Hoe een elitekliek van wiskundeverslaafde economen het klimaatbeleid kaapte.

Door Chrsitopher Ketcham.

Vertaling, inleiding en naschrift door Leonardo da Gioiella.

In het nu volgende artikel wordt kritiek geleverd op de economische modellering van de ramptoestand waar onze wereld op afstevent. Daarmee is niet gezegd dat ik de suggestie, die dit artikel uitstraalt dat het allemaal heel rampzalig gaat worden, deel. Mijn bedoeling is meer dat ik laat zien hoe een andere tak van wetenschap, de profeten van ons huishoudboekje, op de mogelijke of aanstaande klimaatcrisis reageert, en hoe een alarmistische journalist daar weer op reageert (in een, qua gewicht, niet te bagatelliseren medium outlet).

Waarschuwing vooraf, voor de kwetsbare geesten onder onze sceptici: hier is niet alleen sprake van tipping points, maar zelfs van tipping cascades!

Dat IPCC Nordhaus zou vertrouwen, zoals aan het begin van dit artikel wordt vermeld, lijkt mij een ietwat overdreven vaststelling, gegeven de uitgangspunten van Nordhaus die, zachtjes gezegd, niet aansluiten bij de net zero policy, en zeker niet bij het alarmistische angstbeeld dat een stijging van 3,5 graden oproept. Nordhaus krijgt er in dit artikel ongenadig van langs, hetgeen al onmiddellijk in de kop duidelijk wordt.

In die kop wordt het etiket wiskundeverslaafd op de economen in het bijzonder geplakt. Ik zou willen zeggen dat in het algemeen de wetenschap veel te wiskunde-gelovig is geworden, inmiddels gecumuleerd in de aanbidding van Zijne Mathematische Heiligheid. In alle wetenschappen is rekenen noodzakelijk, getalletjes op een rijtje zetten en dat vergelijken met andere getalletjes. Met die getalletjes manipuleren is geen wiskunde. Dat zijn de mores van de applicerende tak van sport. Zoals je de uitkomst van een aanstaande tenniswedstrijd kunt “modelleren” met de bedoeling dat te gebruiken in de voorbeschouwing van een wedstrijd, zo kun je ook manipuleren met meteorologische data, en een weerpraatje houden. Dat heeft niets met wiskunde te maken.

Ook onze, in klimaatkringen niet onverdeeld positief ontvangen, eigen klimatologische rekenaar, Richard Tol, komt er in dit artikel niet goed van af.

Klimatologen denken dat economische modelleurs niet zo goed modelleren (en zeggen dat ook openlijk: hullie zijn maar prutsers.). Of dat waar is, ik heb daar zo mijn bedenkingen bij. Misschien beter te zeggen: allebei presteren evengoed beneden de maat. Economen zijn in ieder geval minder gevaarlijk voor de samenleving dan klimatologen. En wat klimatologen verder denken van economen, en economen onder elkaar … hilarisch, en ook wel leerzaam.

Wanneer idiots savants aan klimaateconomie doen

William Nordhaus.

Door Chrsitopher Ketcham.

William Nordhaus, die dit jaar 82 is geworden, was de eerste econoom in onze tijd die probeerde de kosten van klimaatverandering te kwantificeren. Zijn tovenarij op het gebied van klimaatmodellering, die hem in 2018 de Nobelprijs voor de Economische Wetenschappen opleverde, heeft hem tot een van de meest consequente denkers ter wereld gemaakt. Zijn ideeën zijn overgenomen door het IPCC, de Amerikaanse Environmental Protection Agency (EPA), mondiale risicomanagers, de financiële dienstverleningssector en universiteiten over de hele wereld die de klimaateconomie onderwijzen. Het werk van Nordhaus zou letterlijk de levens van miljarden mensen kunnen beïnvloeden. Dit komt omdat zijn kwantificering van de directe kosten van klimaatactie – afgewogen tegen de economische schade op de lange termijn van niet handelen – de basis vormt van belangrijke voorstellen om de CO2-uitstoot te verminderen. Het is niet overdreven om te suggereren dat het lot van naties en een aanzienlijk deel van de mensheid afhangt van de vraag of zijn projecties correct zijn.

Het IPCC is er van uitgegaan dat Nordhaus te vertrouwen is. De geïntegreerde beoordelingsmodellen die bij het IPCC worden gebruikt, zijn gebaseerd op Nordhausiaanse visies op aanpassing aan de opwarming die het mondiale bruto binnenlands product (BBP) slechts marginaal verlaagt. Als het toekomstige BBP nauwelijks wordt beïnvloed door de stijgende temperaturen, is er minder stimulans voor wereldregeringen om nu actie te ondernemen om de uitstoot te verminderen.

