Een bijdrage van Martijn van Mensvoort.
De zon vormt in essentie een hete gasbol met fluctuaties die ontstaan t.g.v. magnetische activiteit. Deze openbaren zich via een scala van magnetische fenomenen, zoals: zonnevlekken, zonnefakkels en zonnevlammen1. Een groot deel van de bijbehorende fluctuaties ontstaat t.g.v. de magnetische zonnecyclus, welke een lengte heeft van ~22 jaar [= Hale cyclus]. De magnetische polen van de zon wisselen halverwege deze cyclus van polariteit; dit impliceert dat de magnetische cyclus 2 zonnecycli omvat van ~11 jaar [= Schwabe cyclus]2.
In dit artikel staan de ‘primaire minima’ van de 22-jarige magnetische zonnecyclus centraal; dit betreft de minima bij de ’totale zonnestraling’ [TSI = total solar irradiance] die ontstaan wanneer de magnetische polen van de zon zich in de oorspronkelijke positie bevinden. Ook is aandacht besteed aan de impact van de ‘secundaire minima’, welke ontstaan in de fase van de cyclus waarbij de polen van positie hebben gewisseld. Het belang van de minima komt tot uitdrukking in het feit dat dit de meestal stabiele fase van de zonnecyclus betreft, die bekend staat als de ‘inactieve fase’ waarbij vooral weinig zonnevlekken en zonnevlammen ontstaan.
Na een correctie voor vulkanisme toont de temperatuur van zowel de atmosfeer (HadCRUT4 temperatuur serie3) als het zeewater oppervlak (HadSST34) voor de periode 1890-1976 een welhaast ‘perfecte correlatie’ met de primaire minima van de TSI (LISIRD): r > 0,993 [p=0,000]. Op basis van de gemiddelde waarden van de LISIRD TSI data set5 en de IPCC AR5 TSI data set6 tonen de tussenliggende secundaire minima in de periode 1902-1965 bij zowel de atmosfeer als het zeewater oppervlak ook een ‘perfecte correlatie’: r > 0,994 [p=0,000]. Op basis van deze perfecte correlaties is geconcludeerd dat de invloed van de stijging van CO2 nihil is geweest bij de opwarming van ~0,2°C die tussen 1890 en 1976 via een oscillerende dynamiek is ontstaan. De perfecte correlaties bewijzen dat er sprake moet zijn van een versterkend mechanisme voor de relatief kleine fluctuaties in de activiteit van de zon bij de minima van de magnetische zonnecyclus. De ENSO cyclus speelt hierbij een sleutelrol d.m.v. een complex mechanisme want zowel zonneminima als zonnemaxima zorgen vaak voor negatieve ENSO waarden. Tevens hebben de laatste 3 super El Ninos zich voorgedaan bij 3 van de 4 meest extreme veranderingen in het impulsmoment bij de beweging van de zon rond het barycentrum.
Bij de zeewateroppervlaktetemperatuur is voor de periode 1890-2017 bovendien tijdens 5 van de 6 magnetische zonnecycli de verandering vrijwel geheel verklaard door de fluctuaties in de activiteit van de zon. Enkel bij de magnetische cyclus tussen 1976-1996 is de stijging van de temperatuur duidelijk niet te verklaren door de activiteit van de zon. Dit betreft de periode waarin het gat in de ozonlaag is ontstaan. De ‘footprint’ van deze afwijking in de periode 1976-1996 wijst in de richting van een specifieke groep broeikasgassen, namelijk: de CFK’s (chloorfluorkoolwaterstoffen) – welke bekend staan als zeer agressieve broeikasgassen waarvan het gebruik sinds 1987 wereldwijd is verboden. In de jaren ’90 werd het gebruik van CFK’s grotendeels afgebouwd met als gevolg dat de ozonlaag sinds het jaar 2000 herstellende is. Na een aanvullende correctie op basis van de omvang van het gat in de ozonlaag blijkt op basis van de primaire zonneminima en de zeewateroppervlaktetemperatuur ook m.b.t. de periode 1890-2017 een ‘perfect correlatie’ aanwezig; voor de atmosfeer wordt op basis vrijwel dezelfde correcties een ‘perfecte correlatie’ beschreven voor de periode 1890-1996.
De conclusie luidt dat de opwarming van het zeewater oppervlak (+0,9°C) tussen 1890 en 2017 voor 2/3 is veroorzaakt door de zon en voor 1/3 is veroorzaakt door het gebruik van CFK’s (met name in de periode 1976-1996). De sterke correlatie tussen CO2 en de temperatuur berust daarom op een spurieus verband dat ontstaat t.g.v. de combinatie van de toegenomen activiteit van de zon en een tijdelijke impact van CFK’s. Wereldwijd toont de periode 1996-2017 wel +0,25°C extra opwarming (t.o.v. de opwarming van het zeewater oppervlak); deze extra opwarming is ontstaan via een mix van antropogene factoren waarbij de ‘footprint’ van CO2 ontbreekt.
Meerdere data sets voor de TSI bevestigen bij de primaire minima een patroon dat in hoge mate parallel loopt met de multi-decennia oscillatie in de temperatuurontwikkeling van de lagere atmosfeer op aarde. Zowel de LISIRD TSI data set als de AR5 TSI data set die het Klimaat Panel van de Verenigde Naties [IPCC] heeft gebruikt, tonen zeer hoge correlaties met de HadCRUT4 temperatuur serie bij zowel de primaire minima in de periode 1890-1976, als bij de secundaire minima in de periode 1902-1985. Bij de primaire minima liggen de betreffende correlaties in de orde van +0,96 en bij de secundaire minima in de orde van +0,93.
Cruciaal is dat bij alle TSI data sets in de laatste neerwaartse fase van de multi-decennia cyclus een duidelijk minder sterk neerwaarts verloop zichtbaar is dan bij de temperatuur het geval is. Dit verschil neemt af na een correctie voor vulkanisme [AOD7 = aerosolen optische dichtheid]. De genoemde ‘perfecte correlaties’ treden op wanneer aan de AOD waarde een relatief hoog gewicht wordt toegekend, doch in klimaatmodellen gebruiken meestal hoge gewichten (tot waarden in de orde van tenminste 4).
In de beschrijvingen van het IPCC is veelvuldig gerefereerd aan de 11-jarige zonnecyclus, doch de 22-jarige magnetische zonnecyclus is nooit ter sprake gebracht. In het verslag van de “expert review comments” bij het IPCC AR5 rapport (2013) wordt wel 1x door een expert reviewer terloops gerefereerd aan de 22-jarige cyclus, maar in haar reactie noemt het IPCC zelf het onderwerp ook hier niet8. Het IPCC onderkent in AR5 wel dat bij het bestuderen van lange termijn veranderingen in de activiteit van de zon de aandacht meestal is gericht op de minima, omdat deze zowel een meer “stabiele” als ook een meer “relevante” indicator vormen voor de trend dan de maxima9.
TIP: Figuur 6 beschrijft dat de zeewateroppervlaktetemperatuur (na een hoge correctie voor vulkanisme) in de periode 1890-2017
tijdens 5 van de 6 magnetische cycli de activiteit van de zon vrij nauwkeurig heeft gevolgd. Figuur 7 beschrijft hoe voor de periode 1890-2017 in 2 stappen een ‘perfecte correlatie’ is gevonden tussen de zon en zeewateroppervlaktetemperatuur.
INHOUD
• I – Primaire zonneminima verklaren de opwarming geheel in de periode 1890-1976
• II – ‘Even-oneven’ regel van Gnevyshev-Ohl voor zonnevlekkencyclus maxima geldt ook voor TSI minima
• III – Primaire minima in IPCC data set tonen +0,94 correlatie met temperatuur in de periode 1890-1976
• IV – Zeewateroppervlaktetemperatuur bevestigt: de zon verklaart opwarming in periode 1890-1976 geheel
• V – Spurieuze correlatie CO2 en zeewateroppervlaktetemperatuur verklaart door zon (2/3) + CFK’s (1/3)
• VI – Controverse tussen PMOD & ACRIM onderzoekteams over TSI minima + invloed zon op klimaat
• VII – Zonneminima tonen sterke ‘footprint’ in de ENSO cyclus: 80,8% v/d 120 maanden zijn negatief
• VIII – Discussie & conclusie
(Data: Excel data file)
I – Primaire zonneminima verklaren de opwarming geheel in de periode 1890-1976
In figuur 1 is voor de totale zonnestraling de LISIRD TSI data set weergegeven in combinatie met de HadCRUT4 temperatuur serie. Bij zowel de primaire minima in de periode 1890-2017 [r = 0,880; p=0,005] als de secundaire minima in de periode 1879-2008 [r = 0,897; p=0,008] wordt afzonderlijk een duidelijk hogere correlatie met de temperatuur aangetroffen dan bij alle minima tezamen in de gehele periode 1879-2017 het geval is [r = 0,801; p=0,000] – ofschoon het significantie niveau bij de combinatie met alle wel iets hoger is.
De secundaire zonneminima blijken een sleutelrol te spelen bij het ontstaan van de piekjaren van de multi-decennia cyclus, terwijl de primaire minima betrokken zijn bij het ontstaan van de bodemjaren van de multi-decennia cyclus.
Het onderste deel van figuur 1 beschrijft dat bij de primaire minima gedurende 4 magnetische zonnecycli, zowel met als zonder een temperatuur correctie voor vulkanisme, een patroon is aangetroffen dat zeer sterk overeenkomt met de multi-decennia cyclus in het temperatuurverloop op aarde. Met correctie voor vulkanisme (de AOD waarden zijn hierbij vermenigvuldigd met een gewicht van 1,15) blijkt de correlatie voor de primaire minima in de periode 1890-2017 verder gestegen naar +0,975 [p=0,000]. Een verdubbeling voor het gewicht van de AOD leidt tot een verdere stijging van de correlatie, waarbij de waarde oploopt tot voorbij de waarde +0,990; bij een verdrievoudiging ontstaat een welhaast perfecte correlatie: r = +0,993 [p=0,000].
Echter, bij de secondaire minima (en ook bij de combinatie met de primaire minima) wordt een aanzienlijk is het beeld aanzienlijk grilliger beeld; zowel een verdubbeling als een verdrievoudiging van het gewicht van de AOD leidt tot een beperkte toename van de correlatie.
Figuur 1: De opwarming tussen 1890 en 1976 wordt geheel verklaard door de LISIRD primaire zonneminima jaren via een perfecte correlatie (na een hoge correctie voor vulkanisme: AOD gewicht = 3,45 resulteert in r = 0,993 [p=0,000]). Bij een AOD gewicht vanaf 2,24 tot 3,89 bedraagt in de periode 1890-1976 de correlatie tussen de LISIRD en de HadCRUT4 op een waarde die voortdurend hoger is dan +0,99 [r > +0,990; p<0,001]. De secundaire zonneminima blijken een sleutelrol te spelen bij het ontstaan van de piekjaren van de multi-decennia cyclus in de temperatuurontwikkeling op aarde. Bij de secundaire jaren toont de periode 1923-1965 op basis een AOD gewicht van 1,15 ook een perfecte correlatie [r = 0,9997; p=0,000]. Voor de periode 1996-2017 verklaart de zon ongeveer 60% van de temperatuurstijging.
METHODE: Het AOD gewicht 1,15 is bepaald op basis van een analyse gericht op de verhoudingen tussen diverse HadCRUT4 waarden in de periode 1890-1976 en de bijbehorende waarden in twee TSI data sets (LISIRD & IPCC AR5) waarbij zowel de primaire als de secundaire minima zijn betrokken; wanneer de AOD gewicht waarde 1,15 bedraagt ontstaat een hoge mate van evenwicht tussen de waarden in de betrokken perspectieven. Echter, bij hogere AOD waarden ontstaan tussen de primaire waarden in beide TSI data sets afzonderlijk hogere correlaties met de HadCRUT4 (de details staan in de volgende paragraaf beschreven); de aangetroffen waarden zijn hierbij veelal zelfs hoger dan bij de TSI data sets onderling. Bij een verdrievoudiging van het AOW gewicht (3,45) wordt een bijna ‘perfecte correlatie’ aangetroffen: r = +0,993 [0,000]. De p-waarden van de correlaties zijn berekend met PSPP.
Figuur 1 toont een trend die gerelateerd is aan de Gnevyshev-Ohl ‘even-oneven’ regel (zie figuur 2), welke in de wetenschappelijke literatuur enkel in verband is gebracht met het verloop van de maxima in de zonnevlekken cyclus. Want uit figuur 1 blijkt dat bij de LISIRD TSI de secondaire minima vanaf het jaar 1856 altijd gepaard gaan met een lager niveau t.o.v. het daaropvolgende primaire minimum. Meestal ligt het TSI niveau van de secondaire minima ook lager dan het gemiddelde van de aangrenzende primaire minima. Van belang is hierbij vooral dat de temperatuurontwikkeling daarentegen meestal de omgekeerde trend toont: de secundaire temperatuur is meestal hoger dan het gemiddelde van de aangrenzende primaire temperaturen het geval is. Dit fenomeen gaat gepaard met een ’tegengestelde-zaagtand-beweging’ tussen de TSI en de temperatuur bij de overgangen tussen de primaire en secondaire minima. Dit fenomeen verklaart tevens de relatief lage correlatie die voor alle minima tezamen is beschreven t.o.v. de primaire en secundaire minima afzonderlijk.
Tenslotte beschrijft figuur 1 voor de periode 1996-2017 dat de zon ongeveer ~60% van de opwarming verklaard, wat aanzienlijk hoger is dan in de periode 1976-1996 het geval is (want bij deze laatste periode kan de zon de opwarming duidelijk niet verklaren). In paragraaf IV zal blijken dat in het perspectief van de stijging van de zeewateroppervlaktetemperatuur de zon een nog groter aandeel heeft in de opwarming tijdens de periode 1996-2017; vervolgens zal blijken dat in het patroon van de opwarming in het oceaan systeem enkel de periode 1976-1996 een ‘footprint’ toont die niet door de zon kan worden verklaard.
II – ‘Even-oneven’ regel van Gnevyshev-Ohl voor zonnevlekkencyclus maxima geldt ook voor TSI minima
Uit figuur 2 blijkt volgens de ‘even-oneven’ regel van Gnevyshev-Ohl, dat in de zonnevlekkencycli na 1850 de 2de piek meestal lager was dan de eerste piek; voorafgaand aan het jaar 1800 wordt daarentegen voortdurend het omgekeerde patroon aangetroffen. Figuur 2 beschrijft ook dat bij de in totaal 14 magnetische cycli die vanaf het het jaar 1712 zijn ontstaan, bij de maxima drie onregelmatigheden aanwezig zijn (waarbij na een verandering van de richting van de trend geen herhaling volgt).
Figuur 2 (= Fig.1.): De ‘even-oneven’ regel van Gnevyshev-Ohl beschrijft dat bij de zonnevlekkencyclus de piekwaarden een patroon tonen waarbij hogere en lagere pieken elkaar opvolgen binnen 1 magnetische zonnecyclus van 22 jaar10.
Ook bij de minima van de volledige LISIRD TSI (getoond op de LASP website) wordt in de periode 1712-1850 het omgekeerde patroon aangetroffen t.o.v. de periode na 1850. Hierbij is vanaf het jaar 1766 zelfs geen enkele onregelmatigheid aangetroffen bij overgangen van de secundaire minima naar de primaire minima (dit blijkt ook uit de opwaartse pijlen in het bovenste deel van figuur 1).
Tenslotte is het ook van belang om vast te stellen dat het fenomeen bij de minima in de periode vanaf 1712 meestal tegengesteld is gericht t.o.v. de overgangen bij de maxima op basis van de regel van Gnevyshev-Ohl; dit is van toepassing op 11 van de 14 magnetische cycli. Dit wijst in de richting van een natuurkundige fenomeen waarbij binnen de magnetische cyclus de beschreven trends bij de minima en de maxima elkaar compenseren door een tegengestelde beweging; dit verklaart deels waarom bij de maxima een meer grillige trend wordt aangetroffen t.o.v. de meer stabiele minima.
Dit fenomeen verklaart in de periode vanaf 1850 binnen het klimaat systeem op aarde een deel van de ‘klimaatruis’ met een temperatuur impact in de orde van gemiddeld +0,13°C bij de secundaire minima t.o.v. de primaire minima (deze impact is enkel gebaseerd op een imaginaire vergelijking t.o.v. de bijbehorende waarden van respectievelijk de secundaire en primaire TSI minima zoals getoond in figuur 1).
III – Primaire minima in IPCC data set tonen +0,94 correlatie met temperatuur in de periode 1890-1976
In figuur 3 is de TSI data set van het IPCC toegevoegd die is gebruikt in het laatste uitgebreide klimaatrapport (AR5 2013). Uit figuur 3 blijkt dat ook de TSI data set van het IPCC voor de periode 1890-1976 een soortgelijke oscillerende beweging toont die volledig parallel loopt met de temperatuurontwikkeling op aarde (zowel zonder als met de vermelde AOD correctie). De correlatie bedraagt hierbij t.o.v. de temperatuur (zonder AOD correctie): +0,94 [p=0,008]; met de weergegeven AOD correctie stijgt de correlatie verder naar +0,95 [p=0,006].
Het is opmerkelijk dat de correlatie tussen de LISIRD en de temperatuur [r = +0,975; p=0,003] zelfs een fractie hoger is dan de onderlinge correlatie tussen de LISIRD en de IPCC AR5 TSI [r = +0,967; p=0,004]. Want logischerwijs mag worden verwacht dat de LISIRD en de data set van het IPCC een hogere correlatie met elkaar zouden behoren te tonen dan de correlatie van beide met de temperatuur; dit vormt een indicatie dat alle drie sterk aan elkaar zijn gerelateerd. Deze observatie bevestigt het in paragraaf I beschreven beeld waarbij de activiteit van de zon de temperatuur fluctuatie tussen 1890 en 1976 geheel verklaard.
Figuur 3: Primaire minima in IPCC AR5 TSI data set4 tonen voor de periode 1890-1976 een +0,94 [p=0,008] correlatie met de temperatuur (zonder correctie voor vulkanisme).
Bij de IPCC data set tonen de secundaire minima voor de periode 1902-1985 een vergelijkbare correlatie met de temperatuur [zonder AOD correctie: r = +0,880; p=0,025; met AOD correctie: r = +0,93; p=0,010] t.o.v de correlatie tussen de LISIRD en de temperatuur [zonder AOD correctie: r = +0,913; p=0,017; met AOD correctie: r = +0,929; p=0,012]. De data set van het IPCC toont in de periode 1902-1985 bij het perspectief van de secundaire minima een beeld dat nauwelijks afwijkt van het beeld bij de LISIRD. Het is opvallend dat de onderlinge correlatie tussen de beide TSI data sets hierbij zelfs een duidelijk lagere waarde oplevert [r = +0,798; p=0,012]. Ook bij de secundaire minima tonen de TSI data sets en de HadCRUT4 temperatuur serie dus onderling opmerkelijk sterke verbanden, waarbij de TSI data sets zich niet duidelijk onderscheiden van de temperatuur.
Bij de primaire minima voor de periode 1890-1976 ligt de gemiddelde correlatie tussen de TSI (LISIRD & IPCC AR5 afzonderlijk) en HadCRUT4 temperatuur (na correctie voor vulkanisme met AOD gewicht op 1,15) in de orde van +0,96 en bij de secundaire minima voor de periode 1902-1985 in de orde van +0,93.
Uit figuur 3 blijkt overigens wel dat in de IPCC data set het fenomeen van de ’tegengestelde-zaagtand-beweging’ duidelijk minder sterk aanwezig is. De impact op de temperatuurverschillen tussen de primaire en secundaire temperaturen (t.o.v. de bijbehorende TSI waarde) blijft hierbij beperkt tot een waarde van +0,02°C voor de secondaire minima t.o.v. de primaire minima (terwijl in de vorige paragraaf voor de LISIRD een ruim 6x groter effect is beschreven: +0,13°C).
IV – Zeewateroppervlaktetemperatuur bevestigt: de zon verklaart opwarming in periode 1890-1976 geheel
In figuur 4 is de HadCRUT4 serie voor de temperatuur van de atmosfeer (wereldwijd) vervangen door de HadSST3 serie voor de oppervlakte zeewater temperatuur (wereldwijd). Het eerder beschreven beeld voor de minima jaren in de HadCRUT4 wordt bevestigd in het perspectief van de minima jaren in de HadSST3. Uit figuur 4 blijkt tevens dat ook de IPCC AR5 data set duidelijk bevestigt dat de TSI in de periode 1890-1976 het temperatuurverloop van het zeewater geheel verklaard.
Figuur 4: Zeewateroppervlaktetemperatuur (HadSST3) bevestigt dat de zon de opwarming in periode 1890-1976 geheel verklaard. Bij een AOD gewicht vanaf 2,11 tot 4,50 toont in de periode 1890-1976 de correlatie tussen de LISIRD en de HadSST3 een waarde die voortdurend hoger is dan +0,99 [r > +0,990; p<0,001]. Ook de IPCC AR5 data set bevestigt voor de perioode 1890-1976 dat de zon de opwarming verklaard en dat de TSI daling tussen 1954 en 1976 niet groter is dan de daling van de temperatuur.
Uit figuur 4 blijkt dat voor de periode 1996-2017 in het perspectief van de opwarming van het zeewater voor de invloed van de zon een aanzienlijk hoger percentage (~95%) wordt aangetroffen dan de 60% die in het onderste deel van figuur 1 voor dezelfde periode is beschreven m.b.t. de opwarming van de atmosfeer.
De volgende paragraaf beschrijft dat in het perspectief van de opwarming van het oppervlak van het oceaanwater, de zon ook vrijwel geheel verantwoordelijk blijkt te zijn voor de opwarming in de periode 1996-2017. Dit is van belang omdat volgens de Wereld Meteorologische Organisatie (WMO) – dit is de overkoepelende gespecialiseerde organisatie van de Verenigde Naties op het gebied van weer, klimaat en water – de warmte inhoud van de oceanen een meer betrouwbare indicator voor ‘global warming’ vormt dan de temperatuur in de atmosfeer11,12,13.
V – Spurieuze correlatie CO2 en zeewateroppervlaktetemperatuur verklaart door zon (2/3) + CFK’s (1/3)
In de klimaatwetenschap wordt veelal gerefereerd aan de sterke statistische correlatie tussen CO2 en de temperatuur; figuur 5 beschrijft dit verband (illustratie: Geert Jan van Oldenborgh, KNMI14). De wet van Henry15 beschrijft dat wanneer de temperatuur stijgt de concentratie van CO2 in de atmosfeer toeneemt (t.g.v. een afname van het oplossend vermogen van CO2 in oceaanwater). Ook hebben experts beschreven dat de temperatuurstijging zelf sinds 1850 ongeveer 15% van de CO2 stijging verklaart16. Bovendien blijkt dat in alle natuurlijke cycli CO2 de temperatuur volgt en niet andersom; dit geldt voor o.a.: de dagelijkse cyclus17, de seizoenen cyclus17 en ook de ijstijden cyclus18.
Kortom, ondanks de sterke correlatie tussen CO2 en de temperatuur kan dit verband fundamenteel bezien op basis van de genoemde natuurlijke mechanismen (de wet van Henry + de natuurlijke cycli) logischerwijs op zichzelf niet als een vorm van ‘bewijs’ worden aangevoerd voor het bestaan van een oorzakelijk verband waarbij de stijging van CO2 heeft geleid tot de stijging van de temperatuur. Immers, het beschikbare empirische bewijs op basis van de natuurlijke mechanismen wijst in de richting van een tegenovergesteld verband waarbij de temperatuur invloed heeft op de hoeveelheid CO2 en niet andersom.
Figuur 5: CO2 toont een sterke correlatie [r = 0,942] met de temperatuur (de roze jaren betreffen de primaire minimum jaren van de LISIRD TSI); deze relatie vertelt echter niets over het onderlinge verband in termen van oorzaak en gevolg. Voor de periode 1880-1970 is de correlatie duidelijk lager [r = 0,616].
In het klimaat systeem is nog steeds geen direct empirisch bewijs aangetroffen waaruit blijkt dat de monotone stijging van CO2 voor een groot deel verantwoordelijk is voor de temperatuurstijging sinds 1850. Wel werd in 2015 voor het eerst empirisch bewijs gepresenteerd waaruit blijkt dat CO2 enige invloed (~10% van de trend) bij de ’terugstraling’ van lange golf straling (infraroodstraling) vanuit de atmosfeer49. Desondanks claimt het IPCC dat het “uiterst waarschijnlijk” is dat meer dan de helft van de opwarming tussen 1951 en 2010 het gevolg is van de combinatie van broeikasgassen en andere antropogene forceringen; bovendien wordt gesuggereerd dat volgens de “beste inschatting” de opwarming in deze periode geheel door de combinatie van beide factoren is ontstaan19,20.
In figuur 6 is de zeewateroppervlaktemperatuur weergegeven (met een hoge AOD correctie met een gewicht van 3,29) voor de primaire minima jaren in de LISIRD TSI data set. Uit figuur 6 blijkt dat de periode 1890-1976 opnieuw bevestigd dat de opwarming t/m 1976 is ontstaan door de zon; tevens is maar liefst 97,6% van de opwarming tussen 1996 en 2017 ontstaan door de toegenomen activiteit van de zon. Bovendien blijkt voor de periode 1890-2017 maar liefst 59,2% van de opwarming te worden verklaard door de toegenomen activiteit van de zon. Figuur 6 maakt ook duidelijk dat enkel de opwarming tussen 1976 en 1996 duidelijk niet is ontstaan door de zon.
Ook wordt in de periode na 1976 wereldwijd ongeveer +0,225°C extra opwarming aangetroffen t.o.v. de zeewateroppervlaktetemperatuur (volgens de data sets van het Hadley Center, echter volgens de data sets van de NASA komt het verschil uit op +0,30°C). In het vervolg zal blijken dat dit effect na correctie voor vulkanisme en de ozonproblematiek geheel aan de periode tussen 1996 en 2017 mag worden toegeschreven, waarbij de omvang wel iets verder stijgt naar +0,25°C. Een kanttekening hierbij is dat in de 2de helft van de 19de eeuw sprake was van een omgekeerd effect t.g.v. luchtvervuiling boven land ontstaan uit antropogene activiteiten (in de vorm van een hoge concentratie van zwarte koolstof).
Figuur 6: Voor de periode 1890-2017 blijkt 59,2% van de stijging van de HadSST3 zeewateroppervlaktetemperatuur (na een hoge correctie voor vulkanisme: AOD gewicht = 3,29) het gevolg van de toegenomen activiteit van de zon (LISIRD TSI). Ook blijkt dat in de periode na 1976 wereldwijd +0,225°C extra opwarming is aangetroffen in de atmosfeer t.o.v. de zeewateroppervlaktetemperatuur (in figuur 6 lijkt de omvang groter omdat de data sets van de NASA zowel bij het zeewater als de atmosfeer duidelijk hogere absolute waarden tonen dan bij de data sets van het Hadley Center het geval is). Een soortgelijke grafiek voor de GISSTEMP temperatuur van de atmosfeer (zonder correctie voor vulkanisme) is HIER beschikbaar.
METHODE: Het AOD gewicht 3,29 is bepaald op basis van een analyse gericht op de verhoudingen tussen alle HadSST3 minima waarden in de periode 1890-1976 en de bijbehorende LISIRD TSI waarden. Hierbij is een bijna ‘perfecte correlatie’ aangetroffen: +0,995 [p=0,000]. De getoonde percentages zijn gebaseerd op ratios die worden gevonden na transformatie van de TSI schaal zodat deze dezelfde waarden toont als de temperatuur schaal; de formule staat vermeldt in de Excel data file. De periode voorafgaand aan het jaar 1880 is in deze analyse buiten beschouwing gelaten; volgens de NASA zijn de metingen voorafgaand aan het jaar 1880 onvoldoende betrouwbaar en ook bij de TSI bestaan voor de periode 1850-1880 opvallend grote verschillen tussen de LISIRD en de IPCC AR5 data sets.
De Excel data file beschrijft dat de correlaties tussen CO2 en zowel de LISIRD als de HadSST3 (zowel met als zonder AOD correctie) bij de primaire minima jaren in de periode 1890-1976 binnen een zeer kleine bandbreedte liggen die varieert van slechts +0,732 tot +0,740.
Figuur 6 maakt duidelijk dat de hoge correlatie tussen CO2 en de temperatuur geenszins op zichzelf staat en ook niet uniek is, want ook tussen de primaire zonneminima en CO2 wordt een bijzonder sterk verband aangetroffen. Bij de minima op basis van een dubbele magnetische cyclus bevinden de reeks van de jaren 1890, 1933, 1976 en 2017 zich in het perspectief van figuur 6 zelfs op een kaarsrechte lijn. De correlatie tussen de primaire zonneminima en CO2 [r = +0,919; p=0,002] is weliswaar iets lager dan tussen de temperatuur en CO2 [r = +0,967; p=0,000]. Echter, uit het verloop blijkt dat in 5 van de 6 magnetische cycli het temperatuurverloop bij benadering geheel door de zon is bepaald; enkel in de periode 1976-1996 kan de temperatuurstijging niet door de zon zijn ontstaan. Omdat dit een tijdelijke afwijking betreft kan deze ook niet door CO2 worden verklaard, noch door een combinatie waarbij CO2 een hoofdrol speelt. Aangezien de periode 1976-1996 overeenkomt met het tijdspanne waarin het gat in de ozonlaag is ontstaan en bekend is dat dit fenomeen vooral t.g.v. het gebruik van de CFK’s is ontstaan, luidt de conclusie dat de CFK’s – welke bekend staan als een zeer agressieve groep van broeikasgassen – hiervoor verantwoordelijk zijn geweest.
