebaseerd. Bovendien wordt er in klimaatstudies veelal gebruik gemaakt van correlaties. Helaas kan ik uit je input verder ook niet opmaken waarom je twijfelt aan een veel beproefde statistische test als de (Pearson-r) correlatie toets.
Het commentaar van ene Johan en andere trollen doet bij mij vermoeden, dat zij helemaal geen aanhangers zijn van de CAGW nonsens, maar dat ze treiteren om het treiteren.
Dit zelfde gedrag zie je bij figuren als Sylvana Simons, Peter Breedveld van Frontaal Naakt en de auteurs op Joop.nl.
Eerst even kijken wat de gangbare mening is en dan daar tegenin gaan.
Joop.nl valt dan nog te waarderen omdat ze alle commentaren op hun schotschriftjes ook publiceren; en dan worden er soms rake klappen uitgedeeld. Breedveld plaatst geen reacties meer en Simons, och Simons; wat zal ik daar nog woorden aan vuil maken. Simons van KOZP, u weet wel, die club die in haar gelederen ook een veroordeelde pedofiel mag begroeten.
@Martijn Ziet er weer geweldig uit. Moet een hele klus geweest zijn. Chapeau.
Dank, inderdaad was opnieuw een hele klus.
Keurig stuk, ik mis het businessplan en verdienmodel.
@Eab: een tweetal azijnpissers hebben een duimpje naar onderen. Sneu. Humor is hen vreemd.
Thanks. En dat klopt, in de zin van dat ik als ‘onafhankelijk onderzoeker’ zelf geen belang heb bij de gerapporteerde uitkomsten.
(Overigens, het ontgaat mij enigszins wat je precies bedoelt… maar wellicht dat je doelt op de verstrengeling van belangen rondom andere onderzoeken?)
deze hele klimaat business gaat over geldstromen. indien dat niet uit de zon invloed te generen is wordt het een probleem om aanvaard te krijgen. Er zijn teveel ontvangers van de geldstroom en de betalers klagen alleen zonder resultaat.
Want het gevolg hieruit is dat we niet uit de koolstof economie hoeven, zuinigheid en geen vervuiling is iets anders dan geen gebruik.
Komt het nog in Nature ?
Van Mensvoort: pittig artikel, immens werk heb je weer verricht. Overigens ben je immers altijd uitvoerig in verslaglegging.
Nogmaals netjes gedaan!
Merci Dieter von Bartsch!
Na eerst even een bezoekje te hebben gebracht op de ontzenuwende klimaatgek site van Rob de Vos, waar hij vandaag korte metten maakt met de onzin over warmte records in het zuidpool gebied, “records”waar de media overigens weer als schoothondjes achteraan liepen te kwispelen, lees ik nu jouw artikel.
Dat sommige koudemiddelen ernstige schade hebben toegebracht aan de dampkring waardoor ze wereldwijd zijn verboden is veelzeggend. En dat nu precies die periode waarin ze wereldwijd werden toegepast en verspild ( R11 werd zelfs als schoonmaakmiddel gebruikt) geen correlatie vertoont met zonneactiviteit en het dus CO2 moet zijn geweest die voor de opwarming tijdens die periode heeft gezorgd is inderdaad een wat vreemde conclusie.
Ik heb je artikel met belangstelling gelezen, eerlijk toegegeven schiet mijn kennis en kunde te kort om het volledig te begrijpen maar wat ik inmiddels als leek wel begrijp is dat mijn onderbuikgevoel dat het CO2 alarmisme van geen kanten deugt door intelligente volhardende wetenschappers ondersteund wordt. Mijn dank voor je prachtige artikel moet veel werk zijn geweest.
Dieter, helemaal niets aan toe te voegen.
Ik kan niet alles volgen wat Martijn hier schrijft, maar ik heb voldoende beta bagage in huis om te kunnen inzien, dat het hier een buitengewoon degelijk werkstuk betreft.
Martijn, ik verheug me nu al, en ik denk vele verstandige volgers op dit forum met mij, op je volgende bijdrage.
Wat jou bijdragen vooral uitstralen, zonder anderen te kort te willen doen (Labohm, Hetzler enz) is wat ik zou willen noemen Wetenschappelijke Integriteit.
Een begrip, dat bij de boven ons gestelden (Althans zo voelen ze zich) nog wel eens ontbreekt.
Dank, da’s een fraai compliment
(Fijn dat je mijn collega-auteurs hierbij nadrukkelijk geenszins te kort wil doen; zij richten zich veelal op een veel bredere scala van onderwerpen waarbij ook sociologische factoren een rol spelen… waardoor de inhoud zich wat vaak minder gemakkelijk ‘koud’ laat beschrijven en bovendien kan het gebruik van emotie hierbij soms ook gepast functioneel zijn)
Dag Martijn, wederom Pfffff, ik denk dat de leestijd voor mij meer als 1 1/2 uur was, en op de helft weer de draad kwijt was, wat een werk, iets voor in een boekvorm.
Wel interessant hoe de teams even naast elkaar hebben gewerkt ACRIM-team en PMOD-team, en IPCC gegevens van PMOD overnam die achteraf niet meer dan een indicatie blijken als ik het goed begrepen heb.
In de kracht van de planeten en de zon heb ik altijd in gegloofd, en dat hoe schoner de lucht hoe meer straling binnen komt is ook een logisch gegeven, ik heb het hier zelf ook al eens geschreven.
Al de berekeningen zeggen mij uiteraard niet allemaal zo heel veel, maar dat maakt ook niet zo veel, het gaat er om dat je iets van het systeem begrijpt hoe het in elkaar steekt, en dat lijkt me logischer in elkaar te zitten dan alleen co2.
Het is jammer dat deze kant van de wetenschap zo onderbelicht blijft, het lijkt wel of ze er gewoonweg niets mee van doen willen hebben.
Trouwens als je een keer tijd hebt wat betreft ozon gat, kun je eens googlen, er zijn weer aanwijzingen dat China en waarschijnlijk fare East landen cfk’s in gebruik hebben genomen, waardoor herstel achterloopt.
Nou Theo. Meten is weten. Dus cijfers zijn best belangrijk. Van Mensvoort is blijkbaar goed in het becijferen of analyseren van data’s. Das best een gave. Nogmaals van Mensvoort. Puike prestatie.
@Dieter,
Je begrijpt me even verkeerd, natuurlijk zijn cijfers belangrijk, maar voor mij zijn ze even niet belangrijk, je moet eerst een systeem verkennen.
Ik neem aan dat je in een auto rijd, of je reist met een vliegtuig, en je wilt weten hoe het vooruit komt, dan bestudeer je eerst hoe het werkt, de berekeningen van het geheel hoef ik in eerste instantie niet te weten.
Als ik een tekening zie kan ik beoordelen of iets zo kan werken.
Logisch toch?
Of ga je het hele vliegtuig na berekenen b.v.
Haha,…Theo. Ik bedoel het positief hoor.
@Dieter,
Nee is prima hoor, ik dacht in eerste instantie dat je dacht dat ik Martijn bedoelde, dus ik had zo iets van wat raar.
Grapjes moeten kunnen! :-)
Hoi Theo, bijzonder leuk om te vernemen dat je het artikel al helemaal hebt gelezen.
De kwestie van de ‘PMOD-ACRIM controverse’ verdient in mijn ogen veel meer aandacht; ik vermoed dat zowel de meeste ‘klimaatalarmisten’ als ook de meeste ‘klimaatsceptici’ hiervan niet op de hoogte zijn… terwijl dit de kern raakt van de controverse m.b.t. de invloed van de zon zoals deze bijvoorbeeld in de Klimaat Brochure van het KNAW wordt beschreven, zie (dit betreft bron 29 in mijn artikel):
https://www.knaw.nl/nl/thematisch/klimaat/nl/actueel/publicaties/klimaatverandering-wetenschap-en-debat
(Onder aan de pagina kan de Klimaat Brochure van de KNAW worden gedownload)
@Martijn,
Dat was me al gelijk duidelijk dat dit zeer belangrijk moest zijn en daar geen fouten mogen bestaan.
Bedankt voor de link, 36 pagina’s in begrijpelijke taal heb ik al snel gezien.
Dat zal ik me waarschijnlijk vanavond eens rustig doornemen, Climatgate is ook benoemd zag ik.
Trouwens een vraagje, hoef je natuurlijk geen antwoord op te geven zeker gezien dit een openbaar forum is.
Maar heb jij ook al eens contact gezocht met wetenschappers op dit zelfde gebeid?
Daar ik toch denk ik de capaciteit hebt om daar samen over te discussiëren.
Re: Theo “Trouwens een vraagje, hoef je natuurlijk geen antwoord op te geven zeker gezien dit een openbaar forum is.
Maar heb jij ook al eens contact gezocht met wetenschappers op dit zelfde gebeid?
Daar ik toch denk ik de capaciteit hebt om daar samen over te discussiëren.”
N.a.v. mijn artikel in december heb ik met Prof. Guido van der Werf wel een korte email conversatie gehad (nadat ik n.a.v. mijn juni artikel ook al uitgebreid met hem heb geconverseerd op dit platform). Mede omdat mijn onderzoek rond die tijd al in de stroomversnelling was beland (waarover ik in het nieuwe artikel nu rapporteer) heb ik er indertijd voor gekozen om zelf verder geen initiatief te nemen. Begin januari ben ik vervolgens wel nog benaderd door een professor die zelf geen ervaring heeft als klimaatwetenschapper, maar ik hoop dat je begrijpt dat ongepast zou zijn om hierover verder uit te wijden.
(In mijn reactie op de post van Cornelia heb ik mijn plan m.b.t. de toekomst kort beschreven, zie: 24 feb 2020 om 11:22)
Oké @Martijn, dat is duidelijk.
Dank Martijn, het is een hele zit, maar zeer helder geschreven.
Prettig om te horen Gerard, dank!
Wat een mooie bijdrage Martijn, wat een werk moet dit geweest zijn. Echt top!
Het illustreert tevens de kortzichtigheid van de huidige opvattingen.
In plaats van consensus zouden wetenschappers in binnen en buitenland veel meer onderzoek moeten doen naar de samenhang van zaken die het klimaat beïnvloeden en niet bang hoeven te zijn voor controverse binnen opvattingen. Zo’n beetje hoe échte wetenschap zou moeten werken.
Helaas zie ik de klimaattrein op volle snelheid doordenderen, miljarden worden al beloofd en verdeelt, niemand maakt zich meer zorgen over eventuele kinken in de kabel.
Uit alles blijkt dat ze gewonnen hebben, ze doen al niet eens meer moeite om te verbloemen dat het klimaatverhaal vooral een politiek/economisch verhaal is, tegengeluid wordt weggehoond.
Als je de dagelijkse gang van zaken, de corruptie, het lobbyen en het schuiven met al die miljarden gratis geld zo een observeer zakt mij de moed wel eens in de schoenen.
Het is allemaal zo oneerlijk, de burgers, wij, we worden zo vreselijk voor de gek gehouden, de macht van de media en de elite is zo groot, ze controleren alles, er is nauwelijks ontsnappen aan, een klein deel van de mensen verrijkt zich op ongelofelijke wijze door deze door de overheid (die deel uitmaakt van het systeem) opgezette zwendel.
Je bijdrage getuigt van een flink stuk wilskracht om dit allemaal uit te zoeken Martijn, ga er ook vooral mee door, het zijn voor “ons” de lichtpuntjes waar wij ons aan vast kunnen houden.
Dankjewel Cornelia. ik deel een groot deel van je zorgen.
Inderdaad, nu blijkt dat de 22-jarige zonnecyclus een dusdanig sterk verband toont met de temperatuur dat zelfs kan worden gesproken in termen van zeer hoge correlaties (zonder correcties) en ‘perfecte correlaties’ (met correctie voor vulkanisme) voor de periode t/m 1976… zouden politici zich eens goed achter de oren kunnen krabben over de vraag in hoeverre zij door hun adviseurs correct zijn geïnformeerd m.b.t. de invloed van de zon.
De kans is bijzonder groot dat dit in de meeste gevallen niet correct is gebeurd, mede doordat het IPCC getalsmatig een weinig realistisch beeld heeft geschetst over de invloed van de zon in haar AR5 rapport… waarbij de 22-jarige cyclus bijvoorbeeld helemaal over het hoofd wordt gezien; in paragraaf VII van mijn artikel wordt het volgende citaat gepresenteerd uit een zeer recente publicatie van Scafetta & Willson (november 2019) waaruit blijkt dat het IPCC zelfs een methode heeft gebruikt die als ‘niet-wetenschappelijk’ wordt omschreven.
De ‘statements’ waar naar wordt verwezen van deze 2 zeer ervaren toponderzoekers op het terrein van de satellietmetingen (Richard Willson en Douglas Hoyt) zijn hier direct terug te vinden:
– Statement van Richard Willson (= de eigenaar van het ACRIM satelliet systeem):
https://www.researchgate.net/publication/329815053_Statement_of_Richard_Willson_on_the_TSI_ACRIM1_and_ACRIM2_data_modifications_implemented_in_Frohlich's_PMOD_TSI
– Statement van Douglas Hoyt (= hoofdonderzoeker van het Nimbus-7 satelliet systeem)
https://agupubs.onlinelibrary.wiley.com/action/downloadSupplement?doi=10.1029%2F2008GL036307&file=grl25417-sup-0002-txts01.txt
PS. In mijn ogen heb ik nu een ‘waterdicht’ verhaal kunnen presenteren dat verder uitgewerkt kan gaan worden in de vorm van een peer reviewed publicatie. Daarom is de tijd nu rijp voor mij om op zoek te gaan naar een klimaatwetenschapper die zelf over voldoende kennis beschikt op het terrein van de zon om mijn analyse verder aan te scherpen zodat deze ook in de vorm van een volwaardige publicatie in een wetenschappelijk tijdschrift kan worden gepubliceerd.