De modellen van Nordhaus vertellen ons dat bij een temperatuurstijging ergens tussen de 2,7 en 3,5 graden Celsius de wereldeconomie een optimale aanpassing bereikt. Wat in dit scenario optimaal is, is dat fossiele brandstoffen tot laat in de 21e eeuw als brandstof gebruikt kunnen worden, wat de economische groei, werkgelegenheid en innovatie stimuleert. De mensheid, zo stelt Nordhaus, kan zich aan een dergelijke opwarming aanpassen met bescheiden investeringen in de infrastructuur, geleidelijke sociale veranderingen en, in rijke ontwikkelde landen, met weinig opoffering. Ondertussen groeit de wereldeconomie met het uitstoten van meer CO2.

Het blijkt dat zijn modellen fatale gebreken vertonen, en een groeiend aantal collega’s van Nordhaus verwerpt zijn werk. Joseph Stiglitz, voormalig hoofdeconoom van de Wereldbank en hoogleraar economie aan de Columbia University, vertelde me onlangs dat de projecties van Nordhaus ‘volkomen verkeerd’ zijn. Stiglitz noemde het idee dat optimalisatie van de wereldeconomie zou plaatsvinden bij een opwarming van 3,5 graden Celsius bijzonder bizar, Volgens natuurwetenschappers zou dit leiden tot mondiale chaos en een soort klimaatgenocide in de armste en meest kwetsbare landen.

Nicolas Stern.

In een vorig jaar gepubliceerd tijdschriftartikel verklaarden Stiglitz en co-auteurs Nicholas Stern en Charlotte Taylor van het Grantham Research Institute on Climate Change and the Environment aan de London School of Economics and Political Science dat Nordhausiaanse geïntegreerde beoordelingsmodellen ontoereikend zijn om diepe onzekerheid en extreme risico’s adequaat te positioneren in hun modellen. Ze slagen er niet in om potentieel verlies van levens en bestaansmiddelen op enorme schaal en fundamentele transformatie en vernietiging van onze natuurlijke omgeving te integreren.

Klimaatverandering is een van de voorbeelden, zo vertelden Stiglitz en Stern mij in een e-mail, waarin algemeen wordt aangenomen dat er sprake is van een extreem risico – we weten dat er enkele echt extreme gebeurtenissen kunnen plaatsvinden – en we weten dat we niet kunnen doen alsof we de kansen kennen. Het werk van Nordhaus houdt niet op passende wijze rekening met extreme risico’s of diepe onzekerheid.

Met andere woorden, de econoom die is omarmd als een leidend licht door de mondiale instelling die de mensheid door de klimaatcrisis moet loodsen, die een Nobelprijs heeft gekregen voor de klimaat-kostenberekening, die alom wordt gevierd als de nestor van zijn vakgebied, weet niet waar hij het over heeft.

Voor de meeste wetenschappers is het waanzin om de optimalisatie van wat dan ook te bespreken als de aarde zelfs maar 2 graden opwarmt. Klimaatonderzoekers Yangyang Xu en Veerabhadran Ramanathan definieerden in een veel geciteerd artikel uit 2017 een opwarming van 1,5 graden Celsius als ‘gevaarlijk’ en 3 graden Celsius of meer als ‘catastrofaal’, terwijl boven de 5 graden Celsius ‘meer dan catastrofaal’ was, met gevolgen waaronder ‘existentiële bedreigingen’. . Wijlen Will Steffen, een baanbrekende aardsysteemdenker, waarschuwde samen met veel van zijn collega’s dat 2 graden C een kritische marker was. Bij een opwarming van 2 graden Celsius zouden we andere kantelelementen kunnen activeren in een domino-achtige cascade die het aardsysteem naar nog hogere temperaturen zou kunnen brengen. Dergelijke ‘tipping cascades’ zouden snel kunnen leiden tot omstandigheden die onherbergzaam zouden zijn voor de huidige menselijke samenlevingen, een scenario dat bekend staat als broeikas Aarde.

Maar het pad naar broeikas Aarde zal één lange marteling zijn. Toen ik hem in 2021 interviewde, maakte Steffen, die afgelopen januari op 75-jarige leeftijd stierf, zich zorgen over de instorting op korte termijn van het mondiale voedselsysteem. Droogte en hitte hebben volgens Steffen de mondiale graanproductie de afgelopen jaren al met maar liefst 10 procent verminderd. Schokken in de voedselvoorziening zullen waarschijnlijk nog veel erger worden , schreef hij in 2019 in een stuk dat hij samen schreef met Aled Jones, directeur van het Global Sustainability Institute aan de Anglia Ruskin University. Het risico op het falen van meerdere “graanschuren” neemt toe, en stijgt veel sneller boven de 1,5 graden Celsius van de opwarming van de aarde. Dergelijke schokken vormen een ernstige bedreiging – stijgende voedselprijzen, burgerlijke onrust, grote financiële verliezen, honger en dood.

