“Het idee om een niet-bestaand probleem wereldwijd (of in ieder geval zo breed mogelijk) te introduceren, is afkomstig vanuit het Rockefeller-netwerk (zo’n 75 jaar geleden), en werd later verder ontwikkeld door het IPCC (het VN-klimaatpanel). Het heeft geleid tot de huidige klimaatdoctrine die de mens verantwoordelijk wil maken voor stijgende temperaturen als gevolg van CO2-uitstoot. Deze fictie is gepopulariseerd door de in 1968 opgerichte Club van Rome, die in haar in 1972 gepubliceerde bestseller Grenzen aan de Groei, alarm sloeg over naderende milieu- en klimaatrampen.”

Door Pieter Stuurman.

De volkeren van de wereld aanvaarden een regering, inclusief de daaronder liggende overheid, in de veronderstelling dat dit noodzakelijk is om maatschappelijke problemen het hoofd te kunnen bieden. Een gezag met legitieme intenties zou zich inspannen om dat daadwerkelijk te doen. Hoe problematischer een situatie is, hoe meer ingrepen nodig zijn en om daartoe in staat te zijn, heeft het gezag meer zeggenschap nodig.

Wordt de probleemsituatie daadwerkelijk opgelost, dan kan die zeggenschap weer genormaliseerd worden. Een correct functionerende overheid zou moeten nastreven om zichzelf, in het landsbelang, zo beperkt mogelijk te houden. Al jaren zien we, met name in de EU-landen, echter het tegenovergestelde gebeuren.

De aan tijdelijke problemen ontleende bijzondere overheidsmacht wordt in de praktijk vrijwel nooit geheel teruggedraaid wanneer het probleem is opgelost. Daarnaast worden er opzettelijk nieuwe problemen gecreëerd, die vervolgens weer extra bevoegdheden moeten opleveren voor het gezag. Dat resulteert vanzelfsprekend weer in meer maatschappelijke problemen, maar ook in meer overheidsgezag en dus minder vrijheden voor de burgers.

Het is tegengesteld aan de manier waarop een overheid zou moeten functioneren. Het eigen machtsbelang heeft kennelijk het landsbelang verdrongen. Dit verschijnsel kennen we onder de noemer ‘corruptie’. Vreemd is dat niet. Corrumperende regeringen en overheden die hun greep op de bevolking willen uitbreiden, hebben problemen nodig om dat te rechtvaardigen. Problemen voeden hun macht en zeggenschap, en daarmee groeit hun gelegenheid om nieuwe problemen te creëren.

Wanneer er sprake is van een motief én een gelegenheid, moeten we niet raar opkijken als het dan ook daadwerkelijk gebeurt. Voor die groei bestaan echter twee beperkingen; nationale regelgeving, zoals grondwettelijke grenzen aan overheidsmacht, maar ook de beschikbaarheid van werkelijke problemen. Er bestaan twee soorten reële problemen: problemen die zich ongepland aandienen (natuurlijke problemen, waarmee ik niet alleen problematische natuurverschijnselen bedoel), en problemen die opzettelijk en met strategische bedoelingen worden geconstrueerd.

Toch blijven werkelijke problemen een schaars goed voor bewindspersonen. Iedere keer wanneer overheden daadwerkelijk een probleem oplossen, verminderen ze daarmee hun eigen macht. Bij voorkeur doen ze dat dus niet, want het is niet in hun eigen machtsbelang. Openlijke weigering is echter lastig verkoopbaar aan het publiek, dat er ten onrechte op vertrouwt dat regeerders die problemen juist wel zouden willen oplossen.

De meeste natuurlijke of kunstmatige problemen hebben voor de hand liggende oplossingen en regeringen kunnen het zich niet permitteren om problemen eindeloos in stand te houden, zonder uiteindelijk bij het grote publiek door de mand te vallen.

