Vincent van Gogh. Foto: NOS.

Een bijdrage van Martien de Wit.

Dezer dagen wordt er op The European Fine Art Fair in Maastricht een schilderij van Vincent van Gogh te koop aangeboden. Vincent schilderde het in 1885 over een eerder schilderij van een ploegende boer, zoals bleek uit recente röntgenfoto’s. Misschien omdat hij zelf niet tevreden was, schilderde hij over die eerste schildering een nieuwe voorstelling, genaamd ‘Boerin voor een hut’. Het doek was in 1967 in Engeland opgedoken in de boedel van een oude boer. Een kunsthandelaar betaalde er toen omgerekend vijf euro voor. De vraagprijs op de Tefaf is nu veertien miljoen euro.

Dat was ongeveer het nieuwsbericht dat ik in de krant las, waarbij een foto van het schilderij was afgebeeld en die hierboven is weergegeven. Toen ik het tafereel eens goed bekeek, besefte ik dat ik niet alleen maar naar een romantisch schilderij zat te kijken, maar dat ik nu ook zag wat Vincent toen in werkelijkheid moet hebben waargenomen. Hij schilderde nog realistisch en hij was gefascineerd door het harde leven van de arme boeren op de Brabantse zandgronden. We kijken dus naar een werkelijke situatie van toen. De boerin is buiten aan het werk. Haar schamele en scheefgezakte huisje is niet veel meer dan een hut. Het dak ziet er slecht uit en het is bijna niet voor te stellen dat het binnen droog blijft bij een flinke stortbui. Naast het huisje is een stal gebouwd waarin een of twee koeien kunnen verblijven of een paar schapen.

Armoede

Hoe langer ik naar dit schilderij keek, hoe meer het tot me doordrong dat dit tafereel voor een schilder misschien een romantisch beeld was, maar dat dit de armzalige werkelijkheid was voor de meeste boeren in Brabant. Ze woonden met hun gezinnen in zo’n hutje op een stukje gepachte grond waar ze wat tarwe, rogge of vlas konden verbouwen. De koeien, schapen of geiten leverden een beetje melk en wol voor eigen gebruik en brandhout werd gesprokkeld in het bos. Geld hadden deze mensen niet en ze werkten met het hele gezin lange dagen om te kunnen overleven. Wie ziek werd, was de klos. Als de oogst mislukte, leden ze honger. Tijdens een strenge winter kwamen ze brandhout en kleding tekort en leden gruwelijke kou.

In de grote stad waren de meeste arbeiders niet veel beter af. Mijn vader bijvoorbeeld werd in 1912 geboren in Rotterdam. Met vier zussen, drie broers en zijn ouders woonde hij in een bovenwoning met twee alkoven, waarin alle kinderen sliepen. Hun vader, mijn opa die ik nooit gekend heb, was een gehandicapte meubelmaker die niet veel verdiende en soms zijn weekloon in de kroeg verbraste. Mijn oma deed zes dagen in de week de was voor rijke mensen. Na de zesde klas van de lagere school moesten de kinderen op zoek naar werk. De jongens gingen ’s avonds na hun werk in een fabriek naar de avondschool en maakten hun huiswerk bij het licht van een klein olielampje. Zo werkten ze zich langzaam maar zeker boven hun armzalige afkomst uit en werden na de oorlog zonder startkapitaal of subsidie succesvolle ondernemers.

Wat zij in hun leven hebben meegemaakt was een totale revolutie en een enorme welvaartsontwikkeling, die zich gedurende de 20e eeuw voltrok. Een revolutie die aan maar één factor is toe te schrijven: aardolie.

Welvaart

Rond 1900 werd het zware werk gedaan met mankracht, paarden en stoommachines. Die stoommachines werden gestookt met het zwarte goud: steenkool. Locomotieven, stoomgemalen om de polders droog te houden, schepen en grote landbouwmachines draaiden allemaal op stoom, dus kolen. In de loop der tijd werden die stoommachines steeds meer vervangen door explosiemotoren, zoals benzine- en dieselmotoren. Die motoren werden steeds efficiënter, kleiner en schoner. Ook de elektromotor werd populair voor tal van machines, treinen, trams en liften. De stoommachine ging naar het museum.

Door het gebruik van aardolie en de geweldige hoeveelheid goedkope energie die daarmee voor alles en iedereen ter beschikking kwam, kon werkelijk alles in onze maatschappij zich in hoog tempo ontwikkelen: de industrie, landbouw, visserij, transport over de weg, water en spoor. Daardoor konden de leefomstandigheden van de Nederlanders in hoog tempo verbeterd worden. Het comfort nam toe door een betere verlichting en verwarming van woningen. De veiligheid nam toe door openbare verlichting en steenwegen i.p.v. zandwegen. De voedselkwaliteit en de verkrijgbaarheid groeide doordat groenten en andere levensmiddelen gemakkelijker en sneller getransporteerd konden worden. Door de groeiende welvaart werd langer en beter onderwijs mogelijk, ontstonden er meer hogescholen en universiteiten, waardoor er meer innovatie plaats vond. De medische zorg en de zorg voor zuigelingen en ouderen verbeterde en het gemiddeld welvaartsniveau was rond 1950 nog nooit zo hoog geweest. In 2000 was dat opnieuw het geval. Afgezien van wat dipjes en tegenslagen zette die groei door tot de extreme rijkdom die we vandaag de dag beleven. En aan dat alles ligt aardolie ten grondslag.