In een rapport uit 2022 met de titel ‘Climate Endgame: Exploring Catastrofic Climate Change Scenarios’ concludeerden elf vooraanstaande aardsysteem- en klimaatwetenschappers, waaronder Steffen, dat er ‘voldoende bewijs is dat klimaatverandering catastrofaal zou kunnen worden … bij zelfs bescheiden niveaus van opwarming.’ Volgens het rapport:

Climate change could exacerbate vulnerabilities and cause multiple, indirect stresses (such as economic damage, loss of land, and water and food insecurity) that coalesce into system-wide synchronous failures. … It is plausible that a sudden shift in climate could trigger systems failures that unravel societies across the globe.

Wat deze wetenschappers beschrijven is de ineenstorting van de mondiale beschaving, mogelijk tijdens het leven van een jonge of zelfs middelbare lezer van dit artikel.

Volgens het ‘Climate Endgame’-rapport zet het huidige traject van de koolstofemissies de wereld op koers voor een temperatuurstijging tussen 2,1 C en 3,9 C tegen 2100. Dit is een gruwelijk vooruitzicht. Aardsysteemanalisten vertellen ons dat het bewoonbare en bebouwbare land bij een opwarmingsregime van 3 tot 4 graden zo zou afnemen en de ecosysteemdiensten zo zouden worden aangetast dat het de dood van miljarden mensen zou kunnen betekenen in the next eight decades or less.

Er worden vreselijke cijfers rondgestrooid. Maar wetenschappers menen wat ze zeggen. Kevin Anderson, hoogleraar energie en klimaatverandering aan de Universiteit van Manchester in Groot-Brittannië en de Universiteit van Uppsala in Zweden, beweert dat slechts zo’n 10 procent van de wereldbevolking – ruim een half miljard mensen – zal overleven als de temperatuur op aarde met 4 graden Celsius stijgt. Hij merkt met enige hoop op dat we niet alle menselijke wezens zullen laten uitsterven als een paar mensen met de juiste soort hulpbronnen zich in de juiste delen van de wereld kunnen vestigen en overleven. Maar ik denk dat het uiterst onwaarschijnlijk is dat er bij 4 graden Celsius geen massale sterfte zal zijn.

Johan Rockström, directeur van het Potsdam Institute for Climate Impact Research in Duitsland en een vooraanstaand onderzoeker op het gebied van klimaatomslagpunten en veilige grenzen voor de mensheid, stelt dat het in een 4 graden Celsius warmere wereld moeilijk is in te zien hoe we een miljard mensen zouden kunnen huisvesten, of zelfs de helft daarvan. De wereldbevolking bedraagt ​​momenteel 7,9 miljard mensen, en elk jaar komen er 80 miljoen mensen bij.

Toen Nordhaus daarentegen naar de gevolgen van een opwarming van 6 graden Celsius keek, voorspelde hij geen horrorscenario. In plaats daarvan zouden we in de loop van de 21e eeuw een schade van tussen de 8,5 en 12,5 procent van het mondiale BBP moeten verwachten. In de Economic Journal zette Stern Nordhaus in de hardste bewoordingen recht: “We zouden sterfgevallen op grote schaal, migratie van miljarden mensen en ernstige conflicten over de hele wereld zien”, schreef hij. “Het is volkomen onwaarschijnlijk dat cijfers rond de 10 procent van het BBP een rationeel beeld bieden van het soort ontwrichting en catastrofe dat een opwarming van 6 graden Celsius zou kunnen veroorzaken.”

In een e-mail aan The Intercept typeerde Nordhaus de kritiek van zijn collega’s als ‘een vertekende en onnauwkeurige beschrijving van zijn werk en zijn opvattingen.

“Ik ben al lang voorstander van CO2-beprijzing en klimaatgericht onderzoek en ontwikkeling, die van cruciaal belang zijn voor het vertragen van de klimaatverandering. De voorstellen in mijn geschriften hebben verwezen naar doelstellingen die VEEL ambitieuzer zijn dan het huidige beleid.”

Hij weigerde in te gaan op eventuele verdraaiingen of onnauwkeurigheden.

Om de kloof tussen klimaatwetenschappers en klimaateconomen te begrijpen, moet je eerst begrijpen dat de meeste economen – de mensen die we mainstream of neoklassieke economen noemen – weinig kennis hebben van of interesse hebben in hoe de dingen echt werken op planeet Aarde. Het probleem van hun ecologische achterlijkheid begint als een kwestie van opleiding aan de universiteit, waar een typische bacheloropleiding economie studenten voorbereidt op een leven lang verachtelijke onwetendheid over de complexe grondslagen van wat de ‘markt’ wordt genoemd.

