Door Ad Huijser.
1. Inleiding
In het voorjaar van 2024 lanceerde het KNMI een nieuwe website. Daarin wordt rond een twijfelachtig plaatje over vermeende versnellingen in de groei van de stralings(on)balans N(t), zoals NASA sinds 2000 vanuit de ruimte meet, hun bekende alarmistische verhaal rond een versnelde toename in antropogene opwarming door broeikasgassen zogenaamd “bewezen”.
Nu werk ik reeds geruime tijd met die stralings-data uit het NASA-CERES programma en het bepalen van betrouwbare trends daaruit is zelfs voor een 20-jarige trend al heel gevoelig voor de keuze van de gebruikte periode. Laat staan dat je in deze maandelijks, maar ook jaarlijks sterk variërende gegevens ook nog versnellingen zou kunnen zien. Meet-technisch is dat voor stralingsfluxen met de huidige technieken qua nauwkeurigheid nagenoeg onmogelijk. Het KNMI-verhaal t.a.v. deze “zogenaamde versnellingen” lijkt daarmee als semi-wetenschappelijke analyse wel heel sterk op “wishful thinking”.
Het bracht mij er in ieder geval toe de laatste update van de CERES-data nog eens te bekijken. Plots viel mij op dat de groei in de onbalans die het KNMI als bewijs aanvoert voor hun stellingname, groter is dan het effect van de toename in broeikasgassen überhaupt kan veroorzaken. Dat is fysisch gezien, alleen mogelijk voor een instabiel systeem. Dit leidde tot het schrijven van een analyse op basis van een generiek model voor het gedrag van een evenwichtssysteem als ons klimaat onder invloed van een externe kracht (forcing). Niet geheel verwonderlijk maar wel enigszins verrassend, leverde dat simpele balans-model soortgelijke conclusies op als mijn recente publicatie over de Planck feedback parameter en bijbehorende klimaatgevoeligheid.
Daarin kom ik o.a. tot de conclusie dat de bijdrage van antropogene emissies hoog uit de helft van de opwarming kan hebben veroorzaakt, en dat die bijdrage bovendien een constant aandeel in de waargenomen temperatuurtrend moet hebben gehad. Dat laatste is een gevolg van het feit dat de trend in forcing door broeikasgassen dFGHG/dt, al tenminste 4 decennia constant blijkt te zijn. Door de logaritmische afhankelijk van FGHG van de CO2-concentratie in de atmosfeer, levert zelfs een exponentiele groei in onze uitstoot nog altijd maar een constante trend dFGHG/dt in de tijd. Dat is ook precies hetgeen we meten. Versnellingen in de trend van de stralings(on)balans die, zoals het KNMI beweert een gevolg zijn van de alsmaar stijgende CO2-emissies, kunnen dus eenvoudigweg niet
optreden. De trend in de stralings(on)balans dN/dt is namelijk evenredig met de trend in de forcing dFGHG/dt, niet met de trend in de uitstoot. Als er al versnellingen in de stralingsonbalans zijn, en dat betwijfel ik ten zeerste daar die statistisch gezien niet uit de metingen te halen zijn, dan kunnen die hooguit toegeschreven worden aan variaties in de natuurlijke forcing. Die laatste, primair door de gemeten toename in instraling, is gekoppeld aan de afname en/of de verplaatsing van de bewolking.
In de genoemde analyse van de stralingsbalans, speelt de warmte die in de oceanen wordt opgeslagen een belangrijke rol. Het KNMI karakteriseert die rol op de betreffende website ten onrechte als “vloerverwarming van ons klimaat”. Zeker, er wordt redelijk wat warmte in opgeslagen, maar deze komt niet eerder vrij dan wanneer de Global Cooling die er vast nog wel eens komt, wordt ingezet. Oceanen hebben daarom hooguit de rol van “warme kruik” die ons nog een beetje warmte zal geven als het straks weer gaat afkoelen.
Aangezien de thermische uitzetting van het water een van de twee hoofdcomponenten is in de stijging van de oceaanspiegel, was na deze analyse een link naar de zeespiegelstijging snel gemaakt.
Nu zijn er ongetwijfeld prachtige modellen waarmee de zeespiegelstijging a.g.v. Global Warming berekend kan worden. Of die betrouwbaar zijn is natuurlijk maar de vraag, net als bij de uitkomsten van de temperatuurstijging die uit klimaatmodellen komen. Zonder voldoend lange meetreeksen is het valideren van deze modellen sowieso problematisch, en laboratoriumexperimenten rondom klimaat-vraagstukken zijn in feite onmogelijk. Toch worden met dat soort modellen voorspellingen gedaan voor de situatie rond 2100, waaraan m.n. in politieke besluitvorming bijna “absolute” waarde wordt toegekend. Vooral als ze komen van gerenommeerde instituten.
Het KNMI zal zichzelf ongetwijfeld tot die laatste categorie rekenen, maar gezien hun voorspelling drie jaar geleden van 1,2 meter zeespiegelstijging tegen 2100 en de bovenvermelde website, ben ik daar toch aan gaan twijfelen. Ze hadden immers kunnen bevroeden dat dit soort voorspellingen in ons, half onder de zeespiegel liggend landje, grote maatschappelijke impact hebben. Van een wetenschappelijk instituut mag je dan minimaal verwachten dat ze voor publicatie, die 1,2 meter zeespiegelstijging eerst op allerlei manieren proberen te falsificeren. Dat hebben ze kennelijk niet gedaan (of misschien is het ze niet gelukt).
Natuurlijk, in het betreffende rapport staan alle “mitsen en maren”. Maar ook dan is het objectief bezien nog steeds niet meer dan pure speculatie die de pers, altijd verzot op “pakkende koppen”, natuurlijk zonder dat soort “kleine details” de wereld in slingert.
In iedere discussie over “het klimaat” wordt deze 1,2 meter inmiddels als bijna voldongen feit vermeld. Het is zelfs gebruikt in een STER-reclame spot en de gemiddelde Nederlander weet al niet beter dan dat de zeespiegel 1,5 meter stijgt. Dat komt door allerlei zelfbenoemde “experts” die via de media e.e.a. voor het gemak maar “iets” naar boven afronden. Dit soort, meestal alleen maar op “headlines” van andermans werk opererende “deskundologen” zijn immers graag geziene gasten in allerlei talkshows. Met zulk fake news over het klimaat kun je nog altijd straffeloos “scoren”.