Bestuurders hebben er weliswaar geen bezwaar tegen om voor incompetent te worden aangezien, maar dat is ook maar tijdelijk houdbaar, totdat het publiek beseft dat het opzettelijke incompetentie (onwil) betreft. Daarom bestaat er (gezien vanuit regeerders) een voortdurende schaarste aan positieversterkende problemen, en daarmee een limiet aan de macht die eraan ontleend kan worden.

Er moeten dus steeds nieuwe problemen gecreëerd worden, en ook dat brengt een risico met zich mee, want als de bevolking opmerkt dat hun regering willens en wetens problemen veroorzaakt, kan dat op volkswoede uitdraaien. Iets dat nu bijvoorbeeld in verschillende Europese landen dreigt te gaan gebeuren als gevolg van het opzettelijk gecreëerde immigratieprobleem.

Hoewel regeerders er alles aan zullen doen om zowel natuurlijke als geconstrueerde problemen zo lang mogelijk te exploiteren, zijn ze beide maar tijdelijk houdbaar als machtsmiddel. Ideaal zou dan ook een probleem zijn dat nooit kan worden opgelost en dus altijd blijft bestaan, zodat er eindeloos bestuursmacht aan ontleend kan worden.

Dergelijke problemen komen ‘in het wild’ echter niet voor, en daarvoor werd dus een oplossing gezocht. En gevonden; een nieuwe categorie die aan het arsenaal van natuurlijke en geconstrueerde problemen is toegevoegd: niet-bestaande problemen.

Bekeken vanuit het perspectief van machtszoekende regeerders, kan het een briljant idee genoemd worden. Voor niet-bestaande problemen bestaan immers ook geen oplossingen, en dat betekent dat ze eindeloos kunnen worden geëxploiteerd voor machtsdoeleinden.

Het idee om een niet-bestaand probleem wereldwijd (of in ieder geval zo breed mogelijk) te introduceren, is afkomstig vanuit het Rockefeller-netwerk (zo’n 75 jaar geleden), en werd later verder ontwikkeld door het IPCC (het VN-klimaatpanel).

Het heeft geleid tot de huidige klimaatdoctrine die de mens verantwoordelijk wil maken voor stijgende temperaturen als gevolg van CO2-uitstoot. Deze fictie is gepopulariseerd door de in 1968 opgerichte Club van Rome, die in haar in 1972 gepubliceerde bestseller Grenzen aan de Groei, alarm sloeg over naderende milieu- en klimaatrampen.

Naast een opsomming van die problemen, stelt het boek dat mensen en organisaties vanuit zichzelf hun gedrag niet zullen aanpassen, en daartoe dus gedwongen zullen moeten worden door een krachtig gezag. Een dergelijk dominant gezag zal echter niet zomaar aanvaard worden. Het idee was daarom de wereld te laten geloven dat de mens zowel zijn eigen vijand, als de vijand van de natuur en het klimaat is.

Het daaruit volgende collectieve schuldgevoel zou mensen bereid moeten maken om autoritair gezag te aanvaarden. Over de oprechtheid van de oprichters van de Club van Rome lopen de meningen uiteen, maar we kunnen in ieder geval vaststellen dat het idee is uitgevoerd, en dat dit machtszoekers in de kaart speelde. Aantrekkelijk is ook dat het een ‘probleem’ betreft dat alle landsgrenzen overstijgt; een probleem van de hele planeet. Daarmee kan meteen de tweede beperking worden geslecht, namelijk die van nationale grondwettelijke begrenzingen.

Het zou immers gaan over een grensoverschrijdend probleem en dat rechtvaardigt een internationale aanpak, waarvoor bijzondere macht gegeven kan worden aan supranationale organisaties die niet onderhevig zijn aan nationale wettelijke beperkingen, zoals de EU, of de zogenaamde non-governmental organisations (ngo’s), die zich daar helemaal niets van hoeven aantrekken.