Paul Samuelson.

Om te beginnen het typische leerboek voor deze onvolwassen wetenschap – bijvoorbeeld het definitieve boek van Paul Samuelson, geschreven in samenwerking met Nordhaus, getiteld Economics. Het boek wordt beschouwd als ‘de vaandeldrager’ van ‘moderne economische principes’. U vindt de eerste pagina’s een circulair stroomdiagram dat laat zien hoe “huishoudens” en “bedrijven” geld en goederen uitwisselen. Dit heet de markt. Huishoudens zijn de eigenaren van land, arbeid en kapitaal, die zij aan bedrijven verkopen voor de vervaardiging van goederen. Huishoudens kopen vervolgens de goederen, waardoor bedrijven worden verrijkt, waardoor de bedrijven meer land, arbeid en kapitaal kunnen kopen, waardoor huishoudens worden verrijkt. De grootheid in het stroomdiagram neemt onder ideale omstandigheden voortdurend toe: de winsten van bedrijven groeien en dat geldt ook voor het inkomen van huishoudens.

Een eenvoudig, onverstoorbaar gesloten systeem dat ook belachelijk, fantastisch, een sprookje is. In het circulaire stroomdiagram van de standaardeconomie komt er niets van buitenaf binnen om de stroom in stand te houden, en gaat er niets uit als gevolg van de stroom. Er zijn geen inputs uit de omgeving: geen olie, steenkool of aardgas, geen mineralen en metalen, geen water, bodem of voedsel. Er is geen output naar de ecosfeer: geen afval, geen vervuiling, geen broeikasgassen. Dat komt omdat er in het circulaire stroomdiagram geen ecosfeer en geen milieu is. De economie wordt gezien als een zichzelf vernieuwende, eeuwigdurende draaimolen die zich in een vacuüm afspeelt.

‘Ik heb dat dwaze kleine diagram dertig jaar lang aan studenten van de Louisiana State University onderwezen’, vertelde wijlen Herman Daly, een van de grote andersdenkenden van de twintigste eeuw op het gebied van de standaardeconomie, mij in een interview voordat hij vorig jaar op 84-jarige leeftijd overleed. ‘Ik vond het gewoon geweldig. Het was ver voorbij mijn Ph.D. voordat het tot mij doordrong dat dit een heel slecht paradigma is.’

In de jaren zeventig was Daly, werkzaam aan de Universiteit van Maryland, een pionier op het gebied van de ecologische economie, die de biofysische realiteit modelleert die alle economieën afbakent. ‘De menselijke economie’, schreef Daly, ‘is een volledig ingeperkt en volledig afhankelijk groeiend subsysteem van de niet-groeiende ecosfeer’ – een op gezond verstand gebaseerde observatie die in de reguliere economie neerkwam op ketterij. Daly benadrukte dat de economie afhankelijk is van niet-hernieuwbare hulpbronnen die altijd onderhevig zijn aan uitputting en van een functionerende biosfeer waarvan de grenzen moeten worden gerespecteerd. Zijn belangrijkste bijdrage aan de literatuur over deze afvallige economie was zijn beroemde (in sommige kringen beruchte) ‘steady state’-model dat rekening houdt met biofysische grenzen aan de groei. Daly betaalde de prijs voor heterodoxie. Zijn collega-economen noemden hem een ​​afvallige.

E.F. Schumacher kwam tot vergelijkbare conclusies over de reguliere economie in zijn boek Small Is Beautiful uit 1973, dat een bestseller werd. ‘Het is inherent aan de methodologie van de economie om de afhankelijkheid van de mens van de natuurlijke wereld te negeren’, schreef Schumacher. Economie, zei Schumacher, raakt alleen de ‘oppervlakte van de samenleving’. Het heeft niet het vermogen om de diepte van de systemische interacties tussen de beschaving en de planeet te onderzoeken. Geconfronteerd met de ‘dringende problemen van deze tijd’ – de negatieve gevolgen voor het milieu van de groei – fungeert de economie ‘als een zeer effectieve barrière tegen het begrijpen van deze problemen, vanwege haar verslaving aan puur kwantitatieve analyse en haar schuchtere weigering om naar de werkelijke situatie te kijken, naar de aard van de dingen.’

