De schreeuw, Edvard Munch.

Morgen verschijnt het nieuwste rapport van het VN-klimaatpanel (IPCC). Verwacht weer veel klimaatkommer en -kwel.

Maar ondertussen is het terugkrabbelen van het klimaatalarmisme reeds begonnen. Toonaangevende mainstream klimatologen willen niet dat zij de geschiedenisboeken ingaan als vertolkers van die onzinnige klimaathysterie!

Auteur: Steven Hayward.

Vertaling: Martien de Wit.

We zijn nog maar een paar weken verwijderd van de twee grote klimaatjamborees van 2021. De eerste is de VN COP 26 vergadering in Glasgow volgende maand, die de onvermijdelijke mensen zoals John Kerry, enz. “de laatste kans om de planeet te redden” noemen, omdat alle voorgaande 25 laatste kans vergaderingen vals alarm zijn gebleken.

(Denk niet dat ik overdrijf? Kijk eens naar de New York Times van 30 juni: “Democraten hebben een jaar om de planeet te redden.”)

De tweede gebeurtenis is de publicatie van het volgende uitgebreide rapport van het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) van de VN, dat gewoonlijk om de vijf tot zeven jaar een nieuw rapport van 5.000 bladzijden uitbrengt waarin de laatste stand van de wetenschap op het gebied van klimaatverandering wordt verzameld en samengevat. Het volstaat om te zeggen dat er niet veel is veranderd sinds het eerste IPCC-rapport bijna 30 jaar geleden. In het volgende rapport zouden echter wel eens enkele kleine, subtiele veranderingen kunnen worden aangebracht.

Het laatste rapport had al een jaar geleden klaar moeten zijn, maar werd vertraagd door je-weet-wel. Maar het is ook mogelijk dat er genoeg klimaatwetenschappers bij het proces betrokken zijn die hun bezorgdheid uitspreken over het feit dat de klimaatmodellen, die de politieke klasse gebruikt om paniek te zaaien, niet echt goed werken, en dat ze dat een beetje willen terugschroeven. Als dit het geval blijkt te zijn, zullen deze subtiele accentverschuivingen waarschijnlijk ergens diep in het volledige IPCC-rapport worden weggestopt, en zal in de 25 pagina’s tellende “samenvatting voor beleidsmakers” die het IPCC voor mediaconsumptie produceert, nog steeds staan dat het einde van de wereld nabij is als we onze autosleutels niet inleveren.

Eén aanwijzing voor dit onderhuidse drama komt uit een onwaarschijnlijke hoek – het tijdschrift Science, dat ongeveer zo in het centrum van het wetenschappelijk establishment staat als maar denkbaar is. Vorige week publiceerde Science een opmerkelijk artikel – opmerkelijk omdat het impliciet bekrachtigt wat klimaat-sceptici al minstens een decennium over klimaatmodellen zeggen, namelijk dat ze te warm uitpakken.

Het artikel is getiteld: “VN-klimaatpanel presenteert ongeloofwaardig extreme voorspellingen van toekomstige opwarming,” en het is een echte opdoffer:

Nu klimaatwetenschappers met deze alarmerende realiteit (van een opwarmende wereld) worden geconfronteerd, zijn de klimaatmodellen die hen helpen de toekomst te voorspellen, iets te alarmistisch geworden. Veel van ’s werelds toonaangevende modellen voorspellen nu opwarmingssnelheden die volgens de meeste wetenschappers, inclusief de modelmakers zelf, onwaarschijnlijk hoog zijn. In de aanloop naar het VN-rapport zijn wetenschappers druk bezig geweest om te begrijpen wat er fout is gegaan en hoe de modellen, die in andere opzichten krachtiger en betrouwbaarder zijn dan hun voorgangers, kunnen worden omgevormd tot bruikbare richtsnoeren voor beleidsmakers. “Het is het afgelopen jaar duidelijk geworden dat we dit niet kunnen vermijden,” zegt Gavin Schmidt, directeur van NASA’s Goddard Instituut voor Ruimtestudies.

