Karl Popper.

Een gastbijdrage van

Karl Popper is beroemd geworden doordat hij van het klassieke model van wetenschap als een proces van observatie en inductie ter discussie stelde. Volgens Popper is een onderscheidend kenmerk van een wetenschappelijke theorie dat zij falsifieerbaar is. Dat wil zeggen: dat zij uitspraken en voorspellingen over de werkelijkheid doet, die door de feiten kunnen worden tegengesproken. Een theorie die niet aan dit criterium voldoet, moet volgens hem worden beschouwd als onwetenschappelijk (bijvoorbeeld de astrologie) of als voorwetenschappelijk (bijvoorbeeld de psychoanalyse). Over de psychoanalyse stelt hij bijvoorbeeld:

“This does not mean that Freud and Adler were not seeing certain things correctly: I personally do not doubt that much of what they say is of considerable importance, and may well play its part one day in a psychological science which is testable. But it does mean that those ‘clinical observations’ which analysts naïvely believe confirm their theory cannot do this any more than the daily confirmations which astrologers find in their practice. And as for Freud’s epic of the Ego, the Super-Ego, and the Id, no substantially stronger claim to scientific status can be made for it than for Homer’s collected stories from the Olympus. These theories describe some facts, but in the manner of myths. They contain most interesting psychological suggestions, but not in a testable form.” (zie: https://nl.wikipedia.org/wiki/Psychoanalyse)

Volgens Popper zijn er dus twee verschillende manieren van wetenschappelijke theorievorming. Speculatieve theorievorming, wat dus eigenlijk vergelijkbaar is met mythevorming, maar ook falsificeerbare theorie, de eigenlijke wetenschap.

Het voorbeeld wat Popper graag aanhaalt is dat van Einstein’s relativiteitstheorie. Isaac Newton had het idee van afbuigend licht had beschreven in zijn boek Opticks uit 1704. Zijn berekeningen hadden het over sterlicht dat langs de Zon passeerde en daarbij 0,87 boogseconden zou afbuigen. De afbuiging volgens de algemene relativiteitstheorie zou 1,74 boogseconden bedragen.

Toen de theorie van Einstein de Engelse astronoom Arthur Eddington ter ore kwam, raakte hij er meteen door gefascineerd, en hij besloot werk te maken van een experiment om de juistheid van de algemene relativiteit te bewijzen. Daarom werden er twee expedities opgezet ter gelegenheid van een nakende totale zonsverduistering. Die zou plaatsvinden op 29 mei 1919 en kon waargenomen worden vanaf Zuid-Amerika tot in Afrika.

Op 6 november 1919 werden de langverwachte resultaten van de expedities met veel bombarie wereldkundig gemaakt op een speciale bijeenkomst van de Royal Society in Londen. Het bleek dat de metingen uit Sobral en Principe dat deze in grote mate overeenstemden met de voorspellingen van de algemene relativiteit en dus afweken met de posities zoals Newton ze berekend had.

De Wetenschap had gezegevierd. Maar juist dit onderdeel van de Popperiaanse theorie werd op zijn beurt weer heftig bekritiseerd door Thomas Kuhn (1922-1996).

Kuhn stelt dat bewijs en experimenten geen onderscheid kunnen maken tussen ware en valse theorieën, omdat wetenschappers de resultaten van ‘andere’ wetenschappelijke inzichten, altijd zouden rationaliseren, door ad hoc aanpassingen aan hun theorieën te maken, om hun al van tevoren vaststaande wetenschappelijke loyaliteit te ondersteunen. Was de theorie van Newton werkelijk niet te redden door natuurkundigen, wanneer Einstein minder populair was geweest?

Volgens Kuhn is de competitie tussen denkkaders, van waaruit de werkelijkheid geanalyseerd en beschreven wordt (paradigma’s), niet het soort strijd dat kan worden opgelost door ‘bewijzen’. Er zijn volgens Kuhn ook een drietal belangrijke reden waarom dat zo is.

Als eerste zullen de aanhangers van de verschillende denkkaders vaak van mening verschillen over de aard van de problemen die opgelost moeten worden. Zo werd de theorie van Newton zelf over de zwaartekracht, grotendeels genegeerd door vooraanstaande wetenschappers van zijn tijd, omdat hij weliswaar zwaartekracht beschreef, maar helemaal geen verklaring bood ten aanzien van de aard en oorzaak van deze kracht.