Figuur 6 beschrijft dat het statistisch verband tussen CO2 en de zeewatertemperatuurstgijging berust op een spurieus verband waarbij het verband tijdens 5 van de 6 magnetische zonnecycli bij benadering geheel door de zon is ontstaan (in combinatie met hoog gewicht van stratosferische aerosolen). Enkel tijdens de magnetische cyclus in de periode 1976-1996 vormt de invloed van CKF’s de belangrijkste onderliggende verklaring.
Tenslotte wordt in figuur 7 duidelijk dat naast de 22 jarige zonnecyclus zowel vulkanisme (AOD) als de omvang van het gat in de ozonlaag belangrijke factoren vormen om de relatie tussen de activiteit van de zon en de temperatuurontwikkeling (in figuur 7 staat de zeewateroppervlaktetemperatuur op de Y-as) op aarde beter te kunnen begrijpen.
Figuur 7: Dynamiek tussen de LISIRD TSI tijdens de primaire minimum jaren en de HadSST3 zeewateroppervlaktetemperatuur met en zonder correcties, voor respectievelijk vulkanisme (AOD) en de omvang van het gat in de ozonlaag. Figuur 7D toont op basis van de minima jaren voor de periode 1890-2017 een ‘perfecte correlatie’ voor tussen de activiteit van de zon en de gecorrigeerde zeewateroppervlaktetemperatuur.
In figuur 7 wordt via flinke correcties voor zowel vulkanisme als de omvang van het gat in de ozonlaag (t.g.v. CFK’s) ook voor de gehele periode 1890-2017 een ‘perfecte correlatie’ aangetroffen. De gewichten die staan vermeld in onderstaande formule zijn van toepassing op figuur 7D. De specifieke gewichten die hier zijn gebruikt voor de correcties hebben slechts een indicatieve waarde omdat deze hier doelgericht zijn ingezet om zowel de dynamiek van het verband tussen de activiteit van de zon en de temperatuurontwikkeling visueel aan te tonen als ook het potentieel van deze relatie getalsmatig te beschrijven.
Gecorrigeerde zeewateroppervlaktetemperatuur = HadSST3 + (AOD x 3) – (omvang ozon gat x 0,015)
Tussen de gecorrigeerde zeewateroppervlaktetemperatuur (na correctie voor zowel vulkanisme en het gat in de ozonlaag) en de LISIRD wordt een perfecte correlatie aangetroffen [r = +0,996;p=0,000] voor de periode 1890-2017. Opvallend is ook dat de correlatie tussen de gecorrigeerde zeewateroppervlaktetemperatuur en CO2 aanzienlijk lager is [r = +0,85; p=0,007]. Zonder de ozon correctie is de correlatie tussen CO2 en de HadCRUT4 overigens wel hoger voor de periode 1890-2017; doch, voor de periode 1890-1976 is zonder de ozon correctie deze correlatie [r = +0,967; p=0,001] vrijwel even groot als de correlatie tussen de TSI en de HadCRUT4 [r = +0,956; p=0,001]. De impact van het gat in de ozonlaag is fundamenteel bezien gemakkelijk te begrijpen omdat de ozonlaag een belangrijk onderdeel van de atmosfeer vormt, welke bescherming biedt tegen de invloed van de zon – waarbij UV straling o.a. wordt omgezet in zuurstof.
M.b.t. de HadCRUT4 wordt op basis van vrijwel dezelfde principes (AOD gewicht = 3 en OZON gewicht = 0,017) voor de periode 1890-1996 ook een ‘perfecte correlatie’ aangetroffen [r = 0,992; p=0,000]. Daar waar voor de periode 1996-2017 de temperatuurstijging van de zeewateroppervlaktetemperatuur na correctie voor vulkanisme en de ozonproblematiek geheel kan worden verklaard op basis van toegenomen activiteit van de zon, is ongeveer 0,25°C van de temperatuurstijging van de atmosfeer niet door toegenomen activiteit van de zon ontstaan. Kortom, ook hierbij is sprake van een ‘antropogeen effect’. Echter, omdat dit fenomeen bij de temperatuurstijging van het zeewater oppervlak ontbreekt moet dit fenomeen geheel worden toegeschreven aan mechanismen die zich afspelen op de continenten. Ook hierbij ontbreekt dus de vermeende ‘footprint’ die in de literatuur aan CO2 en andere natuurlijke broeikasgassen is toegeschreven.
Ook vulkanisme blijkt een bescheiden bijdrage te leveren aan het spurieuze verband tussen CO2 en de temperatuur, want een correctie voor vulkanisme blijkt de correlatie meestal met enkele honderdsten te verlagen. Uit deze analyse blijkt dat een drietal factoren hierbij een cruciale rol spelen: de zon, de ozonproblematiek t.g.v. niet natuurlijke broeikasgassen (CFK’s) en vulkanisme.
In de wetenschappelijke literatuur zijn afgelopen jaren inmiddels meerdere claims gepresenteerd door onderzoekers die via fundamenteel andere onderzoeksbenaderingen ook hebben geconcludeerd dat de CFK’s een tijdelijke doch zeer significante impact hebben gehad bij het ontstaan van de relatief snelle opwarming sinds de jaren ’70. In 2013 werd door Prof. Qing-Bin Lu van de Universiteit van Waterloo (Canada) geclaimd dat CFK’s in combinatie met kosmische straling (onder invloed van het magnetische veld van de zon) de oorzaak zijn van de opwarming sinds 185021. En in januari 2020 is door een groep van onderzoekers uit de VS, Canada en Zwitserland beschreven dat CFK’s in de periode tussen 1955 en 2005 ongeveer 1/3 van de wereldwijde opwarming verklaren + ongeveer de helft van de opwarming bij de noordpool22.
VI – Controverse tussen PMOD & ACRIM onderzoekteams over TSI minima + invloed zon op klimaat
Sinds 1978 wordt de invloed van de zon gemeten m.b.v. satellietmetingen. Het ACRIM satelliet systeem fungeerde hierbij lange tijd om de meest betrouwbare TSI metingen te realiseren. Echter, het Space Shuttle Challenger ongeluk in 1986 resulteerde in een vertraging van 2 jaar bij de planning om tijdig de meetapparatuur te vervangen (vervanging is nodig omdat de kwaliteit van de metingen voortdurend achteruitloopt onder invloed van UV straling van de zon). Het gevolg is dat binnen de ACRIM TSI reeks een onderbreking is ontstaan tussen de ACRIM1 en ACRIM2 metingen in de periode 1989-1991 (zie figuur 823).
Het ACRIM onderzoeksteam werd hierdoor gedwongen om op basis van 2 minder nauwkeurige meetsystemen het gat te overbruggen; dit gebeurde met het Nimbus-7/ERB en ERBS satellietsysteem. Echter, beide systemen ware inmiddels verouderd: de kwaliteit van de metingen ging in een rap tempo achteruit. Nimbus-7/ERB produceerde desondanks een opwaartse trend van +0,05% per decennium tussen de minima van zonnecycli 21 t/m 23; het ERBS produceerde echter geen significante trend. Het ACRIM onderzoeksteam onder leiding van Dr. Richard Willson kwam hierbij in 2003 tot de conclusie dat de minima sinds het begin van de metingen in 1978 een positieve trend hebben getoond van +0,05% per decennium24; uit een publicatie van Wilson in 2014 blijkt dat deze inschatting in een later stadium iets is verlaagd naar +0,037% per decennium25.
Figuur 8: Totale zonnestraling (TSI) ruwe data gemeten met satellieten sinds 1978.
Echter, een ander onderzoeksteam (PMOD, onder leiding van Claus Frölich) vertrouwde het oordeel van de ACRIM specialisten niet en kwam op basis van o.a. proxies tot het oordeel dat de TSI serie een neerwaartse correctie benodigde t.g.v. het ACRIM gat24. Essentieel is hierbij dat de uitkomst van het PMOD-team een negatieve trend tot gevolg heeft; ondanks het feit dat de data van zowel de andere satelliet systemen (Nimbus-7/ERB en ERBS) deze uitleg niet steunen24,26. Onder de TSI specialisten is rondom deze kwestie sinds de jaren ’90 een soort van vete ontstaan tussen het ACRIM-team en het PMOD-team.
Bij de huidige wetenschappelijke ‘consensus’ m.b.t. het verloop van de TSI minima sinds 1978 is de veronderstelling gemaakt dat er sprake zou zijn van een voortdurende neerwaartse trend, welke grotendeels op het proxy model van PMOD onderzoekster Judith Lean is gebaseerd. Deze trend is o.a. beschreven op zowel de website van de NASA als op Wikipedia. Deze vermeende ‘consensus’ is niet alleen in strijd met de bevindingen van het ACRIM-team, want inmiddels toont het meest geavanceerde SORCE/TIM systeem (waarmee sinds 2003 de TSI met een 3x hogere resolutie is gemeten t.o.v. de overige satelliet systemen) ook een duidelijke opwaartse trend in het verloop van de minima tussen 2008 en 2017, zie figuur 9.
Figuur 9: SORCE TSI dagelijkse metingen (weergegeven in waarden die representatief zijn voor bij benadering het week gemiddelde); het secundaire minimum van cyclus 23/24 ligt duidelijk lager dan het primaire minimum van cyclus 24/25.
In november 2019 is in een publicatie van o.a. Scafetta & Willson26 gerefereerd aan verklaringen uit 2008 van zowel de eigenaar van het ACRIM systeem (Richard Willson) en de onderzoeksleider van het Nimbus-7 project (Douglas Hoyt). Willson heeft indertijd verklaard dat de PMOD vooral het idee promoot dat “anthropogenic causes” het hoofdbestanddeel van de opwarming zouden vormen, terwijl het empirische bewijs in de richting van het tegendeel wijst; Willson beschrijft hierin ook dat correcties die door het ACRIM team voor de periode 1981-1984 zijn toegepast zonder enige vorm van overleg met het ACRIM team door de PMOD onderzoeksleider Frölich is verlengd naar het jaar 1980 – op een wijze die volgens Willson “incompatible” is met de wetenschappelijke methode. Hoyt heeft verklaard dat het fysiek onmogelijk is dat de TSI metingen tot hogere waarden hebben geleid dan het door de zon geproduceerde signaal. Dit laatste punt lijkt inmiddels opnieuw relevant omdat momenteel enkel de ruwe metingen van het SORCE/TIM systeem wijzen in de richting van een opwaartse trend tussen het 2008 minimum en het 2017 minimum. Logischerwijs zou de verklaring hiervoor kunnen zijn dat de overige satellietsystemen (welke een flink aantal jaren langer in gebruik zijn dan het SORCE/TIM systeem), inmiddels minder gevoelig zijn.
Hieruit blijkt dat de meest ervaren onderzoekers van 2 van de 3 onderzoeksteams die vanaf het begin van de satelliet metingen sinds 1978 direct verantwoordelijke zijn geweest voor alle facetten van TSI satellietmetingen, zich openlijk hebben gedistantieerd van de PMOD methodiek (+ impliciet ook van de wijze waarop het IPCC haar visie in AR5 grotendeels op de PMOD methodiek heeft gebaseerd). Bovendien blijkt ook het National Solar Observatory inmiddels de assessment van het ACRIM onderzoeksteam m.b.t. het gat in de metingen te hebben bevestigd24. Desondanks is de PMOD methodiek (waarbij de TSI minima een voortdurende negatieve trend tonen t.g.v. het gebruik van proxies + een correctie die door de satelliet data zelf op geen enkele wijze is te verantwoorden) door het IPCC in AR5 geadopteerd, terwijl ook uit het overzicht van het IPCC zelf – zie figuur 10 (= figure 8.10) – blijkt dat de andere reconstructies minima trends beschrijven die vooral opwaarts zijn gericht. Bovendien blijkt uit een recente analyse op basis van gegevens in de periode 2010-2016 tevens dat de PMOD een afwijking toont die ongeveer 2 tot 3 keer groter is dan afwijking tussen alle overige instrumenten in de IPCC grafiek27 (uit onderstaande beschrijving blijkt dat de metingen van het SORCE/TIM tussen enerzijds de PMOD en anderzijds de combinatie van de ACRIM en RIMB zitten):
“For example, disagreement between the PMOD composite and SORCE TIM observations reaches values of 20%, increasing to 28% for the RMIB composite, and 31% for the ACRIM composite.”
De PMOD blijkt in de ogen van de meest ervaren experts van de satellietsystemen die betrokken zijn bij het dichten van het gat in de metingen t.g.v. het Space Shuttle Challenger ongeluk, dus geenszins representatief voor de data die in het satelliet tijdperk wordt gemeten. Scafetta & Wilson26 hebben zeer recent beschreven dat de PMOD enkel de status verdient van een ‘model reconstructie’ en niet de status van een op satellietmetingen gebaseerde meetserie:
“Several TSI satellite composites have been proposed: ACRIM [26], PMOD [33,35], RMIB [36] and those suggested by Scafetta [37] and Dudok de Wit et al. [28]. Although these composites use different sets of TSI satellite records and merging methodologies, they are relatively equivalent since about 1992, the beginning of the ACRIM2 record, because they are all based on high-quality TSI observations. Yet, as clarified below, PMOD used their own modified versions of the original results compiled by the experiment teams for the SMM/ACRIM1, UARS/ACRIM2 and Nimbus7/ERB records to cover the period 1978-1992 and, therefore, its proposed record cannot be considered a real TSI satellite composite but a model construction. The ACRIM-PMOD controversy is about the scientific legitimacy of such modifications. … Yet, the PMOD composite was favored by part of the scientific community [22,28] despite objections from the original TSI experiment teams who could find no experimental issues to justify the satellite data modifications proposed by Frohlich and Lean. See Willson and Mordvinov [26] and Hoyt’s statement in Scafetta and Willson [38] that is partially reproduced in Appendix A.”
Overigens, in AR5 heeft het IPCC op haar beurt afstand genomen van de bevindingen van Scafetta. In AR5 is echter niet beschreven waarom ook het RIMB model ter zijde is geschoven.
Figuur 11 toont een illustratie uit het werk van Richard Willson waarin het grote verschil zichtbaar is tussen de ACRIM composite TSI (geheel gebaseerd op satellietmetingen; rekening houdend met de 22-jarige magnetische cyclus kan ook hierbij eigenlijk worden gesproken van een consequent opwaartse trend bij de minima) en de PMOD composite TSI (waarbij correcties zijn gebruikt op basis van proxies voor de periode 1989-1991; op basis van de 22-jarige cyclius is hierbij sprake van een consequent neerwaartse trend bij de minima)25.
Figuur 11: ACRIM TSI model (met stijgende minima) vs PMOD TSI model (met dalende minima) voor de periode 1978-2013. Een overzicht met zowel de PMOD, ACRIM als de RIMB is beschikbaar HIER + bijbehorende bron.
Tenslotte toont figuur 12 ter referentie zowel het spectrum als het verloop van het jaarlijkse gemiddelde voor de LISIRD TSI die in dit onderzoek centraal staat28; enkel de LISIRD en de RIMB (zie figuur 10/figure 8.10) tonen tijdens het gehele satelliettijdperk een consequent oplopende trend bij de minima: het 2017 minimum ligt hoger dan het 2008 minimum; het 2008 minimum ligt hoger dan het 1996 minimum; het 1996 ligt hoger dan het 1985 minimum.
Rekening houdend met de 22-jarige magnetische cyclus van de zon toont ook de ACRIM een voortdurend opwaartse trend bij zowel de primaire- als secundaire minima. Logischerwijs betekent dit dat op basis van de 22-jarige zonnecyclus de PMOD zeer waarschijnlijk inderdaad niet representatief is voor de TSI in het satelliettijdperk – conform de visie van Scafetta, Willson & Hoyt. Dit beeld is ook zichtbaar in de “unofficial” LISIRD TSI van SORCE/TIM hoofdonderzoeker Greg Kopp waarin de ‘Community-Consensus TSI Composite’ zit verwerkt (zie figuur 12 + figuur 16 in de laatste paragraaf).
Figuur 12: LISIRD TSI spectrum + het verloop van het jaarlijkse TSI gemiddelde voor de periode 1979-2019; gedurende het gehele satelliet tijdperk is bij de minima een oplopende trend aangetroffen; het verloop van het onzekerheid niveau is aan de onderzijde getoond.
VII – Zonneminima tonen sterke ‘footprint’ in de ENSO cyclus: 80,8% v/d 120 maanden zijn negatief
Binnen de klimaatwetenschap wordt de ENSO cyclus verantwoordelijk gehouden voor de grootste jaar opjaar fluctuaties in de gemiddelde temperatuur wereldwijd20. In zowel CMIP klimaatmodellen als de zienswijze van het IPCC neemt men de invloed van de zon en de ENSO cyclus als 2 onafhankelijke factoren in beschouwing. Hierbij is geen rekening gehouden met de mogelijkheid dat de zon grotendeels verantwoordelijk is voor de schommelingen in de ENSO cyclus.
Nadat in het december 2019 artikel reeds een deel van de ‘footprint’ is beschreven van de zon op de ENSO cyclus wordt in deze paragraaf aangetoond dat afgelopen 100 jaar bij de zonneminima jaren meestal vooral negatieve ENS ONI maandwaarden worden aangetroffen.
In paragraaf V van het december 2019 artikel is reeds een tweetal fenomenen besproken waaruit blijkt dat de magnetische zonnecyclus een sterke impact heeft op de ENSO cyclus (nadat in paragraaf IV van het augustus 2019 artikel in details is beschreven dat de ENSO cyclus de sturende factor vormt in de opwarming van de aarde):
• De gehele ENS ONI toont negatieve waarden in jaren waarin de magnetische noordpool begint met verandering van polariteit;
• Het samenvallen van TSI minima en de minima in het zon impulsmomentum (dit betreft de beweging van de zon rond het barycentrum) gebeurde in totaal enkel 5x tijdens de neerwaartse fases van de multi-decennia cyclus en 1x tijdens het ‘hiaat’ in de opwarming tijdens de periode 1998-2013.
In zowel het augustus 2019 artikel als het december 2019 artikel is uitgegaan van een vertraagde impact van de ENSO cyclus op de temperatuur wereldwijd; de omvang van de vertraging werd in augustus ingeschat op 6 maanden. Dit principe is ook toegepast in figuur 13.
Figuur 13: Afgelopen 100 jaar tonen zonneminimum jaren een sterke ‘footprint’ in de El Nino cyclus.
Uit figuur 13 blijkt dat de zonneminima een sterke ‘footprint’ tonen in de maandelijkse waarden van ENSO cyclus: bij maar liefst 97 van de 120 betrokken maanden (= 80,8%) is een negatieve ENS ONI waarde aangetroffen. Bij 47 van de 120 maanden (= 39,2%) toont de waarde bovendien een omvang met bij de negatieve ENS ONI die bij de minima maanden met een positieve ENS ONI geen enkele keer is aangetroffen. In totaal 25 van de 120 maanden (= 20,8%) gaan technisch bezien gepaard met sterke La Nina omstandigheden, ofschoon dit enkel betrekking heeft op het betreffende 3-maands gemiddelde.
Opvallend is dat m.b.t de secondaire minima bij maar liefst 55 van de 60 maandwaarden (= 91,7%) een negatieve ENS ONI wordt aangetroffen (bij de primaire minima bedraagt het percentage 70,0%). Bij 51 van de 60 secundaire minima maanden (=85%) wordt een negatieve ENSO waarde van tenminste -0,32 aangetroffen; bij de primaire minima maanden voldoen 32 van de 60 maandwaarden (= 53,3%) aan dit criterium.
Bij de minima in de periode voorafgaand aan het jaar 1915 is het beeld meer grillig.
Het totaalbeeld suggereert dat de zon haar impact waarschijnlijk via de ENSO cyclus laat geleden met een vertraging van enkele maanden; het is echter waarschijnlijk dat de omvang van de vertraging in termen van het aantal maanden kan fluctueren. Dit beeld sluit naadloos aan bij de beschrijvingen in de eerdere paragrafen waaruit blijkt dat de opwarming tijdens 5 van de 6 magnetische cycli grotendeels aan de zon kan worden toegeschreven. In de laatste paragraaf beschrijft de discussie o.a. dat Prof. Shaviv voor de impact van de zonnecyclus op temperatuur fluctuaties in het oceaan systeem een versterkende factor heeft beschreven met een waarde die varieert van 5 tot 7 (op basis van de zonneminima wordt een versterkende factor gevonden die varieert van 6.1 tot 7.4). De grote impact van de zon op de ENSO cyclus maakt duidelijk dat de kleine fluctuaties van de zon zich manifesteren via ENSO cyclus; de ENSO cyclus speelt dus zelf ook een belangrijke rol speelt bij het ontstaan van het versterkende mechanisme – naast de mogelijke invloed van UV, kosmische straling & zonnewind.
VIII – Discussie & conclusie
In de 2011 klimaatbrochure van het KNAW is de controverse rond de zon beschreven als één van de 7 belangrijkste ’twistpunten en onzekerheden’ die een rol spelen bij de uitkomst van klimaatmodellen29. Overigens, het KNAW veronderstelt in haar brochure dat de rol van de invloed van de zon “klein” is. Doch, deze veronderstelling is in strijd met de expertise van gerespecteerde experts op het terrein van de zon. Scafetta claimt bijvoorbeeld dat de zon voor 60% verantwoordelijk is voor de opwarming sinds 1970 op basis van een 60-jarige klimaatcyclus30. Prof. Shaviv beschrijft dat ongeveer de helft tot 2/3 van de opwarming in de 20ste eeuw door de zon is ontstaan op basis van de invloed van kosmische straling31.
In dit onderzoek blijkt uit een analyse gericht op de ‘primaire minima’ van de LISIRD TSI data set dat de HadSST3 zeewateroppervlaktetemperatuur (na correctie voor vulkanisme) tijdens 5 van de 6 laatste magnetische zonnecycli de activiteit van de zon nauwkeurig heeft gevolgd. Figuur 6 beschrijft dat 59,2% van de opwarming in de periode 1890-2017 aan de zon kan worden toegeschreven en voor de meest recente periode 1996-2017 gaat het zelfs om 97,6% van de opwarming. De periode 1976-1996 geeft wel alle aanleiding om te veronderstellen dat antropogene invloeden niet mogen worden onderschat. Echter, uit de ‘footprint’ blijkt dat de opwarming in de periode 1976-1996 vooral is ontstaan door de agressieve CFK’s (dit zijn kunstmatige broeikasgassen met een impact die wel 1000x sterker kan zijn dan bij CO2 het geval is) en geenszins aan de veel minder agressieve natuurlijke broeikasgassen waartoe CO2 behoort.
In klimaatmodellen die een hoge antropogene forcering beschrijven toont de periode 1970-1990 het snelst stijgende antropogene effect. Dit blijkt o.a. uit de AMO studie (van der Werf & Dolman, 2014; figuur 1b32) waar in de bijlage van het juni 2019 artikel naar is gerefereerd. In deze AMO studie is enige invloed van de zon bij de temperatuurstijging tussen 1910-1940 wel erkend (in combinatie met een antropogeen effect), echter het verband van de opwarming met de ozon problematiek t.g.v. de CFK’s is in de AMO studie niet opgemerkt. De oorzaak van de afvlakking van de groeisnelheid van het antropogene effect vanaf eind jaren ’80 wordt in de AMO studie niet verklaard – het ‘kantelpunt’ komt overeen met het hoogtepunt van het gebruik van de CFK’s. Ook is in de AMO studie het belang van de zonneminima niet onderkend en de 22-jarige zonnecyclus blijkt ook onbesproken. Opmerkelijk is bovendien dat de auteurs gespeculeren over een ‘artefact’ in de AMO studie zelf, in de vorm van een te kleine invloed van de zon (welke is gebaseerd op de IPCC AR5 TSI data set uit 2013).
Elders toont de wetenschappelijke literatuur m.b.t. de opwarming in de periode 1910-1940 grote verdeeldheid. In een 2018 studie wordt de opwarming in de periode 1910-1940 nog steeds omschreven als: “one of the most intriguing and less understood climate anomalies of the 20th century”33. Dit beeld wijkt nauwelijks af van het beeld dat aan het begin van de 21ste eeuw al was ontstaan bij een onderzoekers van het Hadley Center for Climate Prediction Research, waarbij natuurlijke invloeden voor de opwarming in de periode 1910-1940 als relatief meer belangrijk wordt omschreven34. Andere onderzoekers beschrijven dat een combinatie van invloeden van de zon en het ontbreken van vulkanisme (in combinatie met een relatief laag niveau van aerosolen35) de primaire oorzaak vormen van de opwarming in deze periode36.
Op de website van het KNMI is in een lezing uit 1997 ingegaan op de beeldvorming betreffende de invloed van de zon in verhouding tot CO2. In de lezing is enkel op basis van de zonnevlekkencyclus verondersteld dat “de lichte afkoeling tussen 1940 en 1970” onder invloed van de zon is ontstaan, echter hierbij is de veronderstelling ook dat deze beperkt zou zijn gebleven dankzij de “compenserende temperatuurstijging door de broeikasgassen”37.
In het huidige onderzoek blijkt uit de analyse gericht op de ‘primaire minima’ van de LISIRD TSI dat de temperatuurdaling van zowel de atmosfeer (HadCRUT4) als het zeewater oppervlak (HadSST3) in de periode 1943-1976 naar verhouding groter is geweest dan de daling in de activiteit van de zon. Dit impliceert dat het in de lezing geschetste beeld op basis van zonnevlekken geenszins houdbaar is. Want op basis van de minima blijkt dat bij de temperatuurstijging (na correctie voor vulkanisme) van zowel de atmosfeer als het zeewater oppervlak (figuur 6) een bijna ‘perfect correlatie’ [voor beide geldt: r > +0,993; p=0,000] is aangetroffen voor de periode 1890-1976 (zie respectievelijk figuur 1 & figuur 6). Tevens toont de periode 1890-1976 ook bij de TSI serie in het IPCC AR5 rapport een patroon met zeer hoge correlatie (zie figuur 3: r = +0,94; p=0,008). Dit beeld beperkt zich geenszins tot de minima van de primaire cyclus want bij de secundaire cyclus wordt op basis van de gemiddelde TSI waarden van de LISIRD en IPCC AR5 voor de periode 1902-1965 en de zeewateroppervlaktetemperatuur (na correctie voor vulkanisme: AOD gewicht: 2,32) een vergelijkbaar hoge correlatie aangetroffen: r = +0,9996 [p=0,000]. Voor de TSI series afzonderlijk bedragen de correlaties respectievelijk, LISIRD: +0,9267 [p=0,039] en IPCC AR5: +0,9605 [p=0,020]. En ook voor de temperatuur in de atmosfeer wordt op basis van het gemiddelde van de LISIRD en IPCC AR5 bij de secundaire minima in de periode 1902-1965 een vergelijkbaar resultaat aangetroffen: r = +0,9945 [p=0,000].
De omvang van de temperatuur stijging in de periode 1890-1976 bedraagt bij de HadCRUT4 +0,175°C en bij de HadSST3 +0,243°C;; bij de GISSTEMP v4 bedraagt de opwarming in deze periode +0,24°C en bij de temperatuur van het oceaan water gaat het om een stijging van +0,26°C. De gemiddelde opwarming voor de periode 1890-1976 bedraagt dus ongeveer +0,21°C wereldwijd en +0,25°C voor de zeewateroppervlaktetemperatuur. Na correctie voor vulkanisme (zie figuur 14: de AOD waarde is voor het jaar 1890 iets hoger dan voor het jaar 1976, het verschil bedraagt 0,011) komt de opwarming tussen 1890 en 1976 bij benadering uit op ongeveer +0,2°C. Op basis van de beschreven perfecte correlaties bij zowel de ‘primaire minima’ als de ‘secundaire minima’ is geconcludeerd dat de +0,2°C opwarming in de periode 1890-1976 geheel is ontstaan t.g.v. de opwaarts gerichte oscillerende toename in de activiteit van de zon. De netto opwarming in de periode 1890-1996 bedraagt ongeveer +0,6°C.
Figuur 14: Stratosferische aerosolen optische diepte (AOD) volgens de NASA.
Uit het totaalbeeld wordt hier geconcludeerd dat in het perspectief van de zonneminima voorafgaand aan het jaar 1976 geen ruimte is voor enige significante invloed van CO2 op de temperatuur; de impact van de gebruikte correcties voor vulkanisme is in dit perspectief beperkt. Deze conclusie steunt ook op de analyse in het december 2019 artikel. Overigens, bij gebruik van andere data sets voor de temperatuur (zoals bijvoorbeeld de GISSTEMP v4) en de TSI (zoals bijvoorbeeld de NRLTSI2 en Satire) zijn voor de periode 1890-1976 vergelijkbare resultaten aangetroffen, zowel met als zonder AOD correctie voor vulkanisme. De grootste verschillen bij gebruik van andere data set combinaties worden vooral aangetroffen in de 2de helft van de 19de en de periode na 1976.
Op basis van de diverse ‘perfecte correlaties’ (voor de periode 1890-2017 m.b.t. het zeewater + voor de periode 1890-1996 m.b.t. de atmosfeer) luidt de conclusie dat alle twijfels ongegrond zijn m.b.t. het bestaan van versterkende factoren binnen het klimaat systeem op aarde, welke het mogelijk maakt dat relatief kleine fluctuaties bij de zonneminima de 66-jarige cyclus hebben veroorzaakt in combinatie met een opwaarts gerichte lange termijn trend. T.a.v. de omvang van de versterkende factor wordt op basis van de minima t.o.v. de temperatuur impact van de 11-jarige zonnecyclus (~0,18°C38) waarden aangetroffen die variëren van ruim 6 bij de primaire minima (6,1 op basis van de schaalverhoudingen in figuur 6) tot ruim 7 bij de secundaire minima (7,4 op basis van de schaalverhoudingen bij de perfecte correlatie die is beschreven voor het perspectief van de secundaire minima op basis van de gemiddelde TSI waarden van de LISIRD en IPCC AR5). Deze waarden liggen slechts iets hoger dan de bandbreedte van 5-7 voor de versterkende factor die door Prof. Shaviv wordt beschreven voor fluctuaties in het oceaan systeem39. Bij deze vergelijking t.o.v. de temperatuur impact van de 11-jarige zonnecyclus hoeft getalsmatig verder geen rekening te worden gehouden met het Albedo (30%) van de aarde, noch met de factor betreffende de vorm van de aarde waardoor netto ongeveer slechts 1/4 van de zonnestraling per vierkante meter het aardoppervlak bereikt.
