Foto; Shutterstock.

Door Christian Dierick.

1. CO2 is géén “vervuiling” en dus géén “milieuprobleem”, CO2 ís milieu

CO2 vormt samen met water de basis van de carboncyclus van alle flora en fauna op aarde. Bij minder dan 150 ppm CO2 (nu 400 ppm of 0,04%) kunnen planten, en dus ook mensen, niet overleven; in broeikassen wordt CO2 geïnjecteerd tot 800 à 1000 ppm rond planten om ze beter te laten groeien; de aarde is de voorbije decennia vergroend door opwarming en méér CO2; een jogger stoot evenveel CO2/km uit als een moderne auto (99 g/km); CO2 is leven, géén vervuiling. .

2. Klimaatverandering ligt buiten menselijke controle

Het klimaat verandert voortdurend door een complexe combinatie van cyclische en niet-cyclische klimaatinvloeden waarop de mens géén vat heeft. Behalve temperatuursevoluties zijn er, ook volgens het IPCC, géén (andere) indicaties van “climate change”: parameters voor orkanen (kracht, frequentie), zeeijs (km2), neerslag (km2 overstroomd, droog…), etc. vallen alle binnen de natuurlijke variabiliteit, die echter per definitie ook toevallige (weers)extremen inhoudt.

3. Energiedichtheid is een belangrijk efficiëntie-kenmerk van energietechnologie

De voorbije 30 jaar heeft een HEB-overwicht (HEB = hernieuwbare energiebronnen) in nieuwe geïnstalleerde capaciteit géén stijgend aandeel HEB-energie in de globale energieproductie opgeleverd, en dit door de relatief lage energiedichtheid en variabele productie van HEB, én omdat de kleinere, nieuwe capaciteit aan niet-HEB-energietechnologie (vb. fossiel, nucleair) energiedichter is én schakelbaar; technologie met een hoge EROI (Energy Return On (energy and materials) Invested) is daarom een essentieel kenmerk van een kost-efficiënte totale energiemix.

4. Géén enkele energietechnologie verdient à priori uitsluiting

Elke energietechnologie die kan gedijen in een vrije markt, heeft per definitie zijn nut en bestaansreden, én dus een “best fit” in de globale energiemix: géén enkele technologie verdient te worden uitgesloten: immers, elke technologie, zonder uitzondering, heeft voor- en nadelen, soms objectief meetbaar, soms psychologisch bepaald of subjectief, zoals de vergelijking van visuele vervuiling door windmolens met risico-perceptie omtrent een nucleaire afvalbergingssite.

5. Subsidies moeten dienen voor het optrekken van TRL-niveaus

Elke technologie moet voortdurend onderworpen worden aan SWOT-analyse (SWOT = sterkte-zwakte-analyse) als basis voor TRL-bepaling (1) en eventuele bijkomende innovatie, o.m. via kruisbestuiving met andere technologieën. Subsidies moeten vooral dienen om lagere TRL-niveaus op te trekken, niet zozeer om mature technologie permanent te ondersteunen waar die niet competitief is in een vrije markt. Vergelijk steun voor kernfusie (lage TRL) met die voor mature windtechnologie (hoge TRL).

6. Vrije markt en betaalbaarheid moeten drivers blijven voor efficiëntie en innovatie

Scheeftrekking van marktcompetitie door een “energie-planeconomie” met teveel subsidies en penalties leidt tot pseudo-competitie, met gesocialiseerde kosten en (soms) dure sociale correcties. Daarom werken subsidies om kunstmatig quota te halen van mogelijk niet-competitieve technologie kostenverhogend. Competitie doden door bepaalde technologie uit te sluiten, of op te leggen, leidt tot marktverschraling, méér inefficiëntie, en ook duurdere energie.

7. Energie-efficiëntie is belangrijker dan decarbonisatie

Er ontstaat toenemende spanning bij bedrijven tussen (terechte) energie-efficiëntie-ambities (elke kWh is een kostenpost) en decarbonisatie-ambities: hierbij zou “by default” energie-efficiëntie moeten prevaleren; zonder deze maatstaf wordt immers de deur opengezet naar inefficiënte decarbonisatieprocessen, denk bijvoorbeeld aan niet-selectief gebruik van diverse H2-kwaliteiten (H2 is géén energiebron, maar -drager), of CO2-capture (energiekosten zonder toegevoegde waarde)

8. Economisch nut is waardevoller dan puur financieel gewin

Technisch-wetenschappelijke en energie-economische overwegingen worden bij energiebeleid deels overruled door politiek-ideologische en financiële belangen, soms zelfs zonder lokale maatschappelijke meerwaarde, zoals lokale werkgelegenheid of betaalbare energie. Lokale toegevoegde waarde moet prevaleren boven unfair globalisme, negatieve exportbalans, of financieel opportunisme bijvoorbeeld CO2-handel of import van Chinese EV’s.

9. Duurzaamheid impliceert “betaalbaarheid” en “beschikbaarheid”

De “volhoudbaarheid” (cf. duurzaamheid) van ons energieverbruik, ttz. betaalbaarheid en beschikbaarheid ervan voor volgende generaties, wordt o.a. bepaald door uitputbaarheid van brand- en grondstoffen, en dus door EROI (Energy Return On (energy and materials) Invested). Fossiele technologie is brandstof-uitputbaar, HEB-technologie is zéér materiaal-kritisch. Nucleaire splitsing of fusie combineert hoge energiedichtheid met quasi onbeperkte voorraden.

10. Elektrificatie is een middel, géén doel op zich

Elektrificatie is een middel tot diverse comfortabele en efficiënte gebruikstoepassingen, van accu-schroefboren tot taxi’s. Maar omdat voordelen van elektrificatie niet altijd opwegen tegen de nadelen, moet de keuze voor elektrificatie vrij blijven voor de eindgebruiker ifv. zijn situatie, bijvoorbeeld bij aandrijvingen (ifv. kracht), energie-opslag (ifv. opslagkost en autonomie), warmte-productie, of bij zwakke netwerken, waar verbrandingstechnologie nog erg relevant kan blijven.

11. Energieprocessen moeten mondiaal bekeken worden

Het is kortzichtig om lokaal processen door te voeren die mondiaal méér energie verbruiken of die de extra-last van bijvoorbeeld . méér (fossiele) energie of vervuiling geografisch verplaatsen, en waarbij de externe kosten vroeg of laat (elders) ook afgerekend worden. Denk aan delocalisatie van H2 of NH3-productie, kinderarbeid in cobaltputten of vervuiling door mijnbouw in Mongolië. Ook moet men nutteloze energie-vretende processsen zonder maatschappelijk nut, zoals “CC” (Carbon Capture), vermijden.

Christian Dierick.

12. Wetenschap moet beschermd worden tegen politieke “consensus”

Politici behandelen wetenschap vaak – onterecht – volgens de politieke logica van “consensus”. Maar wetenschap werkt niet op basis van “consensus”. Pseudo-wetenschap krijgt echter makkelijker vrij spel via “consensus”, omdat die laatste kunstmatig kan worden gecreëerd via (social) media/reclame/propaganda. Niet-commerciële, wetenschappelijke info, wordt vaak onderdrukt door pseudo-wetenschap ten dienste van commerciële belangen en organisaties.

***

(1) De TRL-schaal is een effectieve manier om de mate van rijpheid van een bepaalde technologie of product aan te geven. Het is een meetsysteem dat een gemeenschappelijk begrip geeft van de technologiestatus van een project en zich richt op de gehele innovatieketen.

***