Daarnaast krijgen een aantal begrippen die een vastomlijnde betekenis hadden in de ‘oude theorie’ een nieuwe betekenis, met nieuwe associaties die veelal niet gemaakt kunnen worden door diegenen die de oude theorie verdedigen. (Kuhn noemt hier als voorbeeld de buiging van de ruimte in de relativiteitstheorie)

Als derde reden benoemt Kuhn het feit dat aanhangers van de verschillende paradigma’s hun vakgebied beoefenen in verschillende werelden. De een leeft in een onbeweegbare platte wereld, de ander op een ronde bewegende wereld en dat maakt dat de waarnemingen die worden gedaan ook anders worden geïnterpreteerd. Het is daarom dat zelfs wetmatigheden welke aan de ene groep van wetenschappers niet kunnen worden uitgelegd, voor de andere groep onmiddellijk helder zijn.

Ik wil er graag nog een vierde reden aan toevoegen. Wetenschappers zijn ook mensen.

In art. 12 van de Universele Rechten van de Mens wordt gepleit voor de bescherming van de eer van het individu tegen smaad en laster. Eer betekent in artikel 12 iemands morele reputatie, en die komt door smaad en laster in gevaar. Wanneer een individu zijn of haar morele reputatie (eer) verliest, zal hij of zij door anderen als onbetrouwbaar en niet integer worden gezien (Ellemers, 2018).

Hierdoor kan dat individu worden blootgesteld aan sociale stigmatisering, wantrouwen, uitsluiting, isolatie en afwijzing, oftewel ‘sociale dood’ (‘social death’, Williams, 2007).

Dit roept enorme stress, spanningen en daardoor ook geweld op. De rampzalige gevolgen van smaad en laster voor de betrokkene verklaren waarom overheden in art. 12 worden opgeroepen burgers hiertegen adequaat te beschermen. Zie hier.

Wetenschappers vereenzelvigen zichzelf niet zelden met een bepaalde theorie. Michael E. Mann (van de hockeystick) zou waarschijnlijk nog liever zijn tong inslikken, dan toegeven dat zijn temperatuurreconstructie niet deugdelijk zou zijn. In het laatste proces tegen Tim Ball laat hij in ieder geval al zien dat hij een schadeclaim, die enkele miljoenen kan bedragen, geen bezwaar vindt om zijn wetenschappelijke reputatie te redden (zie hier).

Mythe

Het zal duidelijk zijn dat de huidige CO2-hypothese een schoolvoorbeeld is van de mythologische theorie die Popper beschrijft. Zo wordt bijvoorbeeld op de National Geographic website duidelijk gemaakt dat het broeikaseffect helemaal niet alleen zorgt voor hitterecords:

“Delen van de Verenigde Staten zijn deze maand in de greep van een kouderecord. De oorzaak is een gesplitste poolwervel die koude poollucht over het continent blies. Mensen die ontkennen dat er sprake is van klimaatverandering, grijpen het aan als kans aan om vraagtekens te stellen bij de wetenschappelijke consensus.

“Relatief hoge temperaturen in het noordpoolgebied zorgen ervoor dat de straalstroom steeds grotere kronkels maakt, en als die kronkels verder naar het zuiden zakken, komt de koude lucht verder naar het zuiden. Die kronkels blijven meestal een poosje in stand, dus het weer in het oosten van de Verenigde Staten, of het nou kou is of warmte, gaat langer aanhouden,” stelt de auteur van het artikel Jennifer Francis in een persbericht.(…)

Zie hier.

Maar als ook koude wordt veroorzaakt door het opwarmend effect van CO2; hoe kan de theorie van CO2-opwarming dan ooit nog worden gefalsifieerd? Sterker nog; alle van ‘het normale weer’ afwijkende situaties zijn klaarblijkelijk terug te herleiden tot de toename van CO2 in de atmosfeer. Meer orkanen? Klimaatverandering! Zie hier. Minder orkanen? Ook klimaatverandering! Zie hier. Wat we ook zien, het wordt klaarblijkelijk altijd veroorzaakt door klimaatverandering door de toename van het gehalte CO2 in de atmosfeer.

De conclusie is dan relatief simpel. De opwarmingstheorie door CO2 is een mythe, wat dus niet betekent dat alles wat door deze theorie wordt ‘verklaard’ ook onzin is, maar dat wel geconcludeerd moet worden dat het geen strikt wetenschappelijke (falsificeerbare) theorie is.