Relevant is hiervoor ook dat Svensmark recent (2019) in het perspectief van de stralingsforcering iets lagere waarden heeft beschreven voor de versterkende factor: (1) bij de 11-jarige zonnecyclus is sprake van een versterkende factor met een waarde van ongeveer 3 bij de zeewateroppervlaktetemperatuur en (2) in relatie tot zeespiegel schommelingen is een versterking beschreven met een bandbreedte die bij benadering varieert van 3,5 tot 540.
Een andere belangrijk element bij het ontstaan van het versterkende mechanisme vormt de rol van de ENSO cyclus, welke in de zienswijze van het IPCC geheel is losgekoppeld van de zon. In de wetenschappelijke literatuur werd al langer gespeculeerd over de invloed van de zon op de ENSO cyclus41; hierbij is beschreven dat de piekjaren van de zonnecyclus regelmatig samenvallen met negatieve fase van de ENSO cyclus42. Nadat in het december 2019 artikel paragraaf V is aangetoond dat de magnetische noordpool een sterke invloed heeft op de ENSO waarden, is in het huidige artikel in paragraaf VII aangetoond dat deze invloed afgelopen 100 jaar ook duidelijk zichtbaar is op het niveau van de maandwaarden bij de zonneminima. De ENSO cyclus vormt dus een factor die ook van belang is bij het ontstaan van het versterkende mechanisme, naast een mogelijke rol voor: UV, kosmische straling & zonnewind.
In de analyse van december 2019 is beschreven dat de zonnevlekkencyclus voor ‘klimaatruis’ zorgt. Hierin is de zon beschreven als een complex van cycli, waarbij het poloïdale magnetische veld een halve fase voorloopt t.o.v. de zonnevlekkencyclus en de TSI. Dit heeft te maken met het feit dat de magnetische krachten die een rol spelen bij het ontstaan van zonnevlekken ongeveer 5 tot 7 jaar eerder in de kern van de zon ontstaan om vervolgens eerst jaren in de convectiezone te verblijven voordat ze zich manifesteren aan het oppervlak van de zon43. Dit fenomeen verklaart deels waarom in de december 2019 analyse een beeld kon worden geschetst waarbij de indruk ontstaat dat de zonnecyclus achter loopt t.o.v. de temperatuurontwikkeling op aarde. Dit fenomeen is waarschijnlijk ook gerelateerd aan de tegengestelde zaagtandbeweging die tussen de primaire en secundaire minima is beschreven in paragraaf I. Uit de huidige analyse blijkt dat nadat de primaire en secundaire minima van elkaar zijn losgekoppeld de impact hiervan zeer beperkt (nihil) is voor de minima.
De exacte invloed van deze processen laat zich niet eenvoudig beschrijven; doch, het fenomeen geeft inzicht in hoe de ‘klimaatruis’ tussen de activiteit van de zon en de temperatuur ontstaat via de manifestatie van zonnevlekken. Binnen dit perspectief is het veel zeggend dat het IPCC haar belangrijkste conclusies m.b.t. de invloed van de zon in hoge mate baseert op enkel de zonnevlekken cyclus. Uit het huidige onderzoek blijkt immers dat juist de fluctuaties van de zonnevlekken hiervoor niet geschikt zijn – dit blijkt bovendien ook direct uit het feit dat het IPCC wel heeft onderkend dat de minima in de zonnecyclus zowel een meer stabiele factor als ook meer relevante factor vormen voor de lange termijn trend dan bij de maxima het geval is.
Uit de groene curve in figuur 15 blijkt (in combinatie met de data in figuur 13) dat de 2 super El Ninos van ’82/’83 en ’97/’98 zich exact hebben aangediend tijdens de laatste 2 piekmomenten in de cyclus van het impulsmoment van de zon rond het barycentrum. Ook dit is een aanwijzing die bevestigt dat de zon direct betrokken is bij het ontstaan van de meest extreme positieve fase van de ENSO cyclus, in de vorm van de super El Ninos. Hier moet nog wel de kanttekening te worden gemaakt dat de 3de super El Nino van 2015/2016 zich heeft aangediend vlak na de laatste bodemfase van het impulsmoment. Hieruit blijkt dat via de extremen in het perspectief van het zon impulsmoment op jaarbasis een belangrijk deel van de relatie met de hoogste waarden van de ENSO cyclus wordt gevonden (nadat hierboven is beschreven dat de extremen van de TSI op maandbasis een sterke samenhang tonen met de onderzijde van de ENSO cyclus + twee soortgelijke fenomenen zijn beschreven in paragraaf V van december artikel).
Figuur 15: Ontwikkeling van de kracht van het magnetische veld van de zon (WSO44), plus: totale zonnestraling (LISIRD3), impulsmoment (Jose cyclus – McCracken)45 & snelheid (Scafetta, figuur 7a46) resulterend uit de beweging van de zon rond het barycentrum.
Uit bovenstaande beschrijvingen blijkt dat de zon zich ook via de El Nino cyclus laat gelden als de belangrijkste drijvende kracht achter de klimaat en weer gerelateerde verschijnselen.
Het gewicht van de zonnecyclus komt ook tot uitdrukking in het feit dat de laatste 6 Elfstedentochten in de periode na 1950 werden gereden tijdens de bodem fase van de TSI of de zonnevlekkencyclus. In de periode 1900-1950 is het verband aanzienlijk zwakker, doch dit wordt ook teruggezien in een zwakker verband tussen de zonnecyclus en de temperatuur. In de periode 1850-1900 is veelal zelfs sprake van een omgekeerde verband tussen de zonnecyclus en de temperatuur, dus het verband tussen beide kende in het verre verleden niet de ogenschijnlijk ‘logische’ dynamiek die vooral sinds 1950 zichtbaar is. Bij een analyse die verder terug reikt dan 1850 zou rekening moeten worden gehouden met de onvolledige zonnecycli; een voorbeeld van dit fenomeen heeft zich bijvoorbeeld voorgedaan rond het jaar 191047.
Figuur 16: De Community-Consensus TSI Composite vs SORCE/TIM TSI (2003-2018).
De LISIRD TSI data set die in het huidige onderzoek centraal staat is o.a. gebaseerd op de Community-Consensus TSI Composite48. LISIRD auteur Greg Kopp is hoofdonderzoeker van het SORCE satellietproject waarmee de nieuwe consensus standaard voor het basisniveau van de zon in 2008 werd gerealiseerd. De data set van deze onderzoeker is voor de periode van het satelliet tijdperk geheel gebaseerd op satelliet metingen (zonder gebruik van proxies, zoals bij de PMOD het geval is). Op Youtube staan enkele presentaties van deze onderzoeker waarin hij zelf de vermeende ‘consensus’ beschrijft welke verondersteld dat de klimaatverandering van de afgelopen 150 jaar het gevolg is van antropogene factoren (zie: 2011 presentatie), maar Kopp bevestigt echter ook dat de TSI modelkeuze een grote impact heeft voor de omvang van de bijdrage van de zon in de opwarming (zie: 2013 presentatie + figuur 17). Daarom is het belangrijk dat er inmiddels een gezamenlijk TSI model voor het satelliet tijdperk beschikbaar is: de Community-Consensus TSI Composite (zie: 2017 presentatie), welke in de LISIRD is gebruikt – dit verklaard waarom de “unofficial” data serie van Kopp niet de sterke neerwaartse trend toont die bij de minima in de PMOD data set (+ het SATIRE model) zichtbaar is. De LISIRD betreft weliswaar geen “officiële” TSI doch deze bevat in de ogen van Kopp wel de beste waarden die beschikbaar zijn voor de experts. Kopp heeft de huidige stand van zaken rondom de Community-Consensus TSI Composite toegelicht tijdens de ISSI Sunspot Team Meeting #2 (19-23 aug 2019); de presentatie bevat ook een gedetailleerde beschrijving van de data sets waarmee de LISIRD is samengesteld. Aangezien in de wetenschappelijke literatuur geen beschrijvingen bevat die in de buurt komen van een ‘perfecte correlatie’ tussen de temperatuur en de activiteit van de zon, zal Kopp zelf waarschijnlijk niet beseffen dat ook in zijn eigen data set de minima suggereren dat de invloed van de zon (rekening houdend met de 22-jarige cyclus) op de temperatuur (rekening houdend met de invloed van vulkanisme) veel sterker is dan hij verondersteld.
Figuur 17: LISIRD auteur Greg Kopp beschrijft de controverse onder TSI experts over invloed van de zon op klimaatverandering.
De LISIRD beschrijft evenals de NRLTSI2 en Satire dat de TSI tussen het Maunder minimum en het recente minimum 2017/2018 met 1 W/m2 is gestegen, wat overeenkomt met de beschrijvingen van Zharkova et al.50 waarin is gesproken over een tussentijdse stijging van het zonnecyclus gemiddelde van 1-1,5 W/m2 welke nauw correleert met de stijging van het basisniveau van de temperatuur op aarde. Zharkova beschrijft een temperatuurtrend van +0,5°C per 100 jaar die aan natuurlijke oorzaken wordt toegeschreven. Wel beschrijft Zharkova o.a. dat het nog niet duidelijk is of de temperatuurstijging op aarde geheel aan de zon is toe te schrijven of mogelijk aan sommige andere factoren die betrekking hebben op enerzijds de interactie tussen zon & aarde en anderzijds t.g.v. menselijke activiteiten50. In het huidige onderzoek is op basis van de zonneminima duidelijk geworden dat menselijke activiteiten duidelijk impact hebben gehad via vooral het gebruik van CFK’s – wat heeft geresulteerd in de problematiek van de ozonlaag bij vooral de zuidpool (ofschoon het aan de seizoenen gerelateerde ‘gat in de ozonlaag’ sinds het begin van de 21ste eeuw wel herstellende is).
Met betrekking tot de rol van CO2 bestaat meer onduidelijkheid dan dat de “consensus” (welke door het IPCC wordt gesteund en beschreven) suggereert. Naast het feit dat de temperatuur impact van CO2 binnen het klimaat systeem niet direct is aangetoond, zijn er ook vergelijkingen beschikbaar tussen de aarde (CO2 concentratie atmosfeer: 0,04% bij een temperatuur van gemiddeld 15°C bij een druk van 1 bar resulteert in een broeikaseffect van 33°C) met planeten met een veel hogere CO2 concentratie, zoals: Venus (CO2 concentratie atmosfeer: 96,5% bij een temperatuur van gemiddeld 480°C bij een druk van 93 bar resulteert in een broeikaseffect van 500°C) en Mars (CO2 concentratie atmosfeer: 95,2% bij een temperatuur van gemiddeld -63°C bij een druk van 0,085 bar resulteert in een broeikaseffect van 5,5°C). Dit betekent overigens wel dat de hoeveelheid CO2 in de atmosfeer van Venus relatief bezien bijna 11.000x hoger is dan in de atmosfeer van Mars en maar liefst 280.000x hoger dan in de atmosfeer van de aarde. Uit deze vergelijking blijkt dat ondanks de extreem hoge CO2 concentraties de gemiddelde klimaatgevoeligheid voor een stijging van 300 ppm beperkt blijft tot respectievelijk slechts 0,0017°C op Venus en +0,19°C op Mars; voor de situatie op aarde rond het jaar 1920 wordt de waarde ingeschat op 0,4°C51,52,53. Deze inschatting voor de klimaatgevoeligheid van 0,4°C ligt binnen de inschatting van maximaal 0,49°C die op basis van de analyse in het december 2019 artikel is beschreven. Figuur 18 beschrijft de impact van het broeikaseffect voor naast de aarde de planeten Mars & Venus (+ Mercurius); André Bijkerk beschrijft HIER enkele kritische kanttekeningen m.b.t. de beeldvorming rondom het broeikaseffect, welke formeel bezien nog steeds de status heeft van een niet-bewezen theorie.
Figuur 18: Fundamentele klimaat factoren voor de binnen-planeten aarde, Mars & Venus (+ Mercurius) – bron illustratie. Vooral bij Venus en de aarde is een relatief sterke opwarming zichtbaar die ontstaat via het ‘broeikaseffect’ binnen het functioneren van de dampkring.
Op basis van een analyse van de minima jaren in verschillende TSI data sets is een totaalbeeld beschreven waaruit blijkt dat de temperatuur (na correctie voor vulkanisme) een sterke correlatie toont met het verloop van de activiteit van de zon. Op basis van de primaire minima in de LISIRD TSI data set kan enkel de temperatuurstijging in de periode 1976-1996 niet worden verklaard door de zon. Tevens blijkt uit de beschreven ‘perfect correlaties’ bij zowel primaire als de secundaire minima dat: 1) er geen ruimte is voor twijfel over het bestaan van een versterkend mechanisme voor de invloed van de zon in de periode 1890-1976; 2) de ENSO cyclus in hoge mate onder invloed staat van de activiteit van de zon; 3) enkel in de periode na 1950 tonen de minima en maxima een ‘logisch’ verband met de temperatuur, tussen 1900 en 1950 ontbreekt het verband, tussen 1850 en 1900 is sprake van een tegengesteld ‘niet-logisch’ verband. In de analyse van december 2019 is een faseverschil beschreven voor zowel het perspectief van de ‘minima’ als de ‘achtergrond zonnestraling‘. In het huidige onderzoek is na opsplitsing van de ‘primaire minima’ en de ‘secundaire minima’ gebleken dat het faseverschil bij nader inzien niet op de minima zelf betrekking heeft; dit blijkt direct uit de perfecte correlaties die voor beide minima afzonderlijk zijn beschreven. Ook is gebleken dat het faseverschil direct samenhangt met de zonnevlekkencyclus – waarvan bekend is dat deze een halve fase achterloopt doordat zonnevlekken ontstaan vanuit magnetische fenomenen die 5 tot 7 jaren binnen de convectie zone verblijven voordat ze zich manifesteren aan het oppervlak buiten de convectie zone.
De conclusie luidt dat de opwarming van het zeewater oppervlak (+0,9°C) tussen 1890 en 2017 voor 2/3 is veroorzaakt door de zon en voor 1/3 is veroorzaakt door het gebruik van CFK’s (vooral in de periode 1976-1996). Bovendien blijkt uit het zeer hoge percentage (97,6%) van de opwarming in de periode 1996-2017 bij het zeewater oppervlak dat op basis van de LISIRD data set aan de zon is toegeschreven, dat de klimaatgevoeligheid van CO2 (zeer) laag is. De sterke correlatie tussen CO2 en de temperatuur berust daarom op een spurieus verband dat wordt verklaard door de combinatie van de toegenomen activiteit van de zon in combinatie met een tijdelijke impact van CFK’s. De +0,25°C extra opwarming in de atmosfeer die tussen 1996 en 2017 is ontstaan vanaf de continenten, mag grotendeels in verband gebracht met een mix van antropogene factoren – waarbij zowel de groei van de wereldbevolking als de hogere luchtkwaliteit in Europa en veel andere Westerse landen een significante factor vormen. Dit heeft o.a. geresulteerd in grootschalige productie van broeikasgassen (waaronder CO2) + veranderingen in landgebruik. De productie van aerosolen kan de impact van de antropogene invloed vooral in Aziatische landen wel hebben verhuld, doch in Westerse wereld (vooral in Europa) heeft schonere lucht afgelopen decennia juist een bijdrage geleverd aan relatief hoge veelal lokale opwarming. Omdat na correctie voor vulkanisme en de ozonproblematiek de opwarming van het oceaanwater oppervlak geheel is toegeschreven aan de toegenomen activiteit van de zon, ontbreekt de ‘footprint’ van CO2 empirisch bezien.
Figuur 19: In 2017 werd ter gelegenheid van het 22-jarige bestaan van de SOHO ruimtetelescoop die de zon observeert, onderstaande illustratie gepresenteerd waarin de laatste volledige 22-jarige magnetische zonnecyclus is gevisualiseerd. Het SOHO betreft een project van ESA en NASA. (SOHO = Solar and Heliospheric Observatory)
VIDEO: NASA beschrijft de zonnecyclus.
De zonnecyclus gaat gepaard met een kosmische beweging van de zon rond het barycentrum;
in de bijlage van het december artikel is het mechanisme in detail beschreven.
Referenties:
1 – IPCC, 2013: Climate Change 2013: The Physical Science Basis. Contribution of Working Group I to the Fifth Assessment Report of the Intergovernmental Panel on Climate Change – pagina 1462: “Solar activity General term describing a variety of magnetic phenomena on the Sun such as sunspots, faculae (bright areas), and flares (emission of high-energy particles).”
2 – The Global Solar Dynamo – R.H. Cameron (februari 2016).
3 – Met Office Hadley Centre observations datasets: HadCRUT4 Data: download [global (NH+SH)/2] (2019)
4 – Met Office Hadley Centre observations datasets: HadSST3.1.1.0 Data [annual globe] (2019).
5 – LASP LISIRD – Historical Total Solar Irradiance Reconstruction, Time Series (2018); author: Greg Kopp is de hoofdonderzoek van het SORCE/TIM project van het LASP (biography).
6 – IPCC AR5 2013, 8SM: Anthropogenic and Natural Radiative Forcing – Supplementary Material (2013) 8.SM.4 Total Solar Irradiance Reconstructions from 1750 to 2012 to Support Section 8.4.1 – Table 8.SM.3 | Total Solar Irradiance (TSI, W m-2) reconstruction since 1750 based on Ball et al. (2012) and Krivova et al.(2010) (annual resolution series). The series are standardized to the Physikalisch-Meteorologisches Observatorium Davos (PMOD) measurements of solar cycle 23 (1996-2008) (PMOD is already standardized to Total Irradiance Monitor (TIM)).
7 – NASA: Stratospheric Aerosol Optical Thickness (2019)
8 – Expert Review Comments on the IPCC WGI AR5 First Order Draft — Chapter 8 (2013) – comment 8-745.
9 – IPCC, 2013: Climate Change 2013: The Physical Science Basis – 8 Anthropogenic and Natural Radiative Forcing – pagina 689 (hoofdstuk 8): “The year 1750, which is used as the preindustrial reference for estimating RF, corresponds to a maximum of the 11-year SC. Trend analysis are usually performed over the minima of the solar cycles that are more stable. … Maxima to maxima RF give a higher estimate than minima to minima RF, but the latter is more relevant for changes in solar activity.”
10 – The GnevyshevOhl Rule and Its Violations – N.V. Zolotova (februari 2015).
11 – 2018 Continues Record Global Ocean Warming – L. Cheng et al. (maart 2019) – Quote: “The vast majority of global warming heat ends up deposited in the world’s oceans, and ocean heat content (OHC) change is one of the best – if not the best – metric for climate change (Cheng et al., 2019)”.
12 – WMO: Key Climate Change Indicators from the Ocean (2017 update).
13 – Copernicus (EU): ‘INSIGHTS INTO THE ROLE OF THE OCEANS IN THE EARTH ENERGY BUDGET’ – K. von Schuckman (november 2017) – Citaat sheet 10: “The Earth energy imbalance can best be estimated from changes in ocean heat content, complemented by radiation measurements from space (von Schuckmann et al., 2016, NCC)”.
14 – KNMI: Wereldgemiddelde temperatuur en CO2 nemen verder toe – G.-J. Oldenborgh (november 2018).
15 – The unstable CO2 feedback cycle on ocean planets – D. Kitzmann et al. (augustus 2015).
16 – Greenhouse gas growth rates – J. Hansen & M. Sato (september 2004); bron beschrijft 14% voor periode 1850-2003, aangepast voor 1850-2018 stijgt percentage naar 15%.
17 – Seasonal and Diurnal CO2 Patterns at Diekirch, LU 2003 – 2005 – F. Massen et al. (maart 2007); sectie 4.1 & 4.3.
18 – Breakpoint lead-lag analysis of the last deglacial climate change and atmospheric CO2 concentration on global and hemispheric scales, LU 2003 – 2005 – Zhi Liu et al. (mei 2018).
19 – Climate Change 2014: Synthesis Report – Summary for Policymakers (2014) – Citaat (pagina 5): “The evidence for human influence on the climate system has grown since the IPCC Fourth Assessment Report (AR4). It is extremely likely that more than half of the observed increase in global average surface temperature from 1951 to 2010 was caused by the anthropogenic increase in GHG concentrations and other anthropogenic forcings together. The best estimate of the human-induced contribution to warming is similar to the observed warming over this period (Figure SPM.3).”
20 – IPCC Assessment Report 5 – CLIMATE CHANGE 2013 The Physical Science Basis (2013) – Citaat pagina 17: “It is extremely likely that more than half of the observed increase in global average surface temperature from 1951 to 2010 was caused by the anthropogenic increase in greenhouse gas concentrations and other anthropogenic forcings together. The best estimate of the human-induced contribution to warming is similar to the observed warming over this period.”
21 – Cosmic-Ray-Driven Reaction and Greenhouse Effect of Halogenated Molecules: Culprits for Atmospheric Ozone Depletion and Global Climate Change – Q.-B. Lu (mei 2013).
22 – Substantial twentieth-century Arctic warming caused by ozone-depleting substances – L.-M. Polvani et al. (januari 2020).
23 – Greg Kopp’s TSI page (januari 2020) – Greg Kopp is de hoofdonderzoek van het SORCE/TIM project van het LASP (biography).
24 – Astronomy and the Climate Crisis – A. Cooke (januari 2012); pagina 116-119.
25 – ACRIM3 and the Total Solar Irradiance database – R.C. Willson (februari 2014).
26 – Modeling Quiet Solar Luminosity Variability from TSI Satellite Measurements and Proxy Models during 1980-2018 – N. Scafetta, et al. (november 2019).
27 – Solar Irradiance Variability: Comparisons of Models and Measurements – O. Coddington, et al. (november 2019).
28 – An Historical TSI Reconstruction Based on Reevaluations of the TSI Composite and Sunspot Records – G. Kopp, et al. (augustus 2019).
29 – Klimaat brochure ‘Klimaatverandering, Wetenschap en Debat’ – Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen (2011).
30 – Climate Change Attribution: Using Empirical Decomposition of Climatic Data – C. Loehle & N. Scafetta (2011).
31 – GWPF: Nir Shaviv – The Cosmic Ray Climate Link (april 2018).
32 – Impact of the Atlantic Multidecadal Oscillation (AMO) onderiving anthropogenic warming rates from the instrumental temperature record – G.R. van der Werf & A.J. Dolman (2014).
33 – Contributions of Natural and Anthropogenic Forcing Agents to the Early 20th Century Warming – T. Egorova et al. (2018).
34 – External Control of 20th Century Temperature by Natural and Anthropogenic Forcings – P.A. Stott et al. (december 2000).
35 – An 800-year high-resolution black carbon ice core record from Lomonosovfonna, Svalbard – D. Osmont et al. (september 2018).
36 – Solar and Greenhouse Gas Forcing and Climate Response in the Twentieth Century – G.A. Meehl et al. (februari 2003).
37 – KNMI: Invloed variaties in zonneactiviteit op het klimaat op aarde – G. Hirs (1997, Nov 14). Zon en klimaat; invloed variatie zonne-energie op het klimaat. Den Haag.
38 – Surface warming by the solar cycle as revealed by the composite mean difference projection – C.D. Camp & K. Kit Tung (juli 2007).
39 – Using the oceans as a calorimeter to quantify the solar radiative forcing – N. Shaviv (2008).
40 – FORCE MAJEURE The Sun’s Role in Climate Change – H. Svensmark (2019).
41 – Possible solar modulation of the ENSO cycle – K. Kodera (2005).
42 – Solar cycle signals in sea level pressure and sea surface temperature – I. Roy & J.D. Haigh (2010).
43 – Differential rotation and the solar dynamo – M. Stix (1976).
44 – Wilcox Solar Observatory Polar Field Observations (december 2019).
45 – Evidence for Planetary Forcing of the Cosmic Ray Intensity and Solar Activity Throughout the Past 9400 Years – K.G. McCracken, et al. (maart 2014).
46 – Solar and planetary oscillation control on climate change: hind-cast, forecast and a comparison with the CMIP5 GCMs – N. Scafetta (juli 2013).
47 – The solar magnetic field since 1700. II. Physical reconstruction of total, polar and open flux – J. Jiang et al. (2018); zie figuur 4b/5b.
48 – Solar Irradiance Variability: Comparisons of Models and Measurements – O. Coddington et al. (december 2019); figuur 6a.
49 – Observational determination of surface radiative forcing by CO2 from 2000 to 2010 – D.R. Feldman, et al. (2015).
50 – Oscillations of the baseline of solar magnetic field and solar irradiance on a millennial timescale – V. Zharkova, et al. (juni 2019).
51 – Center for the Study of Carbon Dioxide and Global Change – C. Idso (2020).
52 – The CO2 greenhouse effect on Mars, Earth, and Venus – S.B. Idso (1988).
53 – CO2 GREENHOUSE EFFECTS ON VENUS, EARTH, AND MARS – D. Crisp (2012).
***
@Martijn: ben benieuwd wat de experts gaan zeggen. Ik ben niet bekwaam genoeg om je stuk helemaal te doorgronden.
Ik vraag me wel dit af, maar dat slaat meer op Climategate: stel dat je gelijk krijgt, dan heb je een wetenschappelijk respectabel stuk geschreven waarvan de conclusies de meeste lezers hier deugd zullen doen. Zullen die lezers dan ook de wetenschappelijke methode beter gaan waarderen dan tot nu toe? Ze zullen dan een hoop boude beweringen moeten terugnemen.
Goed, het maakt niet uit, ben benieuwd of de door jou gesignaleerde verbanden en interpretaties gaan standhouden.
@Dirk Roorda,
Ik denk dat de hoofdzaak is het doorbreken van de dominante hypothese er is alleen maar co2, niets anders is schuld dan co2, alles is gefocust daar op.
Maar er is meer dan dat, natuurlijke invloeden, maar als niemand daar naar wil kijken houd het op.
De geleerden stoken liever bossen op zodat de co2 level nog kan stijgen, sterker nog de overheid betaalt er ook nog voor, dat noemt men heden wel co2 neutraal.
Dat is ook wat ik hier boven al schreef, als de wetenschappers niets anders willen weten blijft de aarde een ronde platte cirkel, en als je te ver uit vaart val je er van af en kom je nooit meer thuis.
Re: Dirk Roorda
Dank! Ik ben ook benieuwd hoe ‘experts’ gaan reageren.
Mijn advies aan de auteur is om dit werk – in deze vorm – binnen de gelederen van CG te houden. Dit werk wordt – als hij al een medium kan vinden – wellicht ten onrechte, genadenloos afgeslacht. Feitelijk is het een grote statistische exercitie, een oneindige redundantie. Kortom veel te veel bla.. bla. Dit krijg je ECHT niet in een serieus blad gepubliceerd. Echter – nogmaals – de conclusies zijn opmerkelijk.
Laat dit herschrijven door een professional. En…. kort dit enorm in.
Beste Zwarte Piet,
Indien men in de wetenschap iets belangrijks heeft te melden dan kan er altijd te weinig in staan, omdat er altijd weer mede- of tegenstanders zijn die begrijpelijke zaken oneindig traineren omwille van. Vaak gaat het om simpele zaken die men ogenschijnlijk niet kan of wil begrijpen en daarom de auteur van het stuk om opheldering vraagt.
Ook voor mij is het stevige kost en begrijp ook niet alle verbanden, maar het stuk is duidelijk en goed onderbouwd dus geen stukken die zeer relevant zijn weg laten, dat kan zorg dragen voor splijtstukken om een stuk onderuit te gaan halen, want het is in hun ogen incompleet dus onbelangrijk.
Wetenschappers, niet alle, zijn vaak muggenzifters die om niets discussies kunnen voeren. Heb dat zelf al eens mogen ervaren tot bijna ontploffen toe.
@max: jij hebt nog niet veel publicaties gelezen. Ik wel, heel veel. Dit krijg je niet gepubliceerd, kansloos. Das jammer, moet herschreven worden en vooral ingekort. Dan geef ik deze studie een kleine kans. Waarom… geen verklarend mechanisme! Leuk voor hier op CG.
Zwarte-Piet, in mijn ogen wordt in het perspectief van een “perfecte correlaties” tussen de zon en de temperatuur over een periode van 86 tot 127 jaar… de roep “wij willen een verklarend mechanisme zien” een soort van achterhoedegevecht.
Bovendien heb ik gewezen naar de belangrijkste kandidaten voor een versterkend mechanismen die bekend zijn uit de literatuur + ik heb er het element van de ENSO cyclus aan toegevoegd.
In mijn ogen veronderstel je hier bijvoorbeeld dat een exacte beschrijving van een verklarend mechanisme hier noodzakelijk zou zijn… maar dit valt in het niet dat we weten dat de zon direct betrokken is geweest bij het ontstaan van bijvoorbeeld de Kleine IJstijd; naast de afstand tussen de aarde en de zon is ook al lang duidelijk dat zowel de zonnevlekkencyclus als de TSI in honderden jaren voorafgaand aan het Maunder minimum van de zon (wat als het dieptepunt van de kleine ijstijd wordt herkent) een daling achter de rug hebben waarbij rond 1700 beide op het laagste niveau van het Holoceen zijn beland.
En vervolgens hebben zowel de zonnevlekken cyclus en vooral de TSI een duidelijk patroon getoond met een geleidelijke stijging die afgelopen decennia al hoogte records heeft opgeleverd voor de afgelopen 8.000 jaar bij de zonnevlekkencyclus… en bij de TSI minima hebben we afgelopen jaren het hoogste niveau zien ontstaan sinds het Maunder minimum.