Cornelia
Als ik alle feiten die ik in de loop van de tijd tot me heb genomen bij elkaar veeg, geloof ik met jou dat het klimaatverhaal maar één doel dient. Dat doel is om het wankelende financiële stelsel, middels de kapitalen die als spaargeld en pensioengelden beschikbaar zijn, los te weken of desnoods uit ieders zakken te branden.
Dit met de bedoeling tijd te kopen en de augiasstal in banken en andere financiële instellingen op te ruimen en zo een meltdown van het financiële systeem te voorkomen.
Vrijwel iedereen leeft op de pof en moet nog vele jaren werken om die schulden af te lossen. Angst is dan een aardig hulpmiddel. Evenals de dwang pensioenfondsen te verplichten staats- en andere obligaties te kopen. Obligaties die vrijwel niets waard zijn en met een toenemende hoeveelheid virtueel geld worden gefinancierd.
Ja, mijn idee, ook al als je kijkt naar de Europese bijdrage van CO2 uitstoot in het algemeen. Nauwelijks van invloed op het geheel.
De meeste vervuiling komt ook uit gebieden India en China, maar in ons land alleen steken ze minimaal 1000 miljard in klimaatplannen waarmee ze over 50 jaar 0,00007 graden verschil denken te kunnen maken.
Nu kan ik mij voorstellen dat ze erg graag iets willen doen, maar om zonder enige terughoudendheid 1000 miljard weg te gooien in onbewezen projecten om zo weinig CO2 te besparen gaat er bij mij niet in.
Helemaal niet omdat onze regering moeiteloos enkele jaren blijft dimdammen over een paar honderd miljoen meer of minder voor onderwijs of politie.
De klimaatplannen dienen dus een ander doel.
Het redden van bankroete banksystemen met spaargeld en pensioenpotten klinkt dan zeer plausibel.
Zeker als je bedenkt dat er totaal geen enkele controle is op het schuiven met deze gigantische bedragen. (10 miljard of meer)
Ik weet niet of je regelmatig op LinkedIn vertoeft… maar ik kom uit de energiewereld en mijn kennissenkring zit dus ook in die richting, daar zie je zo’n beetje de hausse (lees verdiengekte) die er om de energietransitie heen groeit, elk technisch merk dat met energie te maken heeft voert haar verkoopverhaal aan met “duurzaam” het nieuwe toverwoord.
Na de biodebiele industrie krijg je nu dus de debilio duurzame industrie, het gaat dan alleen maar om geld, gratis geld wel te verstaan.
Er wordt geen toverspreuk overgeslagen om het groene imago van deze oplichters te onderschrijven.
Bij het woord duurzaam beginnen alle oogjes te glimmen… Allemaal op jacht naar de toegezegde miljarden.
Het is de grootste zwendel van de 21e eeuw.
Op linkedIn praten ze elkaar allemaal na, bang om de boot te missen denk ik.
@Cornelia,
Het is toch duidelijk ze zijn nog steeds visjes uit aan het gooien om die grote vissen straks binnen te halen, de burger zijn geld, ieder jaar word het geld wat de burgers gemiddeld hebben uitstaan gewogen.
Kijk de energie maatschappijen kunnen dit jaar al 11,4 miljard onderling verdelen om biomassa te stoken en te kopen, even als voorbeeld.
Dit is gewoon van de zotte, de achterliggende gedachten, we houden de stroom goedkoop zo dat de burgers niet direct liggen te mekkeren.
Maar straks als ieder aan de infuus hangt dan komen de dikke vissen, ook die zware electro bak zal niet onder een zeer pittige wegenbelasting uitkomen.
De burgers waar de meeste centen zitten zijn 50 plussers, huizenbezitters dat weten ze wel, wonen overwegend in oudere huizen, dus die kunnen flink de beurs gaan trekken als we van het gas af moeten.
We worden bedonderd van voor tot achter.
Wanneer is publicatie in een peer-reviewed tijdschrift te verwachten?
Reactie van een echte wetenschapper: dat is volstrekt irrelevant.
(Ben, ik begrijp wat je bedoeld; inhoudelijk is het in feite irrelevant waar de analyse wordt gepresenteerd; maar ik wil ook wel enig begrip tonen voor het punt vanGelder… ofschoon het inhoudelijk wel een ’typische’ reactie betreft die feitelijk geheel voorbij gaat aan de relatief eenvoudig onderzoeksmethode die ik heb gebruikt. Mijn analyse is waterdicht, maar ik realiseer me dat de meeste mensen zelfs niet bekend zijn met het feit dat de cyclus van de zon 22 jaar omvat en dat de 11-jarige cyclus waarover het IPCC enkel spreekt slechts de helft van de magnetische cyclus betreft. Het probleem van dat Gelder voor zichzelf ziet berust op een manier van redeneren die wel vaker bij AGW-ers wordt gesignaleerd, maar dit betreft technische bezien slechts een arbitrair argument… dat in feite voor de inhoudelijk discussie rondom het klimaat weinig tot geen waarde heeft)
Hoi vanGelder,
Ik zal eerst op zoek gaan naar een meer ervaren co-auteur of iemand die in staat is om mij te adviseren m.b.t. een format voor een peer-reviewed publicatie.
PS. Laat ik hierover duidelijk zijn:
Mocht ik niemand kunnen vinden dan ga ik deze stap waarschijnlijk niet maken.
Ik heb inmiddels al 8 maanden een groot deel van mijn tijd besteed aan dit onderzoek… en heb nu een ‘format’ ontwikkeld en beschreven waarmee de impact van de zon op de temperatuurontwikkeling op aarde relatief nauwkeurig kan worden bestudeerd; dit format kan eventueel ook gemakkelijk verder worden uitgewerkt door professionele onderzoekers.
In mijn ogen is het belangrijkste deel van mijn bijdrage aan de klimaatdiscussie nu afgerond. Ik hoop dat ik binnenkort kan melden dat het nog een vervolg gaat krijgen in de vorm van een peer-reviewed publicatie, maar ik ben hierbij wel afhankelijk van anderen. Mede omdat ik zelf geen ervaring heb met het schrijven van dat soort van publicaties en ik mijn wetenschappelijke vorming heb ik opgedaan in de Klinische & Gezondheidspsychologie (daarvoor heb ik op HBO niveau enkel de HTS opleiding Technische Natuurkunde op jonge leeftijd afgerond, waarbij mijn afstudeerproject draaide om zonnecellen – dit vond plaats op de locatie van de TU Eindhoven).
(Mocht ik wel iemand kunnen vinden die met mij aan zo’n publicatie wil gaan werken, dan voorzie ik al wel dat de kans groot is dat hiervoor wel een lange adem nodig is; ik acht de kans klein dat zo’n project dit jaar nog zou kunnen worden afgerond… dus voorlopig kan ik enkel melden dat ik slechts de ambitie heb om een stap in de richting van een peer-reviewed publicatie te maken. Ik ga zelf ook initiatief nemen om de contacten in zowel binnen- als buitenland te leggen maar ik acht de kans ook zeer reëel dat het wellicht niet gaat lukken om een geschikte co-auteur te vinden met voldoende status en/of voldoende ervaring met het schrijven van peer-reviewed publicaties m.b.t. het specifieke terrein de zon)
De Gebroeders Wright waren een drukker en een fietsenmaker van Gelder.
Beste Martijn,
Allereerst heb ik respect voor je doorzettingsvermogen. Maar een publicatie in een echt peer reviewed journal zie ik niet gebeuren. Je keuze om tijdseries te reduceren tot 7/14 minima en het ontbreken van een fysisch mechanisme wat een 0.1 W/m2 signaal omzet in 1 K mondiale opwarming staan beide acceptatie in de weg. En hoezo, waarom zou je op zoek moeten naar een mentor – CLITEL is er toch? En als niemand van CLITEL je zou willen helpen, is dat dan geen teken aan de wand?
[En ik ga niet op je antwoord reageren, zoals je weet heb ik mijzelf in de ban gedaan, dus met deze pennenstreek moet je het doen.]
Sorry, CLINTEL. Spellen is moeilijk.
Re: Voorbijganger
We zullen zien!
(Met je punt m.b.t. de 7/14 minima wek je de indruk dat je niet hebt onderkend dat dit een direct gevolg is van de duur van de 22-jarige zonnecyclus; vanzelfsprekend is het mogelijk om ook andere fasen van de 22-jarige cyclus te betrekken. Overigens, in mijn december artikel is al duidelijk geworden dat er ook bij de aangrenzende minima een vergelijkbaar effect wordt aangetroffen… ik heb overigens voor mezelf al een meer uitgebreide analyse gemaakt, maar dan moet eigenlijk ook weer het onderwerp van de ‘achtergrond zonnestraling’ van stal worden gehaald die ik in het december artikel heb gebruikt… dat wilde ik jou en de andere lezers deze keer niet aandoen, want de materie is al complex genoeg wanneer de aandacht enkel wordt gericht op de meest stabiele fase van de zonnecyclus: de minima)
Hoi Martijn,
Mooi werk. Hopelijk triggert deze bijdrage meer (klimaat) wetenschappers om ook andere scenario’s mee te nemen voor de verklaring van de waargenomen klimaat verandering.
Veel werk heb je verricht en heb je al klimaatwetenschappers op het oog voor een goede review van jouw artikel?
Ja hoor Bert, zowel in binnen- als buitenland heb ik een lijstje met namen die ik mijn plan ga voorleggen.
Hi Martijn, mooi werk. Een paar miljoen van Urgenda zou je wel kunnen gebruiken. Hebben ze ook eens een onderbouwde rapportage. Greetz Jane
Dank Jane.
(Ik ben bereid om mijn onderzoek ‘gratis’ beschikbaar te stellen voor Urgenda en ik heb geen miljoenen nodig om mijn kijk op de zaken verder te delen… maar ik maak me geen illusie hoor: de kans is aanwezig dat de mensen van Urgenda het meteen “Spaans benauwd” krijgen zodra ze met mijn artikel zouden worden geconfronteerd. Want Urgenda manifesteert zich immers als een ‘activistische’ club waarbinnen ongetwijfeld weinig tot geen ruimte wordt geboden voor percepties en analyses waarin de rol van de zon nadrukkelijk veel groter blijkt te zijn dan wat het IPCC suggereert)
Martijn, een mooie koele analyse van data, die aantoont dat
globale opwarming maar voor een klein deel aan CO2 ligt..
Tot die conclusie kwam overigens ook metereoloog Horst Mahlberg,
al varieert het aandeel bij hem voortdurend.
In het volgende Duell met Bärbel Höhn (B90/Grüne) was het 30% voor CO2.
https://vimeo.com/8791924
Het opmerkelijke van deze discussie:
ze vond plaats midden in een periode (Hiatus) waarin
globale temperatuur en ppmv CO2 niet bepaald correleerden…
Voor Bärbel geen probleem…
Dank voor het compliment PeterR.
PS. Dank voor de video suggestie.
Geweldig stuk. Mijn complimenten daarvoor!
Bij CFK’s speelt het probleem van causatie bij de correlatie, voor zover ik dat kan overzien niet, want ik mag toch aannemen dat er niemand zal geloven dat de toename van CFK’s in de atmosfeer veroorzaakt is door temperatuurstijging.
In tegenstelling tot CO2 maakt slechts de constatering dat de correlatie erg hoog is, het dus heel erg waarschijnlijk dat de emmisie van CFK’s dus voor dat stukje temperatuurstijging hebben gezorgd, al dan direct of indirect door hun invloed op ozon. Een belangrijke constatering!
Goed punt Petra, het punt dat je voor de CFK’s maakt geldt natuurlijk ook voor de zon.
Overigens, er zit hier nog wel een addertje onder het gras…want formeel zou er natuurlijk ook bij deze correlaties sprake kunnen zijn van een spurieus verband. Echter, hiervoor zijn geen duidelijke empirische aanwijzingen in beeld (het zou dwaas zijn om de niet empirisch aangetoonde rol van CO2 hiervoor enkel op basis van “consensus” retoriek naar voren te willen schuiven).
Terwijl bij CO2 deze aanwijzingen er juist volop zijn (enerzijds omdat in de natuurlijke cycli CO2 de temperatuur volgt en niet andersom, anderzijds omdat bekend is dat opwarming van het zeewater er voor zorgt dat er meer CO2 in de atmosfeer komt zo zijn er inschattingen dat ongeveer 15% van de CO2 stijging sinds 1850 kan worden toegeschreven aan de temperatuurstijging zelf.. dit heeft overigens ook te maken met het mechanisme van de natuurlijke cycli voor zover het oceaan systeem hierbij een rol speelt)
PS. Dank voor je complimenten.
Martijn van Mensvoort
Hoewel ik je artikel nog maar deels heb gelezen, nam ik al wel vast de commentaren door. Dat helpt mij om extra kritisch naar de becommentarieerde passages te kijken en ook te trachten met de blik van je opponenten naar je artikel te kijken. Zo gewapend ga ik je indrukwekkende artikel dan te lijf.
Voor zover ik het nu kan beoordelen is het een indrukwekkend werkstuk dat ik zal lezen en herlezen. Chapeau!
De postcodeloterij gooit mijn inziens regelmatig veel geld over de balk. Zou hun sieren dit onafhankelijk onderzoek van Martijn te steunen.
Martijn,
Als ik kritisch ben voor Zoe Phin, hoor ik het ook voor jou te zijn…
Even een kleine sanity check.
Figuur 7D: op het oog de 2 uiterste punten van de “rechte”: (0.66,-0.44) en (1.22,0.23)
Richtingscoëfficiënt: (0.23 – (-0.44)) / (1.22 – 0.66) = 1.196 °C per W/m²
Maar die straling is TOA en dient dus op aarde nog gedeeld door 4 om de klimaatgevoeligheid te bepalen, m.a.w. jouw figuur 7D wijst op een klimaatgevoeligheid van 1.196 x 4 = 4.786 °C per W/m²
In deze CO₂ geobsedeerde wereld wordt heden ten dage de klimaatgevoeligheid meestal uitgedrukt voor een verdubbeling van de CO₂ concentratie, oftewel een stralingsforcering van 3.7 W/m².