Puur kwantitatieve analyse is de amfetamine van de reguliere econoom. De gestage dosering houdt zijn potlood scherp en zijn ogen blind. Het is niet onopgemerkt gebleven dat master-opleidingen een soort ingenieuze leegte veroorzaken bij economen die naar de finish racen via de lopende band van die scholen. Al in 1991 waarschuwde een rapport van een commissie voor ‘doctoraal onderwijs in de economie’ ervoor dat het universitaire systeem in de Verenigde Staten ‘te veel idiote geleerden’ voortbracht, economen ‘die bekwaam waren in techniek maar naïef waren op het gebied van echte economische kwesties’ – niet in staat om te kijken naar de werkelijke aard van de dingen.

Door welke wiskundige tovenarij is Nordhaus, gevierd lid van de Ivy League-elite, tot projecties gekomen die zo afwijken van die van klimaatwetenschappers?

Het antwoord ligt in iets dat DICE heet, de moeder van geïntegreerde beoordelingsmodellen voor klimaatkostenberekening. De afkorting staat voor dynamische geïntegreerde klimaateconomie. Nordhaus formuleerde DICE voor het eerst in 1992 en heeft het vorig jaar voor het laatst bijgewerkt.

In DICE wordt het effect van een opgewarmd klimaat uitsluitend gemeten als een percentage verlies (of winst) van het BBP. Er wordt aangenomen dat de groei van het BBP ‘exogeen bepaald’ is, in de taal van de economische theorie, wat betekent dat deze in de loop van de tijd met een vast tempo zal aanhouden, ongeacht klimaatschokken. Wetenschappers van aardse systemen zullen u vertellen dat het aannemen van exogeen bepaalde groei het toppunt van hoogmoed is. Nordhaus verzekert ons daarentegen in zijn DICE-model dat de groei doorzet als een rijdende Cadillac aan de kust van Californië, met af en toe een gat in de weg. Maar de realiteit zijn regenbuien, modderstromen, aardbevingen en andere bestuurders op de weg.

Dit onverschrokken vermoeden van constante groei in een door het klimaat beschadigde toekomst is de eerste fout van Nordhaus, zoals Stern en Stiglitz benadrukken. “Het model van Nordhaus houdt niet volledig rekening met het feit dat als we niet meer doen om de klimaatverandering te voorkomen, de klimaatverandering de groeicijfers zal beïnvloeden”, vertelden ze me in een e-mail. “We zullen steeds meer moeten besteden aan het herstellen van schade, waardoor we steeds minder hoeven uit te geven aan groeibevorderende investeringen.” En, zo voegen ze eraan toe, sommige resultaten die voortkomen uit zwakke klimaatactie zouden de mogelijkheden op het gebied van economische activiteit diepgaand kunnen veranderen. Extreme hitte, overstroming, woestijnvorming, orkanen, enzovoort: dergelijke weersomstandigheden en brede klimaatverschuivingen kunnen grote delen van de wereld een lage productiviteit, onproductief of onbewoonbaar maken.

De tweede fout van Nordhaus is het gebruik van reductionistische wiskundige formules. Hij gebruikt iets dat een kwadratische functie wordt genoemd om de relatie tussen stijgende temperaturen en economische resultaten te berekenen. Een van de eigenschappen van een kwadratische functie is dat deze geen discontinuïteiten toelaat; er zijn geen punten waarop de relatie die door de functie wordt geïmpliceerd, wordt verbroken. Maar soepele functies brengen een soepele voortgang in kaart, en de klimaatverandering zal allesbehalve soepel verlopen. Dergelijke berekeningen houden geen rekening met extreme weersomstandigheden, door vectoren overgedragen ziekten, ontheemding en migratie, internationale en lokale conflicten, massale morbiditeit en sterfte, de ineenstorting van de biodiversiteit, de kwetsbaarheid van staten, of voedsel-, brandstof- en watertekorten. Er is geen meting van versterkende feedbacks en omslagpunten zoals het verlies van zee-ijs in de Noordpool, het tot stilstand komen van vitale oceaanstromingen, de ineenstorting van de Amazone-ecologie en dergelijke.

De derde fout van Nordhaus houdt verband met soortgelijke simplistische formules. Nordhaus berekent dat het BBP van een bepaalde locatie fundamenteel gerelateerd is aan de temperatuur van die plaats. Dus als het in 2023 een bepaalde temperatuur is in Londen, en het BBP in Londen zus-en-zo is, zou het redelijk zijn om aan te nemen dat wanneer de breedtegraden ten noorden van Londen in de toekomst in temperatuur stijgen, het BBP hetzelfde zal worden als dat van Londen vandaag. Maak hiervan wat je wilt – het is dwaasheid op grote schaal, en toch staat het centraal in het Nordhaus-model.

