RES-opgave blijkt fopspeen, en het klimaatbeleid duwt ons verder de Corona-recessie in.

Een bijdrage van Theo Wolters.

Eindelijk is het nu ook officieel vastgesteld: als we in 2050 van fossiel af willen zijn, moeten we elke beschikbare kilometer land en binnenwater volbouwen met zon- en windparken. Dit blijkt uit een interview van Marcel Crok met Theo Wolters op Café Weltschmerz dat woensdag online kwam, met als onderwerp drie recent uitgekomen rapporten voor de netbeheerders:

Bijna alle beschikbare landbouwgrond (7.500 km2 van de beschikbare 8.000 km2), en alle beschikbare wateren (alle Zeeuwse wateren, IJsselmeer en Markerwaard, plus nog 2000 km2 aan wind op binnenwater waarvoor geen plaats lijkt te zijn) worden volledig volgebouwd met windmolens.

Daarnaast komt ook nog eens 2000 km2 aan zonnepanelen op land, en 2.250 km2 aan drijvende zonnepanelen, die laatste vaak in combinatie met windparken. Dat zijn samen bijna 700.000 voetbalvelden aan zonnepanelen.

Ook de Noordzee moet eraan geloven: met 19.200 km aan windparken wordt er ook daar meer oppervlakte gebruikt dan er eigenlijk beschikbaar is (18.000 km2). Dat gaat dus van andere bestemmingen af (bijvoorbeeld Natura 2000 gebieden).

De duizenden regionale politici die zich op dit moment in allerlei bochten wringen om de door de RES (regionale energiestrategie) opgelegde hoeveelheid zon- en windenergie te realiseren in hun regio, zijn dus behoorlijk bij de neus genomen: er valt niet te kiezen waar ze komen, alleen waar de eerste komen. Daarna wordt gewoon ook de rest van het gebied ermee volgebouwd.

Video impressie van open gebieden in Nederland in 2050

Dit valt allemaal te lezen in recente rapporten in opdracht van de netbeheerders, in samenwerking met het ministerie van Economische Zaken en Klimaat.

Er is trouwens niet gekeken naar de kosten, alleen naar de technische en ruimtelijke invulling van een fossielvrije energievoorziening in 2050.

Klimaatbeleid duwt ons juist verder de Corona-crisis in
Het interview begint overigens met de vraag of we de verwachte zware Corona-recessie inderdaad moeten bestrijden met het extra investeren in wind en zon, zoals alle belanghebbenden alweer een paar weken luid roepen. De conclusie is dat de kosten van Energie- en Klimaatakkoord voor 2/3 betaald worden uit de koopkracht van de burgers via de SDE subsidieregeling. Iets wat nou precies het allerdomste is wat je kunt doen in een crisis: dan moet je juist de koopkracht stimuleren, zodat het MKB niet instort, waardoor we in een spiraal omlaag terecht zouden komen.

Wil je snel uit de Corona-crisis komen dan zou je dus juist alle uitgaven aan klimaatbeleid ogenblikkelijk moeten stoppen en de energierekening van burgers en MKB flink moeten verlagen.

Klimaateffect
Dat onze bijdrage aan het Parijs klimaatakkoord in het gunstigste geval 0,000.07C zal bijdragen aan het verminderen van de opwarming is inmiddels bevestigd door het KNMI. Helemaal fossielvrij voor 2050 zal dan iets van 0,000.14C bijdragen.

Maar als je duizenden kilometers aan landbouwgrond en wateroppervlak vol gaat leggen met zonnepanelen, dan heeft dat een effect, vergelijkbaar met het urban heat island effect. Hierdoor is het in steden 3 tot 8 graden warmer dan daarbuiten.  Ook windmolens verhogen de temperatuur aan het oppervlak met iets in de orde van 1 graad Celsius.

Onze maatregelen om de opwarming van het klimaat met een tienduizendste graad te verminderen, verhogen de temperatuur dus met een tot meerdere hele graden. Een effect dat meer dan tienduizend maal sterker is, en omgekeerd aan wat beoogd wordt.

Dat effect is uiteraard vooral lokaal, maar wat is “lokaal” aan dit effect, als het optreedt op ongeveer de helft van ons land- en wateroppervlak?

Als het KNMI ons waarschuwt voor de extreme weergebeurtenissen door de volgens sommigen verwachte (maar nooit bewezen) opwarming van Nederland door CO2, wat zegt het KNMI dan over de bewezen opwarming door deze enorme ingreep in het Nederlandse klimaat?

We zijn heel benieuwd naar de KNMI berekeningen en het daaruit volgende beleidsadvies.

Natuur en milieu
Wat gebeurt er met het leven in het water onder 2250 km2 aan drijvende zonnepanelen die alle licht wegvangen? En op land onder 2000 km2 PV-parken?

En hoeveel vogels zijn er nog in Nederland als elk open gebied en alle binnenwateren zijn volgebouwd met windparken?