Terugval

Wie het schilderij van Vincent vergelijkt met de leefomstandigheden nu, zou zich kunnen realiseren dat het vrij plotseling wegnemen van aardolie en gas een onmiddellijke terugval zou betekenen naar de tijd van Vincent. Armoede, ziekte en honger zullen dan weer normaal worden. Want onze maatschappij kan niet plotseling zonder olie. Er is geen weg terug naar de tijd voor de aardolie, die onze maatschappij niet ontwricht. Want we zijn inmiddels met bijna 4x zoveel mensen, die per persoon per dag meer energie gebruiken dan een heel gezin uit 1885 in een maand. Nog maar 3% van de beroepsbevolking is werkzaam in de landbouw en jonge mensen trekken naar de stad. Wie met deze onbetrouwbare en falende overheid nog boer wil worden is niet goed wijs. We kunnen ook niet meer met 17 miljoen mensen zelfverzorgend leven zoals die boerin met haar twee koeien. Antieke concepten zoals windmolens en onbetrouwbare bronnen als zonnepanelen kunnen de betrouwbare hoogenergetische bronnen als aardolie en gas niet vervangen zonder dat het ontzettend pijn gaat doen.

Bul Super. Maarten Toonder.

Er zijn politici en Bul Super-achtige zakenlui die snel van fossiele brandstoffen af willen. Omdat ze in de apocalyptische voorspellingen van hoogst dubieuze lieden geloven, ter vervanging van hun oude religie, of gewoon omdat ze geld ruiken. Maar als we dat zouden willen, uiteraard pas na een democratisch proces dat nog helemaal niet heeft plaats gevonden, dan zullen we dat geleidelijk moeten doen. Laten we zeggen in de komende honderd tot tweehonderd jaar. Dan blijft er altijd nog genoeg olie over voor de chemische industrie die uit aardolie die prachtigste dingen kan maken. Het vermeende CO2 probleem kunnen we in die tijd prima onder controle krijgen. En journalisten gaan intussen eindelijk hun werk doen en na een cursus fysica kritische vragen stellen, waarna ze concluderen dat er helemaal geen CO2 probleem is en dat er ook geen klimaatontkenners bestaan. Of er wordt op een dag wel wetenschappelijk bewezen dat CO2 niet zo goed is voor het klimaat, zodat we op goede gronden besluiten om alternatieven te ontwikkelen. Zonder haast of broddelwerk.

Milieu

Belangrijker is natuurlijk dat we op korte termijn ecologische rampen zien te voorkomen, zoals het ongebreideld neerplempen van enorme vogelgehaktmolens die mensen ziek maken met hun gebrom, hun gekmakende schaduwen en hun opdringerige lelijkheid. En ook het bestrijden van de enorme zwartglazen zonneweiden die het land eronder dood maken en geen ruimte meer overlaat voor weidevogels, waaraan ons land vroeger zo rijk was. De milieurampen die op ons afkomen door windmolens op zee en op land en de afzichtelijke zwarte velden die zelf een enorme bron van opwarming vormen, moeten voorkomen worden. Je kan de moedwillige sloop van ons land en ons unieke landschap toch niet verantwoorden aan je kleinkinderen? Je wilt toch geen onleefbare woestenij achterlaten aan volgende generaties? Dat zouden toch ook politici met een alfa-opleiding moeten kunnen begrijpen?

Zouden die klimaatgelovige politici eigenlijk wel een beeld hebben van hoe ons land er uit ziet als hun plannen allemaal gerealiseerd zouden worden? Waarschijnlijk niet, want de visie van deze politici gaat niet verder dan de volgende verkiezingen. Door hun zachte vooropleiding hebben ze ook geen enkel gevoel bij begrippen als vermogen, temperatuur of versnelling. Het ontbreekt ze totaal aan inzicht in de technologische realiteit. Ze kunnen zelf niet rekenen met de vermogens van windmolenparken of energiecentrales. Ze vertrouwen daarom blindelings op ambtenaren met een verborgen agenda, die doorgaans warme relaties onderhouden met ‘groene’ ondernemers en multinationals. Zodat die politici de ware trekpoppen van onze nationale poppenkast geworden zijn.

Laat die politici nog maar eens goed naar dit schilderij van Van Gogh kijken. Zo ziet de toekomst er ongeveer uit voor de mensen die aan het eind van deze eeuw die desastreuze klimaatplannen hebben overleefd. Willen zij zo leven? Met hun watjes-achtergrond is de kans dat ze op eigen houtje een winter in die omstandigheden zouden overleven ongeveer gelijk aan nul. En dat is toevallig net zoveel als het beoogde effect van hun megalomane klimaatplannen.

Martien de Wit.

Daarom moet die onrechtmatige klimaatwet, die geheel zonder inspraak van de burgers tot stand is gekomen, onmiddellijk van tafel. Het is een dictatoriaal decreet dat de burgers door de strot wordt geduwd. Hoe eerder we daarmee stoppen hoe beter, want elk jaar verbranden we weer meer miljarden, die bestemd waren voor onderwijs, zorg, veiligheid. Datzelfde geldt natuurlijk ook voor de waanzinnige Green Deal van Timmerfrans.

De verkiezingen komen eraan. Alleen een radicale keuze van de bevolking kan het onheil nog keren. Dat wordt de laatste kans. Daarna is ‘1984’ van George Orwell definitief aangebroken en word ik afgevoerd naar een heropvoedingskamp.