De vierde fatale fout die Nordhaus maakt, is de meest kluchtige. In een artikel uit 1991 dat de toetssteen werd voor al zijn latere werk, ging hij ervan uit dat, omdat 87 procent van het BBP plaatsvindt in wat hij ‘zorgvuldig gecontroleerde omgevingen’ noemde – ook wel bekend als ‘binnenshuis’ – het niet zal worden beïnvloed door het klimaat. Nordhaus’ lijst van binnenactiviteiten die vrij zijn van enige gevolgen van klimaatverstoring omvat productie, mijnbouw, transport, communicatie, financiën, verzekeringen, onroerend goed, handel, diensten uit de particuliere sector en overheidsdiensten. Nordhaus lijkt het weer met het klimaat te verwarren. Het eerste kan problemen veroorzaken bij het plannen van een diner buiten op uw jacht. Het tweede laat het jacht zinken.

Onwetendheid over systemen heeft zijn manier om vooruit te ploegen, als een moloch. Nordhaus is van mening dat de landbouw ‘het deel van de economie is dat gevoelig is voor klimaatverandering’, maar omdat het slechts 3 procent van de nationale productie voor zijn rekening neemt, kan klimaatverstoring van de voedselproductie geen ‘zeer groot effect op de Amerikaanse economie’ hebben. Het is jammer voor zijn berekeningen dat de landbouw de basis is waar de overige 97 procent van het BBP afhankelijk van is. Zonder voedsel – vreemd dat je dit moet herhalen – is er geen economie, geen samenleving, geen beschaving. Toch beschouwt Nordhaus de landbouw als onverschillig vervangbaar.

Steve Keen.

Deze grove puinhoop van een model heeft hem de Nobelprijs opgeleverd. “Het laat zien hoe weinig kwaliteitscontrole er nodig is om een ​​winnaar in de economie te selecteren, dat hij zelfs genomineerd is voor de prijs, vertelde Steve Keen, een research fellow aan het University College London en zelf een afvallige econoom. Keen heeft talloze boeken geschreven die de orthodoxie van de reguliere economie in twijfel trekken. Hij was een vroege criticus van de geïntegreerde beoordelingsmodellen van het IPCC, die hun optimistische uitstraling te danken hebben aan de methodologie van Nordhaus. Zijn bijtende essay uit 2021, The Appallingly Bad Neoclassical Economics of Climate Change, verdiepte zich in de problemen van Nordhausiaanse modellen.

Elke onderzoeksjournalist die zijn angst voor vergelijkingen zou overwinnen en simpelweg de teksten van Nordhaus las, zou hebben geweten dat zijn werk onzin was, vertelde Keen mij. Omdat het er van uitgaat dat 87% van de economie verwaarloosbaar weinig gevolgen zou ondervinden van de klimaatverandering omdat deze plaatsvindt in zorgvuldig gecontroleerde omgevingen?

Als het om het klimaat gaat, zei Keen, is hij een idioot: een idiot savant, maar in wezen nog steeds een idioot.

En het is niet alleen Nordhaus. Klimaateconomen zijn plichtsgetrouw in zijn voetsporen getreden en zijn met kostenmodellen gekomen die geen relatie lijken te hebben met bekende natuurwetten, de dynamiek van het klimaat of de complexiteit van aardse systemen.

Een onderzoek uit 2016 door economen David Anthoff van de University of California Berkeley, Francisco Estrada van het Instituut voor Milieustudies in Amsterdam, en Richard Tol van de Universiteit van Sussex geeft een van de meest flagrante voorbeelden van Nordhausiaanse onzin. (Tol is een van de protegés van Nordhaus, en Nordhaus wordt vermeld als recensent van het artikel.) De drie academici beweren stoutmoedig dat het afsluiten van de Atlantische meridionale circulatie – aka AMOC, een cruciaal belangrijk aardsysteem dat warm equatoriaal water in een lus naar het Noordpoolgebied leidt en koud water naar het zuiden – zouden gunstige gevolgen kunnen hebben voor de Europese economie.

De afgelopen duizenden jaren heeft de AMOC, ook bekend als the thermohaline circulation, gefunctioneerd om Europa in de winter relatief warm te houden vanwege het warme water dat het noordwaarts van de evenaar aanzuigt. De vertraging en uiteindelijke sluiting van dit systeem zou Europa en grote delen van het noordelijk halfrond in extreme kou kunnen storten. Een dergelijke sluiting wordt steeds waarschijnlijker nu het smeltwater van gletsjers de Noord-Atlantische Oceaan binnenstroomt en de delicate balans tussen zout en zoet water, die de stroming aandrijft, verandert.