2. Oorzaken van zeespiegelstijging
Natuurlijk is het voorspellen van de zeespiegelstijging ongetwijfeld meer dan het voorspellen van de volumevergroting van het water in de oceanen onder invloed van een opwarmende Aarde. Zeker als het gaat om de zeespiegel in relatief ondiepe gebieden als de Noordzee die ook nog qua ligging extra problemen met bv. de stuwende werking van wind opleveren.
Toch moet de verandering in het totale watervolume in de oceanen dat redelijk makkelijk te voorspellen blijkt, gedeeld door het totale oceaanoppervlak vast wel een goede indicator zijn om te beoordelen of 1,2 meter zeespiegelstijging rond 2100, bij benadering een rechtvaardige schatting is.
Het totale watervolume in de oceanen kan om 2 redenen toenemen bij een opwarmende Aarde. Allereerst de volumevergroting door de thermische uitzetting. De uitzettingscoëfficiënt van water is weliswaar klein, maar door de gemiddeld 4,5-5 km oceaandiepte levert het toch een substantieel volume.
De andere bijdrage komt van het smelten van landijs en sneeuw van o.a. gletsjers, en m.n. van de ijskappen van Groenland en Antarctica. Beide bijdrages blijken op basis van waarnemingen redelijk te schatten. Thermische uitzetting van water is net als de verandering in warmte-inhoud van de oceanen, lineair gekoppeld aan de lokale stijging van de temperatuur. Eenvoudig is aan te tonen dat dit ook blijft gelden voor echte oceanen met een verre van homogene ruimtelijke verdeling van die temperatuurverhogingen. De snelheid van de zeespiegelstijging (Sea Level Rise) SLR door uitzetting is daarom 1:1, en ook zonder vertraging gekoppeld aan de tijdsafgeleide van de Ocean Heat Content: dOHC/dt. Die laatste is redelijk goed te bepalen uit de metingen van het verticale temperatuurprofiel van alle oceanen wereldwijd. Sinds 2004 gebeurt dat m.b.v. de ARGO-floats, een netwerk van vrij-ronddrijvende boeien, die cyclisch afdalen tot ongeveer 2000 m diepte en daarna weer langzaam naar het oppervlak stijgen. Op hun weg meten ze continu allerlei relevante parameters zoals o.a. de watertemperatuur, het zoutgehalte, etc. De aldus berekende dOHC/dt is in principe gelijk aan de stralingsonbalans N ter hoogte van de Top of the Atmosphere (TOA) die weer verantwoordelijk is voor de opwarming van ons klimaat.
Deze aanname voor de thermische uitzetting lijkt alleszins gerechtvaardigd. Met de gemeten dOHC/dt ≈ 1,1*1022 J/jaar, de 1,3*1018 m3 water in de oceanen met een totaal oceaanoppervlak van 0,37*1015 m2, bereken je met 4,2 kJ/kg/oC als specifieke warmte en 0,2*10-3 als volume-uitzettings-coëfficiënt voor water, een jaarlijkse zeespiegelstijging door thermische expansie SLRE ≈ 1,5 mm/jaar.
N.B. De gemeten dOHC/dt kan worden vertaald naar de stralingsonbalans N op TOA, en is dan equivalent aan N ≈ 0,94 W/m2. Die waarde zal ik later gebruiken in een andere berekening.
Deze 1,5 mm/jaar is de helft van het (huidige) gemeten wereldwijde gemiddelde van ongeveer 3 mm/jaar. Dat laatste getal hangt af van de voorkeur: het gemiddelde van getijden-metingen, of de waarden uit satelliet telemetrie. De eerste indiceert iets minder dan 2 mm/jaar, en de laatste techniek zo’n 3,3 mm/jaar. Bij die techniek zitten wel heel veel berekeningen en model-correcties, dus is er de nodige scepsis over de realiteit van deze waarde. Met de keuze hier voor een redelijk hoge stijgsnelheid van afgerond 3 mm/jaar zitten we zeker niet “veel te laag”.
Smelten van landijs/sneeuw kunnen we schatten op basis van o.a. veranderingen in de Snow Mass Balance (SMB) van Groenland, Antarctica en het inkorten van gletsjers wereldwijd. Let wel, het oppervlak aan verdwenen zee-ijs doet uiteraard niet mee in de zeespiegelstijging. Over de periode 2000-2020 blijkt ongeveer 104 Gton aan landijs gesmolten. Aannemende dat al dat water uiteindelijk in de oceaan is terecht gekomen, vertaalt die 20 jaar aan smeltwater zich in een zeespiegelstijging gegeven door SLRM ≈ 1,5 mm/jaar. Dat lijkt gezien claims in de wat oudere literatuur t.a.v. fifty-fifty als verdeling tussen thermische uitzetting en smeltwater, en een SLR van 3 mm/jaar als wereldwijd gemiddelde, dus best wel een redelijke uitkomst.
In meer recente literatuur wordt de thermische uitzetting vaak wat minder (onduidelijk waarom) en de smelt wat meer (zou kunnen) geschat, maar de som blijft nagenoeg gelijk. Belangrijker echter zijn de trends in beide componenten om de trend in de zeespiegelstijging rond 2100 te schatten.
3.Schattingen van de zeespiegelstijging: scenario #1
Beide trends, en dus de voorspelling over hoe de huidige 3 mm/jaar zich gaat ontwikkelen, zijn simpelweg gekoppeld aan de dynamiek van de stralingsonbalans. Dat is voor de thermische expansie component SLRE eenvoudig in te zien en is in bovenstaande berekening ook al toegepast in de schatting van de huidige SLRE die evenredig is met dOHC/dt, en dus met de stralingsonbalans N(t). Bij een huidige (2024) onbalans van 0,94 W/m2 als maat voor de huidige warmte continu toegevoerd aan de oceanen en een met satellieten gemeten groeisnelheid in die onbalans dN/dt ≈ 0,05 W/m2/jaar, berekenen we voor de snelheid van de zeespiegelstijging door thermische expansie in 2100:
SLRE (2100) = SLRE (2024)*(1 + 76*0,05/0,94) ≈ 7,6 mm/jaar.