Door de urgentie van het fictieve probleem steeds verder op te voeren, worden de individuele staten en hun regeringen in toenemende mate onder druk gezet om hun soevereiniteit in te leveren ten bate van supranationale organisaties.

Zoiets kan ook voor individuele nationale regeerders aantrekkelijk zijn, omdat in geval van kritiek de verantwoordelijkheid bij die organisaties gelegd kan worden. Voorbeelden daarvan: WHO, VN, WEF en nog vele andere, minder prominente organisaties die, buiten de schijnwerpers van de media gehouden, grote zeggenschap verenigen.

Het heeft ertoe geleid dat de EU-landen verworden zijn tot vazalstaten, die geen andere keuze meer hebben dan te gehoorzamen aan buitenlandse autoriteiten, en waarin nationale (grond)wetten nauwelijks nog bescherming bieden aan de bevolking.

Rondom het niet-bestaande probleem groeit vanzelf een heel bataljon belanghebbenden. Het fictieve probleem genereert vrijwel oneindige (door het ‘schuldbewuste’ volk opgebrachte) subsidiestromen naar onderzoeksinstituten en wetenschappers die daar eerst niet afkerig, en vervolgens afhankelijk van zijn.

Ook biedt het ongekende winstmogelijkheden voor bedrijven die in de periferie van deze fictie floreren. Denk aan producenten van windmolens, zonnepanelen en elektrische auto’s, maar indirect ook aan de financiers daarvan, die de gelegenheid om rendement te maken niet willen laten passeren. Het gevolg is dat al deze organisaties – maar vooral de individuen die ze bemannen en besturen en er dus persoonlijk van profiteren – belang hebben bij het in stand houden van het nepprobleem.

En zoals de Amerikaanse schrijver Upton Sinclair eens zei: “Het is moeilijk om iemand iets te laten doorzien, wanneer het niet-doorzien ervan noodzakelijk is voor het behoud van iemands positie en inkomen.”

De andere kant opkijken kost niets, en zo kan het geld blijven binnenrollen. Het discours wordt zo in toenemende mate gedomineerd door een groeiend leger van belanghebbenden, waardoor het publiek het zich niet langer kan voorstellen dat ‘ze allemaal zouden liegen’, om vervolgens het nepprobleem voor waarheid aan te nemen.

Niet-bestaande problemen bieden een vrijwel grenzeloos machtspotentieel, maar dat betekent niet dat het construeren van tastbare problemen uit het arsenaal verdwenen is. Als we kijken naar de actuele situatie, zien we beide varianten terug, ook in mengvorm.

De door de Europese regeringen (in opdracht van de NAVO en dus van de VS) zo gretig omarmde oorlog in Oekraïne is – samen met het immigratieprobleem dat ik eerder noemde – een voorbeeld van een geconstrueerd, maar tastbaar probleem. De ‘coronacrisis’ was een mengvorm van een bestaande en een niet-bestaande werkelijkheid.

Pieter Stuurman.

Er werd een bestaand en als normaal beschouwd verschijnsel (seizoengriep) omgedoopt tot een urgente bedreiging. De griep was echt (zoals ieder jaar), maar de beweerde urgentie niet. De ‘klimaatcrisis’ is natuurlijk het perfecte voorbeeld van een volledig niet-bestaand probleem. Het meest opmerkelijk is de vrijwel volledige afwezigheid van natuurlijke (niet-verzonnen/niet-gecreëerde problemen).

Dit betekent dat vrijwel alle problemen verdwenen zouden zijn wanneer de veroorzakers/bedenkers ervan niet langer beschouwd zouden worden als legitieme autoriteit. Dit geldt voor nationale regeringen, die daarmee hun zelfbeschikkingsrecht en soevereiniteit zouden herwinnen, alsook voor de bevolking, voor wie het een enorm herstel van vrijheid en levensstandaard zou betekenen.

***

Bron: Gezond Verstand hier.

***