Kortom… jij mag blijven claimen dat een ‘verklarend mechanisme’ zou ontbreken in mijn analyse, maar bij mij wek je de indruk dat je vooral je emotie laat spreken want je bent helemaal niet specifiek over wat je precies mist.
(Eigenlijk negeer je het feit dat ik juist een veelomvattende beschrijving heb gepresenteerd waarin enkel m.b.t. de 4 kandidaten voor het versterkende mechanisme een getalsmatige analyse ontbreekt)
“… de roep “wij willen een verklarend mechanisme zien” een soort van achterhoedegevecht.”
Dan heb je wetenschap helemaal niet begrepen, Martijn. Wetenschap is immers verklaringen zoeken.
Een correlatie zegt niets. De correlatie tussen mondiale temperatuur en CO2 is ook goed, maar het essentiële is dat daarbij een wetenschappelijk solide verklaring aan wordt toegevoegd, met een degelijke “getalsmatige analyse”. Dat ontbreekt volledig in jouw verhaal.
Denken dat jouw verhaal correct is omdat de berekende correlatie hoog is, toont een gebrek aan inzicht hoe correlaties te interpreteren en waar de beperkingen ervan liggen. Meer algemeen, het toont een naïef inzicht van hoe wetenschap echt in elkaar zit.
Re: Johan2
Nogmaals, het verklarend mechanisme is beschreven in combinatie met een inschatting voor de omvang van de versterkende factor t.o.v. de impact van de zonnevlekkencyclus.
De opinie die je uit m.b.t. correlaties in het algemeen doet denk ik geen recht aan het feit dat ik in mijn onderzoek meerdere ‘perfecte correlaties’ heb kunnen beschrijven op basis van een serie jaren waarin de invloed van de zon grotendeels wordt geneutraliseerd.
Bovendien heb je ook geen ook voor de context van de ‘perfecte correlaties’ omdat deze aansluiten op diverse inzichten die binnen de wetenschap m.b.t. de invloed van de zon eigenlijk al heel lang bekend zijn. In mijn analyse wordt vooral duidelijk dat men in de klimaatwetenschap rekening moet gaan houden met de invloed van de 22-jarige cyclus van de zon wanneer men de invloed van de zon op de temperatuur beter wil doorgronden.
In mijn ogen is het eigenlijk gewoon ‘voorpaginanieuws’ dat het IPCC geen rekening houdt met:
1) de 22-jarige cyclus van de zon
2) het feit dan bekend is dat de minima stabieler en belangrijker zijn om de lange termijn trend te beschrijven
3) men geen rekening houdt met het bestaan van een versterkend mechanisme terwijl dit toch echt noodzakelijk is om het verband tussen de zonnevlekkencyclus en de temperatuurfluctuaties die in de orde liggen van 0,2 graad C te kunnen verklaren.
4) het ook bekend is dat het IPCC de impact van de zon in haar laatste rapport heeft onderschat omdat in de gebruikte CMIP klimaatmodellen onjuiste aannames zijn gemaakt met betrekking tot… juist ja… de minima!!!
(Dit laatste punt kunnen we zelfs op Wikipedia lezen waarbij wordt verwezen naar…. juist ja… Nicola Scafetta!)
Conclusie:
Het IPCC heeft een onjuist beeld geschetst m.b.t. de invloed van de zon waarbij in feite geen rekening wordt gehouden met het fundament van de magnetische zonnecylus.
PS. Overigens Johan2, ik vrees dat je ook over het hoofd ziet dat correlaties een belangrijke statistische methode vormen binnen de klimaatwetenschap – zie bijvoorbeeld de grafiek van Geert Jan van Oldenborgh van het KNMI (figuur 5 in mijn artikel); in deze figuur kunnen we bijvoorbeeld zien dat de primaire zonneminima een sterker oplopend verloop hebben dan dat de roze zijn toont… er zit bovendien een lichte kromming in naar boven die in wezen ook in strijd is met de roze zijn:
http://klimaatcyclus.nl/klimaat/pics/Oldenborgh-GISS-temperature-CO2-1880-2018.jpg
(De correlatie in de grafiek is overigens meer van belang dan de roze lijn… want vooral in de periode voor 1970 kun je met die roze lijn de betreffende jaren echt niet terugvinden; wanneer van Oldenborg zou hebben ingezien dat enkel het deel na 1970 in aanmerking komt voor een CO2 effect dan zou hij in ieder geval wel enig kritisch denkvermogen hebben getoond. Ook voor de negatieve invloed van vulkanisme op dit beeld heeft hij geen oog gehad. Bovendien is bekend dat het CO2 signaal empirisch niet echt kan worden aangetoond… dus hoe ‘slim’ is het dan om je blind te staren op een roze lijn? Laat ik hier verder maar niet over roze brillen beginnen, want dat soort van verwijten zouden m.b.t. mijn eigen analyse ook kunnen worden gemaakt door lieden die de context van mijn verhaal m.b.t. de minima geheel denken te kunnen negeren terwijl dit juist onderdeel vormt van het wel doordachte fundament van mijn analyse op basis van ‘de olifant in de kamer’ die het IPCC niet wil zien)
Martijn,
Je blaast warm en koud: eerst beschreef je de roep voor een verklarend mechanisme als “een soort van achterhoedegevecht” – je vond het dus niet belangrijk. Maar nu beweer je dat je het hebt “beschreven in combinatie met een inschatting”. Maar je hebt daar gewoon wat algemene vage beweringen over gemaakt, je hebt daar geen mechanisme rond aangetoond en helemaal niet gequantificeerd. Je hebt daar dus helemaal niets rond bewezen.
Blijkbaar geraak jij ook niet verder dan “correlaties”. Die staan nooit op zich al bewijs. Je hebt het hier over de correlatie tussen CO2 en temperatuur, beschreven door Oldenborg. Dat op zich vormde geen enkel bewijs – het is gewoon iets leuk en eenvoudig om te tonen in een blog. Het zijn veel complexere statistische analyses en veel andere natuurkundige onderzoeken die aantonen dat CO2 en GHG de oorzaak zijn van de huidige opwarming.
In een andere reactie beschreef je mij als “paranoïde”. Maar vraag jezelf eens af hoe je het moet noemen wanneer iemand zonder ervaring in wetenschappelijk onderzoek en met minder dan 2 jaar wat lezen en denken over klimaatverandering, meent het beter te weten dan alle klimaatwetenschappers samen en poneert dat “Het IPCC heeft een onjuist beeld geschetst m.b.t. de invloed van de zon”?
Ook ik zal maar niet over roze brillen beginnen, of over naast je schoenen lopen,…
Re: Johan2
Het punt dat n.a.v. de input van Danny rondom figuur 7D is ontstaan draait enkel om de getalsmatige totale omvang van het versterkende mechanisme.
Het gaat hierbij dus niet om hoe dat versterkende mechanisme er getalsmatig uitziet op het niveau van de 4 componenten die ik in het artikel hiervoor het genoemd in termen van: UV, kosmische straling, zonnewind & de ENSO cyclus.
PS. M.b.t. tot dit onderwerp heb ik in het artikel ook getalsmatig beschrijvingen gegeven, maar dan enkel t.o.v. het temperatuureffect dat rondom de zonnevlekkencyclus wordt waargenomen. Figuur 7D biedt daarentegen de mogelijkheid om dit vraagstuk fundamenteel tot op de bodem getalsmatig te beschrijven. We begeven ons hierbij op onbekend terrein via de ‘perfecte correlaties’ maar het gaat wel lukken hoor.
Citaat Johan2:
“Blijkbaar geraak jij ook niet verder dan “correlaties”. Die staan nooit op zich al bewijs.”
Martin mist een HEEL belangrijke kans. Ik ga daar hier nu niet weer opnieuw over uitweiden, maar volsta met een verwijzing naar mijn gedachtenexperiment ‘de marsiaanse wind’ (n.a.v. het vorige artikel van martin) Onder begeleiding van die logica had hij dat onbegrepen ‘versterkte effect’ body kunnen geven, sterker nog HEEL aannemelijk kunnen maken.
DOE ER JE VOORDEEL MEE.
Nog even voor de duidelijkheid Zwarte-Piet:
Bij mijn beschrijvingen betreffende de vorm van de versterkende mechanismen doe ik enkel een beroep op de wetenschappelijke literatuur.
Ik richt me op een pragmatische doelstelling in mijn onderzoek; een beschrijving van het aandeel van de individuele factoren beschouw ik zelf als niet relevant voor mijn onderzoek. Bij het bespreken van dat onderwerp heb ik dus enkel de intentie om een beeld te schetsen van de context.
Ik hoor het graag als je ‘gedachte experimenten’ iets concreets oplevert.
“Het gaat hierbij dus niet om hoe dat versterkende mechanisme er getalsmatig uitziet ”
Martijn,
Daar gaat het dus wel om: je hebt geen degelijk uitgewerkte theorie, totdat je elk aspect ten gronde kan uitleggen en aantonen dat het getalsmatig klopt. Gewoon een halve uitleg geven en voor de rest van je uiitleg zeggen dat je daar niet op in hoeft te gaan, is gewoon wetenschappelijk volledig absurd. Jij veroordeelt het IPCC omdat ze niet in detail gaan over zonnevlekken, maar je gaat zelf ook niet tot aan het gaatje. Een klein beetje hypocriet, niet?
Lees de laatste twee paragrafen van mijn vorige reactie (Johan2 25 feb 2020 om 19:16) nog eens.
Re: Johan2
Je wekt de indruk dat je denkt te kunnen bepalen waar mijn onderzoek om draait… of waar mijn onderzoek om zou moeten draaien. Bovendien spreek je in termen van “ten gronde” en je claimt dat ik zou moeten aantonen dat “alles klopt”. Je loopt hierbij straal voorbij aan het feit dat ik een Excel data file in mijn artikel heb gepresenteerd waarin getalsmatig wordt aangetoond op basis van publieke en meestal wel bekende data sets (inclusief de ’totale zonnestraling’ data set van het IPCC zelf).
Je stelt bovendien:
“Jij veroordeelt het IPCC omdat ze niet in detail gaan over zonnevlekken, maar je gaat zelf ook niet tot aan het gaatje.”
Dit punt heb ik niet gemaakt hoor, want het IPCC spreekt in haar rapporten wel degelijk over de zonnevlekken (zowel over de bijbehorende cyclus als de onderliggen magnetische oorzaak). Het punt waarover het IPCC helemaal niet spreekt betreft de 22-jarige magnetische cyclus van de zon, dit betreft de zogenaamde ‘Schwabe cyclus’).
PS. Sorry Johan2, maar ik vind je communicatie nu wel enigszins aanmatigend worden en je toont je bovendien onzorgvuldig bij het maken van de inhoud van je punten. Wellicht dat het helpt dat je in het vervolg citeert uit mijn artikel dan wel uit mijn posts in deze discussie voordat je nog meer van dit soort ‘verward’ ogende posts presenteert.
Martijn,
Omdat je wat met getallen speelt in Excel, betekent niet dat je wetenschappelijk goed bezig bent of dat je onderzoek doet.
De Schwabe cyclus IS de zonnevlekken cyclus. Schwabe ontdekte een cyclisch patroon in het aantal zonnecycli. Dat er een magnetische cyclus bij hoorde, is pas vele jaren later ontdekt. Je valt hier dus serieus door de mand
De twee opmerkingen die je maakt, bevestigen dat je helemaal geen idee hebt wat wetenschap echt is, en dat je een beperkte kennis hebt over het onderwerp waarover je meent wetenschap te bedrijven. Wat betreft je opmerking dat ik “enigzins aanmatigend” ben: Nogmaals, lees de laatste twee paragrafen van mijn eerdere reactie (Johan2 25 feb 2020 om 19:16) nog eens. En durf daar eens over na te denken.
CIJFERS Martijn, waar blijft nu je formule met de relatie tussen zonneactiviteit en temperatuur?
Re: Hans Erren “CIJFERS Martijn, waar blijft nu je formule met de relatie tussen zonneactiviteit en temperatuur?”
De volgende formule is van toepassing op figuur 7D:
T = ((TSI – 1360,6) x 1,2) – 0,53
PS. Voor een toelichting, zie: 25 feb 2020 om 03:51
Re: Johan2
“De Schwabe cyclus IS de zonnevlekken cyclus. Schwabe ontdekte een cyclisch patroon in het aantal zonnecycli. Dat er een magnetische cyclus bij hoorde, is pas vele jaren later ontdekt. Je valt hier dus serieus door de mand”
Ja, inderdaad – excuus. Ik doelde natuurlijk op de Hale cyclus.
PS. Beide termen (zowel Schwabe cyclus als Hale cyclus) worden overigens niet in het IPCC rapport gebruikt; maar daar wil ik geen punt van maken want die name zijn op zichzelf niet relevant. Wel is relevant dat de 22-jarige magnetische zonnecyclus geheel ontbreekt in het denkwerk van het IPCC… en het is onzinnig om te suggereren dat omdat de 11-jarige cyclus dominant is dat de 22-jarige cyclus irrelevant zou zijn.
Martijn, de TSIformule geldt maar voor 1/11 van alle jaren, en dan moet je nog corrigeren voor ozon en vulkanische optische diepte.
Klopt Hans, daarom beschreef ik immers ook dat de formule enkel van toepassing is op figuur 7D (waarin de correcties voor ozon en vulkanisme zitten verwerkt).
En ik begrijp inmiddels dat er behoefte is aan een formule waarin beide correctie factoren zitten verwerkt.
Da’s geen punt, zo’n formule kan ik vanavond nog presenteren.
Overigens, de formule is slechts van toepassing op 1/22 van de jaren: enkel van toepassing op de ‘primaire minima’.
PS. Ik krijg nu direct de indruk dat ook bij jou nog niet duidelijk is dat binnen het perspectief van de 22-jarige cyclus sprake is van 22 verschillende fasen… en dus niet van 11 verschillende fasen. in paragraaf II kun je meer lezen over het verschil tussen de ‘secundaire minima’ en de ‘primaire minima’. Bij de ‘secundaire minima’ heb ik een structureel effect aangetroffen waaruit blijkt dat deze naar verhouding altijd gepaard gaan met een lagere TSI t.o.v. de gemiddelde TSI waarde van de 2 aangrenzende ‘primaire minima’… echter de temperatuur is bij de ‘secundaire minima’ meestal juist iets hoger t.o.v. de gemiddelde temperatuur van de 2 aangrenzende ‘primaire minima’ jaren. Dit fenomeen hangt samen met de regel van Gnevyshev-Olh.
(Het zou logisch zijn om dus op de temperatuur bij de secundaire minima een kleine neerwaartse temperatuur correctie te gebruiken van ongeveer 0,13 graad C – dit getal wordt genoemd in de laatste alinea van paragraaf 2; voor de overige fases zou een soortgelijk temperatuurcorrectie kunnen worden toegepast… maar dan zal het wel om een andere waarde gaan. Dit punt vormt eigenlijk de kern van de zaak in mijn artikel… de zonnecyclus brengt in feite grote complicaties met zich mee die bij iedere fase anders kunnen zijn doch minder consistent om dit o.a. afhankelijk is van de waarden van de zonnevlekkencylcus!)
Een formule die slechts op 1/22 van de jaren van toepassing is. Denk daar eens over na? En in de tussentijd dan? BIZAR!
Formule met correctie voor vulkanisme (AOD) en de ozonproblematiek, enkel van toepassing op de ‘primaire minima’:
HadCRUT4 = ((TSI – 1360,6) x 1,2) – (3 x AOD) + (0,015 x OZON) – 0,53
* OZON = NASA’s ozone hole area 7 september-13 oktober, zie: https://ozonewatch.gsfc.nasa.gov/statistics/annual_data.html
(Let op: het gaat hierbij dus niet om de gemiddelde jaarwaarden)
Re: Zwarte-Piet “Een formule die slechts op 1/22 van de jaren van toepassing is. Denk daar eens over na? En in de tussentijd dan? BIZAR!”
Besef wel dat het bij de ‘primaire minima’ gaat om de meest stabiele fase van de zonnecyclus.
PS. In het december had ik bij de minima nog geen onderscheid gemaakt tussen de ‘primaire’ en ‘secundaire miniima’; samen waren ze al goed voor een correlatie die ruim 4x hoger is dan de maxima voor de periode 1912-2017; in dit onderzoek is gebleken dat beide minima afzonderlijk een hogere correlatie opleveren dan wanneer ze samen in beschouwing worden genomen. Kortom, ik heb de aandacht proberen op de fase van de zonnecyclus waarbij het sterkste effect kan worden verwacht… en warempel: we vinden bizar hoge correlaties tussen de TSI en de temperatuur, ook zonder de correcties!
(Dit laatste punt had je gelukkig al wel zelf in de smiezen gekregen via figuur 7A; maar hierbij moet je ook bedenken dat volgens het IPCC de zon zogenaamd nauwelijks een bijdrage zou hebben geleverd aan de opwarming… hoe ‘bizar’ is dat in het perspectief van mijn analyse? Bovendien heb ik ook voor de tussenliggende ‘secundaire minima’ in mijn artikel een ‘perfecte correlatie’ beschreven voor de periode 1902-1965)
Zwarte Piet, ik heb de reacties op het artikel gelezen en me vooral geconcentreerd op reageerders die professioneel ervaren zijn.
Jij bent eigenlijk de enige die ondanks scherpe kritiek ook Martijn meedeelt dat de conclusies opmerkelijk zijn.
Wat misschien goed zou zijn om medelezers wat meer inzicht te geven waarom het voor wetenschappelijke publicatie niet voldoende is ondanks opmerkelijkheden. En wat dan ondanks qua opmerkelijkheden ontbeert om wetenschappelijk niet opmerkelijk te zijn.
Ik heb wel enigszins begrepen dat een fysische verklaring noodzakelijk is, maar valt daar misschien ook een mouw aan te breien?
Misschien in kader van eventuele nog niet begrepen fysica?
Verder weet Martijn zelf ook wel dat voor eventuele publicatie er nog genoeg hindernissen genomen moeten worden.
Ik vind belangrijk dat nogmaals voor medelezers duidelijk wordt waar, hoe en waarom.
Bedankt voor jouw eigenlijk wel positieve reactie.
En uiteraard Martijn, bedankt voor je immense inspanningen om een andere blik op de veronderstelde AGW werkelijkheid te bieden.
Graag gedaan Anne!
PS. Ik waardeer het dat je Zwarte-Piet probeert aan te moedigen, maar uit de inhoud van zijn reacties kan ik helaas niet opmaken dat hij werkelijk een poging heeft gedaan om te bezien wat er wel of niet in het artikel beschreven staat. Zwarte-Piet was vandaag voortdurend aan het ‘strooien’ met snoepgoed waarop voornamelijk gekke bekken te zien waren.
(Ik heb hem al aangegeven dat ik mijn analyse wel een beschrijving geeft van de natuurkundige mechanismen, maar voor dit onderwerp heb ik ook terug verwezen naar het december artikel waarin op dit onderwerp iets uitgebreiders is ingegaan in de vorm een beschrijving van de versterkende mechanismen. Ik vrees dat Zwarte-Piet vooral zijn emoties laat spreken… enerzijds spreekt hij in zijn eerste reactie van 24 feb 2020 om 16:39 ‘nonchalant’ over dat mijn analyse zogenaamd met slechts 5% van de woorden had kunnen beschreven… en vervolgens begint hij te spreken over zaken die er zogenaamd niet in zouden staan vermeld – terwijl ze er feitelijk wel in staan vermeld. Het lijkt er welhaast op dat Zwarte-Piet waarschijnlijk niet begrijpt dat de zon in de hoofdzaak de reden is waarom de aarde leefbaar is, maar ik herken in zijn houding ook wel dat dit hij nog onder de invloed zit van het ‘bijzondere’ idee van Zoe dat zonder de zon de aarde zijn warmte bijna volledig zou kunnen verwarmen… in het verlengde van zo’n gedachte kun je in de zomer vragen om iemand tijdens het eten van een ijsje een vraag stellen als bijvoorbeeld deze: ‘waarom smelt het ijsje?’ Om dan vervolgeens genoegen te nemen met het antwoord: ‘dat komt door de warmte van de zon’. Mensen die hun eigen regels denken te kunnen maken kunnen de lat altijd weer net hoog genoeg leggen om te concluderen: ‘dat was verspilde moeite’, etc.)
Martijn, ik schat Zwarte Piet als een redelijk deskundige in.
Qua Zoe is hij ondanks Danny er ook nog niet uit. Geef hem het voordeel van twijfel.
Zwarte Piet staat open voor nieuw ideeen maar qua wetenschappelijke methode heeft hij zich te houden aan de onderliggende afspraken. Terecht.
Ik pleit voor wetenschappers die ondanks een paradigma zich openstellen voor nieuwe inzichten.
In deze tijd zijn ze volgens mij moeilijk te vinden.
Voor de rest, denk ik idd Martijn dat je eea qua artikel moet indikken.
Het is te lang en kan beter en korter worden samengevat.
Neem dan maar een voorbeeld aan Zoe haha; die is min of meer het tegenovergestelde :)
Re: Anne
Wat betreft een samenvatting, ik heb inmiddels een artikeltje op mijn website staan waarin elk van de 4 artikelen die ik sinds juni heb geschreven over de multi-decennia cyclus wordt samengevat, zie:
http://klimaatcyclus.nl/klimaat/samenvatting-multdecadale-klimaatcyclus.htm
@Zwarte-Piet 24 feb 2020 om 22:24
Het opmerkelijke werk van Martijn laat zien dat er met alom bekende datasets (HADCRUT, enz.) ook andere verklaringen mogelijk zijn dan de bekende IPCC-AGW hypothese.
Dat is prijzenswaardig.
Ik heb iets tegen “globaliseren” van lokale datasets, m.i. worden daardoor details versluierd.
Ook het onbevangen gebruik van statistische technieken zonder de “bijsluiter waarin randvoorwaarden worden gesteld” te eerbiedigen stoort een beetje.
Het is de magische gedachtensprong om waarnemingen zonder verdere toets te beschouwen als een reeks van toevalligheden.
Misschien dat Martijn (gegeven energie en tijd) de langlopende dataset van HADCET kan gebruiken als verdere ondersteuning van zijn bevindingen.
Hoi Boels,
De HadCET data set heb ik telkens gebruikt in mijn voorgaande 3 artikelen over de klimaatcyclus.
Ik heb hierbij in het augustus en december artikel gewezen op de parallel met het verloop van diverse TSI sets vanaf het Maunder minimum van de zon rond het jaar 1700.
(Je zult vast begrijpen dat ik niet eindeloos naar dezelfde zaken blijven wijzen… want dan worden mijn artikelen immers alleen maar nog langer; in december werd het artikel enkel vanwege de lengte zelfs in 3 gesplitst)
December artikel:
figuur 8: http://klimaatcyclus.nl/klimaat/bijrol-CO2-zonneactiviteit-verklaart-opwarming-sinds-1976.htm
Augustus artikel:
figuur 17: http://klimaatcyclus.nl/klimaat/impact-co2-op-klimaat-overschat-tgv-66-jarige-cyclus-en-el-nino.htm
Juni artikel:
7de figuur: http://klimaatcyclus.nl/klimaat/wereldwijde-opwarming-overschat-tgv-70-jarige-cyclus-in-oceaan-systeem.htm
@Martijn van Mensvoort 25 feb 2020 om 11:07
Ik had de nadruk moeten leggen op het feit dat je met dezelfde “globale” datasets een geheel andere verklaring van de klimaatverandering hebt kunnen geven.
Dat is uniek omdat de gevestigde AGW-wetenschap op basis van dezelfde “globale” datasets niet veel verder is gekomen om de onzekerheden te verkleinen.
Mijn gevoel van onbehagen over toegepaste statistische methoden komt ook voort uit alledaagse ervaringen met uitglijders van overheden op vrijwel alle maatschappelijke gebieden.
Ook die uitglijders komen uit de koker van hoogopgeleiden en werden wel eerst met statistische methoden gestaafd.
Ja Boels, ik snap het onbehagen enerzijds wel.
Maar ik heb tot nu toe goede ervaringen met het “omarmen” van de data sets.
De PAGES 2k proxies kregen al een plek in mijn december artikel en in dit artikel heb ik de AR5 TSI prima kunnen gebruiken om aan te tonen dat ook bij de secundaire minima een patroon aanwezig is dat ‘perfecte correlaties’ oplevert met de temperatuur.
(De HadCET blijft natuurlijk ook interessant maar in het perspectief van de zonneminima zou het denk ik iets te gewaagd zijn om deze in verband te brengen met zo’n regionale temperatuur data set)
New. Craig Rucker warns …Beware of the UN in climate/energy speech
https://www.youtube.com/watch?v=F2Z_xVmJduo
@Anne: Ik ben het met de kritiek van danny eens, maar wel om geheel andere redenen. Laat mij het eens in in een paar woorden uit leggen.
De hele kleine zonne-stralingsforcing (bijv. zie figuur 7D) leidt tot een enorme temperatuursfluctuatie. Dit betekent dat dus dat sprake is van hele hoge ZONNE temperatuursgevoeligheid.
Danny rekent dit om naar, de in de literatuur gebruikelijke, CO2 temperatuursgevoeligheid. Hierbij tovert hij een factor (3.7) uit de hoge hoed waarna zijn berekening leidt tot een onwaarschijnlijke ca 17 gr.C. Danny maakt hier een denkfout omdat CO2 er natuurlijk NIETS mee te maken heeft. Gebrek aan mentale flexibiliteit speelt hem hiet parten.
Terug naar de hele hoge zonne- temperatuursgevoeligheid van martin. Deze mist iedere fysische basis. Dit kan alleen worden verklaart als het – onbegrepen mysterieuze versterkende effect van martin – wordt verdisconteerd. Nogmaals de correlaties zijn opzienbarend maar bij het gebrek aan logica wordt dit een dodelijke circelredenering.
Dit punt zou in de literatuur genadeloos worden afgeslacht. De gigantische woordenbrij zal dit niet kunnen vehullen. Martin mist een HEEL belangrijke kans. Ik ga daar hier nu niet weer opnieuw over uitweiden, maar volsta met een verwijzing naar mijn gedachtenexperiment ‘de marsiaanse wind’ (n.a.v. het vorige artikel van martin) Onder begeleiding van die logica had hij dat ongegrepen ‘versterkte effect’ body kunnen geven. Kan nog overigens.
Stay tuned at ‘autoriteit, consensus…. ‘ There’s more to come.
Hoi Zwarte-Piet,
Je beschrijft dat Danny zich beroept op de literatuur, maar voor mij is bijvoorbeeld duidelijk dat Danny in zijn berekening eigenlijk ook nog rekening had kunnen houden met naast de factor 4 voor de vorm van de aarde er bovendien ook nog 30% vanaf mag worden gehaald t.g.v. de Albedo factor.
Maar de paardesprong om te claimen dat er daarnaast ook nog een vermeningsvuldigsfactor van 3.7 in het spel zou zijn bij de ‘zonnegevoeligheid’… omdat die factor wordt toegepast in het denkkader rondom CO2… vind ik nog steeds volkomen onbegrijpelijk.
Kortom, ik hoop en verwacht nog steeds dat Danny zijn kijk op de zaak nader gaat onderbouwen.
Ik heb Danny erg hoog zitten, ik herken in hem een goed geïnformeerde stabiele factor op dit platform… maar we begegeven ons rondom het thema van de ‘zonnegevoeligheid’ op een relatief onbekend terrein.
PS. Zowel de term ‘zonnegevoeligheid’ is in de geschiedenis van Climategate.nl enkel in mijn December artikel gebruikt en de term ‘solar sensitivity’ werd überhaupt nog nooit in de blog-artikelen gebruikt (de laatste term is enkel in een post van Boels in 2017 per toeval opgedoken in een citaat van een hele abstract en verder ben ik de eerste persoon op Climategate die de term in een discussie expliciet gebruikte – dit gebeurde in december).
Ik heb zojuist ook nog even gekeken op het KlimaatVeranda blog; daar blijken beide termen überhaupt nog nooit te zijn gebruikt… ook niet in de posts van gebruikers.
(Het gemak waarmee Danny heeft gesproken over ‘klimaatgevoeligheid’ terwijl figuur 7 op geen enkele manier betrekking heeft op CO2 was voor mij direct aanleiding om grote vraagtekens te zetten bij zijn ‘probleem’… en dat hij de factor Albedo over het oog heeft gezien maakt dit nog duidelijker daarmee beland hij in de buurt van een ‘klimaatgevoeligheid’ van 25 graad C voor een verdubbeling van CO2… wat natuurlijk totaal absurd is want da’s 10x zo hoog als het IPCC claimt terwijl er in mijn analyse überhaupt geen ruimte is geweest om de data in verband te brengen met CO2!!! Ik laat me graag opnieuwe aangenaam verrassen door Danny met een gedegen onderbouwing… maar ik vrees dat het niet zal gaan gebeuren. Maar de keerzijde is wel dat Danny me wel bewust heeft gemaakt van de helling, voor mij is echter nog niet duidelijk wat de helling in absolute zin betekent omdat we immers te maken hebben met de factor 4 en de Albedo factor)
Martijn, ik heb zeker niet alles begrepen van je stuk, maar het ziet er goed doorvlochten uit.
Ik had zo mijn twijfels over de rol van CFK’s in je verhaal. Maar je verwijst onder nr 21 naar een studie hierover. Ook daar snap ik niet direkt alle onderdelen van, maar het is een zeer degelijk onderzoek naar de rol van CFK’s in het elektronenbestand van de atmosfeer, waarin kosmische straling een grote rol speelt. Het geeft ook een belangrijke nuancering in het broeikaseffect van verschillende molekulen, waardoor het effect van broeikas bepaalt wordt door plaats en tijd. Zeer interessant om allemaal te lezen.
Dank Aad!
Zowel bron 21 (K-B. Lu, 2013) als bron 22 (L.M. Povani et al., 2020) betreffen studies die deze factor via een totaal andere benadering ook vinden.
Bovendien vond ik eind vorige week ook nog deze website van geoloog Peter Langdon Ward die geheel gewijd is aan de al veel langer bestaande theorie dat de ozonproblematiek en niet CO2 de belangrijkste factor vormt m.b.t. de invloed van de mens op het klimaat, zie:
https://ozonedepletiontheory.info/primary-cause-of-warming.html
PS. De auteur van die website heeft een lange lijst met artikelen over dit onderwerp geschreven en ingezonden naar wetenschappelijke tijdschriften maar er werd er voor zover ik weet slechts 1 gepubliceerd, zie (P.L. Ward, 2016):
https://ozonedepletiontheory.info/Papers/Ward2016OzoneDepletionExplains.pdf
Bij nader inzien dat ik ook naar dat ene artikel kunnen verwijzen in mijn artikel want ook dit betreft immers een wetenschappelijke publicatie; maar ik heb nog geen tijd genomen om het eens rustig door te nemen.
Overigens, de ozon-hypothese verklaard het ‘hiaat’ 1998-2013 vrij goed… terwijl dit natuurlijk helemaal niet aansluit op de CO2-hypothese.
Leuk en aardig, die opmerkingen over publicatie en reviews, maar: Aan allerhand achterhoedegevechten tussen wetenschappers heeft natuurlijk niemand iets. Ik zit er tenminste niet op te wachten dat meneer X in grafiek Y iets gevonden heeft waar maandenlang theoretisch over gesteggeld kan worden. Waar het nu om gaat is of het in deze studie beschreven fenomeen van belang is bij de grote beslissingen die in de komende jaren genomen worden. Maak een voor leken ( want onze politici zijn leken, maar nemen wel de beslissingen) begrijpelijke samenvatting op een A4-tje, en informeer politici en de media hierover. Doe dit snel, want over enige tijd hebben gemeenten hun plannen klaar om iedereen van het gas af te krijgen en warmtepompen te installeren. We bevinden ons echt op een helling richting de afgrond, en alle middelen zijn mijns inziens geoorloofd om dit te stoppen. Het kan toch niet zo zijn dat een Australische psycholoog en milieuactivist met zijn statistische fraude de wereld op zijn kop gaat zetten? Natuurlijk zal er kritiek komen op de studie, laat anderen dan maar het tegendeel bewijzen. Maar alle obstakels, die opgeworpen kunnen worden om de huidige idiotie te stoppen zijn van harte welkom.
Re: Dick “Waar het nu om gaat is of het in deze studie beschreven fenomeen van belang is bij de grote beslissingen die in de komende jaren genomen worden.”
Absoluut, hierover zullen velen het op dit platform eens zijn… maar AGW-ers zullen minder trek hebben in een ‘nieuw’ verhaal m.b.t. de zon en zullen vragen om een stevige onderbouwing. Vandaar dat ik het weinig zinvol vond om met een kort verhaal te komen waarbij 1001 en vragen onbeantwoord zouden zijn gebleven.
Overigens, een samenvatting voor alle 4 de artikelen over de multidecadale klimaatcyclus is er ook al, zie:
http://klimaatcyclus.nl/klimaat/samenvatting-multdecadale-klimaatcyclus.htm
(Ik ga nog overleggen in hoeverre dit een geschikt format is om ook hier te laten verschijnen; ik denk zelf wel dat het functioneel is voor lezers om snel het geheel van mijn onderzoek te overzien)
Gisteren heb ik voor de eerste maal de studie over de 22 jarige cyclus gelezen, Een geweldig stuk. Met mijn opleiding natuur- en scheikunde is dit niet in één keer te bevatten. Ik zal vandaag het nog twee keer doornemen totdat ik alles snap. Als het mogelijk was zou je de kamerleden en de ambtenaren, een week college kunnen geven. Wie het niet snapt, zit op de verkeerde plaats en kan/mag geen beslissingen nemen over klimaatzaken. Ik hoop voor je dat een peer-review een mogelijkheid is om erkenning te krijgen voor je werk. Nogmaals een geweldige studie!
Dank voor deze enthousiaste woorden + je belangstelling Frits.
(Laat gerust nog even weten of je achtergrond in de natuurkunde- en scheikunde je uiteindelijk in staat heeft gesteld om het geheel te doorgronden; na mijn december artikel overheerste bij mij nog het idee dat de materie te complex was… maar gisteren heeft zich al een echte discussie over de interpretatie van de inhoud aangediend die mij ook weer een stapje heeft verder gebracht in mijn eigen begrip m.b.t. de data. Door observaties en gedachten uit te wisselen kunnen we uiteindelijk gezamenlijk doordringen tot deze bijzonder complexe materie)
New article out today. I hope you don’t mind the announcement here.
https://phzoe.wordpress.com/2020/02/25/deducing-geothermal/
Hi Zoe,
I noticed your personal conclusion:
Yes, the sun is of course the major decisive factor that is in control in terms of the temperature fluctuations… though, in the perspective of the geothermal component the volcanism factor is an additional factor as well – though this factor has been extremely low in the 21th century so far.
By the way, you also mentioned:
Sounds like in your view temperature would drop to just 0°C, if the sun would stop burning. A few days ago I assumed that you were talking about 13°C without the presences of the sun. Apologies if I have misunderstood your words.
Thanks anyway.
13C is what I got from borehole measurements averaged at 30 deg. N.
I don’t think engineers would dig boreholes in boring places, only exciting ones.
Have you seen?
https://phzoe.wordpress.com/2019/12/25/why-is-venus-so-hot/
Thanks for explaining that Zoe.
Yes, I have seen your Venus article; actually, in my article that was presented yesterday I have presented myself a reference to analysis between earth, Mars & Venus; you can find it here in de English version of my article (figure 17 + the alinea on top):
http://klimaatcyclus.nl/climate/1890-1976-sun-shows-perfect-correlation-with-temperature-influence-CO2-is-nihil.htm
PS. The pressure in the Venus atmosphere is 93x higher compared with planet earth; obviously a major factor that explains quite a bit of the high temperature – next to the high CO2 (96,5%).
“The pressure in the Venus atmosphere is 93x higher Compared to planet earth; obviously a major factor That Explains quite a bit of the high temperature”
Backwards. Turn off geothermal, and all those gases fall to the ground as solids. They still have mass and gravity still works, so pressure exists, but there is no atmosphere.
Obviously pressure can’t make it hot.
Temperature controls atmospheric pressure.
* turn off the sun and geothermal
gravitational pressure runs in opposite direction of atmospheric pressure
gravity (a directed force) can’t create random moving particles (kinetic energy)
gravity wants to crush everything to the ground, but temperature (K.E.) won’t let it.
Nikolov & Zeller got it backwards.
Re: Zoe “(1) Backwards. Turn off geothermal, and all those gases fall to the ground as solids. They still have mass and gravity still works, so pressure exists, but there is no atmosphere.
(2) Obviously pressure can’t make it hot.
(3) Temperature controls atmospheric pressure.”
Ad 1) Turning of the Venus geothermal sounds quite like turning of the sun (read: this is like there is no sun left). How realistic is such a comparison really?
Ad 2) The atmosphere of Venus is described to be thick preventing the heat to escape. Gravity related forces play a role in this so in a way one can speak of sort of a constant volume. Then gas laws can play a role in this: temperature and pressure influence each other (assuming volume is constant). Just like on planet earth frost can easily get into the ground… the Venus crust would loose at least some it’s high temperature if all gasses in the atmosphere would fall down.
Ad 3) Yes, that is true when volume is not constant – though other factors are obviously involved as well. But you apparently try to separate atmosphere entirely from the temperature gradient inside the solid planet; that might not be very realistic neither.. just like in the case of planet earth.
I think your idea about a permanent 0 degree earth crust is not quite realistic… I don’t know where you live sure, but in The Netherlands we know how it feels like to walk on frozen ground, etc. I could ask you to explain this but I fear that you won’t answer such a feet-on-the-ground-like-question either… I am sure that you remember my question about high temperature differences on a daily basis in the deserts around the world. You preferred twic not to give it a go – which is fine.. but it might be a typical characteristic of your high-level process of thought, but does it really fit with reality? – Just a rhetoric question, no need for an answer this time … ;-)
Martin,
“. I am sure That you remember my question about high temperature differences on a daily basis in the deserts around the world. You do not prefer to give it a go – which is fine .. ”
I answered it.
Oh it’s cold on the ground in Netherlands?
I provided geothermal data for nearby latitude.
You don’t seem to understand the basics. Maybe it’s my fault, or maybe you don’t want to understand.
Re: Zoe “You don’t seem to understand the basics. Maybe it’s my fault, or maybe you don’t want to understand.”
Not sure what ‘basics’ you exactly have in mind.
The essential point is that the geothermal factor is too small to avoid that the ground becomes frozen when there is not enough sunshine (combined with certain atmospheric circumstances).
PS. Have you have ever seen any data for the geothermal and hydrothermal energy? Even is a country like Iceland we can see that only a few meters away from geothermal wells the ground can become frozen. Maybe it would be interesting for you to take a look at what your data shows for Iceland.
Re: Zoe 26 feb 2020 om 01:28
That’s a curious thought.
Because this implicates that ’turning off the sun’ can implicate that solar gravity would then become larger.
Is so, that factor could change our atmosphere as well instantly… because both the sun and the planets might start spinning around the barycenter at at different frequency.
I guess formally you might consider to replace ’temperature’ for ‘heat’ in your description.
(Unfortunately such thoughts are all highly speculative, because I don’t think that we can actually imagine/predict what would happen if the sun would stop burning, etc. Let’s be aware: our concepts represent basically just a perception on reality)
Anyway. thanks again for your input.
Martijn,
Mooi stuk, zover ik het gelezen heb. Maar als ik toch prematuur mag oordelen? (Je vorige stuk nog niet eens bestudeerd, maar goed) Veel te lang en uitgebreid. En, ik, evenals vele anderen met mij, meen ik, hebben liever een filmpje. Er zou van je werk een hele mooie youtube van gemaakt kunnen worden.
Leg dit werk voor aan een schrijver die er een goed leesbare tekst van kan maken, en laat deze tekst door een mooie stem voorlezen en dan laat je, tijdens dat voorlezen wat beelden zien. Dat werkt bij mijn 10 maal beter dan geschreven tekst. (Of het moet een boek zijn, maar dat is wat anders.)
Verder, als het allemaal klopt wat je beweert (ik kan dat (dus) niet overzien, mijn denkvermogen is waarschijnlijk te beperkt hiervoor, dat zou mij in deze vorm minstens een maand kosten om goed te bestuderen) dan is het prachtig. Gevoelsmatig zeg ik natuurlijk dat de zon, Helios, het leven op aarde voor het overgrote deel bestiert. ( Dat het juist de niet-natuur-mensen zijn die de CO2 de schuld geven, lijkt duidelijk. )
Maar de zon, laten we wel wezen, is de brenger van het leven en het licht. Misschien vandaar dat sommige bepaalde creaturen, die zon willen verduisteren met kunstgrepen omdat ze menen dat de zon schadelijk zou zijn.
De zon dus, is de hoofdzaak, volgens mij. Plus natuurlijk de andere sterren. Ook die zullen voor een groot deel het klimaat op aarde bepalen.
Zeer bedankt voor je vele werk. Het zal je wat tijd gekost hebben, zeg! Ik hoop dat ik je op mijn wijze van positieve kritiek heb kunnen voorzien. Technisch kan ik niet in discussie gaan, jammer genoeg. Daarvoor weet ik te weinig van deze materie af.
( Ik ben nu toevallig (ook) wat bezig met astrotheologie. Is ook best interessant en geeft beeld van de kennis van altijd verborgen in mythes en sprookjes. Ook daar speelt het ‘weer’ (klimaat ook) een grote (zeer grote) rol. Ik denk dat sommige kennis niet aan de oppervlakte mag zijn omdat -bepaalde mensen- dat gewoonweg niet willen omdat dat nu een niet zo uitkomt. )
Dank voor je uitgebreide reactie Antisoof.
En ik kan je woorden enkel waarderen.
Maar U wilt mijn onderzoek graag weergegeven zien in een filmpje…?
Tsja… dat zou ik zelf ook wel willen, maar aangezien ik daar nauwelijks ervaring mee heb is dat voor mij wel een brug te ver om te nemen.
Nogmaals dank voor je getoonde belangstelling + woorden van waardering!
Gut o gut. Hebben we weer zo’n ellenlange lap tekst met geknutsel van tijdsreeksen waar uiteindelijk enkel een correlatie uit komt rollen. Wetenschap heeft niets te maken met het schrijven van ellenlange teksten. Als je zoveel nodig hebt om uiteindelijk een correlatie tussen twee tijdsreeksen te kunnen presenteren. Het spijt me, maar ik kan in minder tekst voetbalstatistieken behandelen over de laatste paar decennia die net zo goed correleren met temperatuur…
De binnenkomende zonneenergie is zo constant als wat.
De 11-jarige cyclus is dominant en zorgt voor slechts een ~0.1% variatie in zonnekracht (+-0.05%). Dat geeft een variatie van de wereld-oppervlakte-temperatuur van grofweg 0.3 (+-0.15) graden (0.1% van ~300K). Alle ander zonnecycli zijn vele malen kleiner in amplitude, en beinvloeden daarmee ook de temperatuur veel minder. Elk versterkings mechanisme die je zou verzinnen op de andere cycli versterkt ook de invloed van de 11-jarige cyclus, en daarvan zien we (meetbaar) helemaal geen sterker effect dan dit. Natuurlijk kan je een variabele maken die correleert met temperatuur, maar fysisch kan je niet hard maken dat de temperatuur daardoor met reeds 1.1 graden is gestegen, zeker niet gezien je het ook nog eens hebt over cycli die dus over langere periodes netto geen effect hebben.
Kan je dat wel hard maken, waarom plaatst je dit dan hier, en niet in Nature of Science?
Re: janklassen
“De 11-jarige cyclus is dominant en zorgt voor slechts een ~0.1% variatie in zonnekracht (+-0.05%). Dat geeft een variatie van de wereld-oppervlakte-temperatuur van grofweg 0.3 (+-0.15) graden (0.1% van ~300K). Alle ander zonnecycli zijn vele malen kleiner in amplitude, en beinvloeden daarmee ook de temperatuur veel minder. “
Je ziet enerzijds de invloed van de versterkende factor over het hoofd.
Anderzijds zie je de 22-jarige cyclus over het hoofd… vooral deze is van belang omdat o.a. bekend is dat de samenstelling van de zonnestraling bij de minima anders is dan bij de maxima.
Het 3de element dat je in je beschouwing over het hoofd ziet is gerelateerd aan de regel van Gnevyshev-Ohl, welke aantoont dat er ook tussen ‘primaire’ en ‘secundaire’ fasen van de cyclus structurele verschillen worden aangetroffen.
(Deze 3 factoren ontbreken geheel in het denkkader van het IPCC… terwijl de relevantie van deze factoren binnen de wetenschappelijke literatuur wel bekend is en ook getalsmatig wordt beschreven)
Nogmaals, al deze factoren spelen ook een rol bij de 11-jarige cyclus, die dominant is. Daarvan ZIEN we dat het de temperatuur nauwelijks beinvloed.
En nogmaals, dit zijn cycli, waardoor je er op de lange termijn (langer dan respectievelijk 11, 22 jaar) er geen invloed van terug ziet.
En nogmaals, als je hiervan zo overtuigd bent, waarom behoud je dit voor climategate? Waarom publiceer je dit niet op plekken waar je bij zou dragen aan de kennis waar beleid op wordt gebaseerd, i.p.v. ageren tegen diezelfde kennis.
Re: janklaasen
Mensen die enkel naar de 11-jarige cyclus kijken zonder enig besef te tonen voor het feit dat de zonnecyclus berust op fenomenen die gerelateerd zijn aan magnetisme welke gepaard gaat met een 22-jarige cyclus… daarvan hoef je niet te verwachten dat ze het verband tussen de zonnecyclus en de temperatuur nauwkeurig kunnen beschrijven, laat staan te begrijpen. Want men onderkend hierbij dan niet dat er fundamenteel bezien eigenlijk niet echt sprake is van een 11-jarige cyclus.
Vooral de regel van Gnevyshev-Ohl vormt een directe fundamentele aanwijzing voor het belang van de 22-jarige cyclus… echter ook deze wordt niet genoemd in de rapporten van het IPCC.
Overigens, ik heb geen idee waarom u meent dat ik zou “ageren” tegen bestaande kennis; ik presenteer hier immers vooral onderzoek op basis van een zorgvuldige data analyse.
Uw eerdere opmerking waarin U suggereerde dat ik mijn artikel beter in Science of Nature zou kunnen presenteren lijkt me een teken dat u wel heel gemakkelijk bereid bent om op basis van zinloze retoriek de lat op een onneembare hoogte te leggen. Dit lijkt me geenszins een aanvaardbare suggestie… in feite bevat uw redenering zelfs een provocatie omdat U hierbij dit platform eigenlijk diskwalificeert.
PS. Re: “En nogmaals, dit zijn cycli, waardoor je er op de lange termijn (langer dan respectievelijk 11, 22 jaar) er geen invloed van terug ziet.”
Dit lijkt me retoriek die in principe slechts van toepassing zou kunnen zijn voor een gesloten systeem. U lijkt niet te beseffen dat zowel de 11-jarige cyclus als de 22-jarige cyclus voortkomt uit kosmische constellaties die gerelateerd zijn aan de Gleissberg cyclus en nog langere cyclus zoals de Jose cyclus (in mijn december artikel heb ik beschreven dat deze cyclus inzicht geeft in het ontstaan van de zogenaamde Grand Solar Minima waartoe o.a. het Maunder minimum mag worden gerekend).
Die 22-jarige cyclus is enkel van belang voor het magnetisme van de zon (waarbij de magnetische pool van noord naar zuid en andersom gaat), maar dat magnetisch veld beinvloedt onze atmosfeer niet. De zonnesterkte (dat wat de forcering van de atmosfeer behelst) maakt hierin twee-maal een cyclus die grotendeels hetzelfde is. Gezien zonnesterkte de forcering van onze atmosfeer behelst, kán de 22-jarige cyclus niet meer correleren met temperatuur dan de 11-jarige cyclus. Het is hetzelfde ding, maar dan twee keer achter elkaar. De 22-jarige cyclus correleert enkel met temperatuur als de 11-jarige dat ook doet, en dat doet het nauwelijks. Dat zelfde geld voor de langere cycli (uw laatste paragraaf). De 11-jarige cyclus is in al die cycli de meeste dominante component. Dan MOET die 11-jarige cyclus ook zeer sterk correleren met temperatuur, en dat doet het niet (voldoende)…
‘Ageren’, misschien eerder negeren. U negeert bestaande verklaringen van klimaatverandering. En dat u uw onderzoek een zorgvuldige data analyse noemt zijn enkel uw woorden. Ik zeg dat het een onzorgvuldige analyse is. Dus daar schieten we niet veel mee op…
Een alternatieve verklaring voor klimaatverandering is prima geschikt voor Nature of Science. Maar van mijn part probeert u anders JGR, atmospheres, of ACP (atmospheric chemics and physics), of enige ander journal met acceptabel impact factor (zeg >2). Dat is echt niet het leggen van een lat op onneembare hoogte. Maar ik kan u nu al te vertellen dat hier flink gaten in geschoten zullen worden.
En ja, ik diskwalificeer dit platform als wetenschappelijke bron. u niet?
Re: janklaasen
Ik krijg de indruk dat U hierbij enkel afgaat op slechts een deel van de titel van mijn artikel… want U negeert het feit dat hierbij naar een specifieke fase van de 22-jarige cyclus wordt gewezen.
Uit de inhoud van het artikel blijkt dat m.b.t. specifieke fasen van de cyclus ‘perfecte correlaties’ worden beschreven met de temperatuur (na correctie voor vulkanisme). Uw beschrijving refereert feitelijk enkel aan het feit dat de TSI zelf een lage correlatie toont met de temperatuur; in figuur 1 wordt beschreven dat de correlatie voor de volledige periode +0,37 bedraagt, zie:
http://klimaatcyclus.nl/klimaat/pics/LISIRD-total-solar-irradiance-primary-and-secondary-minima-vs-HadCRUT4-temperature.jpg
Echter bij alle individuele fases van zowel de 22-jarige zonnecyclus als de 11-jarige zonnecyclus ligt de correlatie flink hoger; omdat in het december artikel al is beschreven dat bij de minima de hoogste correlaties worden aangetroffen heb ik in dit artikel de aandachte geheel gevestigd op het bestuderen van de minima.
Resultaat is dat zowel alle minima tezamen als de ‘primaire minima’ en ‘secundaire miniam’ (zonder correcties) een veel hogere correlatie tonen met de temperatuur dan de +0,37 correlatie wanneer geen onderscheid wordt gemaakt tussen de verschillende fasen , respectievelijk:
– Alle minima: +0,826
– Primaire minima: +0,880
– Secondaire: +0,897
Helaas bent u met uw uitspraken hierop helemaal niet ingegaan, want in feite refereert U zowel in uw uitspraak die ik hierboven heb geciteerd als ook in uw uitspraak die ik hieronder heb geciteerd enkel naar de TSI zelf… en in het geheel niet naar de 11-jarige cyclus, noch de 22-jarige cyclus.
PS. Bovendien hebt U getalsmatig op geen enkele manier naar de inhoud van mijn artikel gerefereerd.
Martin: In wezen berust jou redenatie op een cirkelredenering. Je introduceert parameters – vulkanisme en ozon – waarmee je net zolang varieert tot dat je perfecte correlatie verkrijgt. Deze parameters hebben geen enkele fysische betekenis. Het zijn slechts getallen om de correlatie te verkrijgen. Vervolgens rolt er een fomule uit.
In het licht van het feit dat de lage zonne energie fluctuaties op zichzelf de temperatuursverschillen niet kunnen verklaren, vraag ik me af waarom figuur 7D de werkelijkheid zou vertegenwoordig? (waarom 7A, B of C niet?) Jij stelt dat 7D klopt omdat die hoog correleert. Jij verklaart de hoge correlatie, vanuit de hoge correlatie. Dit is een klassieke cirkelredenering.
Verder valt me op dat de OAD een wel erg groot getalsmatig gewicht in de formule krijgt. Je kunt je bijna afvragen of vulkanisme alleen al mede een verklarende factor zou kunnen zijn. Immers vulkanisme heeft naast, impact via earosolen ook een nog onbegrepen impact op de thermische energiebalans binnen in de aarde.
Zwarte-Piet, figuur 7A toon de empirische werkelijkheid.
Echter, binnen klimaatmodellen is het normaal dat er wordt gecorrigeerd voor vulkanisme; de verschillende gewichten die ik heb gebruikt vallen binnen de bandbreedte die ook elders wordt gebruikt.
De ‘perfecte correlatie’ tussen 1890-1976 is gevonden op basis van enkel de correctie voor vulkanisme.
Als je hierbij bedenkt dat er zeer brede consensus bestaat dat de combinatie van de zon & vulkanisme wordt gezien als de oorzaak van het ontstaan van de Kleine IJstijd dan mag mijn vondst eigenlijk geen verrassing worden genoemd.
(In mijn verdere zoektocht naar de versterkende factor, de zonnegevoeligheid en de klimaatgevoeligheid richt ik mij op de periode 1890-1976 na correctie voor vulkanisme)
Dan zullen we 7B, C en D maar snel vergeten. Die zijn alle drie onder invloed van een cirkelredenering tot stand gekomen. Blijft over 7A -》 nog een hoge correlatie hoor!, maar….!
Begrijp je nu, dat deze studie – in deze hoedanigheid – geen stand houdt?
Re: Zwarte-Piet
Je suggestie dat 7B, 7C en 7D op een “cirkelredenering” zou berusten gaat voorbij aan het feit dat in klimaatmodellen waarin een poging wordt gedaan om de temperatuur te reconstrueren op basis van andere factoren hetzelfde principe wordt gebruikt.
Je lijkt niet te begrijpen dat ik met behulp van de TSI, de AOD en de omvang van het gat in de ozonlaag de HadCRUT4 nauwkeurig heb weten te reproduceren; dit blijkt immers uit de ‘perfecte correlatie’ in figuur 7D.
PS. Nogmaals, de ‘perfecte correlatie’ voor de periode 1890-1976 biedt meer houvast dan voor de periode 1890-2017… echter in feite gaat het om vrijwel dezelfde waarden in termen van het verband tussen de TSI en T, na AOD correctie.
(Ik zie dus geen reden om ‘begrip’ te tonen voor wat je hier beschrijft; je presenteert hier bovendien niets anders dan een rhetorische cirkelredenering waarbij je niet echt ingaat op de materie; overigens, je hebt al heel wat gedachten geuit afgelopen dagen maar hierin ontbreekt nog steeds enige vorm van getalsmatig onderbouwing m.b.t. de inhoud van je eigen posts)
De meeste klimaatmodellen hebben een onderliggend verklarend mechanisme. Jij geeft geen enkele verklaring (en verklaren is iets anders dan het noemen van een aantal kandidaten). De parametrische weging m.b.t. – ozon en vulkanisme – is enkel tot stand gekomen, op basis van hun toegevoegde waarde aan de correlatie. Dit is een klassieke CIRKELREDENERING.
Het vergelijk dat je maakt met de, op consensus berustende, klimaat modellen gaat geheel mank. Deze modellen zijn gebaseerd op een theoretisch kader. Zo’n kader stelt de modelleurs in staat om de parameters op basis van hun fysische eigenschappen te bepalen cq te wegen.
Jou theoretisch kader gaat eigelijk niet verder dan: De zon bepaalt alles, maar ja….. helaas kunnen de lage zonne-energie fluctuaties, op zichzelf de temperatuursverschillen niet verklaren. Conclusie: geen enkel verklarend mechanisme waardoor de parametische weging berust op een cirkelredenring.
Bovenstaand impliceert beslist niet dat ik een hoge pet op heb van mainstream klimaatmodellen. In tegendeel.
Zelfs als ik de vorm maar even buiten beschouwing laat, gaat de studie – op de bovengenoemde kritiekpunten – volledig onderuit. Peer review – als het al gepubliceerd wordt – is hard, geloof mij maar.
Zwarte-Piet,
Re: “De meeste klimaatmodellen hebben een onderliggend verklarend mechanisme. Jij geeft geen enkele verklaring (en verklaren is iets anders dan het noemen van een aantal kandidaten).”
Ook dit is feitelijk onjuist; in de meeste klimaatmodellen wordt in het geheel niet gesproken over verklarende mechanismen.
Overigens, ik gebruik in de context de parallel tussen de ontwikkeling van zowel de temperatuur, de TSI en ook de zonnevlekken op basis van de Kleine IJstijd en de periode na het Maunder minimum.
Overigens, de retoriek met de suggestie dat verklarende mechanismen noodzakelijk zouden zijn komt overigens uit het AGW kamp. Wetenschappelijk is het punt natuurlijk wel van belang… maar da’s echt wat anders als dat dit noodzakelijk zou zijn. Dit argument wordt eigenlijk zelfs ‘misbruikt’ want als de exacte werking van een fenomeen onduidelijk is dan is het eigenlijk zelfs dwaas om dit als een argument te gebruiken dat het fenomeen daarom niet zou bestaan.
Eigenlijk dus een beproefde tactiek om de zon buiten beeld te houden bij het IPCC.
Re: “De parametrische weging m.b.t. – ozon en vulkanisme – is enkel tot stand gekomen, op basis van hun toegevoegde waarde aan de correlatie. Dit is een klassieke CIRKELREDENERING.”
Je spreekt opnieuw enkel retorisch van een ‘cirkelredenering’, zonder oog te hebben voor bijvoorbeeld het feit dat de afkoelende invloed van Vulkanisme in feite onbetwist is (enkel over de omvang van de invloed kan wel als een twistpunt worden beschouwd).
Re: “Jou theoretisch kader gaat eigelijk niet verder dan: De zon bepaalt alles, maar ja….. helaas kunnen de lage zonne-energie fluctuaties, op zichzelf de temperatuursverschillen niet verklaren. Conclusie: geen enkel verklarend mechanisme waardoor de parametische weging berust op een cirkelredenring.”
Hier blijkt hoe onzorgvuldig je woordkeuze is… immers, je suggereert dat mijn analyse zou impliceren dat de zon “alles” bepalend zou zijn. De laatste alinea van mijn artikel heb je vast niet gelezen, want hierin wordt beschreven dat uit mijn onderzoek blijkt dat de zon verantwoordelijk is geweest voor slechts 52% van de opwarming tussen 1890 en 2017:
“Hier blijkt hoe onzorgvuldig je woordkeuze is… immers, je suggereert dat mijn analyse zou impliceren dat de zon “alles” bepalend zou zijn. De laatste alinea van mijn artikel heb je vast niet gelezen, want hierin wordt beschreven dat uit mijn onderzoek blijkt dat de zon verantwoordelijk is geweest voor slechts 52% van de opwarming tussen 1890 en 2017”
Maar ehhh…. Hoe kun je dan die hoge correlaties vinden?
Dus:
figuur 7D:
T = ((TSI – 1360,6) x 1,2) – 0,53
Voorspelt 52% van de temperatuur?
Martin: Dit is ernstig!
Re: Zwarte-Piet “Maar ehhh…. Hoe kun je dan die hoge correlaties vinden?”
Je doelt vast op de ‘perfecte correlaties’, toch?
Die worden pas gevonden na correctie voor vulkanisme en ozon.
PS. Er is hier nog niemand geweest die mij heeft gevraagd of het wellicht mogelijk is om ook een formule te presenteren waarmee de temperatuur kan worden berekend m.b.t. de TSI, de AOD en de ozon. Ik zou de aandacht hierbij dan gaan richten op de periode 1890-1976, omdat de ozon problematiek dan nog geen grote impact heeft en de invloed van vulkanisme ook beperkt is geweest.
Ik heb zojuist ook in de richting van Klaas aangegeven dat dit wel mogelijk wordt wanneer ik het concept van de ‘achtergrond zonnestraling’ dat ik in het december artikel heb gebruikt opnieuw van stal zou halen; een flink deel van de fluctuaties binnen de zonnecyclus is dan verdwenen, zie:
http://klimaatcyclus.nl/klimaat/pics/total-solar-irradiance-background-solar-irradiance-and-sunspots-2019-provisionary.jpg
PS. Dit betreft figuur 3 in het december artikel, zie:
http://klimaatcyclus.nl/klimaat/bijrol-CO2-zonneactiviteit-verklaart-opwarming-sinds-1976.htm
Zwarte-Piet, de formule beschrijft natuurlijk enkel de temperatuur impact van de zon voor de minima jaren:
T = ((TSI – 1360,6) x 1,2) – 0,53
PS. Hierbij is vanzelfsprekend nog geen rekening gehouden met vulkanisme en de ozonproblematiek. Je vindt met deze formule dus enkel de gecorrigeerde temperatuur (na correctie voor zowel vulkanisme als ozon). Vanzelfsprekend is uitbreiding van de formule mogelijk m.b.t. een component voor de invloed van vulkanisme en ozon.
(Tot nu toe werd er enkel expliciet gevraagd om een formule die de relatie tussen de zon en de temperatuur beschrijft)
Martijn, maak gewoon een een voorspelling die falsifieerbaar is voor de volgende zonneminima, is dat nu zo moeilijk?
Wat is T=f(TSI,AOD,O3)
Re: Hans Erren
@msrtin: Schaakmat.
Re: “T = ((TSI – 1360,6) x 1,2) – 0,53 Voorspelt 52% van de temperatuur?”
Klopt, de temperatuurstijging tussen de minima van 1890 en 2017 bevat inderdaad ongeveer 52% van de totale temperatuurstijging.
Mijn artikel draait immers om het in kaart brengen van de relatie tussen de zon en de temperatuur enkel op basis van de minima.
Re: “@msrtin: Schaakmat.”
Ik denk… dat je met deze opmerking vooral toont waar je op uit bent.
Enige vorm van inhoudelijk commentaar gericht op de inhoud van mijn artikel en de analyse heb ik in je reacties nog niet of nauwelijks teruggevonden.
(Zou prettig zijn als je jezelf wat constructieve gaat opstellen, want dit soort van uitingen zijn opnieuw enkel van retorische aard; ik weet dat je meer in je mars hebt dan dat je toont)
@martin: Ik heb heel mijn leven al een stelregel:
1 plus 1 is 2 GEEN 3. Mij verkoop je geen knollen voor citroenen.
Re: Zwarte-Piet
Ik vrees dat ook bovenstaande enkel berust op retoriek.
Want enkele dagen terug liet je je in een andere discussie nog de gedachte op de mouw steken dat de temperatuur impact van de zon niet veel meer dan 2 graadjes Celsius zou zijn… omdat de rest van de warmte zogenaamd uit de kern van de aarde zou komen.
(Duurde best lang voordat je inzag dat dit helemaal geen realistische voorstelling van zaken vormt; ik herken in je opstelling rondom mijn artikel helaas een zelfde soort van mind set op basis van een ‘logica’ die slechts retorisch van aard is en waarbij het contact met de concrete realiteit ontbreekt)
@martin: Wij zijn klaar. Ik voel niet de behoefte om je te vernederen. Zie het als genade.
Zwarte-Piet, je toont nogal nadrukkelijk ‘copy-cat gedrag’ want Danny sprak eergisteren ook al in dit soort termen.
(Nog even voor de duidelijkheid: Danny meende dat figuur 7D niet zou kloppen, maar inmiddels is duidelijk dat Danny hierbij de versterkende factor over het hoofd zag… maar dat realiseerde ik me nog niet toen ik Danny vroeg om uitleg en later ook om een onderbouwing voor zijn punt. Vervolgens heeft Danny niets meer van zich laten horen. Jammer, ik hoop dat hij zich inmiddels realiseert dat er dus wel degelijk sprake was van een denkfout die ten grondslag lag aan zijn conclusie dat er iets niet zou kloppen)
Martin: Ben jij een masochist of zo? Wil je vernederd worden, is het nog niet genoeg. Zeg het maar….
Zwarte-Piet, de emotie spat inmiddels van je posts.
Van dreigementen wordt niemand iets wijzer.
PS. Mocht je later wellicht alsnog een inhoudelijk punt willen maken zorg er dan s.v.p. voor dat het duidelijk betrekking heeft op de inhoud van mijn artikel (bij voorkeur met een citaat). In mijn ogen begeeft de discussie die hier is ontstaan m.b.t. de helling in figuur 7D (punt van Danny) begeeft zich in feite buiten de inhoud van het artikel – in het artikel wordt de helling immers enkel beschreven in termen van een ‘perfecte correlatie’. Het is hierbij natuurlijk ook relevant dat de correlatie in figuur 7A ook al behoorlijk hoog is – dit laatste punt heb je gelukkig wel onderkend.
Ik ben in elke reactie inhoudelijk en consistent geweest.
Okay martin, we gaan verder. Maak je borst maar nat. Ik laat niets heel van jouw studie. Niet om jou een hak te zetten maar omdat het echt HEEL SLECHT in elkaar zit. Maar ik ben nu met wat anders bezig, maar op jouw verzoek ga ik er binnenkort eens echt voor zitten. Wordt vervolgd, binnenkort NOG meer blunders exposed.
Maar ik ben nu met wat anders bezig? Om vervolgens de hele avond verder te gaan met zwakke inhoudsloze reacties.
Zwarte Piet, kun je die tijd niet beter besteden door het stuk goed in je op te nemen en dan met zinnige reacties te komen?
(Laten we Zwarte-Piet de tijd geven die hij nodig denkt te hebben… ik laat me graag aangenaam verrassen mocht het inhoudelijk alsnog iets zinnigs opleveren)
Om vast een tipje van de sluier op te lichten: Hoe verhouden de perfecte correlaties (r= bijna 1) zich tot de 52% menselijke invloed, gek he…Dus eens in de 22 jaar voegt de temperatuur zich tot de zon, en in de tussentijd dan? Gek..he.
Re: Zwarte-Piet “Om vast een tipje van de sluier op te lichten: Hoe verhouden de perfecte correlaties (r= bijna 1) zich tot de 52% menselijke invloed, gek he…Dus eens in de 22 jaar voegt de temperatuur zich tot de zon, en in de tussentijd dan? Gek..he.”
Zwarte-Piet, je spreekt over “52% menselijke invloed” maar in het citaat waar ik naar refereerde (26 feb 2020 om 17:30) wordt dat percentage aan de zon gekoppeld.
Dit percentage van 52% heeft overigens ook niets van doen met de “tussentijd” van de minima.
Van de 48% van die in mijn analyse aan antropogene invloeden wordt gekoppeld ontstaat 36% t.g.v. de ozon factor.
Wees je er verder van bewust dat figuur 7 betrekking heeft op het zeewater, terwijl deze percentages betrekking hebben op de temperatuur van de atmosfeer.
(Oef, je begint nu pas voor het eerste te spreken over de inhoud van het artikel… en ik merk direct dat je t.a.v. het eerste punt niet goed hebt gelezen en m.b.t. het tweede punt een associatie uit waaruit voor mij direct blijkt dat ook jij direct al een denkfout maakt. Zorg s.v.p. dat je in het vervolg zorgvuldig bent in wat je over mijn artikel beschrijft. Daarom vraag ik je nu opnieuw om in het vervolg eerst een citaat te presenteren voordat je je gedachte ventileert)
Voor de volledigheid citeer ik hier al vast even de laatste 2 alineas van de samenvatting waarin alle getallen betrekking hebben op de opwarming in de atmosfeer (voor het zeewater kunnen deze getallen dus niet worden gebruikt; het belangrijkste verschil is dat bij de atmosfeer in de periode 1996-2017 0,13°C extra opwarming is ontstaan die bij het zeewater ontbreekt):
Om vast een tipje van de sluier op te lichten: Hoe verhouden de perfecte correlaties (r= bijna 1) zich tot de 52% menselijke invloed, gek he…Dus eens in de 22 jaar voegt de temperatuur zich tot de zon, en in de tussentijd dan? Gek..he.
“Zwarte-Piet, je spreekt over “52% menselijke invloed” maar in het citaat waar ik naar refereerde (26 feb 2020 om 17:30) wordt dat percentage aan de zon gekoppeld.”
Wordt er nu menselijke invloed aan de zon gekoppeld? Martin jij bent van het padje.
Zwarte-Piet, ik vroeg je om “zorgvuldig” te zijn bij het doen van uitspraken:
Ik beschreef in mijn post van 26 feb 2020 om 21:43 dat het percentage (52%) aan de zon is gekoppeld… en dus niet aan de mens zoals jij beschreef.
(Je 3de uitglijder op rij… je interpreteerde mijn woorden verkeerd, ik sprak immers enkel over het percentage en dus niet over de ‘menselijke invloed’ die jij immers aan dat percentage koppelt. Dit voorbeeld maakt duidelijk dat je er zelf een potje van zit te maken, om vervolgens dit op mijn bordje te willen schuiven)
PS. Laat ik positief eindigen: dank voor het citeren.
Je maakt er een potje van. Verklaar maar eens hoe die perfecte (1/22 jaar) correlaties te rijmen zijn met 52% menselijke invloed. TE BIZAR VOOR WOORDEN. Martin je wilt te graag, Messiascomplex, wellicht. Jij spoort niet.
@hans, roep hem tot de orde, de jongen maakt zich volstrekt belachelijk.
(Zie mijn post hierboven van 26 feb 2020 om 22:27)
Ha leuk, Geert Jan van Oldenborgh heeft afgelopen dinsdag opnieuw een CO2-temperatuur grafiek gepresenteerd… deze keer voor de Bilt, zie:
https://twitter.com/gjvoldenborgh/status/1232248970799468545
of: https://pbs.twimg.com/media/ERnT59uWAAAK800?format=jpg
De correlatie met de temperatuur is wel ‘ietsje’ lager… namelijk +0,323, terwijl de mondiale temperatuur grafiek (zie figuur 5 in mijn artikel) een correlatie toont die bina 3x hoger is, namelijk: +0,942.
Ook dit lijkt me een aanwijzing dat de correlatie op een ‘spurieus verband’ berust, want ook in de grafiek voor de Bilt zien we heel duidelijk dat t/m 1963 er in feite nauwelijks sprake kan zijn geweest van enige opwarming t.g.v. CO2… immers 1963 was na 1830 zelfs nog het koudste jaar in de Bilt sinds het jaar… 1706!!!
(1979 was ook nog behoorlijk koel en 1996 eigenlijk ook, pas daarna zijn de temperaturen duidelijk op een hoger niveau beland)
Overigens, we zien in de grafiek ook prachtig dat de temperatuur in 1737… warmer was dan in 2019!!!
@Martijn:
Ik heb geen idee wat er met zo’n plaatje wordt beoogd.
Slechte reclame voor een slecht product?
Temperaturen van vóór 2009 zijn onbetrouwbaar en CO2-waarden van vóór 1959 zijn uit de lucht gegrepen.
Zelfs het rechte lijntje is ongepast.
Hoi Boels,
Bdoel jij wellicht dat “Temperaturen van vóór 2009” in jouw ogen onbetrouwbaar zijn vanwege de homogenisatie door het KNMI?
UIt je 2de opmerking maak ik op dat je proxies niet vertrouwd.
(Voorlopige heb ik in mijn analyse van de CO2 proxies in iedere geval weinig last, immers ik heb ookbij de minima geen ‘CO2 footprint’ aangetroffen)
PS. Ik heb inmiddel wel nog iets anders gevonden dat relevant is, want van Oldenborgh heeft ook eens een grafiek gepost waaruit blijkt dat de zonnevlekkencyclus geen verband toont met de temperatuur:
https://pbs.twimg.com/media/Dy-jrxeWsAEDARV.jpg
Dit past keurig bij mijn eerdere conclusie in december dat de zonnevlekkencyclus vooral voor ‘klimaatruis’ zorgt; enkele de minima leveren een betrouwbare indicatie op in relatie tot de temperatuur. Overigens,
Jammer dat van Oldenborgh geen CO2-TSI heeft gepresenteerd.
Nog een nieuwtje van Geert Jan van Oldenborgh voor Ronald (alias Klaas):
In de nieuwe mondiale CO2-temperatuur grafiek (met de 2019 waarde) blijkt ook een normale schaal een rechte roze lijn op te leveren, zie:
https://pbs.twimg.com/media/EHJXO69XUAAUVxz?format=jpg&name=medium
(Bij de X-schaal staat wel dat het een log schaal betreft maar het betreft een lineaire schaal; van Oldenborgh meldt in zijn Twitter bericht bovendien: “For the near term I trust linear more.”)
PS. Ronald, ik wil ook nog even opmerken dat de de Bilt grafiek slechts een WINTER grafiek betreft; vraag me af of er wellicht ook ergens een jaar grafiek voor de Bilt te vinden is.
Re: Martijn.
Bovenstaande discussie met zwarte piet toont exact aan wat ik in een eerdere reactie heb aangegeven: Hier ziet niemand op te wachten. Of zwarte piet een deskundige is of niet boeit me totaal niet.
Zijn manier van communiceren is op zijn zachtst gezegd niet echt academisch. Waar het me wel om gaat is het volgende: Over ruim een jaar zijn er verkiezingen. Vergeet de AGW-ers, vergeet Groen Links, vergeet D’66. Deze zijn er toch niet binnen een jaar, en allicht niet binnen 10 jaar, van te overtuigen dat er meer zaken rond het klimaat spelen dan de CO2-hype. Zorg dat partijen die nog wel voor rede vatbaar zijn, van begrijpelijke informatie voorzien worden om tegengas te geven. Deze partijen kunnen natuurlijk niet beoordelen of de uitkomsten van jouw studie correct zijn of niet. Maar als deze partijen ( ook met informatie vanuit andere invalshoeken op het klimaat) duidelijk kunnen maken dat een denkpauze van 5 jaar logisch en zinvol is, en daarvoor draagvlak kunnen vinden, is er al veel gewonnen. De aarde vergaat echt niet in deze 5 jaar, maar als wij over ruim een jaar weer een identieke regering krijgen als de huidige gaat de afbraak van Nederland gewoon door.
Dankjewel Dick.
Ik zie inmiddels al een mogelijkheid om een soortgelijk verhaal te presenteren voor de temperatuurontwikkeling in de BIlt.
Want de laagste waarden blijken zich ook hier met de regelmaat van de 22-jarige zonnecyclus aan te dienen.
Dit zijn de jaren met de laagste temperatuur
1919 (= secundair zonneminimum jaar 1923 – 4)
1940 (= secundair zonneminimum jaar 1943 – 3)
1963 (= secundair zonneminimum jaar 1965 – 2)
1985 (= secundair zonneminimum jaar 1985)
2010 (= secundair zonneminimum jaar 2008 + 2)
Het patroon verloopt dus met een fase verschil dat iedere magnetische zonnecyclus (duur: 22 jaar) ongeveer 1 of 2 jaar naar voren schuift).
De impact hiervan is dat we in Nederland binnen iedere magnetisch zonnecyclus temperatuurverschillen in de orde van grootte van 2 graad Celsius hebben zien ontstaan.
Wanneer we het patroon volgen dan gaat zich rond 2030 het volgende secundaire minimum aandienen… en rond 2033 zou een nieuwe temperatuurdip ter grootte van ongeveer 2 graden zich aandienen in de Bilt…. en die zou logischerwijs op een niveau liggen dat 2 graden lager ligt dan het temperatuurrecord jaar 2015.
Overigens, op mondiaal niveau is zijn de fluctuaties natuurlijk wel veel kleiner; ik denk dat begin jaren 2030’s de temperatuur impact van de dip zich wereldwijd kan beperken tot in de orde van grootte van 0,18 graden Celsius; dit betreft het temperatuur effect dat volgens Wikipedia aan de zonnecyclus kan worden toegeschreven – gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek.
(Dick, nogmaals dank voor het delen van je percepties… inclusief je eerste punt)
CO2 blijkt inderdaad wel lager te correleren met de temperatuur in de BIlt, doch lang niet zo laag als in de winter-grafiek van van Oldenborgh; voor de periode 1901-2018 zijn de correlaties op basis van de jaarwaarden als volgt:
CO2 & temperatuur De Bilt: r = +0,723 (atmosfeer)
CO2 & HadCRUT4: r = +0,911 (atmosfeer)
CO2 & HadSST3: r = +0,872 (zeewater)
CO2 & GISSTEMP v4: r = +0,944 (atmosfeer)
CO2 & GISS SSWT: r = +0,909 (zeewater)
PS. Ik heb hier de periode tot 1901 gebruikt omdat de dataset van het KNMI t/m 1901 is gehomogeniseerd. De veel lagere correlatie bij de Bilt roept de vraag op
Van Oldenborgh gebruikt in zijn grafiek die terug gaat tot het jaar 1706 dus niet-gehomogeniseerde waarden… tsja, dan mogen anderen dat ook doen wanneer het hen uitkomt lijkt me.
(Opvallend dat correlaties met de zeewateroppervlaktetemperatuur ook weer een paard honderdsten kleiner zijn; vulkanisme zorgt voor hetzelfde effect met dezelfde omvang… dus de combinatie zal de correlatie verder drukken, etc.)
Zwarte Piet, misschien kun je ook eens reageren op https://klimaatveranda.nl/2020/02/21/is-er-bewijs-dat-co2-emissies-het-klimaat-opwarmen/ gezien de laatste discussies die daar plaats vinden.
Verder volg ik je uiteraard op Zoe’s blog.
Volgens Bob Brand:
Nogmaals, de letterlijk DUIZENDEN fysici, chemici en wiskundigen die aan het klimaatonderzoek werken… hebben allemaal thermodynamica gehad en begrijpen de 2e hoofdwet v/d thermodynamica (Entropie dS/dt >= 0) ONTZETTEND VEEL BETER dan jij. De 2e hoofdwet impliceert alléén dat er NETTO geen warmte van koud -> warm stroomt. Er zijn nog steeds warmtestromen (fluxen), en die kunnen gewoon met elkaar verrekend worden.
Tsja, de heren van de KlimaatVeranda blog tonen met hun communicatie op betrekkingsniveau nadrukkelijk dat ze zich tamelijk onmachtig voelen t.a.v. hoe om te gaan met lieden die hun uitleg niet denken te kunnen accepteren.
@anne: “ONTZETTEND VEEL BETER dan jij.”
Wie is jij?
Iemand die zich RterBorg noemt.
Re: vanGelder
Inderdaad, het betreft de 1ste respondent bij de gastblog van Tinus Pulles, zie:
https://klimaatveranda.nl/2020/02/21/is-er-bewijs-dat-co2-emissies-het-klimaat-opwarmen/
Zwarte Piet, zie dat inmiddels anderen al hebben toegelicht.
Er zijn ondertussen vele discussies gaande op blog Postma, WUWT, Zoe, Klimaatveranda.
Ondertussen heeft RterBorg zich gemeld op Postma’s blog nav reacties van MP op Klimaatveranda.
Verder is het artikel op WUWT van Willis Eschenbach voor diverse blogs weer aanleiding voor discussie.
Willis heeft zijn artikel deels opgedragen aan Zoe :)
Ik ben helemaal in the flux haha.
Nogmaals mijn antwood op een ZEER fundamentele vraag:
VRAAG:
“Please address the fundamental question it seems you are so intent on ignoring: We both agree that total energy has to be conserved, so where is the difference between 557 and 2.5 W/m^2 going to / coming from?”
ANTWOORD:
The amount of energy from the CSR (= 557 w / m2) ultimately comes from the temperature of 75C (> 557). The energy flow in the material – the CHF – actually has no independent energy value.
The only thing the heat flow does is determine the decrease in temperature on the other side (CSR temperature). As the source, the HSR is the only independent energy carrier.
Every comparison, between CHF and HSR / CSR – under the law of conservation of energy – is like comparing apples with pears.
Volgens mij gaat dit niet over mijn onderzoek, noch mijn artikel… noch de discussie hier.
Zowel 557 W/m2 als 2,5 W/m2 worden nergens genoemd.
(M.b.t. de zonnecyclus praten we over een perspectief waarbij de variate maximaal in de orde van grootte ligt van 0,1% van de TSI, wat overeenkomt met een stralingsforcering van slechts 1,361 W/m2)
PS. Zwarte-Piet, ik neem aan dat je post gericht is aan Zoe.
Nee hoor, dit is allang op Zoe’s site gepost/besproken. Heeft idd niets met jouw artikel te maken. Leek me relevant m.b.t. het topic dat Anne noemde.
(Dank voor de toelichting Zwarte-Piet; ik zie dat het getal ook niet in de KlimaatVeranda topic wordt genoemd waar Anne naar verwees; maar ik neem aan dat Anne er zelf wellicht wel iets mee kan… aangezien zij zelf ook verwijst naar Zoe’s blog)
By the way: Waarom gebruik jij TSI als onafhankelijke variabele. Het omdraaien de magnetische zonnepolen zou in theorie best wel invloed op het klimaat kunnen hebben, echter dat loopt dan duidelijk niet via TSI maar via een ander verschijnsel. Is er geen proxy te vinden die de magnetische zonne omslag vertegenwoordigt.
Zou het niet kunnen dat de ‘magnetische zonnepool omslag’ op een of andere manier interacteert met het magnetisch veld van onze eigen aarde? Zou dat interne krachten kunnen oproepen die energiehuishouding, van het binnenste van de aarde, beinvloeden?
Dit kreeg ik (echt) ’toevallig’ net van HenryP door.
“The only explanation that I can think of, for my results, is that the inner core has been moving, in tune with the sun’s magnetic field ( magnetic stirrer effect).This is supported by our observations of the movement of the magnetic north pole.”
(Dank Zwarte-Piet… dit zie ik graag; nu toon je een constructieve kritische vraag waarbij je je afvraagt wat er precies gaande is)
Re: “Het omdraaien de magnetische zonnepolen zou in theorie best wel invloed op het klimaat kunnen hebben, echter dat loopt dan duidelijk niet via TSI maar via een ander verschijnsel. Is er geen proxy te vinden die de magnetische zonne omslag vertegenwoordigt.”
Het antwoord op je vraag ligt denk ik grotendeels verscholen in het punt dat ik al eerder besprak, namelijk: de samenstelling van de zonnestraling bij de maxima van de TSI toont forse hogere waarden bij bepaalde frequenties van het UV spectrum. Daar waar het bij de TSI als geheel gaat om fluctuaties in de orde van slechts 0,1% t.o.v. de minima gaat het bij sommige UV frequenties om variaties in de orde van 100%… da’s dus een factor 1000x hoger.
Naast de grote UV fluctuaties is ook een rol weggelegd voor zonnefakkels, zonnevlammen … en last but not least: het magnetische poloïdale magnetische veld van de zon.
In mijn ogen is een cruciale complicatie dat het magnetische veld een faseverschil heeft van een ongeveer 5-7 jaar t.o.v. de TSI en de zonnevlekken cyclus. In jaren van de zonneminima speelt dit faseverschil nauwelijks een rol omdat de invloed van de zonnevlekken dan minimaal is en tegelijkertijd het poloïdale magnetische veld in haar eigen cyclus op een hoogte punt zit…. waardoor de impact van het magnetische veld logischerwijs het grootst zal zijn.
Kortom, ik denk dat het antwoord op je vraag vooral moet worden gezocht in het feit dat de zonnecyclus zich manifesteert d.m.v. fenomenen die allen gerelateerd zijn aan magnetisme.
PS. Er zijn natuurlijk proxies beschikbaar die samenhang met de invloed van de zon en er zijn ook proxies voor de magnetische flux van de zon. Maar het punt is dat juist deze proxies een ander beeld opleveren dan de directe satellietmetingen… dus wees je bewust dat wanneer je gaat graven in dat soort van materiaal je je begeeft op het terrein dat door het IPCC in mijn ogen wordt ‘misbruikt’ om het beeld dat de satellietmetingen tonen ter zijde te schuiven.
In mijn december artikel staat o.a. het volgende citaat uit een artikel van Bas van Geel:
Bron citaat (= bron 15 december artikel):
https://www.researchgate.net/publication/275459414_IPCC_Underestimates_the_Sun%27s_Role_in_Climate_Change
Re: “Dit kreeg ik (echt) ‘toevallig’ net van HenryP door.
“The only explanation that I can think of, for my results, is that the inner core has been moving, in tune with the sun’s magnetic field ( magnetic stirrer effect).This is supported by our observations of the movement of the magnetic north pole.””
Dank.
In het perspectief van mijn onderzoek m.b.t. de ton kan ik hier wel iets bij voorstellen:
Enerzijds denk ik hierbij aan het faseverschil dat ik zojuist ook noemde in mijn reactie; anderzijds denk ik hierbij ook aan dat dit faseverschil ook betrekking heeft op het interne (toroïdale) magnetische veld en het externe (poloïdale) magnetisch veld dat zich o.a. manifesteert via de wisseling van positie van de polen om de 11 jaar. Het gaat hierbij om hetzelfde faseverschil dat betrekking heeft op de vertraagde manifestatie van de zonnevlekken.
(Kanttekening: ik vrees alleen wel dat Henryp mogelijk iets anders in gedachten heeft, want zijn verwijzing naar het ”magnetic stirrer effect’ kan ik eigenlijk niet plaatsen in de context van de zon; kortom, ik zou de context je citaat moeten zien om definitief te kunnen bepalen of dat punt aansluit op deze materie… wellicht kun je de bron van het citaat ook nog even delen? Wellicht ook weer terug te vinden op Zoe’s website… veronderstel ik)
@martijn: Ik vermoed dat het gedachtengoed van HenryP hier onderbouwd wordt.(zie link)
Het eerder genoemde citaat stond op zichzelf.
https://www.mnn.com/earth-matters/climate-weather/stories/magnetic-north-shifting-by-40-miles-a-year-might-signal-pole-r
Martijn, sorry voor de verwarring, maar lees dat eea al geduid is.
Zoe poste haar nieuwe artikel onder jouw artikel.
Beter was geweest dat ze dat onder Wetenschap, autoriteit en consensus had geplaatst omdat daar discussie was tav haar inzichten.
Figuur 7A van Van Mensvoort: correlatie (HADSST3,LISIRD) = 0.907
Voor dezelfde jaren: correlatie(GISSTEMP4,ln(CO2/280) = 0.983
(Ps. een stuk hoger dan de 0.942 voor de gehele periode 1880-2018).
Een voorsprong van ruim 0.07. Van Mensvoort kan wel AOD en ozone weight correcties bedenken om correlatie(GISSTEMP4,ln(CO2/280) verder op te voeren richting 1.
PPs. correlatie(GISSTEMP4,ln(CO2/280) = 0.999797 over de 41-jarige periode 1976-2017
PPPs. Heerlijk hè, dat spelen met correlaties. Er is voor ieder wat wils.
Re: Klaas “PPs. correlatie(GISSTEMP4,ln(CO2/280) = 0.999797 over de 41-jarige periode 1976-2017”
Realiseer je je wel dat de periode 1976-2017 precies begint vanaf het dieptepunt van de multi-decennia cyclus?
(Die periode begint direct na de periode van 30 jaar waarin de temperatuur vanaf begin jaren ’40 een dalende trend toonde t/m de eind jaren ’70)
PS. De correlatie tussen GISSTEMP v4 en CO2 voor de periode 1976-2018 is +0,935.
(Ik heb geen idee hoe je aan die 0,999797 van jou komt… maar dat klopt beslist niet, want dan zouden alle punten vrijwel exact op elkaar moeten liggen, wat beslist niet het geval is)
Re: Klaas
“Figuur 7A van Van Mensvoort: correlatie (HADSST3,LISIRD) = 0.907
Voor dezelfde jaren: correlatie(GISSTEMP4,ln(CO2/280) = 0.983
(Ps. een stuk hoger dan de 0.942 voor de gehele periode 1880-2018).”
Ik zie al wat welke fout je hebt gemaakt.
Je hebt de correlatie berekend tussen CO2 en ln(CO2/280)
(Foutje bedankt… maar ik vergeef het je meteen hoor; één van de reviewers maakte zo’n zelfde foutje al eens eerder tijdens het review proces; ik zal hier maar niet opnieuw namen gaan noemen maar de mensen die deze discussie op de voet hebben gevolgd die weten om wie het gaat)
PS. Grappig dat Zwarte-Piet direct klaar stond om jouw foutje te omarmen; dat was niet zo “slim”… want de relatie tussen temperatuur en CO2 is bij lange na niet sterk genoeg om in aanmerking te komen voor een ‘perfecte correlatie’.
Martijn: ik ben er niet op uit om jou te dwarsbomen (ik vergeet snel). Waarom? Ik geloof in je missie. Ik wil jouw werk aanscherpen, sterker maken. Je kent mijn argumenten inmiddels. Ben blij dat er imand echt kritisch is – de rest blaast de loftrompet, maar weet van toeten nog blazen – daar heb je niets aan, dat weet jij ook wel! Mij gaat het om de waarheid.
Nee hoor van Mensvoort, gewoon correlatie(GISSTEMP4,ln(CO2/280)).
= 0.983 over dezelfde 7 jaren als die van jouw figuur 7A
= 0.999797 als ik daarvan de periode 1976-2017 selecteer.
Als je iets meer had begrepen van correlaties had je begrepen dat voor de periode 1880-2017 correlatie(CO2,ln(CO2/280) veel dichter bij 1 moet liggen dan 0.983. Als je wilt kan ik je ook wel uitleggen waarom hoor.
Excuus Klaas,
Wat je beschrijft klopt helemaal.
Hierbij moeten we echter wel opmerken dat er in de data set van de NASA (GISSTEMP) bij deze 7 punten geen echte ‘oscillatie’ zichtbaar is… want vanaf het 2de punt stijgen alle punten voortdurend.
(Bij de HadCRUT 4 is echter wel duidelijk zichtbaar omdat bij de overgang van 1954 naar 1976 een daling wordt aangetroffen een oscillatie zichtbaar)
PS. Wanneer je zou proberen om de CO2 grafiek en de GISSTEMP v4 over elkaar te leggen dan lukt dat in de zin van dat de de meeste punten niet met elkaar overlappen; kortom, de hogere correlaties zijn hierbij grotendeels het gevolg omdat zowel CO2 als de GISSTEMPT vanaf 1912 in dit geval een ‘monotone oplopende reeks van cijfers’ vormt.
Klaas, het zou dwaas zijn om te suggereren dat dit geen cruciaal verschil betreft; overigens, voor de periode 1890-1976 wordt tussen CO2 en de reeks van de NASA slechts een correlatie van +0,891 aangetroffen… enkel wanneer je jouw logaritmische functie vervolgens toepast dan kom je wel op een correlatie van 0,9998 uit, maar je hebt hierbij in essentie de sterke kromming uit de CO2 grafiek weggehaald dus dan heeft die reeks het karakteristieke kenmerk van de CO2 grafiek verloren.
Vooral dit laatste aspect maakt je experiment met de logaritmische bewerking tot een betekenisloze activiteit… immers, in klimaatmodellen wordt zo’n bewerking ook nooit toegepast.
(Ook bij de periode 1890-1976 ontbreekt een echte ‘oscillatie’ bij de GISSTEMP v4)
Geeft niet van Mensvoort, vergissen is menselijk. Dat toegeven, inclusief excuses, toont een klasse die weinigen is gegeven op dit forum.
Dat je niet kunt inzien dat correlatie(CO2,ln(CO2/280)) dichter bij 1 moet liggen dan jij dacht betekent dat je wiskundige ondersteuning nodig hebt voordat je besluit de peer review in te gaan.
Zoals je ziet in de reacties, de getallen vliegen je om de oren zodra je gaat stoeien met correlaties. Je kunt krijgen wat je wilt, al helemaal als daar nog eens correcties op worden toegepast. Laten we het daarom proberen in eerste instantie zo zuiver mogelijk te houden.
Zonder correcties is correlatie(GISSTEMP4,ln(CO2/280)) > correlatie (HADSST3,LISIRD), immers 0.983 > 0.907.
Zonder correcties komt van Oldenborgh op correlatie(Ta,CO2) = 0.942, zie jouw figuur 5. Daarbij neemt hij alle jaren mee van 1880-2018. (Ps. de figuur met 2019 is er inmiddels ook zoals je weet). Wanneer komt jouw kwantificatie voor correlatie(Ta,LISIRD), waarin ook jij alle jaren meeneemt tussen 1880-2018? Bij voorkeur zonder correcties, als gezegd, om de vergelijking zuiver te houden.
Erren en Piet hebben evenals ik ook al meerdere keren gevraagd naar jouw formule voor Ta(t)=f(LISIRD(t)), voor alle jaren t in [1880-2018].
Ik wacht het maar rustig af. Tot die tijd trek ik me even terug.
Re: Klaas “Dat je niet kunt inzien dat correlatie(CO2,ln(CO2/280)) dichter bij 1 moet liggen dan jij dacht betekent dat je wiskundige ondersteuning nodig hebt voordat je besluit de peer review in te gaan.”
…???
Ik neem aan dat de correlatie CO2-ln(CO2/280) berust op een schrijffoutje?
(Geen idee wat je verder precies bedoeld; met die logaritmische functie vervorm je in essentie het verloop van de CO2 grafiek. Omdat het bij de CO2 waarden allemaal om relatief hoge waarden gaat verdwijnt dan de opwaartse curve grotendeels – dit heeft op zichzelf niets met de logaritmische functie te maken – immers wanneer je alle CO2 waarden met nog eens 280 ppm zou verhogen dan wordt dat effect nog sterker terwijl er in essentie verder niks is veranderd. Maar jij vergeet hierbij dat in de klimaatwetenschap de CO2 waarde van een paar honderd jaar geleden op ‘nul’ wordt gezet… dus het verdwijnen van het logaritme-effect dat jij beschrijft berust op het feit dat je de absolute CO2 waarden ongewijzigd hebt gelaten. Om daar vervolgens enige waarde aan de te hechten… lijkt me een typische denkfout voor een persoon die zich blind staart op de logaritmische schaal in de CO2 grafiek van van Oldenborgh. Ofschoon inmiddels al duidelijk is dat van Oldenborgh zelf daar al inmiddels niet meer zo van gecharmeerd is. Alleen jij en Ronald lijken daar in te geloven – deze laatste woorden schrijf ik met een hele dikke ‘knipoog’. Uiteindelijk doe je vooral jezelf tekort met dit soort van nietszeggende gekkigheid – want juist de periode 1890-1976 vormt de kern van mijn analyse)
PS. Bij mij wek je de indruk dat je de periode 1890-1976 in je verhaal heel bewust buiten beschouwing hebt gehouden… omdat bij die periode blijkt dat je verhaal daar door de mand valt.
Nee van Mensvoort, geen schrijffoutje. Jij wilt mij steeds foutjes in de schoenen schuiven, maar de werkelijkheid is dat je de crux van mijn reacties niet begrijpt. Want zoals je eerder al wist te verkondigen: “Ik heb geen idee wat je bedoelt, maar ik weet wel dat je je vergist” (Martijn van Mensvoort 25 feb 2020 om 13:30). Hmmm…….
Piet daarentegen pikt mijn punten wel op. Je steek onder water richting Piet was dan ook een pijnlijke miskleun van jouw kant (Martijn van Mensvoort 28 feb 2020 om 22:42)
Nu we toch terug gaan in de tijd. Lees mijn reacties nog eens rustig (en vooral open-minded) door. Wellicht begrijp je dan de (natuurlijke) logaritme wat beter? Want daar schort het nog steeds aan. Leerzaam daarbij is ook dat je voor jezelf eens probeert uit te zoeken hoe ln(1+x) zich in eerste orde gedraagt (Taylor reeks ontwikkeling). Het zal je nieuw inzicht verschaffen.
Voor de rest blijven we geduldig wachten op jouw formule voor f in: Ta(t)=f(LISIRD(t)), die geldig is voor alle jaren t in [1880-2018]. f(CO2(t)) die ik eerder presenteerde werkt erg goed voor alle jaren t in [1880-2018]. Je kunt nu toch niet achterblijven.
En oh ja, in de tussentijd kun je de meelezer wellicht nog even uitleggen waarom je in figuur 7 stopt bij 1890 en niet verder teruggaat in de tijd naar 1850, want die data heb je immers ook. Wellicht gooit dat jouw “perfecte correlatie” obsessie in de war?
Klaas, de correlatie tussen CO2 en ln(CO2/280) is vanzelfsprekend 1.
Overigens, ik heb over die correlatie überhaupt niet gesproken dus ik begrijp niet waarom je meent dat ik iets zou hebben gezegd of verondersteld m.b.t. die correlatie.
Re: “En oh ja, in de tussentijd kun je de meelezer wellicht nog even uitleggen waarom je in figuur 7 stopt bij 1890 en niet verder teruggaat in de tijd naar 1850, want die data heb je immers ook. Wellicht gooit dat jouw “perfecte correlatie” obsessie in de war?”
Zie de tekst onder figuur 6.
Overigens, nemen we de gemiddelde waarden van de LISIRD en de IPCC AR5 data set dan vinden we bij de minima voor de periode 1867-1976 een correlatie met de HadCRUT4 van +0,928 en bij de GISSTEMP v4 zelfs een correlatie van +0,971 … zo zien we hier dat er wellicht meer in het vat verborgen zit dan zowel jij als ik tot dit moment dachten m.b.t de periode voor 1880.
PS. Het artikel gaat natuurlijk enkel over de zonneminima jaren volgens de LISIRD. Ik heb al aangegeven dat ik het concept van de ‘achtergrond zonnestraling’ (beschreven in de het december artikel) van stal zal gaan halen om een formule te presenteren die alle jaren beschrijft .
Achter de schermen zit mijn aandacht nu eerst nog even bij de kwestie van de helling in figuur 7. Ik heb inmiddels ook de basis gelegd voor een analyse m.b.t. het temperatuureffect van de 22-jarige zonnecyclus; deze blijkt duidelijk nog hoger te zijn (~0,24 graad C) dan de 0,18 graad C die voor de 11-jarige zonnevlekkencyclus wordt beschreven op Wikipedia. Da’s dus meteen al goed voor een versterkende factor van tenminste 12 die door het IPCC en onderzoekers als van der Werf & Hausfather overduidelijk ook al over het hoofd wordt gezien (naast de 22-jarige cyclus zelf + de relevantie van de minima).
“Klaas, de correlatie tussen CO2 en ln(CO2/280) is vanzelfsprekend 1”
Fout!
Aanvulling op bovenstaande post m.b.t. de periode inclusief het jaar 1867:
De combi van de LISIRD & IPCC AR5 levert met de combi van de HadCRUT4 en GISSTEMP v4 een correlatie van +0,939 voor de periode 1867-1976, echter voor de periode 1890-1976 bedraagt de correlatie +0,991.
Wanneer vervolgens de vulkanisme correctie toepassen (gewicht =3) dan vinden we voor de periode 1867-2017 een correlatie van +0,879, echter voor de periode 1890-1976 bedraagt de correlatie +0,981. De vulkanisme correctie werkt dus niet in de deze mix van data (waarbij voor zowel de zon als de temperatuur 2 data sets zijn gemiddeld).
Wanneer enkel de ozon correctie (dus zonder vulkanisme) wordt toegepast dan vinden we voor de periode 1867-2017 een correlatie van +0,931, en voor de periode 1890-2017 bedraagt de correlatie +0,946.
(M.b.t. deze laatste waarden heb ik ook nog gekeken naar een kleiner gewicht voor vulkanisme; op basis van een gewicht van 1 daalt de correlatie voor de periode 1867-2017 naar 0,930; voor de periode 1890-2017 daalt de correlatie naar 0,938. De vulkanisme correctie werkt dus structureel niet in de deze mix van 4 data sets – dit heeft direct te maken met dat bij de GISSTEMP v4 de oscillatie van de cyclus grotendeels ontbreekt… echter, in dit geval blijkt voor de GISS data set de correctie voor vulkanisme niet nodig want tussen de GISSTEMP v4 bedraagt de correlatie met de combinatie van de LISIRD en de IPCC AR5 voor de periode 1890-1976 al direct +0,971… en verlenging is in dit geval niet mogelijk omdat er voor de GISS geen waarde beschikbaar is voor het jaar 1967)
Tja.. daar heb je wel een punt. Slim!
@martijn: Ik wil niet in herhaling vallen maar die correlaties van je zijn maakbaar. Klaas maakt daar, heel intelligent, een karikatuur van. Dat neemt niet weg je rondom (7A) een zuivere hoge correlatie hebt gepresenteerd.
Re: “Dat neemt niet weg je rondom (7A) een zuivere hoge correlatie hebt gepresenteerd.”
Dat vormt inderdaad het uitgangspunt, bovendien blijkt de correlatie voor de periode 1890-1976 tussen de zon en de temperatuur ook hoger dan tussen CO2 en de temperatuur, want:
Voor de periode 1890-1976 bedraagt de correlatie tussen de HadCRUT4 en de LISIRD 0,947
Voor de periode 1890-1976 bedraagt de correlatie tussen CO2 en de HadCRUT4 slechts +0,65.
Voor de periode 1890-1976 bedraagt de correlatie tussen CO2 en de GISSTEMP v4 slechts +0,891.
PS. Dus ook hier zien we duidelijk dat CO2 voor de periode 1890-1976 in dit perspectief geenszins de ‘kracht’ toont die Klaas nogal opportuun in zijn analyse naar voren probeerde te schuiven. Want Klaas durfde wel te spreken over de periode 1976-2017, maar Klaas sprak met geen woord over de periode 1890-1976… welke toch echt de basis vormt van mijn analyse, zie paragraaf I.
Re: Klaas
Voor de gehele periode 1850-2017 bedraagt de correlatie tussen CO2 en ln(CO2/280): +0,999164… kortom, in het perspectief van de niet getransformeerde CO2 waarden is de correlatie afgerond 1,00.
Getalsmatig blijkt mijn beschrijving correct.
PS. Hoeveel getallen achter de komma wilde je horen Klaas? Dit is allemaal niet relevant voor deze materie… je suggestie m.b.t. de ln(CO2/280) bewerking is op willekeur gebaseerd en heeft daarom geen enkele waarde – vooral niet wanneer we nog verder terugkijken in de tijd dan 1890 want tussen 1867 en 1890 zien we zowel de temperatuur als de TSI dalen, terwijl de CO2 tussen 1850 en 1890 ieder jaar stijgt.
snap je ook waarom het niet exact 1 is en waarom de correlatie steeds verder afneemt naarmate de reeks groeit?
Klaas,
Je vraag (22:35) is of Martijn exacte wiskunde begrijpt. Ik betwijfel het. Zijn kennis van statistiek (een onderdeel van toegepaste wiskunde) gaat niet verder dan “correlatie” – een concept dat hij zelfs niet goed kan interpreteren en daardoor overinterpreteert.
ZIjn kennis van (klimaat)wetenschappen is ook beperkt – hij geeft zelf aan dat hij daar tot 2 jaar geleden nooit mee bezig was.
Re: Klaas “snap je ook waarom het niet exact 1 is en waarom de correlatie steeds verder afneemt naarmate de reeks groeit?”
Ik snap waar je op doelt, maar ik herken de relevantie van je log voorbeeld in geen enkel opzicht.
Want je punt voor de correlatie tussen CO2 en ln(CO2/280) blijkt in beide richtingen te gelden:
– Periode 1850-1950: +0,999967
– Periode 1900-1950: +0,999981
– Periode 1900-2000: +0,999609
De correlatie blijft ook in de meest recente periode erg hoog:
– Periode 1950-2017: +0,999385
– Periode 1976-2017: +0,999638
– Periode 2000-2017: +0,999910
– Periode 1850-2017: +0,999133
Het laatste voorbeeld laat zien dat het effect waar je op doelt hier irrelevant is en bovendien vooral te maken heeft met het aantal waarden en niet zo zeer met het feit dat CO2 de laatste decennia harder oploopt; dat laatste effect is er wel… maar de impact blijft zeer beperkt op basis van de absolute CO2 waarden.
(Klaas, je log berekening berust in mijn ogen op willekeur en ik denk niet dat we hiervan iets wijzer worden; ik zie helaas enkel het verband met jouw focus op de log-schaal in de grafiek van van Oldenborgh)
Van Mensvoort, met jouw antwoorden verraad je dat je de eigenschappen van de logaritmische functie onvoldoende kent en onvoldoende mathematische bagage hebt. Dat valt meerderen op. Je kletst er maar een beetje omheen, maar komt nooit to-the-point.
Jij bent daarmee dan ook niet in de positie om de relatie (T,CO2) in figuur 5 als spurieus weg te zetten. Je mist daarvoor eenvoudigweg de benodigde theoretische mathematische bagage. Gezien je genoten opleiding is dat niet zo verwonderlijk en ook helemaal niet erg hoor. Zolang je het maar onderkent. Maar ook daar ontbreekt het aan gezien je eerdere uitspraak: “Ik heb geen idee wat je bedoelt, maar ik weet wel dat je je vergist” (Martijn van Mensvoort 25 feb 2020 om 13:30).
Kklaas, grote wiskundige, hoe fysisch ben jij in het accepteren van waarnemingen.
Wiskunde is géén fysica.
Dat daar mee gespeeld wordt is feitelijk onacceptabel.
Re: Klaas
M.b.t. Martijn van Mensvoort 25 feb 2020 om 13:30
Het artikel beschrijft:
“Ook vulkanisme blijkt een bescheiden bijdrage te leveren aan het spurieuze verband tussen CO2 en de temperatuur, want een correctie voor vulkanisme blijkt de correlatie meestal met enkele honderdsten te verlagen.”
Kortom, de correlatie tussen CO2 en temperatuur daalt wanneer rekening wordt gehouden met vulkanisme (zowel bij de HadCRUT4 als de GISSTEMP v4); de impact ligt in de orde van 5 honderdsten van de correlatie zonder correctie.
Vervolgens maak jij de (mis)veronderstelling dat dit zou betekenen dat het verband tussen CO2 en temperatuur “ongevoelig” zou zijn voor aerosolen met deze ‘bijzondere’ opmerking:
PS. Ik noem de opmerking ‘bijzonder’ omdat je hierbij feitelijk mijn observatie op basis van retoriek op z’n kop probeert te zetten; ik veronderstel dat je dit doet op basis van de perceptie dat “enkele honderdsten” weinig impact hebben op de totale omvang van de correlatie. Hiermee toon je in mijn ogen vooral aan dat je beschrijving niet objectief is. Je spreekt immers van een “ongevoeligheid”… terwijl de relatie juist wel ‘gevoelig’ blijkt voor de invloed van aerosolen (de correlatie daalt immers na een AOD correctie ) waardoor de correlatie tussen CO2 en de temperatuur feitelijk onderhevig is aan inflatie t.g.v. vulkanisme. De mate waarin hangt af van het gewicht dat aan aerosolen wordt toegekend, vandaar dat dit effect zich niet eenvoudig laat beschrijven.
(Hetzelfde principe geldt voor de invloed van de zon, ofschoon deze invloed bij de minima fors groter is dan de invloed van vulkanisme. Hoe groot laat zich ook hierbij niet gemakkelijk beschrijven… bovendien weten we op basis van de wet van Henry dat de temperatuurstijging zelf ook een bijdrage levert aan aan het verband tussen CO2 en de temperatuur maar ook dat effect laat zich niet gemakkelijk beschrijven. En wanneer we ook de ozon-factor hierbij betrekken dan kan op basis van mijn onderzoek bij de minima worden gesproken van 4 factoren die het verband fundamenteel ondermijnen)
Mijn vraag is verder of uberhaupt wiskunde iets over de werkelijke realiteit kan zeggen.
Wat is wiskunde waard in kader van realiteit en fysieke waarnemingen.
Wellicht dat David Dirkse er iets meer over kan zeggen?
We hebben een probleem namelijk.
Fysica is geen wiskunde én wiskunde is geen fysica.
van Mensvoort,
Je zei het zelf al: “echter dit heeft wellicht helemaal geen consequenties voor de roze zijn.” (Martijn van Mensvoort 25 feb 2020 om 03:34)
Dat jij je eigen opmerking ‘bijzonder’ vindt, tja, dat laat ik maar aan jou.
Klaas, ik heb geen idee wat je met bovenstaande opmerking beoogt.
(Overigens, ik sprak enkel over dat ik jouw opmerking ‘bijzonder’ vind)
Klaas weigert te reageren; wiskunde is geen fysica.
Martijn,
Naar aanleiding van je stuk (nog niet helemaal gelezen) las ik de invloed van o.a. Saturnus en Jupiter op de krachtenvelden binnen ons zonnestelsel. Ze beïnvloeden sterk het barycentrum van de zon. Dit verschuift mee met de plaatsen van Juputer en Saturnus. Om de 11 jaar staan deze in lijn aan één zijde van de zon, en om de 11 jaar staan ze in oppositie van elkaar met de zon ertussen in. Op deze wijze hebben ze invloed op de zon.
Er zou evt. nog bekeken moeten worden of deze krachten ook invloed hebben op de zonnevlekkenactiviteit.
We zouden dit soort bewegingen van de planeten in ons zonnestelsel in verband kunnen zien met het klimaat op aarde. Veel oude geschriften ook de Bijbel, meen ik) behandelen inzichten in de astronomie en leggen de geschiedenis vast. Dus weet men zo ook wat er (weer) gaat komen. Dus er is veel documentatie voorhanden, zodat e.e.a. misschien te controleren is.
( Terzijde: Het universum heeft natuurlijk veel barycentra. Vandaar dat het allemaal nóg ingewikkelder ligt waarschijnlijk. Zo is er ook het barycentrum tussen de aarde en de maan. En tussen de andere planeten met hun manen. Misschien ook wel tussen zonnestelstels en zwarte gaten of andere zonnestelsels natuurlijk. ( De vraag die dan bij me opkomt is “wie beweegt er eigenlijk het centrum van het universum?” ) )
Barycentrum berekenen: https://www.youtube.com/watch?v=Qj2AHHvz1Kw
SOLAR SYSTEM’S CENTER OF GRAVITY https://www.youtube.com/watch?v=1iSR3Yw6FXo
( Het is wel leuke wetenschap, dit ;) )
Hoi Antisoof.
In het december artikel heb ik via een aparte bijlage beschreven hoe de zonnecyclus ontstaat; het gaat om de aarde, Venus,Jupiter en de zon zelf die om de 11 jaar in één lijn staan met elkaar:
Daarnaast gaat het m.b.t. om de planeten Jupiter en Saturnus om een andere constellatie die iedere 20 jaar ontstaat (citaat komt uit de laatste paragraaf van het december artikel):
Bron:
http://klimaatcyclus.nl/klimaat/bijrol-CO2-zonneactiviteit-verklaart-opwarming-sinds-1976.htm#bijlage
PS. In ons zonnestelsel draait het natuurlijk vooral om het barycentrum van het zonnestelsel zelf; de zon ‘wobbelt’ daar omheen onder invloed van vooral de buitenplaneten Jupiter, Saturnus, Uranus en Neptunus.
Woow!
Dat had ik nog niet gezien. Perfect, Martijn!
Dank je voor je antwoord.
Eén van de kwesties die in deze discussie is blijven liggen betreft ‘de helling’ in figuur 7D; hierover wil ik nog het volgende kwijt:
Wanneer we er vanuit gaan dat de helling overeenkomt met een waarde van 1,08 graad C per W/m2, dan kunnen we deze gebruiken om de impact van de toegenomen activiteit vanaf het pre-industriële tijdperk in te schatten.
En wanneer we uitgaan van de aanname van het IPCC dat de opwarming tussen 1750 en 2011 ongeveer 0,85°C is geweest en in de tussentijd de zon een forcering heeft geleverd van ongeveer 0,346 W/m2 (volgens AR5 is het verschil tussen het minimum van 1745 en 2008 0,33 W/m2 en volgens de LISIRD is het verschil 0,362 W/m2… kortom, gemiddeld: 0,346 W/m2), dan kan op basis van de helling in figuur 7D worden berekend dat de bijbehorende temperatuurstijging ongeveer +0,374°C bedraagt.
Dit betekent dat op basis van deze som de zon t/m het minimum van 2008 verantwoordelijk is geweest voor ongeveer 44% van de opwarming.
Echter, nu kunnen we dezelfde som ook berekenen voor het verschil tussen het minimum van 1745 (1360,617 W/m2) en 2017 (1361,215 W/m2), wat 0,598 W/m2 gedraagt. M.b.v. de helling in figuur 7D komt dit overeen een temperatuurstijging van 0,646°C. Tussen 2008 en 2017 is volgens de HadCRUT4 de temperatuur met 0,282°C gestegen… dus de eerder genoemde 0,85°C komt daarmee uit op 1,132°C.
Conclusie: 0,646°C/1,132°C = 57,1% van de temperatuurstijging sinds 1745 is veroorzaakt door de zon.
(Tot zover valt hier volgens mij getalsmatig geen speld tussen te krijgen; hierbij kan enkel de kanttekening worden gemaakt dat het percentage berust op de LISIRD TSI data serie)
PS. Wat betreft het verhaal in termen van de stralingsforcering:
M.b.t. de stralingsforcering van de 11-jarige zonnecyclus wordt meestal uitgegaan van 0,1% van de TSI = 1,361 W/m2; op basis van de helling in figuur 7D levert dit een temperatuur impact op van 1,470°C (inclusief versterkende factor + zonder rekening te houden met de vorm van de aarde + Albedo).
De ‘zonnegevoeligheid’ op basis van het perspectief wordt ook op dezelfde manier gedefinieerd (0,1% van de TSI)..
Dit getal van 1,470°C komt overigens wel overeen met de temperatuur impact van de 11-jarige zonnecyclus in de stratosfeer welke in de orde van 1-2°C wordt ingeschat, zie (= deel 1):
https://www.researchgate.net/publication/222238801_The_11-year_solar-cycle_effects_on_the_temperature_in_the_upper-stratosphere_and_mesosphere_Part_I-Assessment_of_observations
In de zogenaamde ‘extratropics’ (bij de polen) kan het temperatuureffect van de 11-jarige zonnecyclus in de stratosfeer zelfs oplopen tot 16°C, zie (= deel 2)
https://www.researchgate.net/publication/222238801_The_11-year_solar-cycle_effects_on_the_temperature_in_the_upper-stratosphere_and_mesosphere_Part_I-Assessment_of_observations
(Dus zo gek is de aangetroffen waarde van 1,47°C eigenlijk helemaal niet)
Dit beeld komt ook heel aardig overeen met de temperatuur impact van de 22-jarige cyclus voor de temperatuur in de Bilt van 1,9°C en dit beeld blijkt ook van toepassing op de langstlopende lokale temperatuur serie ter wereld: de HadCET voor Centraal Engeland.
Verder heb ik in navolging van de beschrijving van Tung & Camp (2007) – die aan de 11-jarige zonnecyclus wereldwijd een temperatuur effect toeschrijven van “bijna 0,2°C” – voor de 22-jarige zonnecyclus een temperatuur impact aangetroffen van 0,24°C.
Uit dit totaalbeeld komt naar voren dat de temperatuur impact van de zonnecyclus op mondiaal niveau relatief laag is, wat vermoedelijk te maken heeft met het feit dat de aarde voor 70% uit oceaanwater bestaat waarbij een groot deel van de forcering wordt omgezet in verdamping van water… met als gevolg dat de opwarming wereldwijd beperkt blijft.
Dit toont aan hoe het klimaatsysteem dus via het oceaan systeem zorgt voor een flinke dosis ‘negatieve feedback’, waarbij in feite slechts 16,3% (= 0,24°C /1,47 °C, komt overeen met ruim 1/6 deel) van de forcering wereldwijd wordt omgezet in opwarming van de atmosfeer.
Tenslotte, blijft het grotendeels speculeren m.b.t. CO2:
De waarde van 1,08°C per W/m2 op basis van de helling in figuur 7D levert omgerekend naar het aardoppervlak (een vermenigvuldigingsfactor van 4 + een Albedo van 70% levert een waarde op van 6,17°C per W/m2). Ook hierbij is nog geen rekening gehouden met zowel de versterkende factor die een rol speelt bij de zon.
Echter, wanneer we kijken naar de 42,9% van de 1,132°C opwarming die tussen 1745 en 2017 is ontstaan, dan resteert een onverklaarde opwarming van 0,48°C… waarvan in mijn analyse 0,4°C aan de CFK’s/ozon problematiek wordt toegeschreven.
Wat resteert is dan slechts 0,08°C onverklaarde opwarming, welke resteert voor de mix van broeikasgassen en aersolen (let op: hierboven is nog geen correctie voor vulkanisme meegenomen).
Logischerwijs is de negatieve feedback bij CO2 dus ook groot.
(Overigens, dit rekensommetje is ook mogelijk: wanneer we uitgaan van de waarde van 1,1°C die onder laboratorium omstandigheden is aangetroffen voor een verdubbeling van CO2 dan zou de eerder genoemde 16,3% hier een waarde opleveren van 0,176°C temperatuurstijging bij een verdubbeling van CO2, waarvan in dat geval voor aerosolen een afkoelend effect van 0,176°C – 0,08°C = 0,096°C wordt gevonden. Dit zou impliceren dat de ‘klimaatgevoeligheid’ in dit geval 0,176°C bedraagt en de ‘zonnegevoeligheid’ slechts 0,065°C bedraagt. Dit resulteert in een versterkende factor bij de zon m.b.t. de 22-jarige zonnecyclus van slechts 3,69… en m.b.t. het perspectief van de TSI zonder rekening te houden met de vorm van aarde en Albedo heeft de totale versterkende factor dan een waarde van 22,6)
PPS. Mijn eerdere opmerking dat de helling informatie zou geven over de verhouding (2.7) van de ‘zonnegevoeligheid’ en de ‘klimaatgevoeligheid’ was onjuist want de betreffende verhouding hangt direct samen met hoe de termen van ‘klimaatgevoeligheid’ en ‘zonnegevoeligheid’ zijn gedefinieerd.
Beste Martijn,
Herinner je nog mijn afsluitende commentaar op jouw 2de post hier op Climategate?
h ttps://www.climategate.nl/2019/08/impact-co2-op-klimaat-flink-overschat-t-g-v-66-jarige-cyclus-el-nino/#comment-2271676
Laat ik het belangrijkste deel van mijn reactie herhalen:
Als ik zie wat je vooral niet met deze berekening gedaan hebt, vermoed ik dat het hierna volgend verderbouwen op deze denkpiste niet aan jouw besteed zal zijn, maar er zijn hier nog andere lezers die het misschien wel naar waarde zullen weten te schatten…
Voor ik verder ga, wil ik toch even mijn dank aan jou uitdrukken voor het opzoeken van de verschillende datareeksen (EONI, LISIRD, AOD, ozongat) en ook aan Boels die mij op de Linest functie attent maakte.
Ik heb dus de data uit jouw posts even samengebracht in een spreadsheet – ik werk met LibreOffice, maar je kan natuurlijk minstens hetzelfde doen in Excel – en een zogenaamde “multiple regression” laten lopen (met behulp van de Linest functie).