Als we verder aannemen dat de versnelling van 1,5 mm/jaar naar 7,6 mm/jaar lineair verloopt in de tijd, dan levert die thermische expansie voor 2100 een zeespiegelstijging op van 345 mm t.o.v. 2024.
N.B.: ik geef hier verder steeds de rekenkundige uitkomst in [mm], maar uiteraard is dat soort “schijn-precisie” weinig zinvol gezien de getijden en de soms metershoge klotsende golven tegen onze dijken.
Voor het voorspellen van de trend in het smeltwater van landijs gebruiken we een benadering op basis van een eenvoudig model. Gegeven de observatie van bv. de Groenlandse ijskap dat grote ijsmassa’s door opwarming primair vanaf de randen smelten, is de smeltsnelheid van landijs/sneeuw te beschrijven middels het opschuiven van de sneeuwgrens. Dat geldt niet alleen voor het lateraal opschuiven van de grens van de poolkappen, maar ook voor die in de hoogte van de sneeuwgrens in de bergen. Dergelijke grenzen liggen bij een gegeven gemiddelde temperatuur van de Aarde op een bepaalde breedtegraad en/of hoogte. In 1e orde benadering schuift die grens bij een kleine verhoging in temperatuur δT, een vaste afstand δx op richting de polen of naar grotere hoogte. Ongeacht het profiel van de sneeuwkap, is het volume aan smeltwater dan evenredig aan δx en daarmee is de stijgingssnelheid van de zeespiegel door smelt SLRM evenredig met de trend in de temperatuur dT/dt.
Deze laatste trend is weer gekoppeld aan de stralingsonbalans N(t) volgens CdT/dt =(N(t) – N0). Daarin is C de thermische capaciteit van ons klimaatsysteem en N0 het niveau van het stralingsevenwicht. Hier is N0 ≠ 0, omdat een deel van de geabsorbeerde straling ook de diepere lagen van de oceanen opwarmt. De daarin opgeslagen warmte doet wel mee aan de thermische uitzetting van het water, maar doet niet mee aan de warmte uitwisseling tussen de toplaag van de oceanen en de atmosfeer. Die toplaag, de zgn. mixed-layer van zo’n 75-100 m dikte waaraan de eerdergenoemde warmte capaciteit C is gekoppeld, wordt door wind en golven op een redelijk homogene temperatuur gebracht, in evenwicht met de atmosfeer. Dat is de temperatuur van het oppervlak die wij juist als
klimaat-indicator gebruiken.
Nu is de opwarming evenredig aan de forcing, en de temperatuurtrend dus evenredig met de som van de forcing trends van zowel broeikasgassen als van de al genoemde natuurlijke oorsprong, ofwel dT/dt is evenredig met (dFGHG/dt + dFNAT/dt). De evenredigheidsconstante, zijnde de controversiële klimaatgevoeligheid hoeven we hier echter niet te kennen en dat scheelt een hoop discussie.
Nu blijkt de tijdsafgeleide van de broeikasgas forcings dFGHG/dt al zo’n 4 decennia lang constant, zoals al vermeld in de inleiding. We meten en weten weliswaar de trend in de broeikasgas-concentraties heel nauwkeurig, maar voor de trend in de forcing moeten we ook de broeikasgas-sterkte kennen. Die wordt algemeen uitgedrukt als F2xCO2, de forcing a.g.v. een verdubbeling van de concentratie. De most likely waarde van 3,9 W/m2 hiervoor in het laatste IPCC-AR6 rapport geeft dan op basis van dat concentratieverloop in de tijd: dFGHG/dt ≈ 0,037 W/m2/jaar.
Omdat het KNMI de IPCC-waarden ongetwijfeld (waarschijnlijk impliciet) heeft gebruikt in hun 1,2 meter scenario, gebruiken we deze ook hier. Ik heb echter goede reden om aan te nemen dat deze waarde ongeveer een factor 2 te hoog is omdat het grote, afschermende effect van bewolking in de broeikasgas-sterkte niet lijkt te zijn verdisconteerd (nog niet gepubliceerde resultaten).
Gezien alle Net-Zero acties en de snelle afzwakking van de groei in de wereldbevolking tot een maximum rond 2060, is het niet aannemelijk dat die antropogene bijdrage in de stijging van de temperatuur, noch in die van de stralingsonbalans, überhaupt nog zal groeien. Eerder zullen we dFGHG/dt zien afnemen omdat zelfs bij de huidige groei in emissies, de toename van CO2 in de atmosfeer toch steeds minder wordt. Met de toenemende partiële CO2-overdruk zal een steeds grotere fractie van de CO2-emissies door de natuur worden opgenomen, niet alleen door de oceanen maar ook door de al waargenomen vergroening. Ik heb hier al eens voorgerekend dat de maximaal bereikbare concentratie onder de 600 ppm zal blijven. Misschien een wat cynische opmerking: zelfs met dit “business as usual” scenario, bereiken we vanzelf rond 2060 het “Net-Zero”-doel (geen verdere stijging van de CO2-concentratie) zonder ook maar iets te doen aan ons “fossiel” verbruik.
Voor de natuurlijke invloed op de temperatuurtoename, gekarakteriseerd door dFNAT/dt maken we in dit scenario #1 geen inschatting. We nemen aan dat ook die niet verder zal stijgen, en dat lijkt op basis van de waarnemingen van een constante dN/dt gerechtvaardigd. Daarmee zal de trend in de temperatuur dT/dt eveneens constant blijven. De huidige smeltwater bijdrage is daarmee constant in de tijd. Voor de stijgsnelheid door smeltwater in 2100 geldt dus:
SLRM (2100) = SLRM(2024) = 1,5 mm/jaar.
Deze constante waarde levert door smelt een zeespiegelstijging in 2100 op van 1,5*76 = 114 mm. Samen met de thermische expansie geeft dit scenario #1 een SLR(2100) ≈ 9,1 mm/jaar, en een totale zeespiegelstijging in 2100 van maximaal 459 mm t.o.v. het niveau in 2024.