Wel hangt aan het wetenschappelijke aura van de broeikastheorie inmiddels de reputatie vast van vrijwel alle belangrijke broeikas-deskundigen, verbonden aan diverse wetenschappelijke instituten, die hiermee ook kleur hebben bekend.

Maar hierdoor is het vrijwel uitgesloten dat vanuit deze instituties ooit nog eens een ander geluid over de globale opwarming vernomen zal worden.

Van Naomi Oreskes is de stelling dat de wetenschappelijke onderbouwing in de IPCC rapporten eigenlijk wel achterwege kan blijven:

“De belangrijkste nieuwe ontwikkeling in het laatste IPCC-rapport, was niet zozeer de wetenschap, maar de toon. In het verleden hebben IPCC-wetenschappers zich ingespannen om kalm te blijven en de zaak niet te overdrijven. Maar in het laatste rapport was de toon gealarmeerd. Dat is goed, want als de feiten alarmerend zijn, is het rationeel om zowel gealarmeerd te zijn als dat alarm op anderen over te brengen.

Maar dit roept een vraag op voor het IPCC: wat nu? Het antwoord is dat wetenschappers van Werkgroep 1 hun werk als voltooid verklaren en het stokje doorgeven aan de rest van de wetenschappers die de organisatie bevolken. Veel mensen realiseren zich niet dat het IPCC drie werkgroepen heeft. Werkgroep 1 (WG1), die de verklaringen van deze zomer uitbracht, gaat in op de “fysisch-wetenschappelijke basis” van klimaatverandering. WG2 houdt zich bezig met “impacts, aanpassing en kwetsbaarheid”, en WG3 kijkt naar mitigatie. Anders gezegd, WG2 onderzoekt in detail waarom klimaatverandering ertoe doet, en WG3 probeert erachter te komen hoe dit te stoppen.

Nu we weten dat de klimaatverandering volop aan de gang is, is het tijd om ons te concentreren op het voorkomen dat het probleem nog erger wordt en om uit te zoeken hoe we ons kunnen aanpassen aan de veranderingen die we niet langer kunnen voorkomen. Een stap die daarbij zou kunnen helpen, zou zijn dat het IPCC verklaart dat de taak van WG1 geklaard is en stopt met haar onderzoek.” Zie hier. 

Eigenlijk ben ik het best wel eens met Oreskes. WG1 mag best worden afgesloten, maar moet dan wel worden vervangen door een veel minder verkokerd, ‘mentaal afgesloten’ instituut. Een andere naam zou misschien al helpen.

Don’t look up

De meest eervolle erkenning van een wetenschapper/wetenschappelijk instituut (in een seculiere maatschappij) is natuurlijk de maatschappelijke erkenning. Het omzetten van theorie naar praktijk. Maar daarvoor moet nog één geduchte hindernis worden genomen.

Vanaf 24 december is op Netflix de blockbuster “Don’t look up” te zien. Hier is alvast de volgende samenvatting van het plot gegeven.

“Kate Dibiasky (Jennifer Lawrence), een afgestudeerde astronomiestudent, en haar professor Dr. Randall Mindy (Leonardo DiCaprio) doen een verbazingwekkende ontdekking van een komeet die in een baan om het zonnestelsel draait. Het probleem – het ligt op een directe ramkoers met de aarde. Het andere probleem? Niemand lijkt er echt om te geven. Blijkt dat het waarschuwen van de mensheid voor een planeetmoordenaar ter grootte van de Mount Everest een lastig feit is om te navigeren. Met de hulp van Dr. Oglethorpe (Rob Morgan) beginnen Kate en Randall aan een mediatour die hen meeneemt vanuit het kantoor van een onverschillige president Orlean (Meryl Streep) en haar sycofantische zoon en stafchef, Jason (Jonah Hill), naar de ether van The Daily Rip, een vrolijke ochtendshow gehost door Brie (Cate Blanchett) en Jack (Tyler Perry). Met slechts zes maanden tot de komeet impact maakt, blijkt het beheren van de 24-uurs nieuwscyclus en het krijgen van de aandacht van het door sociale media geobsedeerde publiek voordat het te laat is, schokkend komisch – wat is er nodig om de wereld alleen maar omhoog te laten kijken?”

De film werd geschreven als metafoor voor de opwarming van de Aarde (waardoor het ook vrij simpel werd om Leonardo di Caprio te strikken voor de hoofdrol), en geeft vooral een aardig beeld over hoe er in Hollywood wordt gedacht over wetenschap. Briljante (wetenschappelijke) helden doorzien een catastrofaal natuurlijk patroon en kunnen vervolgens de effecten van het waargenomen fenomeen verklaren aan de hand van complexe natuurkundige/wiskundige formules. Normaal gesproken zou dit voor het nodige applaus (eer) zorgen.