Dus jouw klimaatgevoeligheid bij 2xCO₂ wordt dus: 4.786 x 3.7 = 17.7 °C
Sorry, Martijn, jouw verhaal kan niet kloppen.
Hoi Danny,
Even voor de duidelijkheid: de grafieken in figuur 7 hebben betrekking op een niet-chronologisch tijdsverloop waarbij de temperatuur (verticale as) en de zon (horizontale as) tegen elkaar zijn uitgezeten. De jaartallen van de primaire minima staan ook vermeld.
Bij mij wekt je analyse op het eerste gezicht de indruk dat je waarschijnlijk een denkfout hebt gemaakt doordat je je wellicht niet hebt gerealiseerd dat de helling in de grafiek berust op een niet-chronologische tijdsverloop.
Mag ik je daarom vragen om uit te leggen waarom je denkt dat de klimaatgevoeligheid aan de helling zou kunnen worden afgelezen?
(Volgens mij is dit niet mogelijk, omdat de helling van de lijn immers berust op een niet-chronologisch tijdsverloop, terwijl m.b.t. bijvoorbeeld de invloed van CO2 een chronologisch tijdsverloop juist van cruciaal belang is)
PS. Overigens, via de Excel file kun je je eigen analyse zelf eventueel controleren voor figuur 7D; de gewichten kun je eventueel ook aanpassen.
(Danny, trek je vooral niets aan van de dikke tekst; deze was enkel bedoeld om de zin met mijn vraag voor jou te benadrukken)
Allee Martijn,
Je claimt een allesoverheersend verband te hebben gevonden tussen de 8 Primaire zonneminima en de bijbehorende oceaantemperaturen. Dan heeft het toch totaal geen belang wanneer deze events zich hebben voorgedaan. M.a.w. mijn berekening staat als een huis.
PS. Ik ben helemaal niet geïnteresseerd in het spelen met getalletjes. Enkel in het vinden van zinnige getallen…
Danny, ik ga me beperken tot het herhalen van mijn vraag:
Mag ik je daarom vragen om uit te leggen waarom je denkt dat de klimaatgevoeligheid aan de helling zou kunnen worden afgelezen?
PS. Voorafgaand aan jou vraag had ik zelf nog helemaal niet stilgestaan bij de helling van figuur 7D; op het eerste gezicht denk ik dat deze wel relevant zou kunnen worden m.b.t. het vaststellen van een versterkende factor. Het getal 1.196°C per W/m² hierbij wel relevant; op basis van de rekenmethode die ik heb gebruikt in onderstaande citaat komen we in dit geval uit op een sterkende factor van 6.6 t.o.v. de temperatuur impact van 0,18 graad C die aan de zonnevlekkencyclus is toegekend door Camp & Tung, 2007:
(Overigens Danny, voor de periode 1912-1954 treffen we voor het zeewater een waarde van 1,11°C / W/2m aan, en voor de atmosfeer 1,0°C / W/m2; dat zijn interessante getallen… want dit levert t.o.v. de temperatuur impact van de 11-jarige zonnevlekkencyclus een versterkende factor op van respectievelijk 6,2 en 5,6. Omdat het referentiepunt hier de temperatuur impact van de zonnevlekkencyclus vormt hoeven we ons over de factor 4 geen rekening te houden. Hierbij wil ik wel nog aangeven dat ikzelf ook een idee heb m.b.t. hoe de temperatuur impact van de zonnevlekkencyclus meer nauwkeurig zou kunnen worden bepaald… maar dit moet nog uitgewerkt worden in de vorm van een concrete analyse. Aan dit specifiek onderwerp zou ik ook een artikel kunnen wijden… want de impact hiervan wordt nu mede dankzij jouw opmerking m.b.t. de helling van de lijn in figuur 7D wel heel interessant. Dank hiervoor!!!)
PPS. Danny, ik heb mij hierboven meteen op de periode 1912-1954 gericht omdat dit deel van de ‘perfecte correlatie’ in figuur 7D reeds ontstaat enkel na correctie voor vulkanisme; de correctie voor CFK/OZON betreft een 2de correctie die bovendien voor de periode 1976-2017 een iets hogere helling oplevert. Vandaar dat mijn berekening voor het zeewater 0,1°C lager uitpakt dan jouw berekening.
Mijn advies aan de auteur is om dit werk – in deze vorm – binnen de gelederen van CG te houden. Dit werk wordt – als hij al een medium kan vinden – wellicht ten onrechte, genadenloos afgeslacht. Feitelijk is het een grote statistische exercitie, een oneindige redundantie. Kortom veel te veel bla.. bla. Dit krijg je ECHT niet in een serieus blad gepubliceerd. Echter – nogmaals – de conclusies zijn opmerkelijk.
Laat dit herschrijven door een professional. En…. kort dit enorm in.
Wat een rare vraag, Martijn…
Ik zie een grafiek met een rechte lijn en berekenen de richtingscoëfficiënt RC, laten we zeggen dat op de x-as grootheid A uitgezet is en op de y-as grootheid B.
RC geeft dan toch aan hoeveel B veranderd onder invloed van / per A, niet?
Aangezien jij nu figuur 7D presenteert en op de x-as de stralingsforcering in W/m² uitzet tegen de oceaantemperatuur in °C, dan is de RC van de rechte toch precies wat gedefinieerd wordt als klimaatgevoeligheid, niet?
Ja, inderdaad je moet nog de spreidingsfactor 4 in rekening brengen en de gewoonte om tegenwoordig te spreken per CO₂-verdubbeling…
Jouw vraag komt op mij over dat jij een berekening maakt – getallen invoert op een rekenmachientje of in Excel – maar eigenlijk niet (goed?) weet wat je aan het doen bent, wat fysisch achter de berekening schuilgaat.
Ik vrees dat ik ook in herhaling ga moeten vallen: jouw verhaal kan gewoonweg (fysisch) niet kloppen…
@danny: Ik vrees dat je gelijk hebt.
Inderdaad Danny. Wat jij beschrijft heb ik toegepast op figuur 5 en dat levert wel een fysisch consistent beeld. Zie (klaas 24 feb 2020 om 16:58).
Ik vrees dat martin, in zijn onstilbaar verlangen naar veren in zijn weledel achterwerk, verstrikt is geraakt in zijn eigen onoverzichtelijke woorden/cijferbrij. Hij mag van geluk spreken dat de hoon beperkt blijft tot CG.
Ronald,
Als je naar mij toe reageert, wees dan op zijn minst consistent en gebruik steeds dezelfde – je originele dus – (reactie?)naam…
BTW je begrijpt die fameuze figuur 5 nog steeds niet ten volle.
Een hint: vind jij ook niet dat die 6 van -0.6 van de y-as er raar uitziet? Wel, dat is te wijten aan het streepje dat bij 280 ppm hoort op de x-as.
Piet, Jack,
Je gaat het meer dan waarschijnlijk (nog) niet geloven, maar één van de komende dagen/weken(?) ga je dit ook zeggen over mij i.v.m. Henry en i.v.m. Zoe.
Zal ik je een geheimpje verklappen? Soms is het echt niet leuk om gelijk te hebben… en het zoveel vroeger in te zien dan anderen rondom jou…
Reken je niet rijk danny, jij mist de brains om mij te outsmarten. Maar toegegeven dit heb je goed blootgelegd. Kijk ook even naar de draai die Dirk heeft gemaakt.
Danny, op Wikipedia kunnen we hier lezen dat het IPCC in AR5 bij de berekening van de stralingsforcering van de zon voor de periode 1750-2011
het TSI waarde verschil gebruikt tussen het jaar 1750 en het jaar 2011 waarbij enkel nog de factor 4 hoeft te worden verwerkt:
“The global temperature increase between the beginning of the industrial period (taken as 1750) and 2011 was about 0.85 °C (1.53 °F). In 2011, the radiative forcing due to CO2 and other long-lived greenhouse gases – mainly methane, nitrous oxide, and chlorofluorocarbons – emitted since the eighteenth century was roughly 2.8 W/m2. The climate forcing ΔF also contains contributions from solar activity (+0.05 W/m2), aerosols (−0.9 W/m2), ozone (0.35 W/m2), and other smaller influences, bringing the total forcing over the industrial period to 2.2 W/m2 according to the best estimate of the IPCC AR5, with substantial uncertainty.[60] The ocean heat uptake estimated by the IPCC AR5 as 0.42 W/m2,[61] yields a value for S of 1.8 °C (3.2 °F).”
https://en.wikipedia.org/wiki/Climate_sensitivity#Using_industrial-age_data
Dit wordt ook in de Technische Samenvatting bevestigd op pagina 56 van AR5:
“Secular trends of TSI before the start
of satellite observations rely on a number of indirect proxies. The best
estimate of RF from TSI changes over the industrial era is 0.05 [0.00
to 0.10] W m–2 (medium confidence), which includes greater RF up to
around 1980 and then a small downward trend. ”
https://www.ipcc.ch/site/assets/uploads/2018/02/WG1AR5_TS_FINAL.pdf
In AR5 kunnen we in tabel 8.SM.3 zien dat in de data set van het IPCC de TSI waarde voor het jaar 1750 1361.00 W/m2 bedraagt en voor het jaar 2011 bedraagt deze 1361,22 W/m2. Kortom, het exact verschil bedraagt +0,22 W/m2, en als we dit getal delen door de factor 4 dan komen we keurig uit op +0,55 W/m2.
https://www.ipcc.ch/site/assets/uploads/2018/07/WGI_AR5.Chap_.8_SM.pdf
Danny, je maakte zelf dus een denkfout met je veronderstelling dat er ook nog een factor van 3.7 in je berekening zou moeten worden verwerkt.
PS. Je begeeft je met je berekening van de klimaatgevoeligheid voor de zon op een terrein waarop ik me in mijn artikel nog niet heb begeven. Het volgende maakt dit denk ik heel duidelijk:
In figuur 7A wordt de HadSST3 uitgezet tegen de LISIRD TSI.
We zien daar de helling direct ontstaan die ten grondslag ligt aan de ‘perfect correlatie’ die wordt gevonden na correctie voor vulkanisme.
De helling is aanwezig in de minima die betrekking heeft op de periode 1890-1976 en is ook aanwezig bij de minima voor de periode 1996-2017.
(Danny, ik neem aan dat je direct kunt beamen dat dit een correcte voorstelling van zaken is?)
Verder zien we in de figuren dat tussen 1890 en 1912 zowel de temperatuur als de zon eerst dalen, daarna volgt in 2 stappen bij beide een stijging via 1933 en 1954… waarna beide dalen naar 1976.
Tot zover zien we dus de welbekende oscillatie die ook zichtbaar is in de temperatuurgrafieken die tegen de tijd zijn uitgezet.
(Danny, ik neem aan dat je ook dit direct kunt beamen?)
Volgens mij is je probleem opgelost.
(Nogmaals dank, voor mij was wel direct duidelijk dat je een belangrijk punt ter sprake bracht m.b.t de factor 4; echter voor het format van mijn analyse is dit niet van belang omdat ik immers geen poging heb gedaan om de ‘solar sensitivity’ te berekenen… maar dit wordt nu dus wel heel gemakkelijk op basis van de ‘perfecte correlaties’)
Martijn,
Veel, nee enorm veel zelfs…, woorden om rond de hete brij te draaien.
Ik ga dus enkel op jouw laatste statement reageren:
Mijn “probleem” kan niet opgelost worden, Martijn, ik heb nl. geen probleem.
Jij bent degene met het probleem… en volgens mij kom je er niet onderuit…
Piet,
De tijd werkt voor mij… Je gelooft het alleen nog niet…
Over&out.
If you can’t convince them confuse them. Leer mij martin kennen!
@danny: We zullen zien. Heb al een idee hoe mijn rekenwerk gaat weerleggen? Trouwens mocht je gelijk hebben, ben ik de eerste die het zou toegeven.
Danny. ik kan het nu inmiddels ook wel heel snel uitleggen:
Het IPCC berekent in AR5 de stralingsforcering van de zon voor de periode 1750-2011 op basis van:
ΔTSI / 4
PS. Getalsmatig is mijn analyse als volgt:
De benadering van het IPCC levert een waarde op van 0,05 W/m2… en in de tussentijd is er een temperatuurstijging geweest van ongeveer 1 graad C (volgens het IPCC dient deze echter aan andere factoren dan de zon worden toegeschreven).
In mijn analyse wordt voor de periode 1912-1933 een TSI forcering gevonden van 0,174/4 W/m2 = 0,0435 W/m2; hierbij ontstaat ondertussen een temperatuur verschil van +0,2 graad C. Omgerekend levert dit een waarde op van 4,6 graad C / m2.
We praten dus over getallen in dezelfde orde van grootte.
(Het is bekend dat de waarde van het IPCC in AR5 veel te laag is; dit blijkt ook uit mijn analyse. Immers wanneer de waarde van het IPCC 4x hoger zou zijn geweest dan praten we over verhoudingen tussen de getallen die in overeenstemming met elkaar zouden zijn)
Martijn,
Nogmaals, een klimaatgevoeligheid van 4.6 °C per W/m² komt onvermijdelijk – definities zijn nu eenmaal definities – overeen met een klimaatgevoeligheid bij CO₂-verdubbeling van 4.6 x 3.7= 17 °C!
Wat het IPCC zegt, interesseert mij eigenlijk matig… ik kijk enkel naar wat jij presenteert en het spijt me, het kan niet kloppen.
PS. Verwoord misschien zelf eens uit wat jij vindt wat de richtingscoëfficiënt van figuur 7D voorstelt/betekent.
Danny, je gebruikt nu een beschrijving die duidelijk maakt dat de kwestie die je signaleert direct volgt uit je eigen redenering:
Want het getal van 4,6 °C per W/m2 heb ik enkel beschreven voor de zonnegevoeligheid. Dit getal is natuurlijk niet van toepassing op CO2!