Welke invloed heeft de – extra – opwarming met 1 tot 4 graden van Nederland voor gevolgen voor de biodiversiteit? Alle rampspoed die voorspeld wordt als gevolg van de opwarming door CO2 geldt uiteraard ook voor een even grote opwarming door zon- en windparken.

Hoe verhoudt deze enorme schade aan de natuur zich tot het effect van enige extra bemesting van natuurgebieden door onze stikstofuitstoot, die onze bouw en landbouw tot stilstand dwong?

Zie voor Weltschmerz interview hier.

Toelichting

De rapporten
De informatie komt uit de volgende rapporten:

[1] Klimaatneutrale Energiescenario’s 2050 – Berenschot/KalavastaNederland wordt één groot zon windpark klimaatneutrale energiescenario's café weltschmerz interview km2 aan drijvende zonnepanelen

[2] Systeemeffecten van nucleaire centrales, in Klimaatneutrale Energiescenario’s 2050 – Kalavasta/Berenschot

Nederland wordt één groot zon windpark klimaatneutrale energiescenario's café weltschmerz interview km2 aan drijvende zonnepanelen

[3] Ruimtelijke uitwerking Energiescenario’s – Generation.Energy/PosadMaxwan

Nederland wordt één groot zon windpark klimaatneutrale energiescenario's café weltschmerz interview km2 aan drijvende zonnepanelen

[1] Klimaatneutrale Energiescenario’s 2050
Dit rapport is de basis voor de andere twee. Het is bedoeld om de netbeheerders te helpen met het plannen van de benodigde infrastructuur. Het schrijft daar zelf over:

Dit rapport vormt de afsluiting van fase 1 van het project Integrale Infrastructuurverkenning 2030-2050 (II3050), dat de netbeheerders gezamenlijk en met input van EZK, de industrie, duurzame sector, energiebedrijven en vele anderen, uitvoeren in het kader van het Klimaatakkoord. 

Het is een officieel rapport met voldoende gezag om te dienen als basis voor investeringen van tientallen miljarden euro’s in de netwerken. Het is dus geen vrijblijvend proefballonnetje.

Het bevat vier scenario’s:

Regionale sturing
In dit scenario geeft de Nederlandse overheid de sturing van de energietransitie grotendeels aan de lokale en regionale overheidsorganen. De opdracht is om als Nederland volledig te verduurzamen en zelfvoorzienend te worden.

Nationale sturing
In dit scenario neemt de Rijksoverheid het voortouw. De energietransitie wordt hierdoor een taak van het Rijk, zij streeft in hoge mate tot een zelfvoorzienend, duurzaam en circulair Nederland.

Europese CO2 sturing
In dit scenario laat de nationale overheid veel vrijheden hoe de energievoorziening er in 2050 uit zou moeten zien. In Europees verband wordt er wel een algemene CO2-belasting ingevoerd. Deze belasting betreft alle sectoren en gaat dus verder dan het huidige ETS, dat alleen voor de energie-intensieve industrie en elektriciteitsproducenten geldt.

Internationale sturing
Dit scenario gaat uit van een volledig open internationale markt op mondiaal niveau, waarbij er tevens op mondiaal niveau een krachtig klimaatbeleid wordt gevoerd.

In dit geval lijkt mij maar één van de vier scenario’s realistisch: de Nationale Sturing. Daarop zijn alle getallen in dit blog en in het interview dan ook gebaseerd. Regionaal is men immers de opgelegde duurzame energie-inspanningen inmiddels dermate beu dat op provinciaal niveau muiterij begint te ontstaan. Overlaten aan de regio is het einde van de transitie.

En het kan aan mij liggen, maar ik verwacht helemaal niets van Europese aansturing, laat staan van een wereldwijde aanpak, die werkzaam moet zijn op de schaal van het omzetten van een weidegebied bij Wormer in een windpark, terwijl de mensen in Italië, Jemen en Bolivia wel andere zorgen hebben dan de CO2-uitstoot.

Verder beperk ik me in het interview tot wind en zon. Biomassa acht ik een gepasseerd station, en waterstof reken ik gewoon mee als elektriciteit die nog niet omgezet is in waterstof. Daarvoor reken ik geen verliezen, dat zou het plaatje nog ongunstiger maken.

Het Nationale Sturing Scenario en de industrie
Het Nationale Scenario gaat verder op de huidige weg, en “stuurt” vooral alles, met andere woorden: de transitie wordt opgelegd en onder dwang uitgevoerd in de regio’s.

Het scenario besteedt ook aandacht aan de industrie. Daarin valt naast “sturen” ook het woord “verplichten”.  De industrie moet elektrificeren en verduurzamen, en zal niet meer groeien.

Dat is natuurlijk wensdenken: de investeringen in het elektrificeren van de processen voor de grote industrie zijn gigantisch, meestal moeten de installaties volledig vervangen worden, en resulteren in veel duurdere producten, die niet meer concurreren op de wereldmarkt.

