De stikstofcrisis Wat is eigenlijk het probleem? zijn geen vervuiling en al helemaal geen gevaarlijke stoffen, maar meststoffen.

Boerenprotest tegen de stikstofmaatregelen (MyStockVideo/Shutterstock.com)

De olifant in de Kamer: stikstof is goed voor de natuur
De gewraakte stikstofverbindingen waar onze economie een jaar geleden in paniek voor werd platgegooid, zijn geen vervuiling en al helemaal geen gevaarlijke stoffen, maar meststoffen. Vaak zelfs letterlijk, als het verwaaide bemesting uit de landbouwgebieden in de buurt betreft.

En ook zonder de mens dalen er voortdurend stikstofverbindingen neer op de natuur, als gevolg van bliksems. Gelukkig maar, anders zou onze bodem uitgeput raken en zou er weinig meer op groeien. De natuur bloeit dus juist op door de stikstofemissies!

Waarom wordt er dan zo’n groot probleem van gemaakt dat de bouw wordt stilgegooid en een frontale aanval op onze boeren wordt ingezet? Dat heeft alles te maken met de persoonlijke voorkeuren van een groepje ecologen in onze overheidsinstituten dat buitensporig veel invloed heeft op het beleid in Den Haag.

Op donderdag 10 december aanstaande debatteert de Kamer ongetwijfeld weer hijgerig over die vreselijke stikstofcrisis. De hoogste tijd dus voor een genuanceerder oordeel over stikstof.
(Zie ook De Stikstofcrisis [2]: Wat is er mis met het stikstofbeleid?)

Biologie
Planten nemen CO2 en water op, en gebruiken licht om dit om te zetten in zuurstof en suikers, de zogenaamde fotosynthese. Hoe meer licht en CO2, hoe beter een plant in principe groeit. CO2 is de belangrijkste voedingsstof voor planten. De ruim toegenomen CO2-concentratie leidt dan ook wereldwijd tot een sterke vergroening en stijging van de voedselproductie.

Daarnaast hebben planten nog een aantal bouwstenen nodig, waaronder stikstof, fosfaat en kalium, die ze uit de bodem halen. Bij landbouw worden de gewassen en de landbouwproducten echter voortdurend afgevoerd, met daarin deze bouwstenen, waardoor de grond verarmt en tekorten krijgt aan deze elementen. Om de productie in stand te houden, moet er dus bemest worden. Dierlijke mest bevat alles wat planten nodig hebben. Ook kunstmest bevat als hoofdingrediënten stikstof, fosfaat en kalium.

De stikstofcrisis Wat is eigenlijk het probleem? zijn geen vervuiling en al helemaal geen gevaarlijke stoffen, maar meststoffen.

Stikstofcyclus (Shutterstock)

De stikstofcyclus
Stikstof is dus (net als CO2) een onmisbare bouwsteen voor de plantengroei. Planten nemen geen zuivere stikstof op uit de lucht, maar kunnen alleen stikstofverbindingen opnemen uit de bodem.

Deze stikstofverbindingen worden vanuit de lucht in de bodem vastgelegd door speciale bacteriën in de grond. Via verschillende micro-organismen wordt de stikstof stapsgewijs omgezet in een vorm die bruikbaar is voor de plant, of soms juist naar een onbruikbare vorm waardoor de stikstof niet voor planten beschikbaar komt. Ook zijn er andere bacteriën die dit proces ongedaan maken en de stikstof weer uit de bodem terugbrengen in de atmosfeer.

Daarnaast speelt onweer een rol in het binden van stikstofmoleculen, die via de regen neerdalen en zo in de grond komen. Dat gebeurt door lokaal onweer, of door onweer boven zee, waarna de moleculen door zeewind worden aangevoerd. Maar de regen spoelt ook weer stikstofverbindingen uit de bodem en voert ze af naar zee.

De aanwezigheid van stikstofverbindingen in de bodem is dus een complex en dynamisch evenwicht, ook zonder menselijke invloed. Extra depositie van stikstof vertaalt zich niet zomaar in een evenredige toename van de voor planten bruikbare hoeveelheid.

