Jippe en Han Hoogeveen.

Van een onzer correspondenten.

De Utrechtse student wiskunde en informatica Jippe Hoogeveen heeft samen met zijn vader Han een artikel geschreven over atmosferische circulatie en de rol van CO2 als opwarmingsfactor. Het artikel is onlangs verschenen in het International Journal of Climatology. Zie hier.

Zijn conclusie: de gevonden waarden wijzen er sterk op dat de recente opwarming in Nederland vooral wordt veroorzaakt door een verschuiving in de brongebieden van de luchtstroming naar warmere richtingen en dat de invloed van CO2 zeer klein is.

Jippe heeft handmatig een schatting gemaakt van de luchtcirculatie op basis van weerkaarten uit de archieven van Wetterzentrale, 1836 t/m 2020. Daarmee heeft hij 24 weerpatronen laten zien, wat de basis vormde voor zijn WP-model. Vader Han:

‘Jippe heeft maanden lang naast zijn studie elke avond aan de classificatie gewerkt. Ook het wiskundige model achter de resultaten komt van zijn hand.’

Rob de Vos schrijft over Jippe’s bevindingen:

‘Heel opvallend was dat de variabele CO2 geen direct effect lijkt te hebben. Het was voor de onderzoekers onverwacht dat de factor CO2 zo laag uitviel, in de meeste studies heeft CO2 veel meer effect. Zo stelden Van Oldenborgh en Van Ulden (2003) bijvoorbeeld dat van de 1 °C opwarming in Nederland in de 20e eeuw ongeveer 0,8 °C kan worden toegeschreven aan de algemene stijging van de temperatuur, die gewoonlijk wordt gebruikt als proxy voor CO2, en 0,2 °C aan een toename van warmere windrichtingen. Daarom hebben de auteurs wat extra experimenten uitgevoerd om het model te controleren.‘Bron hier.

Het onderzoek legt een ander accent op windpatronen:

‘Het KNMI (Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut, oftewel het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut), gevestigd in De Bilt, Nederland, heeft vanaf 1904 de wind op de grond geregistreerd. Het wordt bijvoorbeeld gebruikt door van Oldenborgh en van Ulden (2003) als een proxy voor het oplagetype; van Oldenborgh en van Ulden stellen dat ‘Lokaal gemeten windrichting dezelfde resultaten geeft als geostrofische windrichtingen van drukstations.’ Aangezien de richting van de wind op de grond wordt bepaald door de laatste mijl van de reis van de luchtstroom naar ons toe, kan deze richting gemakkelijk afwijken van de richting van de oorsprong, die we gebruiken in onze classificatie.’

De Hoogeveens hopen dat de nieuwe inzichten een rol mogen spelen in een realistisch klimaatdebat.

***