Deze 0,46 meter is wel heel veel lager dan de 1,2 meter voorspelling van het KNMI. Toch is dit in alle aspecten het klimaat-alarmistische “business as usual” scenario tot 2100 met trends die zijn gebaseerd op extrapolaties van betrouwbare metingen sinds 2000 van o.a. stralingsonbalans en broeikasgas concentraties. Ook was dat een periode zonder al te grote wereldwijde klimaat-maatregelen en een nog altijd mondiaal exponentieel groeiende CO2-uitstoot.
Erger dan over die periode zal het naar de toekomst toe, dan ook niet gauw worden.
4. Het effect van de natuurlijke opwarming: scenario #2
De onbekende factor in deze toekomstvoorspelling is dus opvallend genoeg niet de antropogene bijdrage middels dFGHG/dt, waar het KNMI ons voor meent te moeten waarschuwen. Zoals aangegeven is dFGHG/dt al zeker sinds 1980 een constante factor in de stralingsonbalans en daarmee ook in de opwarming. En zoals uitgelegd, is de kans dat die trend nog zal toenemen uiterst gering.
De natuurlijke bijdrage in de opwarming is echter niet te voorspellen, maar met behulp van historische data is daar wel een idee over te geven. Uit de CET, de Central England Temperature reeks sinds 1659 met “echte” thermometers gemeten, zijn enkele decennialange periodes bekend rond 1700 en ook wel in de 19e eeuw, met grote “natuurlijke” opwarm-, maar ook afkoelsnelheden van wel 0,05 oC/jaar. Dat is ruwweg 3x sneller dan die verschrikkelijke broeikasgassen nu veroorzaken. De 0,015 oC/jaar aan huidige opwarmsnelheid is het gevolg van een “effectieve” stralingsonbalans gegeven door CdT/dt = (N – N0) ≈ 0,24 W/m2. Deze onbalans wordt berekend met de gemeten temperatuurtrend en de redelijk goed bekende warmtecapaciteit C van ons klimaatsysteem gebaseerd op de eerdergenoemde mixed-layer. Dat houdt impliciet in dat N0 ≈ 0,70 W/m2 en we kunnen in alle redelijkheid aannemen dat die al heel lang tamelijk constant moet zijn.
Bij de huidige opwarmsnelheid meten we een stralingsonbalans N = dOHC/dt ≈ 0,94 W/m2. Een 3x hogere opwarmsnelheid destijds, duidt dan op een bijbehorende onbalans van (3 x 0,24 + N0) = 1,42 W/m2. Dat was pre-industrieel, dus voor de huidige broeikasgasemissies en daarom puur van natuurlijke origine. Daar moeten we voor de 21ste eeuw de onbalans veroorzaakt door antropogene emissies nog wel bij optellen. Bij een constante dFGHG/dt ≈ 0,037 W/m2/jaar (conform IPCC) is dat deel in de offset van de onbalans bij een klimaat-relaxatietijd van ongeveer 4 jaar zo’n 0,15 W/m2. Die bijdrage blijft constant tot 2100, of neemt zelfs iets af a.g.v. eerdergenoemde effecten zoals klimaatmaatregelen die dFGHG/dt zullen verlagen. Dat effect is relatief natuurlijk maar klein.
Het levert op basis van deze historische gegevens een stralingsonbalans van maximaal 1,57 W/m2, terwijl we in bovenstaande schatting van het “business as usual” scenario in sectie 3, nog impliciet uitgingen van een groei naar een maximale onbalans in 2100 van (0,94 + 76*0,05) = 4,74 W/m2. Dat laat direct zien hoe onaannemelijk het is dat de huidige stralingsonbalans, zoals het KNMI beweert, structureel aan het versnellen is. De natuur heeft de afgelopen 400 jaar diverse malen laten zien dat er bij een onbalans van zo’n 1,5 W/m2 kennelijk een “streep in het zand” wordt getrokken en op- of neergaande temperatuurtrends zelfs tamelijk abrupt worden omgedraaid.
Als de 1,57 W/m2 nu de maximale onbalans rond 2100 zou worden die de Ocean Heat Content jaarlijks doet toenemen, betekent dat een maximale stijgingssnelheid door thermische expansie:
SLRE (2100) = 1,5*1,57/0,94 ≈ 2,5 mm/jaar.
Met weer een lineaire versnelling van de 1,5 mm/jaar in 2024 naar 2,5 mm/jaar in 2100 levert dat voor de zeespiegel in 2100 t.o.v. 2024, een totale stijging door expansie van “maar” 152 mm. De toename door smelt SLRM is echter bij deze schatting op basis van een maximale opwarmsnelheid, juist weer niet constant door die historisch gezien, veel sterkere “natuurlijke” opwarming van 0,05 oC/jaar. Dat soort extreme klimaatverandering duurde in het verleden hooguit enkele decennia. Over de hele CET-periode gemiddeld, is de natuurlijke temperatuurtoename slechts 0,003 oC/jaar.
Maar laten we als “worst case” net doen of die 0,05 oC/jaar de komende 76 jaren tot 2100 in dat tempo doorgaat. Afhankelijk van de waarde van de broeikassterkte van CO2, is van de huidige opwarmingssnelheid (≈ 0,015 oC/jaar) maximaal de helft “antropogeen”. Opgeteld bij dit hard groeiende natuurlijke deel, loopt dan de opwarmsnelheid afgerond naar boven, tot wel 0,06 oC/jaar op in 2100. Dat is 4x de huidige snelheid en dus ook de factor waarmee het landijs dan sneller moet smelten. Met die 0,06 oC/jaar berekenen we in 2100: SLRM (2100) ≈ 4×1,5 = 6 mm/jaar.
Als we weer uitgaan van een lineaire versnelling over deze 76 jaar, komt de totale stijging door smelt dan uit op 285 mm in 2100. Samen met de thermische expansie geeft dit scenario #2 een SLR(2100) ≈ 8,5 mm/jaar en een totale zeespiegelstijging in 2100 van maximaal 427 mm t.o.v. het niveau in 2024.