En ze resulteren ook in een energiegebruik dat al snel met een factor 4 stijgt: het maken van synthetische grondstoffen uit waterstof kost niet alleen heel veel geld maar ook gruwelijk veel energie. Twee bedrijven waarvoor dit uitgerekend is, Dow Chemicals (10GWc) en Tata Steel (3,3GWc)  zouden daarvoor samen ongeveer 13 Gigawatt continu aan elektriciteit nodig hebben. Dat is meer dan ons totale huidige elektriciteitsgebruik. Voor twee fabrieken.

Geen zinnig bedrijf investeert nog een cent in de Nederlandse vestigingen als hen deze verplichting te wachten staat. Dus wordt er ook niet meer op een minder ingrijpende manier verduurzaamd en energie bespaard: men melkt de installatie uit tot het niet meer rendeert of niet meer mag, en sluit dan de poorten. Het ambitieuze beleid heeft dus een averechts effect.

Dat is inmiddels al realiteit: in het Rotterdamse havengebied en de Eemshaven is vooral om deze reden al voor ca tien miljard aan investeringen teruggetrokken. In Duitsland speelt dit al langer. De Europese Alleingang in de energietransitie verdraagt geen zware industrie.

Daarom wordt er in het interview van uitgegaan dat de staal- en (petro-)chemie uit Nederland verdwijnt, en vier provincies een grote of de grootste werkgever kwijtraken.

En dergelijk verlies van een economische kern blijft de regio vaak meer dan een generatie ernstig schaden. De hele lokale economie is meestal vervlochten met de grote werkgevers, en raakt bij sluiting ernstig verstoord. Dat zagen we bij het sluiten van de mijnen in Limburg, en de textielindustrie in Twente. Die regio’s zijn twee tot drie generaties verder nog steeds niet helemaal hersteld van de sluitingen.

Wordt dit echt het overheidsbeleid?
Het rapport pretendeert niet een concrete basis te zijn voor overheidsbeleid, en het stelt de scenario’s vreemd genoeg voor als gelijkwaardige opties. Maar het is duidelijk dat men er in geen van de scenario’s in geslaagd is om alle benodigde energie op te wekken binnen de in Nederland beschikbare ruimte: een groot deel (voor varen en vliegen, en voor een groot deel van de industrie) lukt niet en moet geïmporteerd worden, of moet leiden tot het sluiten van de industrie, Rotterdam en Schiphol. Wie claimt dat de ruimtelijke impact veel kleiner kan zijn dan in het scenario Nationale Sturing is beschreven, moet dus enorme hoeveelheden peperdure groene waterstof of ongekende hoeveelheden geïmporteerde elektriciteit uit het buitenland toevoegen. Dat is technisch wellicht mogelijk, maar zal astronomisch duur blijken te zijn. Het wachten is dus op een goede doorrekening van de kosten van de scenario’s.

[2] Systeemeffecten van nucleaire centrales
Het Nationale Scenario rept met geen woord over kernenergie. Wel is gelijktijdig een rapport uitgebracht over de systeemeffecten van kernenergie. Vreemd genoeg heeft men een kostenvergelijking gemaakt voor wel en niet inpassen van 9 GW aan kerncentrales, terwijl men geen kostenberekening heeft gemaakt van het scenario zonder kernenergie. Hoe kan dat eigenlijk?

Nog vreemder is dat blijkt dat er in dit rapport een scenario is waarin kernenergie niet duurder is dan het zon en wind alternatief. Kernenergie had dus gewoon meegenomen moeten worden in de scenario’s.

In een volgend Café Weltschmerz interview dat een dezer dagen verschijnt, gaan we verder in op de opties voor kernenergie in de energievoorziening in de rest van de eeuw, en ik zal daar ook op deze site een toelichting bij schrijven.

[3] Ruimtelijke uitwerking Energiescenario’s en de RES
Het derde rapport pakt de scenario’s uit het eerste rapport en berekent wat de ruimtelijke impact ervan is, zoals hierboven en in het interview is uitgewerkt. Dit is een opmerkelijk eerlijke benadering. Het toont ook aan dat de scenario’s niet ruimtelijk zijn in te passen: ze hebben zich rijk gerekend aan beschikbaar oppervlak, zoals hierboven is gebleken.

Tot voor kort werd voortdurend geprobeerd om de gevolgen van de energietransitie voor de Kamerleden en de burgers verborgen te houden, dus is dit een enorme stap vooruit.

Het leidt wel tot een verbijsterende inkijk in hoe Nederland er binnen een generatie uit zal zien. En het is een bom onder de toch al veel irritatie wekkende RES opgaves die de regio’s botweg zijn opgelegd, daarbij alle democratische invloed omzeilend. In dit rapport blijkt immers dat alle beschikbare vierkante kilometers sowieso volgebouwd gaan worden, en de optie voor de RES-regio’s om locaties te kiezen eigenlijk niet meer dan een een fopspeen is.