Voor Tol, Anthoff en Estrada zou de ineenstorting van een van de aardse systemen die de klimaatstabiliteit van het Holoceen ondersteunen echter een goede zaak kunnen zijn. “Als de AMOC een beetje vertraagt, is de mondiale impact een positieve 0,2-0,3 procent van het inkomen”, concludeerden ze. “Dit loopt op tot 1,3 procent voor een meer uitgesproken vertraging.” Ze voerden aan dat, terwijl de klimaatopwarming de rest van de wereld doet koken, de Europese landen zullen profiteren van het verkoelende effect van de huidige klimaatverandering.

James Hansen.

Deze zonnige beoordeling komt als een verrassing voor James Hansen, vader van de klimaatwetenschap, die heeft berekend dat er bij een AMOC-shutdown een enorm temperatuurverschil tussen de polen en de evenaar zou optreden, wat superstormen van immense woede over de Atlantische Oceaan zou veroorzaken. Volgens Hansen, de laatste keer dat de aarde dit soort temperatuurverschillen ervoer, tijdens het interglaciale Eemiën-tijdperk, ongeveer 120.000 jaar geleden, hebben woedende stormen rotsblokken ter grootte van een huis afgezet op de kustlijnen van Europa en het Caribisch gebied. De golven van de stormen waren naar schatting landinwaarts gestegen tot 40 meter boven zeeniveau.

Wat zou er onder deze extreme omstandigheden gebeuren met de scheepvaartroutes, kuststeden en havens en alle soorten trans-Atlantisch verkeer? Voor de klimaatsimpeltjes Tol, Anthoff en Estrada komt de vraag niet op. “Het zal een stuk stormachtiger worden op de Noord-Atlantische Oceaan, vooral voor de Europeanen”, vertelde Hansen me in een e-mail. Zijn onderzoeksteam concludeerde dat de stilstand van AMOC “deze eeuw, mogelijk halverwege deze eeuw verwacht mag worden, bij aanhoudend hoge emissies.”

Het wordt erger. Simon Dietz, van de London School of Economics and Political Science, en zijn collega-economen James Rising, Thomas Stoerk en Gernot Wagner hebben enkele van de meest ignorante visies op onze klimaattoekomst gepresenteerd, met behulp van Nordhausiaanse wiskundige modellen. Ze onderzochten de gevolgen voor het BBP van het raken van acht omslagpunten in het aardsysteem die klimaatwetenschappers hebben geïdentificeerd als existentiële bedreigingen voor de industriële beschaving. De omslagpunten zijn voor iedereen die geschoold is in klimaatliteratuur net zo bekend als een begrafenislitanie: verlies van Arctisch zomerijs; verlies van het Amazone-regenwoud; verlies van de ijskappen op Groenland en West-Antarctica; vrijkomen van methaanhydraten uit de oceaan; vrijkomen van koolstof in permafrost; ineenstorting van de AMOC; en ineenstorting van de Indiase moesson.

Dietz en zijn vrienden kwamen tot de verbazingwekkende conclusie dat als ze alle acht geraakt zouden worden, de economische kosten tegen 2100 nog eens 1,4 procent van het verloren BBP zouden bedragen, bovenop de grofweg 8 tot 12 procent die Nordhaus voorspelde.

Beschouw deze projectie in termen van gezond verstand: een verwaarloosbaar effect op het wereldse gebeuren als het Noordpoolgebied tijdens de zomer diepblauw is in plaats van wit; wanneer de jungle van de Amazone niet langer groen is, maar een bruine savanne of woestijn; terwijl op Groenland en West-Antarctisch wit ijs dorre rotsen zijn geworden. Een transformatie van immense proporties op het aardoppervlak, in de atmosfeer en in terrestrische biotische gemeenschappen. Methaanhydraten uit de oceaan hebben een energie-inhoud die groter is dan die van alle andere fossiele brandstofvoorraden. Permafrost bevat een hoeveelheid koolstof die ruwweg twee keer zo groot is als het huidige koolstofgehalte van de atmosfeer. Met de verzwakking of ineenstorting van het AMOC zou Europa in omstandigheden kunnen terechtkomen die lijken op de Kleine IJstijd, met een drastische inkrimping van het landoppervlak dat geschikt is voor de tarwe- en maïsteelt. Een grotere variabiliteit van de Indiase moesson zou de levens van meer dan een miljard mensen in gevaar brengen.

“De bewering dat deze veranderingen feitelijk geen impact zouden hebben op de menselijke economie is buitengewoon”, schreef Keen. De realiteit is dat als alle acht omslagpunten van het aardsysteem zouden worden bereikt, de mensheid in verschrikkelijke problemen zou komen.

