Een bijdrage van Tjerk Veenstra.

In berichten over milieuverontreinigingen worden de effecten van gevaarlijke stoffen vaak ‘giftig’ genoemd en potentieel gevaarlijke gebeurtenissen worden vaak erg overtrokken.

Of het nu gaat over verzuring, gat in de ozonlaag, asbest, dioxine en bodemverontreiniging in het verleden of tegenwoordig over rubber in kunstgras, stikstof (NOx, NH3), fijnstof, PFAS, aardbevingen en kernenergie, altijd staan de media vol met paniek verhalen. De boodschap van de politiek is daarop altijd: we accepteren geen risico, het risico moet naar nul! Met als gevolg weer nieuwe wet- en regelgeving en weer nieuwe of strengere normen.

Zo staat ook de klimaatwetenschap en vooral het klimaatbeleid bol van toekomstige rampen en horror scenario’s, zoals smeltende polen, zeespiegel stijging, toename van tornado’s, overstromingen, droogte, uitstervende dieren en planten, enz.

Deze overdreven angst komt doordat risico’s veelal verkeerd worden geïnterpreteerd. Het spreekwoord zegt ook immers: “een mens lijdt dikwijls het meest door het lijden dat hij vreest, maar dat nimmer op komt dagen.

Wat zijn risico’s?

Er zijn verschillende definities van risico, maar in het kort is risico de kans dat een potentieel gevaar resulteert in een daadwerkelijk incident en in het letsel of de schade, die dit tot gevolg zou kunnen hebben.

Formule: Risico = Kans x Effect (1)

In veiligheidstermen is risico altijd negatief, het betreft altijd vraagstukken over ongewenste gebeurtenissen in het kader van bijvoorbeeld arbeidsveiligheid, procesveiligheid, externe veiligheid, verkeersveiligheid, etc. Dit in tegenstelling tot een financieel risico, waarbij zowel negatieve als ook positieve uitkomsten mogelijk zijn.

Er bestaan verschillende manieren waarop men kan proberen risico’s om te zetten in een cijfermatig risicogetal. Een van de bekendste is de Kinney-methode (bron hier).  Hierbij wordt risico bepaald door de drie factoren: waarschijnlijkheid, blootstelling en gevolg:

Risico = Waarschijnlijkheid x Blootstelling x Gevolg (2),

waarbij waarschijnlijkheid, blootstelling en gevolg volgens de Kinneymethode via een zespuntschaal worden beoordeeld en waarbij het product van die drie getallen het risicogetal vormt.

Ten einde een risico te verminderen kan men insteken op het verlagen van de waarschijnlijkheid, van de blootstelling of van de effecten.

Er is veel geschreven over veiligheid, risico’s, risicoanalyses, risicoperceptie e.d. In; ‘Veiligheid boven alles? Essays over oorzaken en gevolgen van de risico-regelreflex’ (bron hier), staat een verzameling essays over diverse veiligheidsonderwerpen:

Een risico is de kans op leed. Kans laat zich moeilijk verbeelden, leed des te beter. In het debat domineert dan ook dat laatste. Argumenten die stellen dat we als samenleving beter af zijn door dat leed soms te accepteren, zijn abstract. Ze leggen het meestal af tegen de dramatische kracht waarmee het leed in beeld verschijnt. Hoe doortimmerd de argumenten over risicoanalyse, kosten/baten en bijwerkingen ook zijn, in het publieke debat overheerst het toverwoord ‘veiligheid’ met al zijn diepe emoties, van de angst voor een catastrofe tot de hoop op verlossing. Het is voor kiezers aantrekkelijker om zich te verbinden met de gedachte dat veiligheid altijd prevaleert.

In het algemeen blijkt dat bij risico’s niet wordt gefocust op het kanselement. De vrolijke reclamespotjes voor de diverse loterijen spelen ook daarop in met ‘de kans om nu miljonair te worden’, ‘nu de grootste jackpot ooit’ etc. Hieronder zijn de (positieve) kansen bij loterijen vergeleken met de (negatieve) kansen op een fataliteit (tabel 1).

Fataliteit resp. grote prijs door: Waarschijnlijkheid
Roken

5*10-3

Verkeer

8*10-5

Bliksem

5*10-7

Aardgas

4*10-7

Bijensteek

2*10-7

Dijkdoorbraak

1*10-7

Staatsloterij

1*10-7

Bankgiro loterij

4*10-8

Lotto

2*10-8

Luchthaven Schiphol

2*10-8

Postcode loterij

1*10-8

Chemische stoffen

6*10-9

Sponsor loterij

3*10-12

Tabel 1. Mortaliteit van activiteiten/gebeurtenissen en de ‘kans’ op het winnen van een grote prijs in loterijen.