Je maakt hier dus opnieuw dezelfde denkfout door aan te nemen dat deze waarde op dezelfde manier zou moeten worden behandeld als wanneer dit de waarde per W/m2 zou zijn die van toepassing is op CO2.
Immers, het volgende geldt enkel voor CO2:
“The forcing for a doubling of CO2, F2xCO2, is relatively well known at about 3.7 W/m2.”
(Dit heeft natuurlijk niets van doen met de zon. M.b.t. de gevoeligheid van de zon wordt meestal gesproken in termen van de opwarming per 0,1% van de TSI, wat neerkomt op de temperatuurstijging per 1,36 W/m2. Bovendien geldt logischerwijs: hoe hoger de ‘klimaatgevoeligheid’ voor een verdubbeling van CO2… hoe lager de ‘zonnegevoeligheid’ en vice versa)
PS. Afgaande op je woordkeuze in je eerste reactie gebruikte je daar precies dezelfde redenering in je woordkeuze:
Daarom vroeg ik je vervolgens:
“Mag ik je daarom vragen om uit te leggen waarom je denkt dat de klimaatgevoeligheid aan de helling zou kunnen worden afgelezen?”
(Waarop je reageerde dat je dit een ‘rare vraag’ vond,etc…. terwijl ik het zelf raar vind dat je over een beschouwing in termen van CO2 begint op basis van een grafiek die enkel gaat over de zon en de temperatuur)
Kortom, mocht je nog steeds denken dat de “regel” waarop jij je beroept ook van toepassing zou zijn op de zon… dan vraag ik je om een bron te delen die dit bevestigd (ik kan hem zelf niet vinden, want in artikelen waarin over de ‘solar sensitivity’ wordt gesproken duikt de waarde 3.7 W/m2 zelden op).
Tenslotte kan ik je nog dit voorbeeld uit tonen waaruit blijkt dat de ‘regels’ voor CO2 en de zon heel anders zijn gedefinieerd:
” Simulations including an increased solar
activity over the last century give a CO2 initiated warming of 0.2 ˚ C and a solar influence of
0.54 ˚ C over this period, corresponding to a CO2 climate sensitivity of 0.6 ˚ C (doubling of CO2)
and a solar sensitivity of 0.5 ˚ C (0.1 % increase of the solar constant).”
https://www.researchgate.net/profile/Hermann_Harde/publication/268981652_Advanced_Two-Layer_Climate_Model_for_the_Assessment_of_Global_Warming_by_CO2/links/547cbb420cf2cfe203c1fbab/Advanced-Two-Layer-Climate-Model-for-the-Assessment-of-Global-Warming-by-CO2.pdf
Martijn, oh Martijn,
Man, je vraagt me eigenlijk je de grond in te boren… Man, nee, dat kan ik echt niet doen, dat verdient niemand, hoe “dom”, onwetend hij ook is.
Het is duidelijk, je begrijpt niets van het begrip “klimaatgevoeligheid”, so be it, laat het dus maar rusten…
Ik wens je alle succes om dit verhaal waar dan ook verkocht te krijgen, maar ik vermoed dat je ondertussen wel doorhebt hoe ik er over denk. Ik hoop echt dat je niet een onweerstaanbare drang gaat voelen om alsnog te reageren en dat we het hierbij kunnen laten. Amen.
Arrogante Danny, leg jij eens even precies uit wat klimaatgevoeligheid is please…
Danny, voor mij is het inmiddels onbegrijpelijk waarom je aan je redenering blijft vasthouden zonder dat je concreet duidelijk maakt waarom je bedoeld.
Als je denkt dat mijn reactie niet deugt… bij deze de uitnodiging om dit objectief te onderbouwen – bij voorkeur met een bron die aansluit op de context waarover we hier spreken m.b.t. de zon.
Ik vrees zo langzamerhand dat je ook dan weer met iets komt aanzetten dat uiteindelijk toch weer berust op je eigen redenering en niet direct van toepassing is op het temperatuur-TSI perspectief dat ik in figuur heb gepresenteerd.
(Je hebt bijvoorbeeld niet erkend dat alles in figuur 7D op zichzelf klopt. Mocht je daar zelfs aan twijfelen… dan blijf ik erbij dat je een inschattingsfout maakt. Ik heb alle reden om te vermoeden dat je nog niet eerder een perspectief voor je neus hebt gehad waarin de temperatuur op de Y-as is uitgezet t.o.v de TSI op de X-as)
Ik hoop dat ik hier alsnog iets van kan opsteken maar je laat in je laatste reacties vooral je emotie spreken.
PS. Om eventueel verdere misverstanden te voorkomen wil ik het volgende nog verder toelichten, m..b.t. waar ik eerder het volgende schreef in 24 feb 2020 om 21:29):
Op het eerste gezicht lijkt de 0,05 W/m2 hierboven in combinatie met een temperatuurstijging van 1 graad C voor de periode 1750-2011 bijvoorbeeld overeen te komen met hele hoge waarde in termen van 20 graad C per W/m2. Maar dat getal zakt naar 5 graad C per W/m2 wanneer we de 0,05 W/m2 met een factor 4 verhogen… dan blijf het om een relatief kleine waarde gaan.
Kortom, de getallen in termen van graad C per W/m2 dat zegt op zichzelf niets wanneer ze min of meer op basis van willekeurig gekozen jaren uit de lucht komen vallen.
Ter afsluiting voor AR5 TSI:
1a – Wanneer we op basis van de AR5 TIS een vergelijking maken op basis van het minimum in het jaar 1747 en het minimum van 2009 dan treffen we een verschil aan van 0,34 W/m2, delen door 4 levert: +0,085 W/m2 in combinatie met een 1 graad C temperatuurstijging. Omgerekend levert dit een waarde van 11,8˚ C per W/m2.
1b – Wanneer we op basis van de AR5 TIS een vergelijking maken op basis van het daadwerkelijk gebruikte in het jaar 1750 en het jaar 2011 dan treffen we een verschil aan van 0,22 W/m2, delen door 4 levert: +0,055 W/m2 in combinatie met een 1 graad C temperatuurstijging. Omgerekend levert dit een waarde van 18,18˚ C per W/m2.
1c – Wanneer we op basis van de AR5 TIS een vergelijking maken op basis van het minimum in het jaar 1756 en het minimum van 2009 dan treffen we een verschil aan van 0,21 W/m2, delen door 4 levert: +0,05 W/m2 in combinatie met een 1 graad C temperatuurstijging. Omgerekend levert dit een waarde van 20˚ C per W/m2.
En voor de LISIRD TSI:
– Wanneer we op basis van de LISIRD een zelfde vergelijking maken op basis van het minimum in het jaar 1755 en het minimum van 2008 dan treffen we een verschil aan van 0,323 W/m2, delen door 4 levert +0,08 W/m2 in combinatie met een 1 graad C temperatuurstijging. Omgerekend levert dit een waarde van 12,5˚ C per W/m2
(Dit soort van getallen in termen van W/m2 zegt dus in feite vrij weinig wanneer het om dat dat soort van lange periodes gaat… want relatief kleine verschillen in termen van W/m2 vertalen zich in nogal grote verschillen in termen van ˚C per W/m2 voor het perspectief van de zon… terwijl we voor dit perspectief bovendien eigenlijk niet op de tiende nauwkeurig kunnen aangeven wat het temperatuurverschil precies is geweest – het getal van 1 graad C kan makkelijk vervangen worden door 1,5 graad C of nog hoger, etc.)
Re: Anne “Arrogante Danny, leg jij eens even precies uit wat klimaatgevoeligheid is please…”
(Anne, ik ervaar het niet als arrogantie… ik heb vooral een reeks posts zien passeren met uitingen.die vooral van sentimentele aard waren… en dan worden dingen vaak snel verkeerd begrepen, etc. Dus laten we gewoon rustig afwachten wat Danny morgen te melden heeft. Ik heb Danny zelf behoorlijk hoog zitten en is voor mij vaak behulpzaam geweest in deze materie dus ik ben vooral benieuwd of hij alsnog zijn punt kan toelichten op een manier waar ik ook echt iets mee kan!)
Nou, dan in Jip en Janneke taal.
Stel, een brood kost 2 euro. Of de broer of je neef jou 10 euro geeft, in beide gevallen kun je met die 10 euro 5 broden kopen.
Terug naar de zon. De prijs van het brood (2 euro) is de klimaatgevoeligheid. De zon is “je broer”, CO2 is “je neef”.
Figuur 7D laat zien dat volgens jouw een 0.55 W/m2 toename van zonneinstraling een opwarming 0.65 K geeft. Aangezien zonneinstraling op het 2D vlak van de aarde beschijnt, en niet op het 3D boloppervlak, moet je de zonneinstraling nog met een factor 4 delen om vergelijkbaar te maken met de CO2 forcering. Dus die is 0,14 W/m2. Dus de klimaatgevoeligheid die je nodig hebt om met deze forcering 0.65 K opwarming te krijgen is 4.7 K per W/m2.
Is dit een realistisch getal? Nee.
De impact van 2xCO2 is 3.7 W/m2. Dus met jouw klimaatgevoeligheid (broodprijs) van 4.7 K per W/m2 zou 2xCO2 een opwarming van 17.5 K geven. Vind je dat zelf realistisch?
Bottomline is, als je linksom of rechtsom energie in het klimaatsysteem stopt, dan warmt het op. En van mij mag je prima geloven dat zonne-energie bijzonder speciale energie is die 5 keer zo effectief het systeem opwarmt, maar het geeft niet echt blijk van fysisch inzicht.
“Deze relatie vertelt echter niets over het onderlinge verband in termen van oorzaak en gevolg” geldt net zozeer over zonne-instraling als voor CO2.
Re: Voorbijganger
Uit jouw verhaal begrijp ik dat je veronderstelt:
Klimaat gevoeligheid = zonnegevoeligheid
Correct?
PS. Dit is beslist niet het geval want de zonnegevoeligheid wordt bijvoorbeeld ook heel anders gedefinieerd. Bijvoorbeeld in diverse studies van Shaviv wordt voor beide factoren een verschillende waarde berekend. Uit mijn hoofd kan ik ook direct naar het werk van Harde wijzen die in tenminste 2 verschillende studies op andere waarden uitkomt.
Overigens, in het werk van Shaviv en Harde gaat het altijd om waarden die voor de zonnegevoeligheid lager zijn dan 1.0 graad C. Rekening houden met de vorm van de aarde en Albedo kom ik uit op een ‘zonnegevoeligheid’ van 0,189 graad C.
(Mocht je je afvragen: ‘Hoe dan?’ Wanneer je even nadenkt dan vindt je het antwoord zelf denk ik wel…want mijn redenering gaat immers de andere kant uit dan de redenering van Danny)
Om me tot de kern te beperken:
– “0,189 graad C” is onvolledig. 0,189 graad C per wat? 0,189 graad C per 1 W/m2 extra zonne-instraling?
– Hoe kan dan een forcering die te klein is om een significante opwarming te geven, toch een significante opwarming geven?
Inderdaad voorbijganger: Dit is de cirkelredening in martin’s werk. (zie Zwarte-Piet 25 feb 2020 om 10:28).
Hij constateert dat een hele kleine verandering in A (zon) samenhangt met een grote verandering in B (temperatuur), terwijl het fysisch onmogelijk dat die kleine A leidt tot die grote B.
Re: Voorbijganger
Goed dat je doorvraag hoor…. merci!!!
(Ik ben eruit lijkt me)
Even helemaal opnieuw:
Wanneer ik een grafiek zou willen samenstellen op basis van het concept van figuur 7 met de intentie om hieruit de ‘zonnegevoeligheid’ te berekenen dan zou de X-schaal moeten worden gecorrigeerd voor de vorm van het aardoppervlak (TSI moet een factor 4 omlaag) en Albedo (TSI moet vervolgens ook nog met 30% worden verminderd).
Kortom, de waarde die op basis van de helling uit figuur 7D kunnen aflezen moet met een factor 7/40 worden verlaagt; op basis van de waarde 1,08 graad C die ik gisteren al noemde (op basis van de gemiddelde helling in de periode 1912-1954 voor zowel de atmosfeer als het zeewater) komt dan uit op de waarde van 0,189 graad C per W/m2.
Wanneer we vervolgens de ‘regel’ m.b.t. 3,7 W/m2 voor een verdubbeling van CO2 toepassen op de deze 0,189 graad C per W/m2… dan bedraagt de ‘zonnegevoeligheid’ binnen dat perspectief dus 0,6993 graad C = precies 0,7 graad C.
De conclusie is dan dus voor de primaire minima van de 22-jarige cyclus:
Klimaatsensitiveit = 0,7 graad C
Op basis van de standaardmethode voor het beschrijven van de zonnegevoeligheid (op basis van 0,1% van de TSI = ongeveer 1,361 W/m2) komt mijn waarde uit op 0,257 graad C; dus:
Zonnesensitiviteit = 0,257 graad C
PS. Harde beschrijft in deze 2016 studie waarden die duidelijk goed vergelijkbaar zijn:
https://s3.amazonaws.com/academia.edu.documents/51699639/Harde-IJAS-9251034.pdf?response-content-disposition=inline%3B%20filename%3DRadiation_Transfer_Calculations_and_Asse.pdf&X-Amz-Algorithm=AWS4-HMAC-SHA256&X-Amz-Credential=AKIAIWOWYYGZ2Y53UL3A%2F20200225%2Fus-east-1%2Fs3%2Faws4_request&X-Amz-Date=20200225T131053Z&X-Amz-Expires=3600&X-Amz-SignedHeaders=host&X-Amz-Signature=625eed0b36856bcee4b08558fadb1ea657e9ad79ae62db30aef189749c3c4a1f
PPS. Harde beschreef in deze 2014 studie nog een ‘solar sensitivity’ van 0,5 graad C:
https://www.researchgate.net/profile/Hermann_Harde/publication/268981652_Advanced_Two-Layer_Climate_Model_for_the_Assessment_of_Global_Warming_by_CO2/links/547cbb420cf2cfe203c1fbab/Advanced-Two-Layer-Climate-Model-for-the-Assessment-of-Global-Warming-by-CO2.pdf
De favoriete Shaviv studie van Ronald beschrijft voor de zonnegevoeligheid van 0,27 graad C en 0,8 graad C er W/m2… wat ook dicht bij mijn waarden van 0,257 graad C en 1,08 graad C per W/m2 liggen.
