John Kerry. Foto: Shutterstoock.

Door Vijay Jayaraj.

Vertaling: Martien de Wit.

Afgelopen oktober stelde de Amerikaanse klimaatgezant John Kerry voor dat de Democratische Republiek Congo (DRC) zou moeten afzien van een aantal olievelden die het land ter veiling had aangeboden. Voor de bevolking van Congo, die tot de armste ter wereld behoort, zou dit echter nog jaren van vervuiling en slechte gezondheid door vuile kookbrandstoffen zoals houtskool kunnen betekenen. Welkom bij het 21ste-eeuwse klimaatimperialisme in Afrika.

Klimaatimperialisme

Een prominente vorm van moderne slavernij is klimaatimperialisme of ecokolonialisme, waarbij een restrictief energiebeleid, bedacht en gepromoot door politici in westerse economieën, wordt opgedrongen aan de armsten van de wereld. Hoewel dit beleid als milieuvriendelijk wordt bestempeld, belemmert het economische groei voor de bevolking in de armste landen van Afrika die er het meest behoefte aan hebben.

Volgens de Wereldbank leefde in 2019 meer dan 41 procent van de bevolking in Afrika bezuiden de Sahara in extreme armoede. Arme huishoudens in Afrika hebben vaak geen toegang tot benodigdheden als schoon water, elektriciteit, brandstof om te koken en gezondheidszorg. De zwakke economie van de regio en de slechte infrastructuur belemmeren de toegang tot onderwijs en werkgelegenheid, waardoor de armoede nog verder toeneemt.

De westerse oorlog tegen fossiele brandstoffen, die in ontwikkelingslanden met een draconisch beleid wordt bevorderd, maakt het nog moeilijker om deze achterstand te overwinnen.

Het houtskoolprobleem van Congo

In Congo leeft meer dan 63% van de bevolking – ongeveer 60 miljoen mensen – in extreme armoede, met minder dan $ 2,15 per dag. Slechts 23% van de bevolking heeft toegang tot elektriciteit. En een van de grootste bedreigingen voor de gezondheid is de afhankelijkheid van vuile brandstoffen om te koken.

Meer dan 90% van de inwoners van Congo kookt met houtskool, waarvan de rook binnenshuis een groot gezondheidsrisico vormt. Bovendien moeten mensen – meestal meisjes en vrouwen – hout zoeken, waardoor ze waardevolle tijd verliezen die ze zouden kunnen besteden aan onderwijs en het verwerven van economisch waardevolle vaardigheden. In Congo wordt soms meer hout voor houtskool gekapt dan houthakkers doen, wat bijdraagt tot de ontbossing van het land.

Een oplossing voor de grote afhankelijkheid van houtskool is het gasfornuis, dat de laatste tijd wordt verguisd door klimaatstrijders die zonder wetenschappelijke basis beweren dat de uitstoot van gasverbranding gevaarlijk is.

Gas om te koken vervangt brandstoffen als houtskool, hout, kolen en mest, die allemaal bijdragen tot luchtvervuiling binnenshuis – naar schatting de oorzaak van 4,3 miljoen vroegtijdige sterfgevallen per jaar over de hele wereld. Wanneer kookgas wordt verbrand, bestaat de uitstoot uit waterdamp en kooldioxide, die beide onschadelijk zijn.

Imperialisme, een belemmering voor gasfornuizen en gasproductie

De regering van Congo voert een beleid om olie en gas betaalbaarder te maken voor de bevolking en de economie te stimuleren. Vorig jaar werden 30 olie- en gasvelden geveild. Dit leidde tot scherpe kritiek van verschillende kanten, waaronder de Amerikaanse regering die vijandig staat tegenover fossiele brandstoffen, de VN en de zwaar financieel ondersteunde mainstream media.

Door de olie- en gasproductie van Congo aan banden te leggen, zou een legitieme weg naar een veilig en welvarend bestaan worden verstoord, die elk ander ontwikkelingsland in de wereld bewandelt, namelijk de overgang van vuile houtskool naar schone en veilige gasfornuizen.

De overgang naar gas is een gevestigde internationale beleidsrichtlijn van vele instanties zoals de Wereldbank. In 2022 kondigde het Energy Sector Management Assistance Program van de bank een investering van $ 500 miljoen aan ten behoeve van een fonds voor schoon koken in ontwikkelingslanden. Veel Aziatische landen zoals Bangladesh, India, Pakistan en Myanmar hebben enorm geprofiteerd van dergelijke inspanningen. Momenteel gebruiken alleen al in India meer dan 1 miljard mensen gasfornuizen.

Pogingen om de productie of het gebruik van fossiele brandstoffen te beperken, leiden tot een stijging van de prijzen van deze uiterst nuttige energiebronnen, waardoor ze minder beschikbaar worden voor degenen die ze het meest nodig hebben. In het geval van Congo heeft het CO2-imperialisme ervoor gezorgd dat de Congolese bevolking in bittere armoede blijft leven.

Regeringen van ontwikkelingslanden die toegeven aan de druk van het klimaatimperialisme – of het nu gaat om het opgeven van kolencentrales of het verbieden van het gebruik van gasfornuizen – bewijzen hun bevolking geen dienst. Tot nu toe heeft de regering van Congo zich hiertegen verzet.

Vijay Jayaraj.

De regering van Congo zou het voorbeeld moeten volgen van Aziatische landen die zich ertoe verbonden hebben hun bevolking toegang te geven tot overvloedige en economisch gunstig geprijsde fossiele brandstoffen. Anders zou de ellende van armoede, inclusief rokerige keukens, nog lang het lot van de Congolezen kunnen zijn.

***

Over de auteur

Vijay Jayaraj is onderzoeksmedewerker bij de CO2 Coalition, Arlington, Virginia. Hij heeft een master in milieuwetenschappen van de Universiteit van East Anglia, VK, en woont in India.

Bron hier.

***