Door Erik Jansen.

De Europese commissaris voor Milieu, Oceanen en Visserij, Virginijus Sinkevičius, had het bijna voor elkaar gekregen. Zelfs een overtuigd scepticus als ik ben, ten aanzien van de stikstof-problematiek, begon te twijfelen. Was het dan toch waar dat de Europese Unie ineens stikstofregels had opgesteld, waaraan Nederland moet voldoen?

Uit zijn veel besproken brief van 28 maart 2023 moet die conclusie toch welhaast getrokken worden:

“Wat de doelstellingen ter vermindering van de depositie van ammoniak en stikstofoxide in Natura 2000-gebieden betreft, is het van essentieel belang ervoor te zorgen dat de kritische depositie waarde in geen enkel Natura 2000-gebied nog wordt overschreden, zodat elke verslechtering van de toestand een halt wordt toegeroepen en een volledig herstel van stikstofgevoelige habitats wordt gewaarborgd. De Commissie zal nauwlettend blijven toezien op de maatregelen die Nederland daartoe neemt.”

Ministers Piet Adema (Landbouw) en Christianne van der Wal (Stikstof) waren beiden ’erg geschrokken’ van de brief en Van der Wal expliciteerde dat nog eens:

„Als ik ervan schrik, zal de agrarische sector er helemaal van geschrokken zijn”.

Zoals gezegd, bij mij zat de schrik er ook goed in. Totdat je beseft, dat hetgeen in de brief staat helemaal niet kán. De kritische depositie waarde (kdw) kán Nederland helemaal niet halen in alle Natura2000-gebieden en degene die roept dat dit wel kan, kan de problemen die hiermee samen hangen, alsook de discussie hierover, helemaal niet gevolgd hebben.

En dat bleek gelukkig ook al snel zo te zijn. Op 31 maart liet de Volkskrant al weten dat Sinkevičius desgevraagd aangaf dat de bewuste brief absoluut niet was bedoeld als een waarschuwing of ongewenste inmenging met nationale politiek. Hij wilde alleen een beleefd briefje terug sturen naar Van der Wal, in antwoord op haar schrijven. Het streven van de Commissie is om binnen zes weken brieven te beantwoorden en dan wil er nog wel eens een foutje insluipen.

En eerlijk gezegd geloof ik deze lezing wel. Het stikstofbeleid heeft Europa nooit geïnteresseerd (alleen Nederland rapporteert braaf de jaarlijkse stikstofcijfers, zie link) en daar veranderen zelfs Frans Timmermans en zijn secondant Diederik Samsom helemaal niets aan…

Vergadering 2e kamer

Het leidde in ieder geval weer tot mooie televisie, omdat de brief mooi samenviel met een aangekondigde nabespreking van de Provinciale Staten/ 1e Kamer-verkiezing en de lessen die ons kabinet daar weer uit had getrokken. Uiteraard ging het dus weer voornamelijk over stikstof.

Er werden weer harde noten gekraakt ten aanzien van de schijnbare oppositie van de BBB tegen de harde wetenschap van de Stikstof-problematiek. En daarmee dus botst tegen de wetenschappelijke consensus, die (ook) ten aanzien van dit onderwerp schijnt te bestaan.

Sander Wieringa heeft dit, in zijn kritiek op het boekje van Arnout Jaspers over de Stikstoffuik, wat explicieter gemaakt:

“kennisinstituten als WUR, RIVM, CBS, Alterra, Sovon, Ravon, Floron, Naturalis, B-ware, PBL en LBI werken volgens strenge wetenschappelijke protocollen en valideren hun onderzoeksresultaten ook internationaal. Het is waanzin om dat allemaal af te doen als één groot complot van gelijkgestemden. Wat de rechters betreft leveren die instellingen de beste wetenschappelijke kennis ter zake. Klaar.”

Echte onderzoeken?

Dat zou mooi zijn, einde discussie… Maar zo mooi zit de wereld natuurlijk niet in elkaar. Aan consensus worden tegenwoordig door de Raad van State/ STAB (zie vorige blog) ook stevige eisen gesteld. Je moet dan wel aangeven onder welke wetenschappers of instituten consensus bestaat, zodat ook kan worden nagegaan, of deze wetenschappers of instituten, wel echt onderzoek doen naar het bewuste onderwerp.

Het door Wieringa aangedragen rijtje deskundigen onderstreept dan wel de stikstofhypothese, maar zijn er ook wetenschappers/ deskundigen van deze instituten die ook echt onderzoek doen naar de verschillende fysiek/natuurkundige aspecten van de stikstofproblematiek? Het maakt nl. nogal een verschil of je alleen kijkt naar de mogelijke effecten van een verschijnsel (verlies van natuurkwaliteit) of naar de oorzaak hiervan (stikstof?). En juist het onderzoek naar de oorzaak van een teruglopende natuurkwaliteit (waarvan iedereen blijkbaar  overtuigd is dat dit allang is ‘bewezen’) rammelt. En wordt (dus: “want het is allang bewezen”) momenteel door géén van de genoemde ‘kennisinstituten’ bestudeerd. En dan is die consensus van onze geroemde kennisinstituten, in dit kader, ook niet veel waard.

De stikstofhypothese staat of valt immers met een groot aantal, aan elkaar geknoopte hypotheses, die helemaal niet zo goed zijn uitgekristalliseerd. Ik heb hier al wel (veel) vaker aandacht aan besteed (bijvoorbeeld: zie link).

Ten aanzien van het bepalen van de ‘stikstofschade door projecten’ loopt deze lijn als volgt: We hebben ooit metingen gedaan naar de emissie van stikstof bij verschillende bronnen. We stoppen aan de hand van de zo gevonden ‘kengetallen’ de berekende emissie in een rekenmodel en vervolgens toetsen we het resultaat van deze berekeningen aan “wetenschappelijk vastgestelde” kritische depositiewaarden.

Maar de emissiemetingen bleken volgens de Raad van State helemaal niet zo betrouwbaar. Daarnaast kun je alleen maar verbaasd zijn over het onthutsend geringe aantal validatiestudies voor de berekening de depositie van stikstof in AERIUS, die in de 25 kilometer-uitspraak (zie vorige blog) aan de orde kwam. Het gaat dan dus om drie proeven uit 1956, 1981 en 2006, waarvan alleen de laatste ook echt ammoniakdepositie bestudeerde, tot een afstand van maar liefst 300 meter (AERIUS mag rekenen tot 25 km). Het AERIUS model bleek volgens de (deskundige) commissie Hordijk bovendien helemaal niet geschikt voor dit doel.

En dat terwijl de meeste kritische depositiewaarden nog stammen uit de tijd dat we overtuigd waren van de ‘zure regen-effecten’(zie link). De wijze waarop deze kdw’s tot stand kwamen (uitgegraven stukjes natuur van 1 m2, metingen in tenten om de vegetatie te beschermen tegen de ’zure regen’ (zie link)) zouden tegenwoordig belachelijk worden gevonden. Maar deze kdw’s zijn juridisch geaccepteerd. Dus waarom nog onderzoek doen naar dit soort ‘harde feiten’?

Internationale validatie

En hoe weet Sander Wieringa zo zeker dat de Nederlandse onderzoeksresultaten ook internationaal worden gevalideerd, of omgekeerd? Ik waag dit ernstig te betwijfelen. Dit werd weer eens bevestigd toen ik tijdens mijn laatste Duitse vakantie weer eens de website van het Thünen Institut in Braunschweig doornam. Misschien eerst een kleine introductie.

“Het Thünen-Instituut (TI) is een onderzoekscentrum dat de wetenschappelijke basis legt en wetenschappelijk onderbouwde ondersteuning biedt voor politieke besluitvorming over een breed scala van onderwerpen op het gebied van landbouw, bosbouw en visserij. De economische, ecologische en technologische competenties kwalificeren TI om complexe wetenschappelijke vragen aan te pakken. TI is in 2008 opgericht onder auspiciën van het Duitse federale ministerie van voedsel en landbouw.”

 

Een van deze “complexe wetenschappelijke vragen” die wordt bestudeerd in het TI, betreft het stikstof-vraagstuk en onder de naam ‘NITROSPHERE’ werd van 1 augustus 2013 tot 31 juli 2018 onder meer onderzoek verricht naar de gevolgen van ammoniakdepositie.
Vandaar dus mijn interesse.

Mijn aandacht werd deze keer getrokken door het artikel “Forest–atmosphere exchange of reactive nitrogen in a remote region – Part I: Measuring temporal dynamics”, uit 2022, waaraan ook Martijn Schaap van onze eigen TNO heeft meegewerkt. Het onderzoek heeft peer-review overleefd en iedereen die het blad Biogeosciences leest heeft hiervan dus kennis kunnen nemen (19, 389–413, 2022).

De samenvatting van dit onderzoek is eigenlijk relevant voor iedereen die de stikstofdiscussie een warm hart toedraagt:

“Long-term dry deposition flux measurements of reactive nitrogen based on the eddy covariance or the aerodynamic gradient method are scarce. Due to the large diversity of reactive nitrogen compounds and high technical requirements for the measuring devices, simultaneous measurements of individual reactive nitrogen compounds are not affordable. Hence, we examined the exchange patterns of total reactive nitrogen (ƩNr) and determined annual dry deposition budgets based on measured data at a mixed forest exposed to low air pollution levels located in the Bavarian Forest National Park (NPBW), Germany. Flux measurements of ƩNr were carried out with the Total Reactive Atmospheric Nitrogen Converter (TRANC) coupled to a chemiluminescence detector (CLD) for 2.5 years. The average ƩNr concentration was 3.1 µg Nm−3 (…)

No significant influence of temperature, humidity, friction velocity, or wind speed on ƩNr fluxes when using the meandiurnal-variation (MDV) approach for filling gaps of up to 5 days was found. Remaining gaps were replaced by a monthly average of the specific half-hourly value. From June 2016 to May 2017 and June 2017 to May 2018, we estimated dry deposition sums of 3.8 and 4.0 kg N ha−1 a −1 , respectively. Adding results from the wet deposition measurements, we determined 12.2 and 10.9 kg N ha−1 a −1 as total nitrogen deposition in the 2 years of observation. This work encompasses (one of) the first long-term flux measurements of ƩNr using novel measurements techniques for estimating annual nitrogen dry deposition to a remote forest ecosystem.”

Thünen vat op haar website de belangrijkste conclusies uit dit onderzoek (vertaald met Google translate) nog even als volgt samen:

“Onze resultaten laten zien dat met de nieuw ontwikkelde meettechniek de opnamecapaciteit van veenlandecosystemen voor stikstof uit de lucht lager wordt geclassificeerd dan eerder werd aangenomen (ca. 35% lagere opname dan met conventionele methoden). TRANC en NH3-QCL meetmethoden konden voor het eerst gekoppeld worden in de loop van NITROSPHERE.

Tijdens een vergelijkingscampagne lieten QCL en een doorontwikkelde thermische omvormer goede overeenstemming zien in de gemeten NH3-concentraties. Enkele dagen na bemesting op een maisveld konden emissiefactoren van 3,6% gemeten worden. Deze waarde ligt ruim onder de 8,2% die door het Europees Milieuagentschap (2016) wordt gegeven.

Straling en atmosferische concentratie spelen een belangrijke rol bij het verklaren van N-fluxen. Zo kon 41% van de variabiliteit in het uitwisselingsgedrag van reactief stikstof worden verklaard door beide factoren. Uit een analyse van de hoogfrequente verliezen van ΣNr en NH3 bleek dat bekende methoden die geoptimaliseerd zijn voor CO2 en H2O niet geschikt blijken te zijn voor reactieve gassen en dat volgens de huidige stand van de techniek empirische methoden moeten worden gebruikt om de juiste waarden in te kunnen schatten.”

Leest in Nederland geen enkele stikstofwetenschapper het blad Biogeosciences? Hierin is dus echt te vinden dat, met de nieuwste meet-technieken, een 35% lagere stikstof-opname wordt gemeten, dan voorheen, met de conventionele methoden?

Bij een concentratie van 3,1 µg Nm−3 is er, volgens dit onderzoek wat dus gaat over ‘Forest–atmosphere exchange of reactive nitrogen”, een gemiddelde droge depositie van 3,8 tot 4,0 kg/ha/jaar? Hoe zit dat in Nederland?

Grappig genoeg is 3,1 µg Nm−3 blijkbaar een waarde die ook in ons land wel eens wordt gemeten. Het RIVM heeft vervolgens een vertaalslag gemaakt voor de droge depositie in de Veluwe (zie link) en dit is wat we dan kunnen zien:

Een concentratie van 3,1 µg Nm−3 komt dus volgens het RIVM overeen met een droge depositie van 17 kg NH3 per hectare per jaar. Dat is dus een waarde die ongeveer 4 keer zo hoog is als de Duitse onderzoekers in een peer-gereviewde onderzoek uit 2022 hebben gevonden…

Erik Jansen.

Eigenlijk natuurlijk wel leuk. Zo halen we ongeveer 75% reductie van de eerder berekende stikstofdepositie, zonder dat we er ook maar iets voor hoeven te doen, ver voor het jaar 2030!

Nee, ik geloof niet dat er heel veel internationale afstemming met ander stikstof-kennisinstituten plaatsvindt… Of zelfs internationale vakbladen enigszins worden bijgehouden.

En dat zal nog wel een poosje zo blijven als we onszelf er maar van blijven overtuigen dat wij, met al onze vooraanstaande kennisinstituten, de stikstofwijsheid in pacht hebben.

***

Bron hier.

***