Het verhaal gaat verder met uit te leggen dat veel van de ergste voorspellingen van de opwarmingsmodellen – meer dan 5°C – zeker fout zijn, en het lijkt erop dat het volgende IPCC-rapport de bandbreedte van de mogelijke opwarming in het jaar 2100 zal verkleinen tot 2,6 tot 3,9°C, met deze bovengrens die lager ligt dan de 4,5°C die in eerdere IPCC-beoordelingen naar voren kwam. Maar u kunt er zeker van zijn dat het nieuwe IPCC-rapport zal benadrukken dat er in wezen niets is veranderd – dat zelfs 3,9°C het einde van alles zal betekenen. Maar delen van het Science artikel, ook al zijn ze voorzichtig geschreven om ‘Het Narratief’ niet te ondermijnen, zijn echt vernietigend voor de ‘zekerheid van de klimaatvoorspelling waarover ons eindeloos werd verteld dat we erop moeten vertrouwen.

Zoals dit:

In het verleden voorspelden de meeste modellen een klimaatgevoeligheid– de verwachte opwarming wanneer de atmosferische kooldioxide (CO2) wordt verdubbeld ten opzichte van het pre-industriële tijdperk – tussen 2°C en 4,5°C. Vorig jaar werd in een baanbrekend document, waarin modellen grotendeels werden vermeden en in plaats daarvan gebruik werd gemaakt van gedocumenteerde factoren aanhoudende opwarmingstendensen, een waarschijnlijke klimaatgevoeligheid tussen 2,6°C en 3,9°C berekend. Maar veel van de nieuwe modellen van toonaangevende centra toonden een opwarming van meer dan 5°C – onaangenaam buiten deze grenzen.

De modellen liepen ook uit de pas met de gegevens over het klimaat in het verleden

Zo hebben wetenschappers het nieuwe model van het NCAR gebruikt om het koudste punt van de meest recente ijstijd, 20.000 jaar geleden, te simuleren. Uitgebreide paleoklimaatgegevens suggereren dat de aarde bijna 6°C afkoelde in vergelijking met pre-industriële tijden, maar het model, gevoed met lage CO2-niveaus in de ijstijd, liet de temperaturen bijna twee keer zoveel kelderen, wat suggereert dat het model veel te gevoelig was voor de ups en downs van CO2. “Dat ligt duidelijk buiten het bereik van wat de geologische gegevens aangeven,” zegt Jessica Tierney, paleoklimatoloog aan de Universiteit van Arizona en een co-auteur van het werk, dat verscheen in Geophysical Research Letters. “Het is totaal onwaar.”

Naast de moeilijkheden die klimaatmodellen ondervinden om de complexe dynamiek van de atmosfeer (vooral wolken) te begrijpen, is er het bijkomende probleem van de emissiescenario’s die in de computermodellen worden ingevoerd. Het volstaat te zeggen dat de meeste van de grootste temperatuurvoorspellingen waarover je hoort, gebaseerd zijn op ramingen van toekomstige emissies, waarvan bijna niemand gelooft dat ze ook maar in de verste verte realistisch zijn (vaak aangeduid als het RCP8.5-probleem).

Roger Pielke Jr. en Justin Ritchie geven in een recent artikel in Issues in Science and Technology een uitgebreide uiteenzetting van dit probleem. Een paar korte voorbeelden:

In ons onderzoek naar de plausibiliteit van de IPCC-scenario’s hebben we ontdekt dat niet alleen RCP8.5 ongeloofwaardig is, maar de hele reeks basisscenario’s die door het IPCC worden gebruikt

De gevolgen van alomtegenwoordige, ongeloofwaardige klimaatscenario’s reiken veel verder dan het IPCC-proces en de academische literatuur die deze scenario’s mogelijk hebben gemaakt. Een aanhoudende focus op onwaarschijnlijke emissiescenario’s in klimaatonderzoek is een falen van de veronderstelde interne kwaliteitsborgingsmechanismen van de wetenschap en dus een falen van de wetenschappelijke integriteit. Het aanhoudende gebruik van onwaarschijnlijke scenario’s leidt tot fouten en vooringenomenheid in het klimaatonderzoek. Zij zijn nu door de klimaatwetenschappelijke literatuur verweven op manieren die zeer moeilijk te ontwarren zullen zijn

En zo, met alle pogingen tot wetenschappelijke nuancering verloren in technisch taalgebruik, worden deze onwaarschijnlijke voorspellingen van apocalyptische gevolgen over tientallen jaren door persberichten, media-aandacht en voorstanders – als in een uitgebreid telefoonspelletje – omgezet in beweringen dat klimaatverandering nu een dramatische toename van extreme gebeurtenissen zoals orkanen, droogtes en overstromingen katalyseert, gebeurtenissen die een voorbode zijn van een op handen zijnde wereldwijde catastrofe.

***

Bron hier.