(Ook dit klopt weer bijzonder aardig lijkt me)
In onze beschouwingen m.b.t. figuur 7D zien we tot nu toe de versterkende factor helemaal over het hoofd.
MIjn beschouwingen 25 feb 2020 om 14:13 en 25 feb 2020 om 14:23 kunnen dus niet meer dan fungeren ter referentie in welke orde van grootte de zonnegevoeligheid kan worden verwacht.
De waarden kloppen dus ook beslist niet want we moeten wel rekening houden met de factoren die Danny beschreef + daarnaast ook de Albedo factor… maar het hele punt is dat de ‘versterkende factor’ juist nodig is om de juiste verhoudingen te kunnen bepalen.
Wat figuur 7D toont is op zichzelf juist, maar ik had net zo goed voor de TSI de waarden kunnen beschrijven na correctie voor de factor 4 voor de vorm van de aarde en een 70% correctie voor Albedo.
Dan zou dit duidelijk zijn geworden dat de correlatie gepaard gaat met hele grote verhoudingen in termen van de temperatuur per W/m2, dus nog groter dan wat Danny beschreef.
Ik kom hier later op terug want dit is natuurlijk wel cruciaal om verder uit te gaan zoeken… !
(De discussie kan wellicht de nodige verwarring hebben veroorzaakt maar het aspect van de versterkende factor hebben we hierbij dus allemaal helemaal over het hoofd gezien)
PARDON!
Zwarte-Piet 25 feb 2020 om 10:28
“Terug naar de hele hoge zonne- temperatuursgevoeligheid van martin. Deze mist iedere fysische basis. Dit kan alleen worden verklaard als het – onbegrepen mysterieuze VERSTERKENDE EFFECT VAN MARTIN – wordt verdisconteerd. Nogmaals de correlaties zijn opzienbarend maar bij het gebrek aan logica wordt dit een dodelijke cirkelredenering”
Precies, dat die versterkingsfactor, die toch echt nodig hebt om jouw grafieken waarde te geven, niet-fysische is, wou ik je nou duidelijk maken… scheelt me weer typen.
Het kwartje dat correlatie geen causatie is lijkt eindelijk te zijn gevallen bij Van Mensvoort.
Leuk dat de heren direct in rij klaar staan met allerlei voorbarige opmerkingen.
Credits voor Zwarte-Piet wiens opmerking van 10:28 mij is ontgaan, maar die versterkingsfactor is dus de reden waarom uit figuur 7D noch de klimaatgevoeligheid noch de zonnegevoeligheid direct kan worden afgelezen.
(Effe geduld mensen… we begeven ons immers op onbekend terrein hier met zo’n T-TSI grafiek)
Wel een beetje pijnlijk voor martin dat ik zijn onderzoek beter begrijp dan hijzelf….Tja.
Re: Zwarte-Piet “Wel een beetje pijnlijk voor martin dat ik zijn onderzoek beter begrijp dan hijzelf….Tja.”
Ik ben trots op je!
Maar ik heb wel de indrukken dat het ‘begrijpen’ van jou vooral beperkt tot het maken van opmerkingen die ons m.b.t. figuur 7D in ieder geval nog geen stap verder hebben kunnen helpen. Bovendien nam je ook al weer afstand van de zienswijze van Danny.. dus enkel schaarde je vooral aan zijn zijde om vervolgens uit jouw pokerset een kaart met de ‘versterkende factor’ te trekken n.a.v. de hoge getallen die zijn genoemd.
Is het begrip? Of was het vooral gevoel voor humor…???
(Immers, je had in het kader van de Carnaval al aangekondigd dat je mogelijk onder invloed van voor de dag zou kunnen gaan komen)
PS. Ik wil er even op wijzen dat er rondom de invloed van de zonnevlekkencyclus zich een soortgelijke kwestie afspeelt; immers, onderzoekers zijn in dat perspectief tot de conclusie gekomen dat deze cyclus gepaard gaat met temperatuurfluctuaties in de orde van 0,18 graad Celsius… echter zonder rekening te houden met een versterkende factor kom je via de TSI uit op slechts een paar honderdsten van een graad. Dit verklaard ook waarom in de data set van CarbonBrief de TSI is weergegeven met waarden die nauwelijks groter zijn dan 0,02 graad C. Daarmee zit je enkel op basis van het perspectief van de zonnevlekkencyclus al meteen op een versterkende factor in de orde van wat Shaviv noemt “one magnitude”… ofwel een factor 10. In mijn beschrijvingen m.b.t. de versterkende factor heeft daarom altijd het effect t.o.v. de zonnecyclus centraal gestaan.
Dus de sterkende factor van 6.1 tot 7.4 die ik in mijn artikel op basis van de primaire minima en secundaire minima hebben uiteindelijk dus betrekking op bij benadering het 10-voud van deze getallen… dus laten we zeggen in de orde van 50 tot 100.
Dit lijkt op het eerste gezicht heel veel. Echter, hierbij mag worden bedacht dat van de zonnecyclus bekend is dat bepaalde deze van het UV spectrum fluctuaties worden aangetroffen in de orde van 1000% (een 1 met 3 nullen). Ofschoon dit slechts gaat om een zeer kleine percentage van de TSI blijkt hieruit wel wat er in potentie mogelijk is – wellicht via een soort van domino effect…. wellicht via het oceaan systeem. Wie het weet mag het zeggen.
Dit verklaard o.a. waarom UV veel wordt genoemd als één van de kandidaten die verantwoordelijk zou kunnen zijn voor het ontstaan van de versterkende factor.
Wat we uit grafiek 7D kunnen afleiden (na correctie voor de vorm aarde met factor 4 en Albedo 70%) is het volgende:
De verhouding tussen de klimaatgevoeligheid (voor een verdubbeling van CO2) en de zonnegevoeligheid (0,1% van TSI) bedraagt:
CS (= 2xCO) / SS (= 0,1 TSI) = 2,72
Wat kunnen we uit deze verhouding afleiden?
– In de 2016 studie van Harde blijkt een CS/SS verhouding van 4,11 (= 0,7/0,17) leidt tot een verhouding betreffende het aandeel in de opwarming van 40% voor CO2 en 60% voor de zon.
– In de 2014 studie van Harde blijkt een CS/SS verhouding van 1,2 (= 0,6/0,5) leidt tot een verhouding betreffende het aandeel in de opwarming van 27% voor CO2 en 73% voor de zon.
– En bij de favoriete Shaviv studie van Ronald blijkt een CS/SS verhouding van 1,55 (= 0,42/0,27) leidt tot een verhouding betreffende het aandeel in de opwarming van 60% voor CO2 en 40% voor de zon
(Op basis van enkel de verhoudingen in de Harde studies komen we ongeveer uit op een klimaatgevoeligheid van 0,3 graad C en een zonnegevoeligheid van 0,57 graad C … maar op basis van de ene Shaviv studie komen we uit op een klimaatgevoeligheid van 0,5 graad C en een zonnegevoeligheid van 0,2 graad C; ben in de buurt van waar ik hoopte uit te komen inmiddels)
(CORRECTIE: Op basis van enkel de verhoudingen in de Harde studies komen we ongeveer uit op een klimaatgevoeligheid van 0,675 graad C en een zonnegevoeligheid van 0,25 graad C … maar op basis van de ene Shaviv studie komen we uit op een klimaatgevoeligheid van 0,5 graad C en een zonnegevoeligheid van 0,2 graad C —- ben inmiddels in de buurt van waar ik hoopte uit te komen)
Re Danny: “In deze CO₂ geobsedeerde wereld wordt heden ten dage de klimaatgevoeligheid meestal uitgedrukt voor een verdubbeling van de CO₂ concentratie, oftewel een stralingsforcering van 3.7 W/m².”
Hoi Danny, ik wil opnieuw terugkomen op je punt want de waarde 3,7 W/m2 is gekoppeld aan een temperatuur effect van 1K. In feite praten we hierbij dus over een waarde van 3,7 W/m per °C. Vandaar dat de klimaatgevoeligheid wordt gebruikt om de forcering van een verdubbeling van CO2 te vinden binnen het klimaat systeem; enkel bij een klimaatgevoeligheid van 1 graad Celsius (1K) komen we dus uit op die waarde van 3,7 W/m2.
Je voorstel om de gevonden waarde van 1.196 °C per W/m² te vermenigvuldigen met de waarde 3,7 W/m2 lijkt daarmee enkel zinvol wanneer de klimaatgevoeligheid 1 graad Celsius zou bedragen; kortom, het rekensommetje dat je voorstelt gaat impliciet uit van een veronderstelling die in in strijd is met jouw eigen inschatting (als Luke-warmer) dat de klimaatgevoeligheid hoger is dan 1.0 graad C.
Ik hoop dat nu duidelijk is dat jouw rekensommetje eigenlijk überhaupt niet kan worden gemaakt omdat de klimaatgevoeligheid voor een verdubbeling van CO2 feitelijk immers nog steeds onbekend is.
PS. In mijn volgende artikel kom ik op basis van waarden over een 3-jarige gemiddelde rond de minima (op basis van de combinatie van de primaire en secundaire) ook weer uit op een waarde van 1.2 °C per W/m².
Beste Martijn,
Hierbij de suggestie dat je je betoog bekend maakt VIA Clintel. In haar achterban van 800 man zijn vast wel een paar bekende zon-experts aanwezig die goed commentaar kunnen leveren. Niet overhaasten met proberen een stuk in de gevestigde klimaat literatuur te krijgen. Zo begint een discussie met een innovatieve aanpak niet, dwz met ‘bekvechten’ tussen onderzoekers die een gelijk aan hun kant proberen te krijgen.
Dat is ook het pad dat wij met ons essay, het paradigma van de regulerende functie van de diurnal cycle volgen bij het onderzoek dat wij uitvoeren naar de klimaat verandering op verschillende breedtegraden tijdens de seizoen wisselingen waarin de verandering van het effect van de veranderde zoninstraling evident is, zowel bij toename als afname daarvan.
De twee stukken zullen aanvullend zijn.
Dank voor de suggestie Arthur Rörsch.
En leuk om te horen dat je het ‘potentieel’ herkent.
(Bij mijn artikel in december heb ik bij Hans Labohm al geïnformeerd; hierbij kwam voor wat betreft Nederland slechts 2 namen ter sprake)
Bijzonder langdradig verhaal, dat ook in 5% van de woorden beschreven had kunnen worden. Neemt niet weg dat de hoge correlaties (mits correct) m.i. weldegelijk erg opzienbarend zijn. Het ontbreken van de beschrijving van de causale rol van de zon, zie ik als een gemiste kans. Deze notie – die een beroep doet op hogere logica – wordt echter door de auteur, niet begrepen.
De studie geeft geen enkele verklaring – hoe een hele kleine zonne-energiefluctuatie de aardse temperatuur zou kunnen beinvloeden. Dit maakt de studie theoretisch oninteressant en voegt daardoor weinig toe.
Helaas zal deze studie, in deze hoedanigheid, in geen enkel gerenomeerd blad worden gepubliceerd. Leuk voor hier op CG. Wel een 10 voor de noeste arbeid.
Ik daag je bij dezen uit om een samenvatting in 5% van de woorden te maken.
Dit is geen simpele materie dus als jij het zelfde verhaal in 5% van de woorden kunt vertellen dan ben ik de eerste om je daar alle lof voor toe te kennen.
@John: Is niet zo moeilijk hoor, het wordt moeilijk beschreven, dat wat anders. Er worden enkel wat correlaties beschreven. Nul theoretsche inbedding.
@Zwarte-Piet,
Als het niet zo moeilijk is dan neem ik aan dat we hier binnenkort jouw versie kunnen lezen. Ik wacht met spanning af.
Hoi John, je maakt in mijn ogen een zeer terechte opmerking, want we praten over een zeer complexe materie waarvan ik me realiseer dat over veel onderdelen dusdanig weinig bekend is dat deze grondig dient te worden behandeld omdat anders het gevaar dreigt dat de analyse meer vragen oproept dan antwoorden.
Alleen al het onderwerp van de 22-jarige cyclus gaat veel mensen de pet te boven… omdat ze enkele een 11-jarige cyclus menen te kunnen zien in het signaal van de zon.
Op basis van het feit dat de 22-jarige cyclus in de rapporten van het IPCC geheel ontbreekt zou je in de politiek heel gemakkelijk kunnen scoren… want voor de AGW-ers betreft dit ‘onverkend terrein’; het probleem was tot nu toe dat de relevantie van de 22-jarige cyclus lastig kon worden aangetoond maar in mijn artikel wordt glashelder beschreven hoe dit werkt en de analyse op basis van de ‘primaire minima’ is waterdicht.
PS. Er ligt inmiddels ook een samenvatting (zie ook de homepage van mijn eigen website: http://klimaatcyclus.nl ) klaar waarin elk van mijn 4 artikelen over de multidecadale klimaatcyclus worden samengevat (met de kanttekening dat hierin slechts een summier overzicht wordt gepresenteerd van de belangrijkste inzichten die ik afgelopen 3 kwartalen heb beschreven):
http://klimaatcyclus.nl/klimaat/samenvatting-multdecadale-klimaatcyclus.htm
(De samenvatting voor het nieuwe artikel is zelfs veel korter dan de 5% die Zwarte-Piet noemt… maar hierbij ontbreekt natuurlijk wel vrijwel alle data + de bijbehorende analyses en vrijwel iedere vorm van uitleg)
@John: Best goed van je dat je het voor martin opneemt. Nogmaals een 10 voor ijver. Een paar grafiekjes + toelichting hadden m.i. volstaan. Een correlatie is een correlatie, hoelang moet je daar over uitweiden? Maar goed, leer mij martin kennen!
Dank voor je waardering voor de ‘noeste arbeid’ Zwart-Piet,
Wat betref de causale rol van de zon:
In de discussie heb ik in de 2de en 3de alinea onder figuur 14 aandacht besteed aan het aspect van de versterkende factor + de betrokken mechanismen die nodig is m.b.t. invloed van de zon; de 3 mechanismen (UV, kosmische straling & zonnewind) waarover ik in het december artikel veel uitgebreider heb gesproken worden hier ook weer genoemd.
Daarnaast voer ik de ENSO cyclus aan als een 4-de factor die hierbij een belangrijke rol speelt; aan de onderbouwing hiervan is paragraaf VII geheel gewijd (nadat ik aan dit onderwerp in de het december artikel ook al een hele paragraaf heb gewijd waarin 2 andere fenomenen zijn beschreven waaruit blijkt dat de zon een grote invloed heeft op de ENSO cyclus).
Van Mensvoort,
Complimenten voor het werk, waarin je de kracht van de AGW theorie nogmaals aantoont dankzij de presentatie van Figuur 5. Laat me dat even verder uitleggen.
De roze lijn in figuur 5 laat zich als volgt modelleren (let op, de x-as is logaritmisch, dus het verband van de temperatuur anomalie, Ta, en de logaritme van CO2 is lineair):
Ta = -0.45 + 3.41*ln(CO2/280). De huidige temperatuurstijging per decade volgt dan uit de differentiaal met de tijd t: dTa/dt = (dTa/dCO2)*(dCO2/dt) = (3.41/410)*25 = 0.21 graden per decade, waarin ik ben uitgegaan van een ‘growth rate’ van 2.5 ppm/jr en dus 25 ppm/decade (h ttps://www.co2.earth/co2-acceleration). (Ps. Zonder actie om de CO2 uitstoot mondiaal terug te dringen is het waarschijnlijk dat de ‘growth rate’ de komende decennia verder zal stijgen en daarmee de temperatuurstijging per decade.)
Maak je dezelfde berekening voor het jaar 1900 met ~300 ppm CO2 en een stijging van 3.5 ppm CO2 per decade dan kom je voor die periode uit op een temperatuurstijging van ~0.04 graden per decade t.g.v. CO2 stijging. Duidelijk is dus dat de temperatuurstijging over de afgelopen eeuw versneld volgens dit model, geheel in overeenstemming met wat is waargenomen.
De meesten kennen wellicht de bekende formule voor Ta met daarin de klimaatgevoeligheid: Ta = 5.35*K*ln(C02/280)/3.7. Deze formule laat zien dat bij verdubbeling van CO2 de temperatuurtoename gelijk is aan de klimaatgevoeligheid K, immers 5.35*ln(2)/3.7 = 1. De formule van de roze curve kunnen we dan gebruiken om de klimaatgevoeligheid, K, te schatten: K=(3.7*3.41)/5.35 = 2.36 graden.
De gemodelleerde temperatuurstijging per decade, bepaald o.b.v. de empirische data in figuur 5, en de daaruit voortvloeiende schatting voor de klimaatgevoeligheid passen beide prima in het IPCC verhaal. Het model is in een paar alinea’s uit te leggen en voor de meesten met enige mathematische achtergrond goed te volgen, vermoed ik. Het gemodelleerde logaritmisch verband tussen CO2 en temperatuur en de schatting van 2.36 graden voor de klimaatgevoeligheid zijn fysisch consistent.
In het artikel van Van Mensvoort mis ik de relatie tussen temperatuur en TSI; ik vind geen model (formule) die het verband beschrijft. De fysische consistentie van het gesuggereerde verband is dan ook niet te controleren. Er is correlatie, meer niet. Een correlatie gebaseerd op minder dan 15 datapunten, als ik het goed begrepen heb. Meer niet. Het is een dappere poging de AGW theorie in twijfel te trekken. Een mislukte poging, mijns inziens, en dat zet de AGW theorie nog weer steviger op zijn sokkel.
@klaas: Geheel tegen mijn gewoonte in, moet ik je ditmaal gelijk geven.
Hoi Klaas,
De veronderstelling die je impliciet bij je formule hebt gemaakt is dat de temperatuurstijging voor 100% het het gevolg is geweest van CO2; maar dat beeld wordt door mijn analyse afgebroken. Ik kan dit ook concreet maken want wanneer je een (logische) correctie voor vulkanisme zou maken voor de data in de grafiek van vOldenborgh (figuur 5) dan zal de correlatie met ongeveer een waarde van -0,05 afnemen (en daarmee al meteen onder de waarde van 0,90 zou duiken)… echter dit heeft wellicht helemaal geen consequenties voor de roze zijn.
Kortom, jouw formule vertegenwoordigd enkel de roze lijn… maar niet de correlatie die hoort bij de roze lijn.
Overigens, ik kan op dezelfde manier deze formule (enkel bedoeld voor de jaren met een ‘primair zonneminimum’) presenteren die van toepassing is voor zowel de atmosfeer als het zeewater:
Ta = -0,53 + (SSx0,5x(TSI-0,6))/0,45
Waarbij:
– Ta is de temperatuur na correctie voor vulkanisme met AOD gewicht =3
– SS = solar sensitivity
– TSI = total solar irradiance = 1,08 graad C per W/m2
PS. Een verschil is dat in dit model reeds is gecorrigeerd voor vulkanisme en de correlaties leveren voor de periode 1890-1976 voor de atmosfeer een waarde op van +0,9935 [p=0,000] en bij het zeewater een correlatie van +0,9996 [p=0,000]. En wanneer we mijn model ook corrigeren voor de impact van CFK’s/OZON dan wordt de perfecte correlatie bij het zeewater verlengt t/m 2017 en bij de atmosfeer verlengt t/m 1996… terwijl doen we dan ook met de data van vOldenborg… dan zakte de correlatie richting van rond de +0,90 naar rond de +0,70.
(Je mag zelf bedenken wanneer we in het model van Oldenborg vervolgens enkel naar de ‘primaire zonneminima’ zouden gaan kijken en vervolgens ook nog gaan corrigeren voor de invloed van de zon… etc. … en wellicht dat de roze lijn dan nog steeds op z’n plek staat???)
Voor jou klaas:
CORRECTIE (in zowel de formule als de definities):
Ta = ((TSI-1360,6) x SS x 0,27777) – 0,53
Waarbij:
– Ta is de temperatuur na correctie voor vulkanisme met AOD gewicht =3
– SS = solar sensitivity = 4,32 graad C per W/m2
– TSI = total solar irradiance
Van Mensvoort,
Feitelijk bevestig je de kracht van de roze lijn middels de ongevoeligheid voor aerosolen. De roze lijn matched ook nog eens voor alle jaren tussen 1880 en 2018 en de bijbehorende formule is fysisch consistent. Voor jouw model is dat nog maar de vraag.
Een rechte lijn fitten aan wat data punten is niet zo moeilijk. Maar waar is de fysische onderbouwing van de resulterende fit? Waar vinden we jouw getal voor SS terug in de literatuur? Wat is de fysische onderbouwing ervan?
Jouw bovenstaande model matched slechts voor een beperkt aantal (primaire TSI minima) jaren, omdat die zo gecreëerd is. In de overige meer dan 90% van de jaren vliegt jouw model uit de bocht. Een model dat continu de bocht uit vliegt zal logischerwijs een lage correlatie vertonen wanneer alle gemeten data worden meegenomen.
Hoi Klaas,
Mijn reacties:
– Re: “Feitelijk bevestig je de kracht van de roze lijn middels de ongevoeligheid voor aerosolen.”
Ik heb geen idee wat je bedoelt, maar ik weet wel dat je je vergist. Immers, want vulkanisme heeft op het geheel relatief weinig impact doch bij individuele jaren heeft het wel impact. Cruciaal hierbij is dat er sinds de begin jaren ’90 relatief weinig vulkanisme is geweest… dus juist deze factor hakt flink in de periode voor de periode vanaf de 2de helft van de jaren ’90.
Concreet: na 1997 zijn de AOD waarden nooit meer hoger geweest dan 0,005; terwijl in de jaren tussen 1960 en 1997 slechts 2 jaren worden aangetroffen met een lagere waarde dan 0,005.
Anders gezegd: vanaf 1998 hebben we slechts 2 jaren gezien met een AOD van 0,005, bij de overige jaren zaten 19 van de 21 (= 90,5%) er onder. Voor de periode 1961-1997 hebben alleen de jaren 1978 en 1972 een waarde lager dan 0,005… da’s 5,4%.
Conclusie: na correctie voor vulkanisme gaat de roze toch wel minder steil worden en mogelijk ook een kromming tonen.
(Bij mijn eerder opmerking had ik nog niet echt nagedacht over hoe de impact er precies uit zou kunnen zien)
– Re: “De roze lijn matched ook nog eens voor alle jaren tussen 1880 en 2018 en de bijbehorende formule is fysisch consistent.”
Het eerste deel van je zin is in feite gewoon niet waar; vooral in de periode voor 1960 kun je met die lijn echt niet op basis van CO2 voorspellen waar het jaar is te vinden, want je praat dan over foutenmarges van 0,4 graad C… terwijl in mijn model de foutenmarge op niet meer dan 0,003 C ligt voor de periode 1890-1976.
Met het gebruik van de term ‘fysisch consistent’ maak je een grote claim, doch ik denk dat dit enkel op de formule berust. Ik zou hetzelfde kunnen zeggen m.b.t. mijn formule. De vraag is of wel duidelijk is wat we hier verder überhaupt mee bedoelen… toch?
– Re: “Een rechte lijn fitten aan wat data punten is niet zo moeilijk. Maar waar is de fysische onderbouwing van de resulterende fit? Waar vinden we jouw getal voor SS terug in de literatuur? Wat is de fysische onderbouwing ervan?”
Je loopt erg gemakkelijk voorbij dat ik in mijn perspectief ‘perfecte correlaties’ heb beschreven.
Bij het IPCC zullen ze vast denken dat die tussen de zon en de temperatuur niet bestaan… maar ze zijn vergeten om naar de 22-jarige zonnecyclus te kijken.
Je probeert in feite een open deur in te trappen… met je vraag om een ‘fysische onderbouwing’ voor de invloed van de zon. Immers, we weten heel goed dat de zon aan de basis staat van de meeste weer en klimaatverschijnselen. Echter, aantonen hoe dit getalsmatig werkt dat is een andere verhaal. Mijn analyse vormt een nieuwe hoofdstuk/paragraaf/voetnoot/kanttekening bij dat verhaal.
(Ik dacht… laat ik me bescheiden opstellen: kies zelf maar welk woord je het meest gepast vindt)
– Re: “Jouw bovenstaande model matched slechts voor een beperkt aantal (primaire TSI minima) jaren, omdat die zo gecreëerd is. In de overige meer dan 90% van de jaren vliegt jouw model uit de bocht. Een model dat continu de bocht uit vliegt zal logischerwijs een lage correlatie vertonen wanneer alle gemeten data worden meegenomen.”
Mijn model komt voort uit de 22-jarige zonnecyclus… waarvan we weten dat tussen de verschillende fase de samenstelling van de zonnestraling veranderd. Zo weten we dat de ’totale zonnestraling’ bij benadering met slechts 0,1% fluctueert… maar bij sommige bandbreedte van het spectrum lopen de percentages op tot wel 1000% (dit gaat om bepaalde UV gerelateerde golflengtes).
Kortom, ik heb niks “gecreëerd”… ik ben in feite het signaal van de zon aan het ‘ontleden’. Vooral het onderscheid tussen de ‘primaire minima’ en de ‘secundaire minima’ vormt een eye-opener die bovendien gerelateerd is aan het fenomeen dat in de 2de paragraaf wordt beschreven: de Gnevyshev-Ohl regel.
PS. M.b.t. de fysische onderbouwing: dit heeft in feite dus alles van doen met de 22-jarige magnetische zonnecyclus…. het draait hierbij in essentie om magnetisme; de zonnevlekkencyclus vormt hierbij slechts 1 van de factoren.
(De meeste mensen hebben vermoedelijk de-ballen-verstand van magnetisme en het is dus ook bepaald geen onderwerp dat zich gemakkelijk laat beschreven, vandaar dat ik op fysica die een rol speelt bij magnetisme verder geen aandacht heb besteed… je moet dan gaan denken in termen van bewegende velden van energie, etc. Ik zou graag zien wanneer iemand hierover een balletje zou op gooien maar ik verwacht niet dat dit zal gaan gebeuren m.b.t. de zon want ik heb de indruk dat voor de meeste mensen het al zelfs ‘nieuws’ is dat de zon een 22-jarige cyclus op basis van magnetisme)
“Ik heb geen idee wat je bedoelt, maar ik weet wel dat je je vergist.”
Huh? Je geeft hiermee feitelijk aan dat je boven elke kritiek verheven bent, ook al begrijp je de kritiek niet. Bijzondere stellingname.
En vervolgens weer een enorme brei aan woorden om maar om de hete brei heen te draaien. De AOD laat ik nu maar even zitten want dat is een niet nader beschreven black-box in jouw artikel met niet-onderbouwde kwantificatie als:
“vermenigvuldigd met een gewicht van 1,15”
“AOD gewicht = 3,45”
“een AOD gewicht vanaf 2,24 tot 3,89”
“Bij een AOD gewicht vanaf 2,11 tot 4,50”
“met een hoge AOD correctie met een gewicht van 3,29”
“AOD gewicht = 3”
“AOD gewicht: 2,32”
Je bent al met al nogal wat aan het hannesen met de AOD. Je telt temperaturen (K) op bij AOD’s (dimensieloos) met een vermenigvuldigingsfactor/gewicht (die dan een dimensie K moet hebben, maar dat blijkt nergens uit, omdat de formule daarvoor ontbreekt). Enige lijn en controleerbaarheid is al met al niet te ontdekken.
Waar is je formule of tabel voor AOD? En voor de gewichten? Dat zou het een stuk duidelijker maken.
(Ps. Het valt me in z’n algemeenheid op dat je erg onzorgvuldig/onvolledig bent met eenheden. Zowel in het artikel als in je reacties. Dat vind ik slordig voor iemand met een fysische achtergrond).
Je zegt: “Het eerste deel van je zin is in feite gewoon niet waar; vooral in de periode voor 1960 kun je met die lijn echt niet op basis van CO2 voorspellen waar het jaar is te vinden”
Ik heb je toch de formule gegeven: dTa/dt = (dTa/dCO2)*(dCO2/dt) met een paar rekenvoorbeelden voor verschillende perioden. Dan is het toch logisch dat je in de periode vóór 1960 geen hoge correlatie vindt tussen temperatuur en CO2? Maar dat betekent toch niet dat het verband er niet is? Andere temperatuur gerelateerde factoren overheersten blijkbaar. Niet begrepen?
De fysische consistentie heb ik benoemd in mijn eerste reactie. Daar ben je niet op ingegaan. Ook niet op mijn vraag naar de fysische consistentie van jouw model. “Waar vinden we jouw getal voor SS terug in de literatuur?” Antwoord: blanco.
Op mijn opmerking dat jouw model in 90% van de tijd uit de bocht vliegt reageer je ook niet concreet. Antwoord: blanco. Terwijl dat had heel makkelijk had gekund zonder woordenbrei: Maak een Ta versus TSI plot met jouw formule. Plot daarin vervolgens de (Ta,TSI) data punten uit jouw artikel en het is voor iedereen direct duidelijk. De zwakte van jouw formule zit ‘m in de meer dan 90% van de (Ta,TSI) data buiten de primaire TSI-minima. Die zijn niet goed verdisconteerd in jouw model/formule, die om die reden dus faalt.
Zucht…. martin is volkomen de kluts kwijt, hij ziet door de bomen het bos niet meer. Ik zei al… goed voor hem dat zijn studie tot veilige CG beperkt blijft.
De volgende formule is van toepassing op figuur 7D:
T = ((TSI – 1360,6) x 1,2) – 0,53
PS. In deze discussie heeft zich nog steeds niemand gemeld die aanleiding heeft gezien om te claimen dat er in het artikel iets zou moeten worden gewijzigd. Danny meende dat er iets niet zou kloppen bij figuur 7D maar hij vergiste zich, want hij hield immers geen rekening met de versterkende factor voor de zon die in het spel aanwezig is.
Re: Klaas “De AOD laat ik nu maar even zitten want dat is een niet nader beschreven black-box in jouw artikel… “
Beste Klaas, deze bron van de NASA noem jij een ‘black box’?:
https://data.giss.nasa.gov/modelforce/strataer/
(Staat vermeld als bron 7 in het artikel)
Zwaar onvoldoende Van Mensvoort.
De gewichten die je toepast op de AOD zijn black-box, want niet controleerbaar. Geen formule. Blanco. Dat je de eenheid ervan niet vermeld doet vermoeden dat je zelf geen idee hebt wat je aan het doen bent.
Meerdere reageerders hier vragen naar de formule voor (Ta,TSI) voor alle jaren over de periode (1880-2018) die jij behandelt die de fysische onderbouwing van jouw aanpak zou moeten onderschrijven en je komt enkel met een formule die van toepassing is op de 7 datapunten van figuur 7D. Dat is lachwekkend.
Nogmaals dan. Maak een Ta versus TSI plot met jouw formule voor alle jaren vanaf 1880 tot 2018. Plot daarin vervolgens de (Ta,TSI) data punten uit jouw artikel. Dan is direct duidelijk dat jouw formule faalt, omdat je meer dan 90% van de datapunten hebt genegeerd in de bereiding van je formule. Als jij vindt dat je meer dan 90% van de data kunt negeren, dan moet je dat fysisch verklaren en vervolgens verwerken in je formule.
Als jij die formule niet kunt leveren is acceptatie van het paper middels peer review kansloos.
Re: Klaas “De gewichten die je toepast op de AOD zijn black-box, want niet controleerbaar. Geen formule. Blanco. Dat je de eenheid ervan niet vermeld doet vermoeden dat je zelf geen idee hebt wat je aan het doen bent.”
De AOD factor heeft geen eenheid.
Het ‘gewicht’ betreft een eenvoudige vermenigvuldigings factor.
Je kunt alles controleren in de Exile data file; deze kun je downloaden via het linkje onder de inhoudsopgave van het artikel.
Re: “Meerdere reageerders hier vragen naar de formule voor (Ta,TSI) voor alle jaren over de periode (1880-2018) die jij behandelt die de fysische onderbouwing van jouw aanpak zou moeten onderschrijven en je komt enkel met een formule die van toepassing is op de 7 datapunten van figuur 7D.”
Niemand heeft om een formule gevraagd die betrekking heeft op alle jaren.
Mensen die dat zouden vragen… die hebben mijn artikel waarschijnlijk niet goed gelezen… en de analyse zeker niet goed
Het onderzoek richt zich zich immers op de jaren waarin de minima van de 22-jarige zonnecyclus worden gevormd.
Ik heb overigens inmiddels al een formule gepresenteerd (enkel van toepassing op de minima):
T = ((TSI – 1360,6) x 1,2) – 0,53
Het cruciale punt is dat het signaal van de zon van samenstelling veranderd tijden de verschillende fasen van de zonnecyclus en uit mijn laatste 2 artikelen blijkt dat dit effect grote invloed heeft. Ik sprak in december al in termen van ‘klimaatruis’ t.g.v. de zonnevlekkencyclus; inmiddels is ook duidelijk geworden dat van de zonnevlekken bekend is dat het onderliggende fenomeen 5 tot 7 jaar eerder al in de kern van de zon ontstaat (om vervolgens 5-7 jaar nodig te hebben om vanuit de convectiezone uiteindelijk aan het oppervlak zichtbaar te worden). Dit fenomeen verklaard tevens waarom de minima en maxima van de zonnevlekkencyclus soms wel 2 jaar kan verschillen met de minima en maxima van de TSI.
Re: “Nogmaals dan. Maak een Ta versus TSI plot met jouw formule voor alle jaren vanaf 1880 tot 2018.”
UIt dit voorstel blijkt opnieuw dat je het kernpunt van mijn onderzoek niet hebt begrepen; immers, de relatie tussen de zon en de temperatuur blijkt in hoge mate te verschillen tussen de verschillende fases van de zonnecyclus. In het december artikel heb ik beschreven dat de correlatie tussen T en TSI bij de minima voor de periode 1912-2017 zelfs ruim 4x hoger is dan bij de maxima.
Met jouw voorstel houd je in feite dus helemaal geen rekening met de uitkomsten van mijn analyses.
Re: “Als jij die formule niet kunt leveren is acceptatie van het paper middels peer review kansloos.”
Ook uit deze opmerking blijkt dat je in feite niet beseft dat de onderzoeksresultaten enkel op de minima van de zonnecyclus van toepassing zijn.
PS. Overigens Klaas … nu ik er even over nadenk… op zichzelf zou ik met behulp van het concept van de ‘achtergrond zonnestraling’ eigenlijk ook gemakkelijk een formule kunnen presenteren die heel aardig zou kunnen blijken te werken voor alle jaren.
(Ik kom hier later op terug… want ik ben zelf wel benieuwd wat dit zou kunnen gaan opleveren, want een flink deel van de ‘ruis’ t.g.v. de zonnevlekken zou via een correctie op basis van de ‘achtergrond zonnestraling’ behoren te verdwijnen)
@klaas: De parametrische weging m.b.t. – ozon en vulkanisme – is enkel tot stand gekomen, op basis van hun toegevoegde waarde aan de correlatie. Dit is een klassieke CIRKELREDENERING.
Eens Piet, het werk van Van Mensvoort is lovenswaardig, maar tot op heden wetenschappelijk gezien zwaar onvoldoende. Van Mensvoort is niet staat de (Ta,TSI) formule te overleggen die geldig is voor alle jaren. Dat betekent simpelweg dat hij het fysische principe onvoldoende in de vingers heeft om in formulevorm te vatten. Daarvoor is meer nodig dan een woordenbrij.
Re: Klaas “Waar is je formule of tabel voor AOD? En voor de gewichten? Dat zou het een stuk duidelijker maken.”
Toen ik onderstaande post van Danny las dacht ik nog… ik ga er niet op reageren.
Maar na het lezen van bovenstaande suggesties is voor mij nu ook definitief duidelijk geworden:
Klaas = Ronald
(Met zijn opnieuw onnavolgbare poging om de grafiek van van Oldenborgh te ‘duiden’ heeft Ronald zijn ware identiteit inderdaad al verraden in zijn 2de bijdrage in de discussie afgelopen maandag om 24 feb 2020 om 16:58, nadat hij eerder dat uur om 25 feb 2020 om 16:03 al even zijn neus toonde)
Martijn de test van de hypothese ligt in een voorspelling voor de komende twintig jaar.
Heb je de samenvattende formule die zonnewaarnemingen in hadcrut temperatuur vertaald?
Re: Hans Erren “Heb je de samenvattende formule die zonnewaarnemingen in hadcrut temperatuur vertaald?”
Kijk maar eens naar figuur 7D; de rechte lijn toont aan hoe beide rechtstreeks aan elkaar zijn gekoppeld voor het oceaan systeem.
Vooral de periode tot 1976 biedt veel houvast (de impact van vulkanisme is in essentie beperkt).
Getalsmatig heb ik beschreven dat het beeld voor de atmosfeer nauwelijks anders is; dit onderwerp kwam ook al even ter sprake in mijn eerste reacties n.a.v. de analyse van Danny, zie: 24 feb 2020 om 16:12 en 24 feb 2020 om 16:40.
Ik hoop dat je hier iets meer kunt?
PS. M.b.t. een voorspelling voor de komende 20 jaar heb ik in mijn december artikel al beschreven dat de invloed van de zon rond het jaar 2030 het laagste momentum zal gaan bereiken want de snelheid van de zon rond het barycentrum zal dan ook op het dieptepunt gaan beland voor de 21ste eeuw… en dit niveau is vergelijkbaar met het niveau rond 1850, zie figuur 25 in het december artikel:
http://klimaatcyclus.nl/klimaat/pics/multi-decadal-cycle-in-solar-velocity-momentum.jpg
(Ik zal in de toekomst eens gaan kijken of ik nu ook in staat bent om figuur 7D uit het nieuwe artikel te koppelen aan figuur 25 uit het december artikel… mocht dat ook lukken dan pas lijkt het me zinvol om vervolgens ook aan een ‘formule’ te gaan denken; maar ik wil er wel al vast op wijzen dat het totaalbeeld dat nu is ontstaan een grote overeenkomst toont met de analyse die ik in mijn eerste artikel in juni presenteerde… dus de impact van de multidecadale cyclus blijft een belangrijke factor die houvast biedt, maar hierbij moet wel worden bedacht dat het gaat om een cyclus die zich op een helling begeeft)
Martijn, het is nu nog steeds curve fitting blijft van een reeks met bepaalde lengte,. De ultieme test van je theorie is de extrapolatie in de toekomst. Alleen een numerieke relatie met fysisch waarneembare zonnefactoren kan de doorslag geven van de acceptatie van je theorie. Dus het is aan jou (en niet aan mij) om een formule op hoesten die stand houdt in de komende 20 jaar.
Hans, m.b.t. de “extrapolatie in de toekomst”: met onderstaande formule kunnen we de toekomst nog steeds niet gemakkelijk voorspellen… want we weten dat de kracht van de zon immers volgens een (onregelmatige) cyclus verloopt. Dit kunnen we in figuur 7D overigens ook zien aan de jaartallen.
PS. De volgende formule is van toepassing op figuur 7D:
T = ((TSI – 1360,6) x 1,2) – 0,53
In de wetenschappelijke literatuur staat deze bekend als de Gleissberg cyclus, waarvan bekend is dat deze een wisselend verloopt kent.
In het december artikel heb ik over dit aspect uitgewijd.
Interessant, ik ga lezen!
Hoi Rob,
Vooral in de beginfase van mijn onderzoek gericht op de klimaatcyclus heb ik vaak dankbaar gebruik gemaakt van jouw website om achtergrondinformatie te vinden m.b.t. diverse andere complexe onderwerpen.
Het lijkt me interessant om van jou enige vorm van (kritische) feedback te ontvangen wanneer je van de inhoud kennis hebt genomen.
(Dank het tonen van je interesse)
Martijn, een prachtig, goed onderbouwd stuk werk, het geeft de werkelijkheid prima weer. Prof. Dr. Nico Scafetta zal trots op je zijn, want dit past ook in zijn zienswijze.
Ga zo door!!!
Dank voor je waardering & bemoedigende woorden Marinus.
PS. Het werk van Scafetta bevindt zich in mijn ogen op eenzame hoogte, maar heeft belangrijke rol gespeeld in mijn begripsvorming rondom de rol van de zon in de klimaatcyclus. Mijn eigen analyse staat verder wel geheel los van zijn werk, maar de uitkomst over de rol van de zon is in grote lijnen wel vergelijkbaar met was Scafetta beschrijft.
3 van de 53 bronnen in de lijst met de referenties verwijzen naar het werk van Scafetta; hij heeft nauwe banden met het ACRIM onderzoeksteam, waartoe Scafetta in het verleden zelf ook heeft behoort.
Dag Johan,
De inhoud van dit artikel over de minima van de zonnecyclus is nog onbesproken gebleven.
Maar n.a.v. mijn eerste artikel in juni vorig jaar is Prof. Guido van der Werf op dit platform anderhalve week dagelijks actief geweest en hebben we ideeën uitgewisseld.
