Door Leonardo da Gioiella.

Abraham kreeg opdracht van God om zijn zoon te offeren en ging met zijn zoon de berg op. Op de vraag van de zoon: waar is het offer – had zijn vader een simpel antwoord: The Lord will provide.

Er is die mooie Christmas song, met veel gevoel gezongen door Harry Belafonte:

The foxes have a hole, the birdies have a nest
the Son of god …?

De zoon van God kan geen plekje vinden om zijn hoofd neer te leggen. Maar, zingt Belafonte:

Jehovah, Hallelujah, the Lord will provide.

Op zoek naar Bauke Geersing op Opinie Z, naar een artikel door hem geschreven en genoemd in één van zijn open brieven, kwam ik deze tekst tegen, in René Dercksen’s opinie waar ik even in verdwaalde, over de zojuist ingestelde klimaatraad – let wel: de Wetenschappelijke Klimaat Raad – en één van haar eerste “pamfletten”.  Zie hier.

Waar ook geen antwoord op is, is op de vraag van welke niet schaarse materialen elektrische bussen dan wel niet moeten worden geproduceerd. Ook de vraag hoe de energie opgewekt gaat worden voor die trams en treinen laat de Raad onbeantwoord. De wetenschappers vertellen ons dat niet, maar de grondstoffen voor zon- en windenergie zijn net zo schaars als die voor elektrische auto’s. Deze aardse vragen staan in schril contrast met het heilige geloof in klimaatdoelen.

En ik zong: the Lord will provide.

Als the Lord gratis in wind en zon kan voorzien dan kan hij ons toch ook wel een paar plekjes aanwijzen, al dan niet net gevuld met zijn toverstaf, waar we grondstoffen kunnen vinden voor windturbines, zonnepanelen én voor batterijen om voor die “schaarse” momenten dat er even geen wind en zon is het surplus van zon- en windrijke momenten op te slaan.

Uh … dat providen schijnt een probleem te zijn, dat wil zeggen: het geloof in dat providen heeft een flinke deuk opgelopen. Onze aardse vragen staan in schril contrast met ons eeuwenoude vertrouwen dat the Lord wel zal providen.

Wel, nog niet zo lang geleden hadden we uitzicht op een schier oneindige bron: alles wat we aanraakten veranderde in goud. We konden niet alleen bussen laten rijden om mensen te vervoeren – en ook wel huisdieren, én niet alleen schoothondjes – maar we konden ook onderkomens bouwen om mens én dier een schuilplaats te geven. Hele en halve metropolen hebben we uit de grond gestampt. En voor hen die de rust van het platte land verkozen boven de drukte van de stad – we konden in voor elk wat wils voorzien. Kleinschaligheid en grootschaligheid gingen hand in hand. Die bron was: fossiele energie.

Én, voor zover die schier oneindige bron droog mocht vallen … en daar zijn onheilsprofetieën in sommige koppen ontstaan, en die koppen hebben geestverwanten gevonden, en die profetieën zijn vastgelegd, en dat heeft geleid tot de klaagliederen van Rome, een stad die toch barstte van the Lord will provide … goed, het droog vallen van die bron dus, dan was er nog uranium – een onuitputtelijke bron van nieuwe energie.

Maar de vraag of die bronnen wel of niet eindig zijn hebben we kaltgestellt. Er is een vraag voor in de plaats gekomen, die eigenlijk geen vraag meer was, geen vraag meer mocht heten: hebben we dat wat we aanraakten in goud veranderd? Antwoord: nee.

Vraag: maar we hebben toch prachtige dingen voor elkaar gekregen? We wonen niet meer in grotten. We hebben kleren om in koudere streken te kunnen overleven – Lebensraum. We hebben groenten die op het ene continent konden groeien verplant naar andere continenten – voedsel werd hoe langer hoe minder een probleem.

Okay, we hebben er oorlog voor gevoerd, al hebben we dat in weten te dammen. We hebben ons als heer en meester van de planeet gedragen, en daar waren andere soorten niet allemaal even gelukkig onder … uh, zegt men. Maar in de struggle for life hebben we toch wonderbaarlijke zaken verricht? Antwoord: nee! Driewerf: nee, nee, nee!!!

We hebben er een rotzooitje van gemaakt. En we hebben niet alleen de rest van de natuur – sorry, herstel: de natuur, want wij mensen zijn geen natuur – vernietigd, maar grote kans dat we met een paar jaar, kan niet lang meer duren, ook nog de planeet naar de ratsmodee geholpen hebben. Wow!

Jawel, dat staat allemaal in de … nee, niet in de Fabeltjeskrant, nee-eh … dat staat allemaal in de echte krant.

Haves and have nots

En daarmee is het wereldbeeld behoorlijk gekanteld. In een deel van de wereld dan. In dat deel van de wereld waar de haves wonen. Onze wereld. De wereld, overdadig voorzien van laptops die met elkaar te verbinden zijn en van waaruit ik deze droevige inzichten met jullie mag delen.

Voor hen die het nog niet wisten: wij zijn de have nots geworden. Wij zijn nu de verschoppelingen. Wij zijn de armoedzaaiers. Wij leven te midden van rotzooi. En alles wat we verder aanraken wordt rotzooi.

En voor zover we haves zijn: wij hebben stikstof, we hebben dan misschien niet zoveel ijs meer, maar wij hebben des te meer zeespiegel, wij hebben PFAS. Maar bovenal: we zijn have nots waar het om toekomst gaat.

Een goede vriendin van me, mijn geboortejaar, uit de tijd dat we nog toekomst hadden, woont in het centrum van een stad, en heeft daar een appartement met balkon. Het huis naast haar heeft ook een balkon, grenzend aan haar balkon, maar daarvan niet gescheiden door geluidswerende voorzieningen – ja, ja, de vooruitgang kwam met veel gebreken. Daar wonen twee vrouwen – stuk jonger dan zij – die het nogal moeilijk hebben in het leven. En dat zal mijn vriendin weten.

Dat is een voortdurend geklaag naast haar – ook een bron die nooit opdroogt. Over het werk. Over het buikpijntje dat steeds terugkomt, over de kapper die hun haar niet zo netjes heeft geknipt, over de alsmaar huilende baby van een zusje, over van alles.

En als er niets meer te klagen valt, dan is er altijd nog de ware liefde die iedere keer weer de verkeerde liefde blijkt te zijn – waarbij dan ook een manlijk persoon aan het “gesprek” mag deelnemen, die daar zijn licht over kan laten schijnen. Drama queen noemen we dat tegenwoordig. Twee drama queens als buren.

Wij zijn drama queens geworden!

Maar: iets is er niet omgekeerd. Mocht er climate change bezig zijn: ik bedoel nu natte voeten, de ijskap op Groenland gaat smelten, én die van de Noordpool, én ook die van Antarctica – en dat alles niet over een tijdspanne van pak ‘m beet vijfduizend jaar, maar nog voor het einde van deze eeuw – mocht die climate change aan het werk zijn, dan zijn wij de pineut. Dan kunnen we ons met recht als drama queen gedragen. Nietwaar?

Leonardo da Gioiella.

Nee, niet waar! Dat is niet de communis opinio. Want één geloof blijft rotsvast overeind: wij, de westerse mens, zijn en blijven superieur aan de achtergeblevenen, de zwartjes, de moslims, noem maar op. Terwijl onze stranden zich landinwaarts verplaatsen, het Europese continent en het Noord-Amerikaanse continent voor de helft onder water verdwijnen, en miljoenen mensen in een ongekende volksverhuizing schuilplaatsen moeten zoeken waar geen schuilplaatsen zijn, genoegen moeten nemen met wonen in een grot terwijl er niet genoeg grotten zijn … zijn de achterlijken van de huidige wereld de werkelijke slachtoffers. En wij gaan daarvoor betalen. Wij gaan die mensen helpen met ons geld – tegen droogte, tegen overstromingen, tegen klimaatveranderingsziektes, tegen klimaatoorlogen … te veel om op te noemen. Terwijl wij naar het Oosten vluchten, zullen wij even tijd vrijmaken om hen die naar het Westen vluchten te helpen, te faciliteren zeg maar.

Dat geloof in onze superioriteit blijft als een paal recht overeind. Een vloek, ook wel the white man’s burden genoemd, die we als zegening blijven tellen, die we als zegening niet kunnen missen.

Ik heb het al eerder gezegd: in onze doodsangst, op ons sterfbed worden we nog megalomaner dan we al waren.
Daar blijven wij westerlingen toch de beste in. Niemand die ons daarin naar de kroon kan steken.

***