Deze 0,43 meter als absolute “worst case” schatting door die sterk overdreven “natuurlijke” opwarming, is zelfs nog lager dan de eerder uitgerekende 0,46 meter op basis van het huidige “business as usual” scenario #1. Dat die twee waardes veel op elkaar lijken moet puur toeval zijn, maar laat in ieder geval zien wat ongeveer het maximum kan zijn onder dit soort extreme scenario’s. De 1,2 meter claim van het KNMI raakt dus duidelijk “kant noch wal”.
5. Enig realisme in alarmistische klimaat-voorspellingen is “nooit weg”.
Er is op dit moment geen enkele reden om aan te nemen dat de huidige 0,015 oC/jaar (de opwarming van de oceanen is zelfs iets minder) door zal groeien naar 0,06 oC/jaar, eerder het tegendeel. Door een afnemende dFGHG(t)/dt a.g.v. emissiereducties, en het aanstaande maximum in de wereldbevolking, zal de antropogene bijdrage in de stralingsonbalans en in de opwarming hoe dan ook gaan afnemen. Ook die hoge 0,05 oC/jaar voor de natuurlijke component in de opwarming is eigenlijk geen reële optie, zeker niet voor een periode van de komende 76 jaar. Het is niet alleen de afgelopen 4 eeuwen nooit vertoond voor zo’n lange periode, maar ook als volgt te falsificeren.
Natuurlijke opwarming kan eigenlijk alleen het gevolg zijn van meer instraling door de Zon, veroorzaakt door een afname in bewolking. De trend in de natuurlijke forcing die nodig is voor bovenstaand scenario moet dan ongeveer 5x zo groot zijn als de huidige (IPCC-)trend in broeikasgas forcing dFGHG/dt, ofwel zo’n 0,18 W/m2/jaar. Met het huidige Netto Cloud Radiative Effect (Net-CRE) per procentpunt bewolkingsafname (%cc) van bijna 0,3 W/m2/%cc, vraagt dat om een continue afname van ongeveer 0,6 %cc/jaar. Om dit 76 jaar vol te houden, zouden we bijna 2/3de van onze wereldwijde bewolking moeten verliezen. Maar dan wel terwijl er door de opwarming heel veel meer waterdamp in de atmosfeer zal zitten. Meer warmte, heel veel meer vocht in de lucht, en toch veel minder bewolking, vormen echter een weinig aannemelijke combinatie zoals het klimaat in de Tropen ons dagelijks laat zien.
Een zeespiegelstijging in 2100 van 0,46 meter is dan ook nog altijd onwaarschijnlijk hoog bij een huidige, geobserveerde stijgsnelheid van “slechts” 3 mm/jaar en een niet-stijgende forcing-trend dFGHG/dt door broeikasgasemissies. Als we de 3,3 mm/jaar uit de satelliet-telemetrie constant veronderstellen, komen we net op 0,25 meter zeespiegelstijging in 2100.
Dat laatste lijkt historisch gezien ook wel de meest betrouwbare voorspelling. Zelfs als de 3 mm/jaar van nu, die al een eeuw nagenoeg constant lijkt, nog deze eeuw met een onwaarschijnlijk grote factor van 1,5x gaat groeien tot 2100, dan nog halen we geen 0,3 meter aan zeespiegelstijging. Daarbij hebben we niet eens de Nederlandse situatie gebruikt waarbij de zeespiegel nu zelfs nog geen 2 mm/jaar stijgt. Daar zit waarschijnlijk voor ongeveer 1 mm/jaar aan bodemdaling in en voor de hoogte van onze dijken moet je ook die natuurlijk wel compenseren.
6. Samenvatting en conclusies
Het Nederlandse volk op stang jagen met een voorspelling van 1,2 meter in 2100 lijkt op basis van deze analyse, niet meer dan een alarmistische onheilsboodschap. Publicitair “scoort” zoiets ongetwijfeld heel goed, maar van een gefundeerde bijdrage aan de klimaatdiscussie en degelijke voorlichting over mogelijke effecten, is duidelijk geen sprake. Zoals aangetoond, is die claim immers makkelijk falsificeerbaar op basis van publiek toegankelijke data, die ook het KNMI moet kennen.
Voor de rol van een onafhankelijk overheidsinstituut als het KNMI zijn publicaties van niet goed onderbouwde, of zelfs bewust overdreven resultaten onder het mom van “wetenschap” m.i. totaal onacceptabel. Ongefundeerde claims, hoe “politiek correct” of passend ze misschien voor het verwerven van onderzoeksgelden ook zijn, blijven ethisch gezien verwerpelijk. Het ondermijnt het vertrouwen in de wetenschap, en draagt uiteindelijk bij aan het groeiend wantrouwen van de gewone burger in de overheid. Die “wetenschap” corrigeert zich ongetwijfeld zelf wel weer, ook t.a.v. hun huidige, vaak blinde support voor ongefundeerde projecties m.b.t. de toekomst van ons klimaat. Wantrouwen in de overheid die op dit soort “voorspellingen” kostbare, maar zoals t.z.t. zal blijken, nutteloze maatregelen neemt, is waarschijnlijk op termijn nog wel het kwalijkste effect hiervan. Zoals het spreekwoord luidt:
“vertrouwen komt te voet, en gaat te paard”.
***
De zeespiegelstijging werd vroeger gemeten door Deltaris.
Maar om de een of andere reden zijn ze dit samen gaan doen met KNMI en toen dacht de zee ik ga maar even wat sneller stijgen dan normaal.
En in de fabeltjes krant stond vermeld, 1.2 meter stijging, echt waar, echt waar meneer de Uil.
Mooi artikel, fijn dat er mensen zijn die dit eens wat dieper bekijken dan wat ons voorgeschoteld word.
Al die flauwekul hoort gewoon bij de overheidspropaganda, hoe meer je blijft herhalen, hoe minder de mensen er naar luisteren.
Maar als je de gemiddelde NL-er vraagt zal het antwoord “ja de zeespiegel stijgt” zijn.
Het hoort bij de 24/24 bullshit die over ons uitgestort wordt.
In feite worden de mensen geprogrammeerd om iets te geloven.