N.a.v. mijn december artikel is er opnieuw even contact geweest; ik ga hierover niet verder uitwijden maar in de laatste paragraaf bespreek ik een 2015 studie over de AMO cyclus die van der Werf & Dolman in der tijd hebben gepresenteerd, zie de 3de alinea:
http://klimaatcyclus.nl/klimaat/1890-1976-zon-toont-perfecte-correlatie-met-temperatuur-invloed-CO2-blijkt-nihil.htm#discussie-en-conclusie
(Trek je conclusies zelf maar zou ik zeggen… maar voor mij is duidelijk dat de meeste klimaatonderzoekers helemaal geen aandacht besteden aan de 22-jarige zonnecyclus + het belang van de minima lijkt de meerderheid van de onderzoekers ook geheel te zijn ontgaan – overigens, de 22-jarige cyclus wordt überhaupt niet genoemd in de rapporten van het IPCC maar het IPCC beschrijft wel het belang van de minima; in AR5 wordt in bijlage 8.4 table 8.SM.4 wordt wel enige aandacht besteed aan de minima afzonderlijk)
PS. Theo stelde vanochtend ook al een soortgelijke vraag, zie mijn reactie hier: 24 feb 2020 om 11:41
Martijn,
Ik heb even gekeken naar je artikel van juni 2019. http://www.climategate.nl/2019/06/82482
Daar heb je het niet over een 22-jarige cyclus, maar zie je een andere verklaring voor de opwarming. Je hebt het onderwerp van je betoog van vandaag dus nog niet besproken met experten?
Ik heb toch een gekeken naar de reacties daar. Wat me daar opvalt, is dat jij heel wat reacties daar hebt gepost met verwijzingen naar Guido (prof Guido van der Werf neem ik aan), maar dat ik daar nergens een reactie van een Guido zie staan!
Volgens mij weerom een geval van verwijderen van reacties door de beheerder. Reacties geschreven door gebruikers die hem niet aanstaan worden blijkbaar in bulk verwijderd! Blijkbaar vind de beheerder het wetenschappelijke standpunt van een professor in klimaatonderzoek aanstootgevend of zo, en oordeelt hij dat dit moet verwijderd worden???
Je leest nu maar één kant van de discussie. Blijkbaar vond jij het een nuttige discussie, maar aangezien alle reacties van prof van der Werf zijn verdwenen, kan ik dus niet nagaan wat het standpunt van hem was in die discussie en of hij het eens was met jouw conclusie in het artikel toen, of wat hij nu vindt van je bewering van “invloed CO2 blijkt nihil” die je hier vandaag presenteert.
@Martijn,
Inderdaad een soortgelijke vraag, ik doelde wel te verstaan op mensen die met de zelfde materie bezig zijn als jij, geen pure co2 wetenschappers.
Trouwens ik merk uit verschillende reacties hier dat gewoonweg sommigen hier geen raad weten met jouw bevindingen en dan er maar wat onzin uit gooien.
Het lijkt wel een soort jaloezie, een wetenschapper hoort open te staan voor andere inzichten naar mijn mening.
Maar daar mag natuurlijk iedereen zijn eigen mening aan ophangen.
Ik ben een ingenieur in de Civiele Techniek. Dit wetenschappelijke werk behoort niet tot mijn vakgebied, en ik ben dan ook niet in staat het te beoordelen.
Polders en dijken zijn dat wel. Rijkswaterstaat en de Waterschappen doen hun werk uitstekend. De ledigheid beperkt zich -gelukkig- tot de politiek en de media. Die geen flauw idee hebben wat zich in werkelijkheid in de wereld afspeelt. Spookverschijningen zoals Greta Thunberg en Rutger Bregman brengen onze samenleving, cultuur en daarmee onze toekomst in gevaar. Het is belangrijk dat dit ‘holle geleuter’ een halt wordt toegeroepen.
Marian Slob vandaag in de Volkskrant:
>>Ik heb dus twee nieuwtjes voor Bregman. Eén: de meeste waterambtenaren deugen. Twee: het grote ‘deltawerk’ is niet een indrukwekkend fysiek bouwsel, maar een pionierende manier van besturen. Een bestuurswijze die slim en democratisch omgaat met onzekerheden. <<
Martijn,
Mijn reactie met vragen aan jou is weer eens verwijderd door de censuur….
Jij was zo correct om in te gaan op mijn vragen, en ik wou de discussie verder zetten, maar nog voordat ik het kon posten, had de censuurder mijn en jou reactie verwijderd.
Daarom post ik mijn reactie hier, zonder voorgeschiedenis.
Jij beweerde dat je een constructieve discussie over dit onderwerp hebt gehad met prof Guido van der Werff in juni 2019. Ik heb even gekeken naar je artikel van juni 2019. http://www.climategate.nl/2019/06/82482
Daar heb je het niet over een 22-jarige cyclus, maar zie je een andere verklaring voor de opwarming. Je hebt het onderwerp van je betoog van vandaag dus nog niet besproken met experten?
Ik heb toch een gekeken naar de reacties van destijds. Wat me daar opvalt, is dat jij heel wat reacties daar hebt gepost met verwijzingen naar Guido (prof Guido van der Werf neem ik aan), maar dat ik daar nergens een reactie van een Guido zie staan!
Volgens mij weerom een geval van verwijderen van reacties door de beheerder. Reacties geschreven door gebruikers die hem niet aanstaan worden blijkbaar in bulk verwijderd! Blijkbaar vind de beheerder het wetenschappelijke standpunt van een professor in klimaatonderzoek aanstootgevend of zo, en oordeelt hij dat dit moet verwijderd worden???
Je leest nu maar één kant van de discussie. Blijkbaar vond jij het een nuttige discussie, maar aangezien alle reacties van prof van der Werf zijn verdwenen, kan ik dus niet nagaan wat het standpunt van hem was in die discussie en of hij het eens was met jouw conclusie in het artikel toen, of wat hij nu vindt van je bewering van “invloed CO2 blijkt nihil” die je hier vandaag presenteert.
@Johan of alias Johan2 of wie dan ook.
Jullie zijn zo snel met iets te weerleggen.
Leg mij eens uit, hoe een koolstofdioxide wetenschapper even tussen door een oordeel kan geven over een komplete andere benadering of materie?
Alsof een geesteswetenschapper even een oordeel kan geven over een wetenschapper in de Kernfysica.
Theo,
Jij bent zo snel met iets te weerleggen wanneer het niet in je kraam blijkt te passen.
Leg me eens uit, hoe een Gezondheidspsycholoog (in casu Martijn) even tussendoor een oordeel kan geven over de koolstofdioxide wetenschap.
Alsof een psycholoog even een oordeel kan geven over een wetenschap zoals klimaatonderzoek.
Omdat hij het er toch maar even publiek neerzet en redelijk uitgebreid, dat heb ik van jou hier nog niet gezien.
Er wordt hier inderdaad nogal eens een reactie verwijderd, zonder communicatie en toelichting. Ik vind dat heel irritant.
Re: Johan2
Goed dat je even bent gaan neuzen in de discussie van juni.
Afgelopen najaar heeft Hans LaBohm op dit platform te maken gehad met figuren die zich o.a. onder de naam van Prof. Guido van der Werf deden voorkomen; bij het verwijderen van de betreffende accounts is vermoedelijk het een en ander misgegaan… met als gevolg dat de bijdragen van van der Werf in de juni discussie ook zijn verdwenen.
Dit heeft zich al aan het eind van de zomer of ergens in de herfst afgespeeld – meen ik mij te kunnen herinneren.
Ik vond het zelf jammer om dat te constateren, maar het is niet anders.
PS. Van der Werf heeft in de topic van mijn artikel in augustus overigens zelf vermeld dat afstand heeft genomen van dit platform omdat in zijn ogen de sfeer was verhard.
Martijn,
Mijn reactie van gisterenochtend is weggecensureerd. Dat vind ik storend.
Alle reacties van prof van der Werf werden verwijderd. Vind jij dat niet storend? (NB, er zijn hier geen ‘accounts’ – je moet je immers niet registreren, dus je uitleg klopt niet echt).
vanGelder schreef hier gisteren “Er wordt hier inderdaad nogal eens een reactie verwijderd, zonder communicatie en toelichting. Ik vind dat heel irritant.”
De moderator hier is duidelijk de trappers kwijt. ZIjn gedrag lijkt nogal dictatoriaal te zijn, waarin hij geen standpunt dat afwijkt van de leer tolereert.
Re: Johan2
Johan, je zit denk ik een beetje in een paranoïde denk modus want ik weet niet wat er exact is gebeurd maar ik heb sterk de indruk dat de bijdragen van de Prof per abuis zijn verwijderd (mogelijk t.g.v. technische onvolkomen van het WordPress systeem).
Ik heb van Hans LaBohm begrepen dat het contact met de Prof. nog steeds goed is; de heren kennen elkaar al heel wat jaren.
Johan2, ik gebruikte het woord ‘paranoïde’ omdat dat je vooral zit te speculeren over waarom de posts van anderen (inclusief die van de Prof). Ik heb je al uitgelegd dat het contact tussen LaBohm en van der Werf (voor zover ik hiervan op de hoogte ben) goed is.
Ik kan niet overzien wat er precies speelt rondom je eigen posts; wanneer je geen bericht het ontvangen van Hans LaBohm in de vorm van een waarschuwing dan zou het mogelijk ook een technische kwestie kunnen betreffen.
Echter, ik heb je opmerking in termen van “de trappers” in de richting van LaBohm overigens al eerder gelezen. Ik begrijp dat het dus om dat bericht gaat. Maar jij lijkt niet te begrijpen dat je met dit soort van opmerkingen weinig zijn op betrekkingsniveau… en zeker ook niet goed voor de sfeer op dit platform. Dus ik heb er eigenlijk nu wel begrip voor dat je met verwijderde berichten wordt geconfronteerd. Wellicht dat dit ook verklaard waarom je je oude gebruikersnaam niet meer kunt gebruiken.
(Wanneer je iets meer zelfreflectie toont en wat voorzichtiger bent met het ventileren van je emoties dan is er op dit platform veel ruimte om je mening te laten horen; echter, wanneer de inhoud vooral betrekking heeft op het uiten van wantrouwen richting andere mensen… dan moet je niet gek opkijken als blijkt dat je hierbij je eigen glazen hebt ingegooid voor wat betreft je aanwezigheid op dit platform)
Martijn,
Blijf jezelf maar overtuigen dat berichten verdwijnen door “mogelijk ook een technische kwestie”.
Speek jezelf zo maar tegen met de opmerking dat het te maken heeft “met het ventileren van je emoties” en “de inhoud”
Je weet onbewust wat de waarheid is, maar je durft het niet te erkennen. Ken je het begrip “cognitieve dissonantie”?
~|
Ik ben dit niet. Gaarne trollen verwijderen @HL. Guido is oud nieuws BTW, sinds zijn trollen bijdragen alhier.
Mijn achtergrond is elektrotechniek en telecommunicatie. Ik probeer de essentie van deze studie te begrijpen, kan het echter niet volledig doorgronden en beoordelen. Echter: Het moet toch eenvoudig mogelijk zijn deze studie op hele korte termijn te laten beoordelen door mensen uit het desbetreffende vakgebied? Er zijn toch in Nederland of Europa wel een aantal mensen te vinden, die dit kunnen? Mensen, die bij overheidsinstanties werken, en toch al van ons belastinggeld betaald worden. Het moet toch totaal onnodig zijn om dit eerst in de z.g.. gerenommeerde tijdschriften gepubliceerd te krijgen? De statistische fraude van een Australische psycholoog en het geleuter van teenagers wordt met open armen ontvangen, maar als het gaat om een doorwrochte studie naar een wellicht zeer belangrijk element bij de opwarming van de aarde blijft het oorverdovend stil. Alvorens honderden miljarden uit te geven om de CO2-thermostaat ietsje lager te zetten ( met een totaal verwaarloosbaar resultaat) en Nederland totaal te ontwrichten, zou Nederland ( en natuurlijk ook Europa) eens bij zinnen moeten komen en alle relevante aspecten van het klimaat onbevooroordeeld op een rijtje moeten zetten. Ik vrees dat dit echter niet zal gebeuren; daarom maak ik me meer zorgen over de green deal van onze Europese klimaatpaus dan over het coronavirus.
@Dick,
Ben het helemaal met je eens, wat dat betreft is er nog niets veranderd tegenover vroeger.
Toen iemand beweerde dat de aarde rond was werd hij verketterd.
De aarde was plat, en daarmee uit.
@Dick:
Klimaatalarmisme is een sociaal overdraagbare ziekte.
Dick, aan mij zal het niet gaan liggen… ik ga diverse ‘knappe koppen’ (zowel AGW-ers als skeptici) mijn analyse voorleggen met de vraag om eens goed naar de ‘perfecte correlaties’ te kijken + alle andere facetten van de analyse.
“Climate denial has seriously impeded aggressive mitigation efforts that could have averted our present climate emergency. It has magnified the risk that humanity locks in to catastrophic global climate change. The people in positions of authority in states, or industrial groups whose lies have put us and our descendants in peril, should be held accountable. The damage that climate deniers do is heinous, and they have no excuses. The time has come to prosecute them for postericide (= intentional or reckless conduct fit to bring about the extinction of humanity).”
Aldus Catriona McKinnon Professor of Political Theory, University of Exeter (UK) in de Unesco Courier in 2019.
The time has come to prosecute them for postericide (= intentional or reckless conduct fit to bring about the extinction of humanity).
En dat zegt een “Professor of Political Theory”, onderwijsgevend in de theorie van het liegen, bedriegen en onderdrukken.
Ze is welkom bij de groep van “Heel Holland bakt er niets van”.
Vandaag een goede in de carnavals optocht, even vertaald uit het dialect.
Ze willen steeds minder stikstof, maar wel steeds meer gerst voor bier!