Fragment van een ‘Intermezzo’ van Ralf Dekker uit ‘De Gideonsbende’ van Thierry Baudet.

Door Ralf Dekker.

Toen ik opgroeide, in de jaren ‘50 en ‘60, was de wetenschap een exclusief en gezaghebbend bastion waar slechts enkele bollebozen in konden doordringen. Wie ‘professor’ was – die sprak je niet tegen. Omdat universitair geschoolden relatief zeldzaam waren, kon aan hun gezag niet of nauwelijks worden getwijfeld. Ook naar de dokter luisterde je braaf. Hij had er immers ‘voor doorgeleerd’.

Tijdens mijn studie Geologie in Leiden, medio jaren ‘70, was het volgen van een academische opleiding alweer een stuk minder exclusief geworden. Steeds meer mensen konden en kunnen in ons land doorleren – en vandaag de dag bezoekt bijna 30% van wie eindexamen heeft gedaan een HBO of een universiteit. Mede als gevolg daarvan veranderde de cultuur.

Het ‘je’ en ‘jij’-zeggen deed zijn intrede. Pakken en dassen maakten plaats voor truien. Recentelijk maakten statige leren schoenen ook steeds vaker plaats voor de veel informelere sneakers.

Vanwege de toegenomen aantallen en de veel meer egalitaire cultuur die ons land – en zeker ook de universitaire wereld tegenwoordig kenmerkt, zou je verwachten dat de mate waarin mensen tegen wetenschappers en academici opkijken, zou afnemen.

Op sommige punten lijkt dat inderdaad ook het geval: huisartsen beklagen zich erover dat hun patiënten zich steeds minder door hen laten vertellen – ze zoeken het wel op via google. Een ‘drs.’ voor je naam is ook geen garantie meer voor een goede baan; werkgevers zijn tegenwoordig haast méér geïnteresseerd in de nevenactiviteiten die tijdens de studie zijn ondernomen dan in de studie zélf.

In scherp contrast met dit afgenomen gewicht van de universitaire opleiding, staat echter het op merkwaardige wijze toegenomen gezag van ‘de wetenschap’ in ons maatschappelijk debat. Beleidsmakers schermen in veel grotere mate dan in het verleden ooit het geval was met ‘de wetenschap’. Er zou over van alles en nog wat ‘wetenschappelijke consensus’ zijn bereikt. Als Kamerlid heb ik talloze keren meegemaakt hoe een vraagstuk – of het nu ging om economie, milieubeleid, woningnood of internationale betrekkingen – werd doorgespeeld aan zogenoemde ‘experts’ die dan met een ‘rapport’ moesten komen waar politici vervolgens dociel mee aan de haal gingen zonder de vóóronderstellingen, de meetgegevens, de onderzoeksbeperkingen enzovoorts nog in twijfel te trekken.

‘Ik ben geen wetenschapper’, zeiden ze dan. ‘De deskundigen hebben gesproken.’

Het lijkt een monolithisch gegeven. Vandaar dat men ook telkens spreekt van de wetenschap. Niet een wetenschapper; niet bepaalde onderzoeken. Nee: dit zijn de feiten. Punt. Er is geen discussie meer mogelijk.

Als we onze beleidsmakers mogen geloven, is er dus wetenschappelijke overeenstemming over vrijwel alles: over het wereldwijde klimaat en wat de factoren zijn die dat beïnvloeden; over de gevaren van stikstofdepositie en de modellen die daaraan ten grondslag liggen; over nut en noodzaak van internationalisering; over Corona en de experimentele vaccins; over het economisch voordeel van de euromunt; over de maakbaarheid van genders…je kunt eigenlijk geen beleidsonderwerp verzinnen waar niet een wetenschappelijk, of quasiwetenschappelijk, sausje overheen is gegoten. En waarover ‘de wetenschappers’ het zogenaamd dus eens zijn.

Maar hoe betrouwbaar is deze ‘wetenschap’ die door de politiek zo eenduidig, zo onweerspreekbaar wordt gepresenteerd?

Toen ik me – zo’n twintig jaar geleden – intensief met het onderwerp klimaatverandering ging bezighouden vielen me de schellen van de ogen. Vanwege mijn opleiding als geoloog voelde ik me in staat om wat dieper te graven dan de alarmistische krantenartikelen. Ik ging op zoek naar de brondata van de verschillende ‘scenario’s’ en de gebruikte modellen om toekomstige klimaatverandering te voorspellen, en ik ontdekte tot mijn verbijstering dat de gehele klimaatalarmistische overtuiging feitelijk op niets was gebaseerd.

De gemiddelde temperatuur op aarde, waar het bij de klimaatdiscussies voortdurend over gaat, is nauwelijks eenduidig te meten. Zeker niet in de periode vóór 1979, toen er nog geen satellietmetingen bestonden. Wanneer we dan toch – met allerlei tekortkomingen en twijfelachtige modelaannames – komen tot gemiddelde wereldtemperaturen over de laatste decennia, is er weinig bijzonders te zien. Het gaat over tienden van graden, met flinke ups en downs. Hetzelfde geldt voor poolijs en zeespiegels. Geen meetbare versnelling van langjarige ontwikkelingen. Het aantal weersextremen op aarde neemt eerder af dan toe.

Het is een speculatieve, onbewezen en erg niet-plausibele theorie dat de CO2 die door menselijke activiteiten wordt gegenereerd een majeur temperatuurverhogend effect zou hebben.

In het geologische verleden is nooit iets gebleken van een dergelijke invloed. CO2 is één van de vele zogenaamde sporengassen. Dit zijn gassen die naast stikstof (ca. 79%) en zuurstof (ca. 21%) in zeer kleine concentraties in de atmosfeer voorkomen.

CO2 vormt ongeveer 0,04% van de atmosfeer en is een noodzakelijke voedingsstof voor planten en bomen. Ten opzichte van de jaren ‘50 van de vorige eeuw is de concentratie CO2 in de atmosfeer iets verhoogd – en dit lijkt ervoor te hebben gezorgd dat de aarde de afgelopen decennia zo’n 15% groener is geworden. Buitengewoon positief dus. Wat het effect ervan verder op het klimaat is: niemand kan er feitelijk een stom woord over zeggen. Maar de effecten van eventuele opwarming zijn makkelijk te compenseren met irrigatie of adaptatie, te meer daar natuurlijke hulpbronnen als olie en gas nog lang niet zijn uitgeput – sterker, ze zijn overvloedig voorhanden. Alternatieven – zoals windmolens – werken niet. De plannen voor een ‘groene transitie’ zijn grotesk, onbetaalbaar, krankzinnig.

Wanneer je je niet laat meeslepen in apocalyptische verhalen, maar met een nuchtere blik observeert wat er nu feitelijk aan de hand is, dan kun je kortom niet anders concluderen dan dat er geen enkele reden is tot zorg en dat de verhalen over klimaat-en energiecrises nergens op gebaseerd zijn.

Toen in 2009 een groot aantal gelekte mails uit IPCC-kringen viraal ging, en duidelijk werd hoe de machten achter de schermen zorgvuldig toegewerkt hadden naar de vestiging van een zogenaamd onwrikbaar paradigma, vielen de puzzelstukjes voor mij op hun plaats: de massalisering van de wetenschap heeft de academie niet gedemocratiseerd, maar juist gecentraliseerd.

Zij heeft haar niet opener gemaakt, maar juist geslotener. Door haar uitdijing is de wetenschap niet diverser geworden, maar uniformer.

De verstrooide, autonoom opererende professor van weleer heeft plaats moeten maken voor een stakeholder manager die alleen nog kan overleven als hij funding genereert; output realiseert in een handjevol als ‘gezaghebbend’ aangemerkte tijdschriften; speeches houdt op conferenties die worden betaald door Big Pharma, Big Tech en Big Finance; en – niet in de laatste plaats – als hij uitstekende relaties onderhoudt met de overheid, Big Government, die via duizenden dunne draadjes zeer grote greep houdt op het universitaire leven en het (onderzoeks-) curriculum.

Wie buiten de circuits valt, wie de gevestigde overtuigingen weerspreekt, wie tegendraads is kortom, kan het schudden in de hedendaagse academie. Hij krijgt geen platform meer, geen funding, geen uitnodigingen voor conferenties; zijn artikelen worden uit de tijdschriften geweerd en zijn dagen als onderzoeker zijn geteld. …

***

Over de auteur

Zie Wikipedia hier.