En sommigen leven hun hele leven al in een voorgeschreven werkelijkheid.
Je kunt alleen ontsnappen door wakker te worden.
Misleiding is de grote gemene deler in ons hele westerse bestaan. Onze ouders beginnen er al mee, zonder opzet, maar ze doen zoals hun ouders deden. We leven sinds lange tijd in een wereld van uitbuiting en onderdrukking. Dit klimaatgrapje maakt daar, naast vele andere trucjes deel van uit. De uitgang van deze hypnose zit in ons voor het grijpen door in te zien hoe het grote bedrog van de misleidingen in elkaar steekt en vervolgens vanuit jouw eigen zuivere, dus niet door angst gestuurde, gevoel te gaan leven.
Deltares doet het nog steeds.
Ze hebben de nauwkeurigheid verhoogd en de meetresultaten tot 2023 gepubliceerd (hierboven slechts t/m 2018):
https://www.deltares.nl/expertise/onze-expertises/zeespiegelstijging/zeespiegelmonitor
“De gegevens in de zeespiegelmonitor 2022 en 2023 hebben daardoor een kleinere onzekerheid dan voorheen en de conclusies over de zeespiegelstijging zijn robuuster.”
De groene lijn laat de versnelling van de stijging zien.
Ik zie geen reden om te veronderstellen dat Deltares fraudeert met de gemeten zeespiegel stijging.
Ze hebben hun meetresultaten gepubliceerd t/m 2022.
De grafiek hierboven gaat tot 2018, en heeft dus de versnelling van de stijging niet kunnen meenemen.
Overigens:
De samenwerking met het KNMI, voor zover die nog bestaat want partijen vermelden die niet, tast de onafhankelijkheid van Deltares op geen enkele manier aan.
Als het warmer wordt, zet niet alleen het oceaanwater uit, maar ook het land, wat wel iets zal na-ijlen. Dit compenseert in zekere mate de zeepspiegelstijging.
Het is grote onzin, die zeespiegelstijging zit tussen de oren, de leiders zelf kopen het een na het andere landgoed aan zee.
Kennelijk weten die meer.
Dat klopt zeker Gerard. Zelfs een menselijk lichaam zet uit naarmate de T stijgt. Dus wat is nu je punt?
Even doordenken: als ook het land uitzet, komt dit omhoog wat aan de kust de stijging van de zeepspiegel zal compenseren.
En tot hoeveel meter diep heeft de zon dan invloed op ‘land’ Gerard.
Als je in de zomer bij 25 C de gemeentegrot in Valkenburg bezoekt krijg je het na 3 meter al koud in je korte broek, Tshirt en sandalen , want het is daar 12 C.
Als je in de winter bij 5 C de gemeentegrot in Valkenburg bezoekt krijg je het na 3 meter warm in je dikke winterjack, bontlaarzen en handschoenen, want het is daar 12 C
De zeespiegelstijging wordt niet gemeten ten opzicht van een vast (virtueel) punt zoals het middelpunt van de aarde, o.i.d.,
maar ten opzichte van het aangrenzende land.
Dat daalt of stijgt verschillend op verschillende plekken en dus zijn meer meetstations nodig op diverse plekken langs de kust.
Die meting bepaalt immers of de kustverdediging tegen het zeewater nog sterk en hoog genoeg is, en heeft geleid tot compleet nieuwe hoge duinen ketens aan onze kust (waarmee ons land iets groter is geworden). Dat wordt zo gedaan omdat nieuwe duinenrijen maken goedkoper en voor ons vriendelijker is dan dijken.
De oude Hondsbossche zeewering (nabij Petten) is verdwenen onder nieuwe hogere duinen.
Ben daar ~15 jaar terug met een maatje nog eens langs de zeezijde over een smalle strook strandzand onderlangs gefietst terwijl het schuim van de golven ons om de oren vloog. Vond dat die dijk er met zijn keurig geordende basaltblokken voor de golven onneembaar uitzag. Was kennelijk fout gedacht.
En ze SCHATTEN HET IN, want natuurlijk kunnen ze alleen nauwkeurig meten als het niet waait…. want anders zijn er golven van 75 cm en eb en vloed van meters. Dan doet die 1,8 cm in 100 jaar natuurlijk helemaal niets.
Hoeveel bewijs dat het allemaal quatsch is wil je eigenlijk hebben? En dan nog gaan rekenen met hoeveel ton ijs voor hoeveel stijging… zie je de stupiditeit niet?
In een gesloten bak water kun je nog wel het hoogteverschil meten, maar aan de kust waar waterhoogtes alleen door wind en eb en vloed al meters kunnen verschillen is het natuurlijk grote onzin, zeker als je bedenkt dat ze in tienden van mm per jaar uitkomen. En op oude foto’s en schilderijen van honderden jaren geleden in vergelijking met heden zie je ook geen enkel verschil in waterhoogte, gewoon omdat het er niet is.
Maar goed, onze Bas moet ergens over kunnen kletsen.
En zoals de familie die het bedacht heeft ooit zei, je komt weg met bedrog als het bedrog zo groot is dat niemand het eigenlijk wil geloven.
Precies dát is die klimaatwaanzin, en natuurlijk alle bij elkaar gesprokkelde “parameters” als boomringen en CO2 uit ijskernen, ijsdiktes, etc.
Over de periode 2000-2020 blijkt ongeveer 104 Gton aan landijs gesmolten.
Dit lijkt me een typfout. 1 mm stijging komt overeen met 360 km3= 360 Gton. Stijging van 1.5 mm per jaar over 20 jaar komt dan overeen met ~10400 Gton.
Die 104 GT komt uit metingen van de ijskap op Groenland (die de laatste jaren weer groeit maar daarvoor, tot ongeveer 2015/20 in volume afnam). Dat betekent dat slechts 0.4 mm/yr van de stijging aan landijs is te wijten. Samen met die 1.5 mm/yr thermishe expansie geeft dat 1.9 mm/yr. Laat dat nou precies zijn wat de getijden meetingen aan de Noordzeekust opleveren.
Dat was zo.
De laatste 25 jaar is de stijging toegenomen naar 4 mm/jaar.