Het resultaat vind je hier:
https://www.dropbox.com/s/fmpjnlb3uastibw/TmodelMvM.ppt?dl=0
Enkele opmerkingen/bedenkingen:
– de “66j sinus” heeft 2 vrijheidsgraden: de periode (aantal jaren) en het nulpunt; ik heb gekozen voor een periode van 66 jaar en daarna het nulpunt bepaald met de “hoogste” correlatiecoëfficiënt, nl. 1993
– met jouw laatste TSI verwerking kan ik weinig: er zijn slechts 8 primaire minima jaren tussen 1865 en 2018 – de periode waarin ik mijn regressie doe – wat doe ik voor de andere jaren? Uiteindelijk draait het om de energiebalans, dus leek mij de enig juiste oplossing om een low-pass filter te gebruiken op de LISIRD waarden (h ttps://en.wikipedia.org/wiki/Low-pass_filter – α = 0.12 en we vertrekken van (136)1.5 W/m² in 1849, ook hier weer gezocht naar een hoge correlatiecoëfficiënt)
– de berekening mondt uit in een formule, die je kan vinden onderaan de 1ste slide, maar het is echt onbegonnen werk om die hier deftig geformatteerd te herhalen…
– de EONI factor van 10,05% komt overeen met jouw in de zomer empirisch gevonden waarde
– in figuur 7 hierboven gebruik je voor AOD een factor van 3, terwijl de meervoudige regressie uitkomt op minder dan de helft (1,44)
– het is wel zeer opmerkelijk dat de informatie over het gat in de ozonlaag als niet significant uit de regressie komt, terwijl het in jouw bijdrage hierboven een fundamentele bouwsteen in de redenering en de conclusie vormt
– de natuurlijke variabiliteit wordt gemodelleerd als een 66j sinus over een lineaire stijging/daling, wie een betere benadering kent/heeft, mag zich melden
– de klimaatgevoeligheid bij verdubbeling CO₂ bevestigt dus mijn berekening van vorige zomer en wordt nu dus verder gespecifieerd als:
2.365 * ln(2) * 0.7 = 1.15 ± 0.09 °C, wat toch wel een belangrijke conclusie is.
😉 Hopelijk neem je deze keer mijn berekeningen serieus en doe je er je voordeel mee naar de toekomst toe 😉
Of ga je toch weer in ontkenningsmodus?
Hoi Danny,
Het doet mij deugt dat je zelf ook weer aan het rekenen bent geslagen.
Uit je 2de opmerking/bedenking blijkt dat je hierbij helaas geen rekening hebt gehouden met het kernpunt dat in mijn laatste 2 analyses in december en februari wordt gepresenteerd, betreffende het belang van de minima van de zonnecyclus.
Overigens, ik heb op zichzelf wel begrip voor dat je het niet hebt aangedurfd om de regressie analyse enkel te richten op de (primaire) minima jaren. Ik heb de indruk dat je dit probeert op te vangen via de keuze om met zowel de TSI als een 66-jarige sinus te werken. M.b.t. de sinus heb ik in mijn december artikel in paragraaf VII beschreven dat dit in mijn ogen geen realistisch voorstelling van de klimaatcyclus vormt omdat hierbij de opwaartse trend ontbreekt. In mijn analyse heeft TSI dus de rol van de sinus overgenomen en ik acht daarom het gebruik van de combinatie van de TSI en de sinus als weinig realistisch – mede omdat uit mijn analyse bij de minima blijkt dat de invloed van de zon een minder regelmatig verloop heeft dan bij de sinus het geval is.
Ik denk wel dat het gebruik van de combinatie van de TSI en de sinus een interessant experiment kan vormen voor jou om zelf via een andere weg wat dieper door te dringen tot de kern van de materie; op zichzelf is het resultaat dat je toont vergelijkbaar met het model van v/d Werf gebruikt: CO2 + sinus; wanneer je daar vervolgens de ENSO bovenop zet dan krijg je volgens mij ook een soortgelijke uitkomst.
Cruciaal is hierbij denk ik wel dat het gebruik van een sinus vanuit het perspectief van de natuurkunde als een soort van ‘black box’ wordt gepresenteerd omdat geheel onduidelijk blijft hoe deze in het klimaat systeem ontstaat, terwijl ik in mijn onderzoek zowel via de minima als het concept van de achtergrond zonnestraling tot op zekere hoogte heb aangetoond dat de multidecadale cyclus door de zon wordt veroorzaakt. In het volgende artikeltje zal de bewijsvoering nog duidelijker zichtbaar worden.
Ik werk inmiddels aan een nieuw artikeltje waarin ik op eenvoudige wijze ga laten zien dat op basis van alle TSI minima + de 2 omringende jaren (het gaat hierbij om 40 van de 139 jaren vanaf 1880) enkel de correctie voor de ozonlaag nodig is om een data set te produceren die hetzelfde verloop toont als de HadCRUT4 voor de betreffende 40 jaar. Hierbij zal o.a. ook duidelijk worden dat de relatie tussen de zon en de primaire en secundaire minima afzonderlijk ongeveer even sterk is in de periode tot eind jaren ’70 (beide zijn duidelijk hoger dan 1,00 graad C per W/m2)… echter wanneer ze samen worden gevoegd dan gaat een deel van de kracht van dit het effect verloren.
Mijn volgende artikeltje gaat op basis van 40 jaar in de periode 1880-2018 ook duidelijk maken dat de correlatie tussen de TSI en de temperatuur van het oceaanwateroppervlak voor de gehele periode vrijwel even sterk is als de correlatie tussen CO2 en de temperatuur van het oceaanoppervlak. Bovendien blijkt de correlatie tussen de zon en de temperatuur tot de eind jaren ’70 vrijwel even sterk… m.a.w. de relatie tussen de TSI en de temperatuur blijkt ook behoorlijk stabiel te zijn wanneer we naast de minima ook naar de omringende jaren kijken.
PS. M.b.t. de vraag die je stelt: ik ben je input in de discussie n.a.v. het augustus artikel geenszins vergeten hoor. Echter, omdat de ‘footprint’ van CO2 in feite geheel ontbreekt in mijn analyses zie ik geen basis om met je eerdere input aan de slag te gaan. Dit blijkt o.a. uit het feit dat ik de correlatie tussen CO2 en de temperatuur immers beschrijf als een ‘spurieus verband’. Ik hoop dat de gebruikte logica m.b.t. dit punt met deze toelichting nu alsnog helder is in het perspectief van de spurieuze aard van het verband?
Danny, ik had hierbij ook nog kunnen vermelden dat de ‘sinus’ niet berust op empirische data.
Heel plat gezegd kan het concept van de ‘sinus’ in feite zelfs worden omschreven als een soort van speculatief verzinsel.
Martijn,
Hoe kom je erbij? Het is waarschijnlijk wel zo dat dit voor mij toch iets teveel ‘out’ of the box denken is. Maar niet getreurd, ik kan heel gemakkelijk aan jouw vraag voldoen. Ik kan zonder al teveel moeite de figuur van slide1 en de cijfers van slide3 produceren gebaseerd op de 7 primaire minimumjaren. Mag ik ervan uitgaan dat je 1867 niet wenst mee te nemen?
Alleen nog een praktische vraag: op slide3 voeg ik telkens een nieuwe variabele toe, dus de volgorde heeft dus consequenties voor wat ik bereken. Ga je akkoord met deze volgorde: TSI -AOD – Ozon – EONI – Lineair – 66j sinus – ln(CO2), of zie je liever iets anders?
Ik zal al wel een typje van de sluier oplichten: de eerste 6 variabelen geven een perfecte correlatie (r=1)
Danny in je eerste post gaf je nog aan dat je wel kon begrijpen dat ik je niet zou gaan volgen op je “denkpiste”:
Ik heb dit vervolgens concreet bevestigd door mijn gedachte te delen m.b.t. de ‘sinus’ die je in je model gebruikt.
Maar nu vraag je mij alsnog of ik akkoord ga met de volgorde van je analyse…?
Beetje vreemd om mij deze vraag voor te leggen nadat ik nadrukkelijk en expliciet heb aangegeven dat het element van de ‘sinus’ in mijn ogen je analyse weinig realistisch geeft; hiervoor heb ik 2 redenen vermeld:
1 – de sinus berust niet op empirische data
2 – de sinus ontkracht de impact van de TS
(Ik besprak ze in omgekeerde volgorde, maar dit beschouw ik als de juiste volgorde)
Beide aspecten heb ik in mijn eerste reacties toegelicht.
Voor mij is duidelijk dat de uitkomst van je analyse niet representatief kan zijn voor de empirische data.
In mijn ogen kan je analyse enkel de empirische data representeren wanneer je de sinus verwijderd.
(Ik krijg de indruk dat mijn eerdere toelichting blijkbaar nog niet helder voor je was; ik gaf hierbij o.a. aan dat ik enkel potentieel in je benadering zie om voor jezelf dieper door te dringen tot de kern van de materie… maar dan denk ik bijvoorbeeld aan een vergelijking tussen de uitkomsten met en zonder de ‘sinus’)
PS. Na verwijdering van de ‘sinus’ zou je de analyse bijvoorbeeld kunnen richten op alle minima vanaf het jaar 1880 + het jaar ervoor en erna; wanneer je het jaar 1880 hierbij ook meeneemt (= 1 jaar na een secundair minimum van de LISIRD betreffende het jaar 1879) dan zou je een analyse kunnen presenteren op basis van 40 jaren verdeeld over de periode 1880-2018. In een later stadium zouden we de uitkomst dan kunnen vergelijken met mijn analyse op basis van dezelfde 40 jaar die ik binnenkort ga presenteren.
Op basis van mijn eigen onderzoek denk ik dat de meest voor de hand liggende volgorde voor jouw experiment de volgende is:
TSI – Ozon … plus… AOD – CO2
Ik kom zelf uit op basis van de eerste 2 factoren [TSI en Ozon] op: r = 0,92 voor de 40 jaren.
En op r = 0,96 wanneer we het gemiddelde waarden nemen over de 3 jaren rond ieder minimum.
(Met de kanttekening dat in mijn ogen de ENSO cyclus om meerdere redenen ook een problematisch karakter heeft; enerzijds omdat deze in hoge mate door de zon wordt bepaald en anderzijds omdat het bij die component eigenlijk gaat om temperatuurdata ook in de HadCRUT4 zelf zit verwerkt, meer specifiek: via de HadSST3 in de zin van dat de ENSO betrekking heeft op de vergelijking van 2 specifieke zones van het oceaanwater. Vandaar dat ik de EONI in bovenstaande volgorde ook niet heb vermeld)
Berekening over 40 jaar rond de 14 TSI minima van 1880 tot 2018 toegevoegd.
https://www.dropbox.com/s/fmpjnlb3uastibw/TmodelMvM.ppt?dl=0
Heb ook steeds de r-waarden voor alle 139 jaren berekend.
Voor mij is het duidelijk. En voor jou?
Ja hoor, helder. Maar ik vermoed dat je model er heel anders uit komt te zien wanneer je enkel naar de periode tot eind jaren ’70 kijkt. Bij mijn model maakt dit niet uit, wat betekent dat mijn model consistent is gedurende de gehele periode.
Ik kan dit concreet maken aan de hand van het volgende fenomeen:
Wanneer een aparte analyse voor de primaire minima en de secundaire minima wordt gemaakt voor de periode tot eind jaren ’70 dan is de uitkomst bij beide vrijwel hetzelfde. Echter, wanneer vervolgens beide worden samengevoegd dan verdwijnt een deel van het effect. Dit verklaard waarschijnlijk waarom in de uitkomst van jouw model eigenlijk een te klein gewicht aan de zon wordt toegekend… waardoor de interactie met de ozon vervolgens onvoldoende wordt opgemerkt – ofschoon bij stap 2 wel duidelijk blijkt dat de combinatie een duidelijk effect heeft.
Kortom, ik ben benieuwd wat jouw rekenmethode voor de periode t/m het jaar 1977 oplevert… maar de uitkomst kan volgens mij niet hetzelfde zijn (want de temperatuur daalt hiervoor te hard tussen de begin jaren ’40 en eind jaren ’70… waardoor het gewicht van CO2 dan een negatieve waarde krijgt om een bijdrage te kunnen leveren).
PS. Ik heb zelf m.b.t. mijn model ook nog een kwaliteitscheck gedaan door ook te kijken naar het resultaat van de gemiddelde waarden de 3 jaar rond ieder minimum; hierbij vallen 9 van de 13 punten bij benadering samen met elkaar (bij 9 van de 13 punten is het verschil kleiner dan 0,06 graad C), waaronder de eerste 2 punten en de laatste 5. De combi van de factoren TSI en de ozon levert hierbij de correlatie van 0,964 op.
Simpel gezegd Danny:
Je model werkt in feite averechts voor de periode t/m eind jaren ’70… en dus ontbreekt in jouw model eigenlijk de vermeende ‘footprint’ van CO2 (welke bijvoorbeeld volgens van der Werf al in de periode vanaf de 1910s zichtbaar zou zijn geworden; hij maakt in wezen dezelfde fout door een nog veel kleiner gewicht aan de zon toe te kennen, etc.).
Waarom krijg ik “Forbidden”
OK, goed voor het aantal reacties… paragraaf per paragraaf
Martijn,
Wat wil je nu eigenlijk? Een berekening in de lucht hebben hangen waarvan je denkt dat ze jouw luchtfietserij zou kunnen waarmaken?
Ik heb je gisteren om 14:43 voorgerekend dat een meervoudige regressie met 6 inputvariabelen over de periode 1865-2018 een correlatiecoëfficiënt van 0,977 oplevert en dat dat resulteert in een klimaatgevoeligheid voor een verdubbeling van CO₂ van 1.15 ± 0.09 °C
De ontbrekende paragraaf, zin per zin….
Jij reageerde daarop om 17:22 door mij ervan te verdenken dat ik jouw berekening op basis van de (primaire) minima niet zou aangedurfd hebben en vermelde terloops nog eens dat jij het verband tussen CO₂ en temperatuur als ‘spurieus’ ziet.
Bovendien noemde jij – voor mij totaal maar dan ook totaal onbegrijpelijk overigens – de 66j sinus om 19:24 een speculatief verzinsel.
En dat terwijl die op elke temperatuurscurve duidelijk waarneembaar is, zo ook op de Van Oldenborgh grafiek…
daarbij is 66 gelijk aan 3 maal 22 (de magnetische zonnecyclus)… is het dan echt zo speculatief om te veronderstellen dat de zon verantwoordelijk zou kunnen zijn voor deze waarneming?
Re: “Bovendien noemde jij – voor mij totaal maar dan ook totaal onbegrijpelijk overigens – de 66j sinus om 19:24 een speculatief verzinsel.”
Danny, Ik doelde in principe enkel op het feit dat het bij de sinus niet gaat om empirische data; noch om klimaat data.
Het is enkel een conceptuele poging om de klimaat cyclus in een klimaat model te verwerken – zoals van der Werf dit ook doet.
(Daarom noemde ik het nogal plat een ‘verzinsel’; moet je vooral niet persoonlijk nemen… want het is ontstaan in de cultuur van de klimaatwetenschap – doordat men de invloed van de zon onvoldoende begrijpt; het ontbreken an de 22-jarige cyclus in de beschrijvingen van het IPCC vormt ook zo’n punt… het gebrek aan rekenschap voor de minima ook)
Re: “daarbij is 66 gelijk aan 3 maal 22 (de magnetische zonnecyclus)… is het dan echt zo speculatief om te veronderstellen dat de zon verantwoordelijk zou kunnen zijn voor deze waarneming?”
…???
(Ik ben immers toch degene die dat punt via de TSI claimt te hebben gevonden… nadat ik in augustus voor het eerst op de mogelijkheid heb gewezen? Danny, je lijkt hierbij opnieuw voorbij te lopen aan het feit dat je door het gebruik van de sinus in feite de deur dicht gooit voor de TSI om het verband met de cyclus te tonen. Ook jouw ‘lineair’ factor vormt geen empirische data; ook dit vormt ook een soortgelijk ‘verzinsel’. Uiteindelijk kan het gebruikt van dit soort verzinsels zelfs worden herkend als een conceptuele methode om CO2 in het zadel te helpen… omdat hierbij feitelijk conceptuele constructen worden gebruikt die bepaalde dynamieken beschrijven die zichtbaar zijn binnen de HadCRUT. Vervolgens wordt d.m.v. de ENSO de illusie compleet omdat hiermee op het niveau van de individuele jaren de indruk wordt gewekt dat een model de HadCRUT4 nauwkeurig volgt – terwijl juist de ENSO sterke parallellen toont met de TSI… maar omdat men dit niet goed begrijpt kiest men er voor om er geen rekening mee te houden)
Er ontbreekt hier een paragraaf!!!
Als ik je dan om 19:55 meld dat ik wel een berekening kan maken op basis van 7 of 8 primaire minima jaren, kom jij om 21:39 terug en wil je de 66j sinus – die overigens als 6de vermeld stond in mijn lijstje, net voor CO₂ – eigenlijk niet zien. En je wil dan blijkbaar ook niet langer alleen de 7 (of 8) primaire minima jaren gebruiken, maar eveneens de jaren ervoor en erna zodat je tot 40 jaren komt over de periode 1880-2018. Tussendoor diskwalificeer dan nog even het EONI signaal. Het opmerkelijkste is dan weer wel dat je vraagt om CO₂ in de berekening op te nemen, terwijl je ervan overtuigd bent dat het hier om een ‘spurieus’ verband gaat. Begrijpe wie kan, of had je gehoopt dat er een niet significant verband uit de regressie zou rollen?
Om 23:40 heb ik dan aan je wensen voldaan en als extraatje ook EONI, Lineair en de 66j sinus meegegeven. Is het je overigens opgevallen dat de enige keer dat het resultaat voor alle jaren ietwat in de buurt komt van de gewenste HadCRUT4 waarden, enkel de laatste berekening is met de 66j sinus dus (r=0.967 – komt van 0.793 voor de 4 door jou voorgestelde variabelen! En zelfs van 0.667 zonder CO₂)
Jouw reactie van 1:38 was dan weer de vraag om een nieuwe berekening en deze keer slechts de eerste 28 jaren van de 40 te gebruiken, want dat zou een andere uitkomst opleveren en CO₂ zou zelfs een negatieve correlatie krijgen… Nou, nou nogal logisch dat het een ander resultaat zou opleveren: (de metingen voor) het gat in de ozonlaag beginnen pas in 1979, dus het lijkt mij nogal moeilijk om dan een invloed te vinden tot 1977… En ja hoor de invloed van CO₂ wordt kleiner en minder goed gedefinieerd (0.0033 ± 0.0026) maar ik geen geval negatief (correlatiecoëfficiënt 0.666)… Oeps?
De uitsmijter van 1:53 moest dan nog komen, waarin je stelde dat mijn model averechts zou werken. Verklaar mij even hoe een meervoudige regressie averechts kan werken? Merk op dat zowel op slide3 als op slide5 de voorlaatste parameter een (terloops gezegd nauwelijks/niet significante) negatieve waarde heeft bij 6 inputvariabelen en een (al dan niet significante) positieve bij 7 inputvariabelen. Is het dat wat je bedoelt met averechts?
Martijn, ik denk dat het tijd wordt om in te zien dat jouw 2 laatste posts gewoon niet kloppen en dat je de draad van de zomer terug oppikt en verder gaat in de richting die ik je gisteren voorgerekend heb.
Re: Danny
Dit zijn inhoudelijk weinig concrete vragen, dus hierop ga ik niet reageren.
Ik heb je gisteren om 14:43 voorgerekend dat een meervoudige regressie met 6 inputvariabelen over de periode 1865-2018 een correlatiecoëfficiënt van 0,977 oplevert en dat dat resulteert in een klimaatgevoeligheid voor een verdubbeling van CO₂ van 1.15 ± 0.09 °C
De waarde 0,977 heb je nog niet eerder genoemd.
Ook een beschrijving van de correlaties die je model oplevert bij de individuele stappen ontbreekt overal.
Je hebt enkel consequent de hoogste correlaties getoond voor de individuele factoren met het model zelf; alleen bij de analyse op basis van de 40 jaren heb je wel de correlaties weergegeven… maar dan enkel voor alle jaren.
Immers, bij je eerste model ontbreken de ‘r alle jaren’, volgens mij realiseer je je dit niet.
(Je hebt verder enkel over een r = 1 correlatie gesproken zonder deze te tonen)
Volgens mij heb je mij dan niet goed begrepen; ik acht het zelf niet erg zinvol om op basis van slechts 7 jaren met een groot aantal variabelen een regressie analyse uit te voeren. Ik veronderstelde dat we hierover niet van mening zouden verschillen… maar ik begrijp uit je bovenstaande woorden dat jij dit blijkbaar wel zinvol acht. Wellicht dat ik jou woorden dus verkeerd had begrepen op dat punt.
Ik heb overigens nergens expliciet aangegeven dat ik geen interesse zou hebben in een regressie analyse enkel gericht op de primaire minima; ik heb enkel aangegeven dat ik zelf inmiddels kijk naar 40 jaren.
Ik heb enkel expliciet aangegeven dat ik op basis van mijn eigen onderzoek tot het inzicht ben gekomen dat het niet verstandig is om de sinus te combineren met de TSI (ik heb hiervoor 2 expliciete redenen aangegeven).
Overigens, ik heb je niets gevraagd. Jij vroeg mij immers om te reageren m.b.t. de volgorde; dit heb ik gedaan maar ik heb het aantal factoren wel gereduceerd van 7 tot 4:
– Je noemde immers deze 7 factoren: TSI -AOD – Ozon – EONI – Lineair – 66j sinus – ln(CO2)
– Ik heb vervolgens enkel aangegeven dat dit mij de meest logisch volgorde lijkt: TSI – ozon – AOD – CO2
Vervolgens lijk je mij nu het verwijt te maken dat ik CO2 heb laten staan… nadat ik EONI, lineair en 66j sinus buiten beschouwing heb gelaten.
En je vraagt je af waarop ik heb gehoopt… maar wat ik al dan niet heb gehoopt doet er natuurlijk helemaal niet toe.
In volgorde heb ik enkel tot uitdrukking gebracht dat de zon aan de basis staat van het klimaat systeem, de aarde zorgt zelf voor de AOD component, de invloed van de mens komt tot uitdrukking in de aantasting van de ozonlaag + de stijging van de CO2.
Logisch toch?
(Ik heb helemaal nergens op gehoopt Danny; maar uit het feit dat je met dit soort van zaken bezig bent maak ik op dat je aandacht onvoldoende bij de materie zelf zit; je wekt de indruk dat ik allerlei dingen van je zou hebben gevraagd… maar ik heb je helemaal niets gevraagd om wel of niet te doen, toch? Ik deelde enkel mijn gedachten m.b.t. je analyse)
Na het delen van mijn kijk op de sinus vind ik het opmerkelijk dat je mij blijft vragen om te reageren op een model waarin zowel de TSI als de sinus zit… terwijl het hierbij geenszins om empirische data gaat.
Uit het feit dat je überhaupt bent gaan proberen om de TSI te combineren met de sinus maak ikzelf direct op dat de impact van mijn onderzoek waarschijnlijk onvoldoende duidelijk is geworden voor jou.
Overigens, in mijn samenvatting van de 4 artikelen kun je meer expliciet lezen dat mijn onderzoek duidelijk maakt dat ik heb niet verstandig acht om de cyclus te simuleren met een sinus model; ik beschrijf in de kanttekening bij de studie die ik in juni heb gepresenteerd:
“Kanttekening bij 1ste artikel: anno 2020 is inmiddels vastgesteld dat de multidecadale cyclus ontstaat onder invloed van de zon waarbij het temperatuurverloop (na correctie voor vulkanisme) het beste kan worden voorgesteld op basis van de primaire zonneminima – deze tonen afgelopen 130 jaar een regelmatig oscillerend verloop met een helling die is toegenomen; in de analyse van het eerste artikel is geen rekening gehouden met een scenario waarbij de opwaartse trend van de multidecadale cyclus is toegenomen.”
http://klimaatcyclus.nl/klimaat/samenvatting-multdecadale-klimaatcyclus.htm
Uit mijn onderzoek blijkt immers dat de cyclus direct ontstaat onder invloed van de zon – echter, dit is enkel direct zichtbaar bij de minima + de omringende jaren.
In dit perspectief vind ik het merkwaardig dat je nog langer waarde hecht aan de uitkomst van de analyse op basis van het sinus model.
Want de sinus is overbodig geworden nu is gebleken dat de multidecadale cyclus direct door de zon wordt veroorzaakt.
Ik acht het zelf niet problematisch dat mijn model voorlopig nog niet op alle jaren kan worden toegepast – maar ik snap wel dat jij en sommige anderen aan deze benadering moeten wennen. Via het idee dat de samenstelling van de zonnestraling gepaard gaat met het ontstaan van ‘klimaatruis’ … zou het niet zo moeilijk moeten zijn om in te zien dat het nog helemaal niet zo’n gek idee is om de aandacht in eerste instantie vooral te richten op de jaren van de zonneminima.
Bij je poging om het resultaat van de minima analyse vervolgens toe te passen op alle jaren… ga je voorbij aan de mogelijkheid dat de TSI zelf hiervoor eerst dient te worden gecorrigeerd voor de verschillende fasen van de zonnecyclus (een eerste poging hiertoe heb ik reeds in het december artikel gepresenteerd).
De noodzaak hiervan kan denk ik gemakkelijk worden begrepen op basis van het feit dat ook het IPCC in AR5 erkend dat de minima een meer stabiele/betrouwbare indicator vormen voor de lange termijn trend voor de invloed van de zon.
In mijn eigen analyses in het februari artikel heb ik het onderscheid al uitgebreid gemaakt voor de periode t/m het minimum van 1976.
In dit perspectief zou dat punt dus geen verrassing moeten zijn eigenlijk… maar uit je woorden maak ik op dat dit punt je desondanks toch heeft verrast.
Wat we willen is dat een model een stabiel resultaat oplevert voor verschillende periodes.
Voor mij is glashelder dat dit met CO2 voor de periode tot eind jaren ’70 niet mogelijk is.
Waar ik natuurlijk op doel is dat wanneer je een model hebt gevonden voor de gehele periode…. en vervolgens gaat kijken naar de uitkomst van hetzelfde model voor de periode t/m eind jaren ’70; het gewenst is dat het model niet al te veel aan kracht inboet.
Ik maak dit punt omdat we weten dat dit wel een issue is bij CO2. Cruciaal in mijn onderzoek is dat bij vooral primaire zonneminima heel duidelijk een beeld tonen waaruit blijkt dat de zon de daling van de temperatuur niet geheel kan verklaren. Inmiddels is voor mij al wel duidelijk dat bij de primaire minima op basis van een 3-jarige gemiddelde een correctie voor vulkanisme eigenlijk niet meer nodig is voor de periode t/m de eind jaren ’70. Bij de secundaire minima blijft deze echter wel functioneel, maar bij de primaire + secundaire minima samen ook weer niet.
Een correlatie van 0,90 tussen de HadSST3 en de 40 jaren rond de TSI zonneminima zegt denk ik genoeg.
De negatieve correlatie waar ik op doelde m.b.t. CO2 heeft betrekking op wanneer je een regeressie analyse zou maken voor de 40 minima op basis van de TSI in combinatie met CO2 voor de periode tot eind jaren ’70.
Dat dit in jouw model anders uitpakt wanneer je ook andere factoren meeneemt staat daar denk ik verder los van… maar de neerwaartste fase van de HadCRUT4 tussen de begin jaren ’40 en eind jaren ’70 biedt nauwelijks ruimte voor een relevante rol voor CO2.
SImpel toch?
Dat voorstel baseerde je op een combinatie van de TSI en de sinus zonder rekening te houden met de minima.
Je analyse op basis van de 40 jaar bevestigt mijn punt in de vorm van een correlatie van 0,93 voor de combinatie van de TSI en de ozonproblematiek.
Danny, ik wil je er hier tenslotte ook nog op wijzen dat mijn punt nog duidelijker zichtbaar wordt wanneer je de HadCRUT4 vervangt voor de bijbehorende HadSST3.
(We weten dat de opwarming van het oceaan systeem door experts als een meer betrouwbare indicator voor de opwarming wordt beschouwd dan de temperatuur van de atmosfeer)
PS. In je suggestie dat de inhoud van mijn laatste 2 posts niet zou kloppen ben je denk ik voorbij gegaan aan het feit dat in in de periode tussen de begin jaren ’40 en eind jaren ’70 de temperatuur geleidelijk daalde… terwijl CO2 voortdurend steeg. De impact van dit punt moet duidelijk zichtbaar worden in het resultaat van jouw analyse. De correlatie van 0,66 die je noemt vormt enkel de correlatie met CO2… maar je hebt niets beschreven over de interactie voor de 28 jaren periode 1880-1979 met de TSI, etc. Het punt is dat de correlatie tussen de TSI en de HadCRUT4 in dit perspectief sterker is dan wanneer je er CO2 aan toevoegt; vandaar dat ik sprak over een averechts effect. Kortom, met je opmerking toon je in mijn ogen vooral je eigen onbegrip voor waar ik op doelde…want ik sprak immers nergens over een negatieve correlatie, toch?
Correctie: Danny, onderstaande opmerking mag je negeren
(ik heb me op het verkeerde been laten zetten door de presentatie methode door de r en r-kwadraat; ik was gisteren al wel uitgegaan van dat r de correlatie vertegenwoordigd van het hele model, maar ik realiseerde me niet dat de correlatie onder de AOD niets met de AOD zelf van doen heeft… maar dat is nu wel duidelijk – het verandert verder overigens niets aan wat ik verder heb beschreven. Ik voegde onderstaande op het laatste moment nog toe aan mijn eerste punt in de lange feedback maar is bij deze ingetrokken. Met je presentatie format is niets mis hoor)
Wat is er mis met ?????????
66 = 3 x 22
Kun je s.v.p. even toelichten waar je op doelt?
(66 = 66 jarige cyclus veronderstel ik; 22 = 22 jarige zonnecyclus)
PS. Er ging bij mijn vorige post wat mis bij het citeren van zin waarin je de waarde 0,977 voor het eerst noemt.
Schrijf eens een reactie met die 11 karakters in…