Alleen het gebrek aan acceptatie van een weerspannig en eigenlijk oliedom bestuursapparaat, maakt dat de theorie niet (direct) serieus wordt genomen. Aan de wetenschappers wordt hun eer onthouden door de bureaucraten.

Dit is eigenlijk eenzelfde scenario als Al Gore aanhaalt in “An Inconvenient Truth”. Een scenario waardoor hij een Nobelprijs kon krijgen voor een documentaire, die overigens boordevol wetenschappelijke blunders bleek te staan.

Stikstof?

Ronald Plasterk deed het op vrijdag 17 december jl. nog eens dunnetjes over in zijn column in de Telegraaf ten aanzien van de andere mythe die op deze website wordt besproken, de stikstofproblematiek:

“Het formatieteam heeft besloten een minister voor stikstof in te stellen (…) [voor de bestrijding van ] de stikstofcrisis, maar die crisis bestaat niet. Het is een bureaucratische werkelijkheid, een door ambtenaren gecreëerd probleem (…)
De zogeheten stikstofcrisis bestaat alleen in Nederland! Dat geeft te denken, want zou de chemische stof stikstof zich zo precies aan de landsgrenzen houden? Dat wijst er al op dat er chemisch niets aan de hand is, maar dat een bestuurlijke kwestie speelt.(…)
Ons land kent geen stikstofcrisis, net zomin als onze buurlanden, waar ze er nog nooit van hebben gehoord. De stikstofcrisis is een bestuurlijk gecreëerd probleem, en kan alleen bestuurlijk opgelost worden. Je kunt in plaats van een minister van stikstof beter een minister aanstellen die het misverstand doorziet, en Brussel gaat vertellen dat Nederland de Natura 2000 gebieden gaat heroverwegen. Een andere redelijke en houdbare oplossing is er niet.
Dit is niet een politiek links of rechts onderwerp: de nieuwe Duitse regering met sociaaldemocraten kent geen stikstofcrisis en besteedt er geen miljarden aan.
”Natuurlijk ben ik het in grote lijnen met Plasterk eens. Bovendien is het een aardige poging om de andere kant van de stikstofcrisis op de sociaaldemocratische agenda te krijgen. Dit ondanks het feit dat de PvdA zich nu sterk maakt voor een bondje met Groen-Links, een partij die ik nog niet zo snel de Natura 2000 gebieden zie schrappen.  Maar ook Plasterk, toch een wetenschapper met naam en faam, maakt het zich wel heel gemakkelijk door (de ‘domheid’ van) bestuur en ambtenarij verantwoordelijk te maken voor de stikstofcrisis.

Eergevoel

Discussies over lastig te volgen wetenschappelijke onderwerpen, worden eigenlijk alleen gevoerd binnen bepaalde vakdisciplines. Wanneer een land (zoals Nederland) slechts een beperkt aantal instituten kent waar dit soort van onderwerpen wordt behandeld, is de kans behoorlijk groot dat er (elitaire) verkokering van de wetenschappelijke werkelijkheid optreedt.

Het is vrijwel uitgesloten dat professoren (in de wetenschap de meest eervolle baan) die een duidelijk idee hebben over bijvoorbeeld stikstof, ooit mensen in hun staf zullen uitnodigen met een hiervan volledig afwijkend beeld.

Van (wijlen) Rajendra Pachauri voormalig voorzitter van het IPCC is bijvoorbeeld de openhartige bekentenis bekend dat hij nooit mensen zou aannemen bij het IPCC, met een van “de consensus” afwijkende mening.

Zo is het ook onwaarschijnlijk dat bijvoorbeeld Wim de Vries, hoogleraar “Integrale stikstofeffectanalyse” aan de universiteit van Wageningen, in zijn staf stikstof-sceptici zal accepteren en dus mogelijk zal worden opgevolgd door iemand die het volledig oneens is met zijn denkbeelden.

Wageningen is de hotspot van het Nederlandse stikstofonderzoek en de “naïeve ambtenaren” zullen bij hun voorlichting over stikstof uiteraard aansluiting zoeken bij dit vooraanstaande (eervolle) instituut. Nu is dat nog niet eens zo erg, maar ook de rechtbanken in Nederland zullen voor advies over concrete knelpunten over deze kwestie ook weer uitkomen bij dezelfde Wageningse deskundigen.