Zie Deltares.
Zoals alles van de overheid is dit alleen maar bedoeld om de stijgende onvrede van de burger te bestrijden.
Zo weten we inmiddels dat inflatie (december 2024 4%) tussen de oren zit.
Er grote problemen zijn met het klimaat vanwege overstromingen en branden.
Rusland de wereld gaat veroveren.
Trump heel slecht is voor het westen.
Musk de Hitlergroet bracht.
We moeten de files mijden om ze te bestrijden.
“We must make the spirits ripe for war”. (Rutte)
En nu een speciale – WIJ VAN WC EEND – website over de gefingeerde versnelling van de zeespiegelstijging.
Dikke middelvinger!
Burgers, laat je niet meer gek maken. Wordt wakker, Abonneer je op “Gezond Verstand”, en “De Andere Krant” en ga de wereld anders bekijken.
Ee staan te veel fouten in het verhaal om allemaal op in te gaan. Het motto op deze site is nog steeds: ‘ u roept, wij plaatsen’, zonder dat er enige kwaliteitscontrole is. Als het maar in het straatje van Hans Labohm is.
Hier een stuk over de verwachte zeespiegelstijging in Europa tot 2100 en tot 2300.
://sp.copernicus.org/articles/3-slre1/4/2024/
Daar zit een zeer grote marge in, en dat komt voornamelijk door Antarctica. Het gedrag van de ijskap binnen deze periode is op dit moment nog erg moeilijk te voorspellen. Toenemende smelt kan gecompenseerd worden door meer sneeuwval. Maar hoe dat zich verhoudt is onduidelijk. Bij voortgaande opwarming zal de neerslag er steeds vaker als regen vallen.
De laatste 3 of 4 jaar is er op Antarctica waarschijnlijk geen massaverlies (de metingen zijn ook al lastig). Dit zorgt er voor dat ook de zeespiegelstijging wat getemperd wordt. Voor zolang het duurt. Een flinke bijdrage kwam van gletsjers in berggebieden, die nemen steeds meer af.
Verontrustend is de versnelling in de opwarming die de laatste jaren te zien is. Er lijkt een verband te zijn met afgenomen lage bewolking. Het mechanisme daarachter is nog niet goed bekend. Het schoner worden van de lucht speelt waarschijnlijk een rol (zwavel uitstoot), maar de opwarming zelf zorgt ook voor verandering in de wolken patronen (positieve feedback).
Hier de correcte link:
https://sp.copernicus.org/articles/3-slre1/4/2024/
Het zou fijn zijn als er wordt vermeld welke fouten er zijn zodat er aanpassingen kunnen worden gedaan. Ja dat is lastig maar voor klimaat vakidioten oplosbaar. Technici zijn er voor reële werkende oplossingen. Dat is toch iets heel anders dan de asfalt plakkende xr wetenschappers of de artiesten die schreeuwen vanuit de blauwe ruimte dat de wereld vergaat.
Dus Bart, doe je best.
“Meer warmte, heel veel meer vocht in de lucht, en toch veel minder bewolking, vormen echter een weinig aannemelijke combinatie zoals het klimaat in de Tropen ons dagelijks laat zien.”
Er is een verschil tussen absolute vochtigheid en relatieve vochtigheid. De absolute vochtigheid neemt sterk toe, maar de relatieve vochtigheid kan met name boven de continenten afnemen, doordat de oceaan onvoldoende vocht kan leveren om de opwarming bij te houden (de zee warmt minder snel op dan het land).
In de tropen is bijna alleen convective bewolking (cumulus, cumulonimbus). Die kan toenemen bij voortgaande opwarming. Het probleem zit in de lage, stratiforme bewolking. Die neemt af, dat is gewoon te meten. Dat kan deels te maken hebben met het schoner worden van de lucht, maar ook met de opwarming zelf.
Ook in ons land heeft de bewolking ‘s zomers een ander karakter dan in de winter. Uitgebreide stratus en mist komt in de zomer niet voor, en buien wolken bereiken een grotere hoogte.
Verandering van typen bewolking werkt dus als positieve feedback. Gelukkig zit er ook een rem op. In buienwolken wordt veel warmte naar boven afgevoerd, waar het deels kan worden uitgestraald naar de ruimte.
De zeepspiegel zal best kunnen stijgen of dalen, er is alleen niet veel van te merken.. Wat tot nu toe aangevoerd is als bewijs had vaak andere oorzaken. Maar goed, zoals we al in het filmpje van Willie Soon zagen zitten we in een periode richting de volgende ijstijd, de zeespiegel zal dalen en ondertussen af en toe een beetje kunnen stijgen om vervolgens verder te dalen. Niet over een periode van een paar jaar, eerder over honderden jaren. Voor nu: allemaal even de plas ophouden, dat scheelt ook weer ;-)
“Verontrustend is de versnelling in de opwarming die de laatste jaren te zien is.”
Dat past bij de versnelling van de zeespiegelstijging die Deltares over de laatste jaren laat zien!
https://www.deltares.nl/expertise/onze-expertises/zeespiegelstijging/zeespiegelmonitor
“Smelten van landijs/sneeuw kunnen we schatten op basis van o.a. veranderingen in de Snow Mass Balance (SMB) van Groenland, Antarctica en het inkorten van gletsjers wereldwijd. Let wel, het oppervlak aan verdwenen zee-ijs doet uiteraard niet mee in de zeespiegelstijging. Over de periode 2000-2020 blijkt ongeveer 104 Gton aan landijs gesmolten.”
De SMB is de Surface Mass Balance. Daarin zijn alle oppervlakteprocessen meegenomen: sneeuwval, regenval, smelt, bevriezing, sublimatie, afstroom. De beweging van het ijs zelf zit er niet in en die is (mede) van belang voor de totale massa balans. Het totale massaverlies van Antarctica en Groenland samen was over 2002-2024 zo’n 7650 Gigaton (km3). Bron: GRACE/NASA.
Het toekomstige verloop van de SMB is onzeker. Er kan een zelfversterkend effect in zitten: als de ijskappen dunner worden valt meer neerslag als regen. Nog onzekerder is de aantasting van de ijskap van onderaf, met name West Antarctica. Warmer zeewater kan de ‘grounding line’ steeds verder terugdringen. Er zijn aanwijzingen dat in het vorige interglaciaal de West-Antarctische ijskap voor een belangrijk deel verdwenen was.