Ecologie
In Nederland is eigenlijk geen oorspronkelijke ongerepte natuur: onze volledige omgeving is door mensen gemaakt, en alle natuur is aangelegd, of ontstaan uit door mensen gecreëerde omstandigheden, met andere woorden een cultuurlandschap. Een aanzienlijk deel van midden-Nederland is zelfs ontstaan door aanlanding van zand dat in de rivieren kwam door de ontbossing van de Duitse bergen door de mens, duizenden jaren geleden.

Veel bossen zijn aangelegd met een doel, zoals het Mastbos in Breda voor de scheepsbouw, of de bossen op de Veluwe voor houtproductie voor de mijnbouw in Limburg. En veel karakteristieke natuurgebieden zijn juist het gevolg van natuurvernietiging door de mens, zoals de vele plassen door het afgraven van turf, vóór de komst van fossiele brandstoffen, en de heidevelden.

De huidige Veluwe is ontstaan als gevolg van grote industrialisatie in de middeleeuwen: de dichte bossen werden gekapt voor houtskool ten behoeve van de ovens van de lokale zeer uitgebreide ijzerproductie, en intensieve landbouw verarmde de grond vervolgens zo sterk dat de bevolking het gebied zelfs moest verlaten. De huidige bossen zijn in de vorige eeuw aangeplant voor de houtproductie voor de mijnbouw. De Veluwe is in wezen een verlaten industrieterrein dat daarna gebruikt werd voor de mijnbouwindustrie.

De grondigste natuurvernietiging door de mens vond plaats in de gebieden waar we nu zandverstuivingen vinden. Dat waren sinds de ijstijd bosgebieden, maar die werden gekapt. Eeuwenlange intensieve landbouw en overbegrazing putten daarna de bodem uit, en de daaruit ontstane heidevelden werden afgeplagd voor gebruik in potstallen en het bouwen van plaggenhutten. Zo bleef een gebied over van (stuif)zand waar bijna niets meer op kon groeien.

Successie

De natuur laat deze gebieden niet lang bestaan.  Een kale vlakte word als eerste begroeid door pionier-soorten met eigenschappen waardoor ze op kale, schrale vlakten kunnen groeien. De resten van deze planten en de mest van bezoekende dieren zorgen ervoor dat de bodem steeds voedselrijker wordt, waardoor er steeds grotere planten kunnen gaan groeien en er uiteindelijk een bos ontstaat; een proces dat “successie” genoemd wordt.

Een van de tussenfasen tijdens successie is heide, dat door samenwerking met een schimmel stikstof kan vrijmaken en de arme grond zo verder verrijkt. Het verdere verloop ervan hangt af van de aanwezigheid van de verschillende voedingsstoffen en de verhouding daartussen. Bij dit verloop kunnen ook periodes voorkomen met plantengroei die sommigen niet aantrekkelijk vinden, bijvoorbeeld bramenstruiken of brandnetels wanneer er een grote overmaat aan stikstof is.

Dat sommige mensen dit onaantrekkelijke natuur vinden (ik houd zelf wel van bramen trouwens) betekent niet dat dit ook slecht is voor de natuur. En omdat de voedingssituatie in de grond zich blijft ontwikkelen volgt hierop gewoon weer een volgende fase met andere planten.

Uiteraard gaat de uitbundige plantengroei op rijkere grond ten koste van de planten die zich alleen kunnen handhaven op zeer schrale grond. Maar dat is juist natuurlijk.

Later breidt de begroeiing zich verder uit en uiteindelijk ontstaat weer een vruchtbare bovenlaag met bosgebied, zoals ook na de ijstijd in relatief korte tijd het bosgebied in Nederland gevormd werd.

Invloed van de menselijke uitstoot
Hoe reageert het complexe stikstofsysteem in de grond op de extra stikstof-toevoer door de mens? Ontstaat er een vergiftigde grond waar niets meer op kan groeien, verandert er eigenlijk niets, of stelt zich een iets ander evenwicht in, dat mogelijk leidt tot een iets rijkere vegetatie?