Hieruit blijkt, dat deelnemers aan loterijen veel te optimistisch zijn over hun kansen. De kans om te overlijden door bijvoorbeeld een bijensteek of door chemische stoffen wordt daarentegen veel te pessimistisch ingeschat. Het deelnemen aan loterijen is daarom een zinloze actie. Behalve de kleine kans op een prijs, sponsoren ze bovendien o.a. Greenpeace, Milieudefensie, en Urgenda met vele miljoenen.

Risicoperceptie

Het bovenstaande heeft alles te maken met de perceptie van risico’s. In een Amerikaanse studie zijn van 30 activiteiten en technologieën de veiligheidsperceptie bij drie doelgroepen vergeleken met het gemiddeld aantal doden per jaar in de USA. In onderstaande tabel is de top 5 vergeleken met kernenergie (plaats 20).

 

Ranking Activiteit

Mortaliteit

Perceptie (1=hoogst, 30=laagst)

Doden/jaar (gem.)

Zakenlui Vrouwen Studenten

1

Roken

150.000

4

4

3

2

Alcohol

100.000

5

6

7

3

Verkeer

50.000

3

2

5

4

Wapens

17.000

1

3

2

5

Elektriciteit

14.000

19

18

19

.

20

Kernenergie

<100

8

1

1

Tabel 2: Risicoperceptie, top 5 van 30 activiteiten en technologieën in USA (bron hier).

Hieruit blijkt dat het gevaar van kernenergie duidelijk wordt overschat met als gevolg een onterechte angst voor kernenergie. Daarentegen blijkt dat het gevaar van elektriciteit wordt onderschat. Bij het toekomstig totaal elektrificeren van onze (‘gasloze’) maatschappij (warmtepompen, laadpalen, elektrische auto’s) moet de overheid hier wel degelijk rekening mee houden.

Dat risicoperceptie belangrijk is, blijkt wel uit de strategie, die milieu- en klimaatorganisaties als Milieudefensie, Greenpeace en Urgenda toepassen. Maar ook de media maken zich hieraan schuldig. Zo werd in 2018 geroepen, dat er jaarlijks 18.000 mensen stierven aan fijnstof.

Begin 2020 zijn de sterfgevallen door fijnstof weer in de publiciteit gekomen. Dit keer ging het om 11.000 sterfgevallen volgens het ‘Schone Lucht Akkoord’ op 13 januari 2020:

Minister van Veldhoven (milieu en wonen) tekende vandaag het Schone Lucht Akkoord. In de komende jaren zet de overheid zich samen met 36 gemeenten en 9 provincies in voor schonere lucht, met als doel 50% gezondheidswinst in 2030 ten opzichte van 2016. Nu overlijden jaarlijks nog 11.000 mensen vroegtijdig door ongezonde lucht, ruim 7% van de 150.000 die jaarlijks in Nederland overlijden. Volgens het Europese Milieuagentschap (EMA) behoort Nederland tot de meest vervuilde landen van de EU.

Bron hier

Echter in 2013 al heeft het RIVM deze sterfgevallen genuanceerd in haar Dossier ‘Fijn stof’, hoofdstuk 4, ‘Effecten’ Versie 1 januari 2013:

Fijnstofdoden?

In 2005 verscheen ‘Fijn stof nader bekeken’. Daarin komen onder andere de gezondheidseffecten van fijn stof aan bod. Zo viel er te lezen dat er door langdurige blootstelling aan fijn stof mogelijk 18.000 vroegtijdige sterfgevallen in Nederland zouden kunnen voorkomen. Verder was aangegeven dat het getal gold bij een jaargemiddelde fijnstofconcentratie van 35 μg/m³ en dat de onzekerheid in het getal erg groot was. In de publiciteit werd dit al snel ’18.000 doden door fijn stof’ zonder enige nuancering. Tot op heden kan deze uitspraak nog met enige regelmaat worden gehoord.

Uiteindelijk zal iedereen overlijden, hoe schoon de lucht ook is. Bij nader inzien zou het beter zijn geweest alleen en nadrukkelijker te spreken van ‘vroegtijdige sterfte’ en ‘levensduurverkorting’ en niet over doden door fijn stof sec. De epidemiologische studies geven namelijk informatie over het gemiddelde verschil in levensverwachting tussen groepen bij verschillende blootstelling aan fijn stof. Er zijn echter geen aanwijsbare doden. Veeleer kan worden gesteld dat iedereen een ‘klein beetje ongezonder’ wordt. Een schatting van daadwerkelijke aantallen doden geeft daarmee een verkeerd beeld van de werkelijkheid (Knol et al., 2009).

Bron hier. 

Maar ook in 2013 schreef RIVM in het rapport ‘Luchtkwaliteit en gezondheidswinst’:

Om het verlies aan levensverwachting door luchtverontreiniging in perspectief te plaatsen: sinds 1992 is de gemiddelde levensverwachting in Nederland met 48 maanden toegenomen, waarvan naar schatting circa 11 maanden het gevolg zijn van een verbetering in de luchtkwaliteit.

Bron hier.

Hieruit blijkt echter, dat de levensverwachting juist is toegenomen op basis van dezelfde luchtkwaliteit!

Klimaat- en milieurisico’s

Als we naar het begrip risico kijken, zijn risico’s grofweg in te delen in twee categorieën: grote kans met klein gevolg (struikelen, vallen, verkeer) en kleine kans met groot gevolg (vliegramp, dijkdoorbraak, kernramp, klimaat- en milieurampen, etc.). Met name deze tweede categorie, met kleine kans en grote gevolgen, zijn moeilijk te bevatten en daar geldt zoals eerder verwoord: ‘dramatische kracht waarmee het leed in beeld verschijnt.’ Het vliegtuig, dat neerstort met 300 doden tot gevolg is in perceptie veel erger dan 300 doden die in een half jaar in Nederland in het verkeer omkomen. Daarom zijn feiten en de wetenschap in de risicocommunicatie erg belangrijk. Maar is dat het geval in het klimaatdebat?.

Een citaat uit het eerdere genoemd rapport:

Volgens de ambtelijke logica werkt de overheid vanuit het algemeen belang en vervult ze dus een objectieve rol. Daar kan tegenover worden gesteld dat het openbaar bestuur en de ambtelijke organisatie toch een specifiek belang vertegenwoordigen, namelijk het uitvoeren van politieke besluiten. Dat belang is weliswaar democratisch gelegitimeerd, maar niet de hele samenleving zal zich daarin kunnen vinden. Wanneer de overheid er niet in slaagt om helder met de bevolking te communiceren over haar voornemens of besluiten, kan dat weerstand en wantrouwen oproepen.

En verder:

… dat wetenschappelijk advies niet altijd gebaseerd is op aantoonbare feiten, en soms weinig meer is dan een deskundige mening. Een te grote inbreng van zo’n type advies kan leiden tot onevenwichtige besluiten, zeker omdat deskundigen de risico’s in hun eigen vak stelselmatig te hoog inschat en en dat vertekeningen in de perceptie van risico’s niet alleen een rol spelen bij burgers, maar ook bij deskundigen.

Het is voor experts moeilijk om te zeggen dat de veiligheid voldoende is. Het is namelijk hun dagelijks werk om te zorgen voor meer regels, meer onderzoek en meer veiligheid. Activistische experts kunnen samen met beleidsafdelingen en belangenorganisaties een belangencomplex vormen. Dit soort belangencomplexen bestaan op veel terreinen. Als deze belangencomplexen niet worden opgemerkt, kunnen zij, vanuit de onjuiste veronderstelling dat de geproduceerde meningen altijd objectief zijn, het veiligheidsbeleid sterk beïnvloeden.

Een voorbeeld van het door de overheid niet kunnen beoordelen of iets veilig is, hebben we beleefd in de zgn. PFAS-crisis.

PFAS-crisis

Niemand zegt dat PFAS (een afkorting van poly- en perfluoralkylstoffen) ongevaarlijke stoffen zijn, maar bij ‘gif’ gaat het altijd om de hoeveelheden, die men binnenkrijgt. Dus de blootstelling en de kans daarop (zie formule 2). De meettechnieken zijn zo extreem goed geworden dat je overal potentieel gevaarlijke stoffen vindt, maar dat betekent niet per definitie dat ze ook een ‘gif’ zijn.

Bij de PFAS gaat het, net als bij stikstof en CO2, om papieren normen en papieren doelen, die de overheid zelf heeft vastgelegd.

Het zijn juist de maatregelen om te voldoen aan deze papieren normen en doelen, die zorgen voor een echte crisissituatie door de stress van de ‘slachtoffers’ van die maatregelen.

Bij de PFAS-crisis zou je de norm kunnen verlichten op basis van een risicoanalyse. Bij PFAS gaat het om zesduizend stoffen, waarvan enkele door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) worden betiteld als ‘zeer zorgwekkend’. Vandaar dat het ministerie heeft besloten, dat een kilo grond slechts 0,1 microgram PFAS mag bevatten. Ofwel 0,0000001 gram, ofwel 1 gram op 10.000 kilo oftewel 0,000000001 %. Waarom 0,1 microgram? Omdat de huidige meettechnieken zo goed zijn, dat dit de kleinst mogelijke hoeveelheid is die nog kan worden gemeten, de zogenaamde detectielimiet. Dus niet het gevaar voor de volksgezondheid gaf de doorslag bij het vastleggen van deze norm, maar alleen de meetbaarheid.

Milieutechnoloog Leo Habets schreef in een ingezonden brief in de Volkskrant: ‘Je moet behoorlijk wat kilo’s grond of bagger eten om aan de dagelijkse dosis PFAS te komen, die je normaal binnenkrijgt via zonnecrème, bodylotion, muggenspray, aluminiumfolie, fastfood, post-its, reinigingsvloeistof, wasverzachter, regenkleding, nieuwe en synthetische kleding, Goretex en niet te vergeten de teflonlaag in braadpannen’

Met een risicoanalyse door bijvoorbeeld het RIVM zou het risico van PFAS kunnen worden gerelativeerd. In de Volkskrant 4-11-2019 stond een artikel genaamd: ‘PFAS-gehalte in ons bloed is hoger dan de strengste norm voor de grond’:

Een van de voornaamste chemicaliën van de PFAS-familie is de mogelijk kankerverwekkende PFOA (perfluoroctaanzuur). De concentraties van deze stof in het bloed lopen uiteen van 1,4 tot 6,8 microgram per liter. Dat schreef het Europees Agentschap voor chemische stoffen vorig jaar in een rapport waarin het de bevindingen van twintig Europese PFOA-studies op een rij zette. De concentratie van alleen al PFOA ligt dus zo’n 14 à 68 maal hoger dan de limietwaarde van 0,1 microgram per kilogram aarde.

Van PFOS, een andere stof uit de familie, hebben we waarschijnlijk nog meer in ons bloed. Franse onderzoekers vonden concentraties tussen de 6 en 85 microgram per liter, zo schreven ze onlangs in het International ‘Journal of Cancer’.

In een rapport van het Crisislab, betreffende inzichten voor herijking van het Amsterdamse bodemsaneringsbeleid, wordt ook al aangetoond, dat naar schatting de blootstelling aan PFOAs en PFOSs voor respectievelijk 99% en 96% plaatsvindt via voeding. Dat betekent daarmee ook dat maximaal 1% tot 4% van de blootstelling via de bodem plaatsvindt. Bron hier.

Als we even een globale kwalitatieve risicoanalyse met formule 2 zouden toepassen, komen we op volgende:

  1. Waarschijnlijkheid inname: men eet in principe geen grond, de inname is hooguit incidenteel via vuile handen of via ongewassen groenten. De hoeveelheid schatten we op 10 gram grond.
  2. Blootstelling is dan 1/100 van 0,1 microgram is 0,001 microgram.
  3. Als we uitgaan, dat al het PFAS in het bloed komt, is het effect totaal niet meetbaar gezien de hierboven genoemde normale bloedwaarden.
  4. Risico van PFAS is op basis van bovenstaande nihil te noemen en zeker geen crisis waard met gevolg dat de B.V Nederland een half jaar op slot zit.

Tjerk Veenstra.

Samenvattend

  1.  Risico is voor velen een moeilijk begrip. Via de media, en niet te vergeten de politiek, wordt sterk gefocusseerd op het effect van een (te verwachten) ongewenste gebeurtenis en minder op de kans daarvan.
  2. Daarom worden in de klimaatdiscussie met name de toekomstige negatieve horrorscenario’s breed uitgemeten om moeilijke en kostbare maatregelen er door te drukken.
  3. Maar daarbij worden ook nog eens de positieve effecten van die maatregelen benadrukt, waarbij de kans, dat die maatregelen echt effectief zijn, juist worden verzwegen.

Dit komt duidelijk naar voren bij het energietransitiebeleid om snel van het aardgas af te gaan en om 100% afhankelijk te zijn van duurzame energiebronnen.