Een misschien niet zo vriendelijke kijk op het werk van klimaateconomen uit de Nordhaus-school is dat zij een soort sociopathie als beleidsvoorschrift aanbieden. Nordhaus schat dat naarmate de economische activiteit met de opwarming in een stroomversnelling terechtkomt, de enorme daling van het BBP in de tropen zal worden gecompenseerd door optimale aanpassing in het mondiale noorden. ‘Enorme reductie van het BBP’ wordt door Nordhaus uiteraard niet expliciet opgevat als de ineenstorting van het voedselsysteem langs de evenaar, gevolgd door sociale ineenstorting, massale sterfte, oorlogen en Bijbelse exodussen die trapsgewijze niet-lineaire effecten produceren die de wereld in een collectieve oprisping van afgrijselijke ongekende ervaringen trekken. .

Niets om je zorgen over te maken, verzekert Nordhaus: het gewelddadige uitsterven van landen met een laag BBP zal nauwelijks invloed hebben op de vooruitzichten voor de economische groei, omdat de zaken in het koude mondiale noorden zullen verbeteren. Het omarmen van gedroomde silver linings in een klimaatgenocide.

Hebben regeringen, beleidsmakers en het publiek enig idee dat de boodschap van de elites van klimaateconomen niet klopt? Tot nu toe hebben we meegedaan in de overtuiging dat alles goed is. Een van de betere indicatoren van deze lemmingachtige trouw aan een verhaal van bedrieglijk optimisme is te vinden in de financiële sector.

Keen schreef dit jaar een rapport voor beleggers waarin hij opmerkte dat pensioenfondsen de Nordhausiaanse projecties van onze zonnige toekomst, terwijl het klimaatsysteem instort, volledig hebben opgeslokt.

“In navolging van het advies van beleggingsadviseurs hebben pensioenfondsen hun leden geïnformeerd dat de opwarming van de aarde van 2 tot 4,3 graden Celsius slechts een minimale impact zal hebben op hun portefeuilles”, schreef Keen. “Dit resulteert in een enorme kloof tussen wat wetenschappers verwachten van de opwarming van de aarde, en waar gepensioneerden/investeerders/financiële systemen op voorbereid zijn.”

Keen verwacht niet dat het goed zal aflopen voor beleggers.

Toen ik hem vroeg wat er moest gebeuren om het beleid bij het IPCC te veranderen, antwoordde Keen:

“We willen dat iedereen net zo boos is als ik.” Nalatigheid van economen als Nordhaus, zei hij, “zal uiteindelijk miljarden mensen doden.”

Andrew Glikson, docent aan de Australian National University in Canberra en adviseur van het IPCC, heeft geschreven over het komende tijdperk van massale menselijke dood, wat hij het Plutoceen noemt, de natuurlijke opvolger van het Antropoceen. Mondiale regeringen, zo beschuldigt hij, zijn ‘criminelen’ omdat ze het Plutoceen hebben ingeluid in het nastreven van politiek en economisch gewin op de korte termijn. Ik nam voor het eerst contact met hem op tijdens de zwarte zomer van bosbranden die in 2020 door heel Australië woedde. Gliksons humeur was toen slecht, en sindsdien is het niet beter geworden.

De regerende klassen hebben het voortbestaan ​​van talloze soorten en toekomstige generaties opgegeven, vertelde hij me, en hun passiviteit vormt de ultieme misdaad tegen het leven op aarde.

Een deel van de reden voor het nietsdoen is het valse gejuich dat Nordhaus heeft verspreid met zijn wiskundig genie en klimaatidioot-modellen.

***

Christopher Ketchem.

Dit artikel is van Christopher Ketcham, en is oorspronkelijk gepubliceerd bij Intercept, 29 oktober dit jaar. Ketcham is een onafhankelijke journalist, zijn werk is hier te vinden.

***

Naschrift Leonardo

Conclusie: overal is er misverstand, of strijd, niet alleen bij de fysici maar ook bij de economen, tussen wat de een als toekomst ziet en hoe de ander dat beoordeelt.

Wat zal het zijn?

idiots savants doing climate economics
– idiots savants doing climatology

Wie zal het zeggen?

Leonardo da Gioiella.

Zoals ik al zei, waarschijnlijk moet je zeggen: beide categorieën modelleurs zijn beneden de maat. Dus je moet het artikel naar mijn smaak zo lezen: de voorspellingen van Nordhaus hebben goede kans van bewaarheid worden als we niks doen en gewoon op tijd aanpassen, zoals Hollanders altijd al deden bij natte tenen; de voorspellingen van de alarmistische economen zullen beslist bewaarheid worden als we hals over kop miljarden gaan uitgeven aan in paniek geboren plannen, zeker en bovenal omdat we absoluut niet weten, door de tekortkoming van de modellen, waar we mee bezig zijn en mee bezig gaan.

Let wel, daarbij geldt: geo-engineering zit in de gereedschapskist van de alarmisten, en wordt door hen ernstig overwogen!

***