De pogingen van het ambtelijk en bestuurlijk apparaat om de economie van Nederland niet te laten gijzelen door stikstof (o.a. “Wet ammoniak en veehouderij (Wav)” (2002), “Toetsingskader ammoniak rondom Natura 2000 gebieden” (2007) en “Programma Aanpak Stikstof (PAS)” (2015)), zijn dan ook door de regenteske Raad van State (zie link) binnen enkele maanden naar de prullenmand verwezen. Natuurlijk was dit met de Wav niet mogelijk, maar de consequenties van deze regeling zijn door de jurisprudentie uiterst effectief gedwarsboomd (zie link).

Dit maakt dat er geen ontkomen aan is. De wetenschappelijke controverse over deze kwestie wordt door ‘de Wetenschap’ in Nederland, volstrekt eenzijdig benaderd.

Dit heeft er bijvoorbeeld al toe geleid dat de resultaten van het duurste wetenschappelijke onderzoek ooit (naar de problematiek veroorzaakt door de ‘zure regen’ in de Verenigde Staten), door de Nederlandse wetenschappers nooit zijn gecommuniceerd naar de Nederlandse politici (zie link).

Het is niet waarschijnlijk dat de Amerikaanse wetenschappers die tijdens de eerste internationale verzuringsbijeenkomst (1982 in Maastricht), het eergevoel van de Nederlandse wetenschappers danig krenkten, door de Nederlandse ontdekking van ammoniak als bijdrage aan de verzuringsproblematiek, volslagen belachelijk te maken (zie link), hadden gerekend op een dergelijk verbeten reactie.

Maar hadden de meer ervaren politici niet beter moeten weten? Misschien wel, maar inhoudelijke kennis van Nederlandse politici over bepaalde onderwerpen wordt op zijn zachtst gezegd niet echt gewaardeerd. Pieter Omzigt heeft dit met het nodige publicitaire rumoer aan den lijve moge ondervinden, maar ook “de beste landbouwpoliticus van 2020”, Jaco Geurts van het CDA, heeft ineens een ‘functie elders’ gekregen om de coalitiekansen van het CDA niet bij voorbaat te laten mislukken.

Zijn daarom opinies als die van Plasterk niet de enige manier om uit een dergelijke impasse te raken? Misschien wel, maar zoals zo vaak wordt dan ook het kind met het badwater weggegooid. Alle Natura 2000 gebieden schrappen? Ik hoop niet dat dit serieus is bedoeld?

Al in eerdere blogs en onderliggende theorie heb ik geprobeerd om aan te tonen dat de problematiek van stikstof niet zozeer zit in de aanwezigheid van natuurgebieden van Nederland. De huidige problemen worden veroorzaakt door de ronduit beschamend lage normen, die zogenaamd ‘wetenschappelijk’ zijn bepaald (zie link), ten aanzien van de belastbaarheid van deze gebieden (zie link). Ook het feit dat geen gebruik wordt gemaakt van satellietbeelden, maar alle vertrouwen wordt gesteld in een niet gevalideerd rekenmodel (Aerius), helpt hierbij natuurlijk niet. Het lijkt erop dat de wetenschappers, maar ook de politici en rechters (en dat is kwalijk) geen flauw idee hebben van de maatschappelijke consequenties van door hen geaccepteerde  ‘wetenschappelijke’ (volgens Popper liever: ‘mythische’) denkbeelden.

Erik Jansen.

De kritische grenswaarden van natuurgebieden zijn volledig losgezongen van de werkelijkheid. En dat maakt dat er een stikstofcrisis in Nederland is, met desastreuze consequenties voor woningbouw (zie link) en bedrijfsleven. Hoe eerder dit inzicht doorbreekt in Nederland hoe beter. Ook al zal dit gepaard gaan met gezichtsverlies van een aantal belangrijke wetenschappelijke reputaties in Nederland.

En ja, ik denk dus dat dit alles ook geldt voor de kooldioxide-problematiek en de onmogelijke Energiewende in Nederland en de reputatie van het IPCC. Over dit alles is op Climategate.nl een mooi stuk geschreven door Hans Labohm. Het stuk, illustratief voor de hierboven uiteengezette problematiek, spreekt voor zich …

***

Over de auteur

Erik Jansen is afgestudeerd als agrarisch milieukundig ingenieur. Hij heeft 30 jaar als milieu-specialist bij de overheid gewerkt.

***

Bron hier.