“Over de periode 2000-2020 blijkt ongeveer 104 Gton aan landijs gesmolten.”
Nog even flauw doen. De Surface Mass Balance voor Antarctica en Groenland is gemiddeld resp. 2400 en 450 gigaton per jaar. Dat is 62700 gigaton in 22 jaar. Voor de totale smelt mag je dat bij het massaverlies optellen. De totale smelt is dan 70350 gigaton in 22 jaar.
Maar dat is natuurlijk grotendeels de natuurlijke cyclus; het gaat vooral om het netto massaverlies. Daarnaast neemt wel de dynamiek toe: meer neerslag, meer ijsbeweging, meer afkalving.
Copernicus is geen wetenschappelijke organisatie of publicatie. Het is een data service, waar men bepaalt wat u wel en wat u niet te zien krijgt. Het is een initiatief van de EU.
Caveat Emptor!
In de allereerste plaatje is de stijging van de zeespiegel afgebeeld. Ik vraag me af waarom die grafiek tot 2016 gaat. Is er de afgelopen 8 jaar niks gemeten of vastgelegd in een grafiekje?
Rechts onderaan staat de PBL bron uit 2016, vandaar tot 2016.
Hier de link.
https://www.clo.nl/indicatoren/nl022909-stand-zeespiegel-langs-de-nederlandse-kust-en-mondiaal-1890-2014
https://ejbron.wordpress.com/2025/01/22/lobbyschandaal-in-brussel-eu-betaalde-milieuclubs-in-het-geheim-voor-promotie-van-groene-plannen-timmermans/
Rapport PBL uit 2007.
Daarna heeft het KNMI “acceleratie” van afsmelten west Antarctica en Groenland toegevoegd.
1) “In de afgelopen eeuw is de zeespiegel ongeveer 17 centimeter gestegen. Het IPCC stelt dat bij een scenario met een relatief lage uitstoot van broeikasgassen deze eeuw een verdere stijging met 18 tot 38 cm is te verwachten.
Volgen de emissies het hoogste scenario, dan zal deze stijging 26 tot 59 cm zijn.”
2) “zoals eerder uitgebracht door het KNMI in haar klimaatscenario’s van 2006, waarin wordt gesteld dat de zeespiegel voor de Nederlandse kust deze eeuw met 35 tot 85 cm kan stijgen”
Recent onderzoek doet twijfelen aan die “instabiliteit” van west Antarctica.
“The West Antarctic Ice Sheet may not be vulnerable to marine ice cliff instability during the 21st century”
https://www.science.org/doi/10.1126/sciadv.ado7794
“The West Antarctic Ice Sheet may not be vulnerable to marine ice cliff instability during the 21st century”
Dat is op zich goed nieuws. De vrees was dat er op een bepaald moment een catastrofale instorting van delen van de ijskap van West Antarctica zou komen, doordat ijskliffen van 100 m en hoger achter elkaar in kunnen storten. Waarschijnlijk werkt het toch anders: de kliffen worden niet zo hoog. Dat is goed nieuws. In dit scenario kon de zeespiegel in een paar jaar tijd opeens flink stijgen. Nu lijkt het geleidelijker te gaan, dan is er meer tijd om maatregelen te nemen.
“Nu lijkt het geleidelijker te gaan, dan is er meer tijd om maatregelen te nemen.”
In senario # 1 komt Huijser tot 9,1 mm per jaar in 2100.
In senario # 2 komt Huijser tot 8,5 mm per jaar in 2100.
Dat maakt het niveau in 2100 nogal lager dan het KNMI maar daarna ziet het er toch “ongelukkig” uit voor Nederland.
Het +1,2 m KNMI niveau in 2100, wordt dan later alsnog onvermijdelijk bereikt.
“de conclusie dat de bijdrage van antropogene emissies hoog uit de helft van de opwarming kan hebben veroorzaakt, en dat die bijdrage bovendien een constant aandeel in de waargenomen temperatuurtrend moet hebben gehad.”
Die conclusie is volges mij fout, want de mensheid is steeds meer CO2 gaan uitstoten….
Mede omdat we steeds meer vliegen.
Nou Bas, dan zou ik maar rap beginnen met het bouwen van die Ark in je achtertuin.
“Die conclusie is volges mij fout, want de mensheid is steeds meer CO2 gaan uitstoten….”
Hij zegt niet dat de CO2 uitstoot constant is gebleven of niet is gestegen.
Hij zegt dat de invloed op de temperatuurstijging door CO2 een constante factor is.
“Dat laatste is een gevolg van het feit dat de trend in forcing door broeikasgassen dFGHG/dt, al tenminste 4 decennia constant blijkt te zijn”
Zijn “Plank feedback Parameter” brengt hem tot die conclusie.
De editorial board maakt er een “Debate Paper” van.
“It is the philosophy of this journal, to give authors a platform for new approaches and their interpretations, even when they are in contradiction to established climate science considerations.
This also holds, when one of the reviewers or a member of the Editorial Board sees a conflict in the author’s approach.
Such a contribution is accepted for publi- cation, as long as it is in agreement with fundamental physical principles, but it is classified as Debate Paper, to point to an extraordinary interpretation or result of a paper, worthy of discussion.”
P.s.
“Mede omdat we steeds meer vliegen.”
De luchtvaart is slechts een kleine factor in de stijging van CO2 uitstoot geweest en nu 2,5% van de totale uitstoot.
https://ourworldindata.org/grapher/aviation-demand-efficiency
Volgens een Australisch onderzoek op basis van NASA-opnamen breiden de kustlijnen in de wereld uit met gemiddeld 26 cm per jaar. Erosie, sedimenttransport en kustsedimentatie gaan gewoon door.
Mooi, er is dus geen probleem met zeepspiegelstijgering. Het echte probleem is angstaanjagerij waar de massa in stinkt.
Het is me nu al meerdere keren overkomen dat een reactie niet verschijnt. Wat is er aan de hand?