In de meeste gevallen, zoals de bosgebieden, blijkt er niet veel te veranderen. In sommige gevallen (de sterk verarmde gronden) wordt het natuurherstel door de extra stikstof bevorderd. Maar nergens in de Natura 2000 gebieden wordt door stikstofdepositie de grond giftig of onvruchtbaar. En in de loop van de tijd herstellen de talloze processen in de bodem het stikstofevenwicht altijd weer.

Stikstof item RTL journaal 10/12: Boswachter voert heldhaftige strijd tegen natuurherstel (klik op plaatje voor video)

In stand houden van vernietigde natuur
In Nederland zijn sommigen blijkbaar erg gesteld op deze restanten van grootschalige natuurvernietiging in ons recente verleden. Wanneer deze gebieden te uitbundige begroeiing beginnen te vertonen, kappen we de bomen en struiken, laten we ze begrazen door schapen, en als dat niet meer helpt, gaan we ze gewoon weer afplaggen, om de maximale schade aan de natuur terug te brengen. Dit “onderhoud” is noodzakelijk, ook als we geen extra stikstofdepositie zouden hebben vanuit de landbouw en andere menselijke bronnen. Het afplaggen moet regelmatig gebeuren en vindt op grote schaal plaats, ook machinaal, zo snel herstelt de natuur zich, als je niet uitkijkt.

Stikstofbeleid is dus net zo “natuurlijk” als het jaarlijks knotten van wilgen. In de natuur bestaat geen knotwilg, en in Nederland (buiten de duinen uiteraard) ook geen van nature sterk verarmde bovengrond. Dat is mensenwerk.

Het gaat bij het stikstofbeleid dus om landschapsbehoud, niet om natuurbehoud. Maar wanneer landschapsbehoud zo belangrijk is, zou dit ook zwaar moeten wegen bij de bouw van duizenden windmolens. Die overigens wel slecht zijn voor de natuur: jaarlijks worden door windmolens duizenden grote (roof)vogels en vleermuizen en miljoenen insecten gedood. Er is dus wel aantoonbaar een windmolencrisis. Stikstofneerslag werkt puur als bemesting, en doet de natuur alleen maar goed, en is dus moeilijk als een crisis te typeren.

Als we al een stikstofprobleem hebben, dan is het dus dat we met de extra stikstof te veel bijdragen aan het natuurherstel, en daarmee het “museum-beheer” van deze verarmde gronden wat moeilijker maken. Maar zeker niet dat we daarmee de natuur beschadigen of vergiftigen.

De stikstofcrisis opgelost!
Voor we het in deel [2] over concreet stikstofbeleid gaan hebben, kunnen we dus vaststellen dat het hier geen natuurbehoud betreft, maar behoud van cultuurlandschap, dat gepaard gaat met het in stand proberen te houden van natuurvernietiging uit het recente verleden.

Het kan uiteraard een keuze zijn om alle door ons extreem verarmde gronden, en de schaarse vegetatie daarop, te behouden. Maar het overschrijden van een boekhoudkundige drempelwaarde voor stikstofuitstoot houdt geen alarmfase in voor vergiftigde grond of onherstelbare natuurschade, die het stilleggen van onze economie en een bouwstop voor zeer noodzakelijke woningen rechtvaardigt. We kunnen immers op elk gewenst moment weer een stuk kerngezond bos kappen en de rijke bovengrond afgraven zodat er niets anders dan stuifzand meer overblijft. Effectief stikstofbeleid is heel eenvoudig en goedkoop als je een flinke bulldozer hebt.

Deze constatering ontneemt elke urgentie aan het huidige stikstofbeleid. Met het aanwijzen van een paar museum-zandverstuivingen en -heidegebieden, en het opstellen van een goed beheersplan daarvoor, is het stikstofprobleem opgelost.

(Morgen: deel [2] over het stikstofbeleid zelf)

Toegevoegd op 10 januari 2021: twee illustraties van Paul Bouwmeester bij overname van dit artikel in het blad  Jacht & Beheer: