Richard Lindzen.

Op uitnodiging van onze Belgische klimaatrealistische vrienden sprak Richard Lindzen, emeritus hoogleraar aan het MIT en lid van het wetenschappelijk comité van onze vereniging, op 22 en 23 mei in het Mathias Corvinus Collegium (MCC) in Brussel, over de rol van consensus in politiene bewegingen die zich op ‘de’ wetenschap beroepen.

Door Richard S. Lindzen, emeritus hoogleraar, MIT.

In de moderne geschiedenis zijn er verschillende voorbeelden van politieke bewegingen die aanspraak maken op een wetenschappelijke basis. Van immigratiebeperking en eugenetica (in de Verenigde Staten na de Eerste Wereldoorlog) tot antisemitisme en raciale ideologie (in Hitlers Duitsland) en communisme en Lysenkoïsme (onder Stalin).

Elk van hen claimde een wetenschappelijke consensus die hoogopgeleide burgers, die niettemin onwetend waren over de wetenschap, in staat stelde de zorgen weg te nemen die verband hielden met hun onwetendheid. Omdat alle wetenschappers het erover eens moesten zijn, hoefden ze de wetenschap niet te begrijpen. ‘De wetenschap’ is inderdaad het tegenovergestelde van de wetenschap zelf. Wetenschap is eerder een manier van onderzoek dan een bron van autoriteit. Het succes van de wetenschap heeft haar echter een zekere autoriteit gegeven in de publieke opinie, en dit is waar politici vaak jaloers op zijn en zich proberen toe te eigenen.

Klimaatexploitatie past in het voorgaande patroon, en net als bij al zijn voorgangers is de wetenschap feitelijk irrelevant. In het beste geval is het een afleiding die velen van ons ertoe heeft gebracht zich te concentreren op de vele verkeerde voorstellingen van de wetenschap in wat een puur politieke beweging was.

Het volgende concentreert zich op de situatie in de Verenigde Staten, hoewel een soortgelijke dynamiek zich overal in de ontwikkelde wereld voordeed, waarbij bijeenkomsten zoals die in het Bellagio Center en Villach van de Rockefeller Brothers Foundation in de jaren tachtig een belangrijke rol speelden. Aan het einde van deze presentatie kom ik kort terug op de kwestie van consensus.

Ik zou willen stellen dat de obsessie met het koolstofdioxide vrij maken (dat wil zeggen Net Zero) zijn wortels heeft in de reactie op de ongelooflijke periode na de Tweede Wereldoorlog, toen gewone arbeiders een huis en een auto konden bezitten. Ik was een student in de jaren vijftig en begin jaren zestig. De spot met de slechte smaak en het materialisme van deze zogenaamde gewone mensen was wijdverbreid.

Met de oorlog in Vietnam kwamen de zaken tot een hoogtepunt toen de arbeidersklasse werd ingelijfd terwijl studenten om uitstel van dienstplicht vroegen. Studenten waren in die tijd nog steeds een relatieve elite; De enorme expansie van het hoger onderwijs was nog maar net begonnen. De studenten rechtvaardigden hun gedrag door vol te houden dat de oorlog in Vietnam onwettig was, terwijl ze het voor de hand liggende feit negeerden dat de Vietnamezen naar het zuiden vluchtten in plaats van naar het noorden.

Het was in de mode om de Verenigde Staten als kwaadaardig te beschouwen en omvergeworpen diende te worden. De oppositie werd vaak gewelddadig met groepen als de Weather Underground en SDS (Students for a Democratic Society).

In 1968 gaf ik les aan de Universiteit van Chicago. We brachten de zomer door in Colorado en hadden een student die op ons appartement paste. Toen we terugkwamen, vonden we een politieauto die ons appartement in de gaten hield. De huisoppas had ons appartement blijkbaar tijdens de conventie van de Democratische Partij in een SDS-crashpad veranderd. Ons appartement was bezaaid met hun lectuur, waarin instructies stonden om de watervoorziening van Chicago te vergiftigen.

Deze periode leek te eindigen met de verkiezing van Nixon, maar we weten nu dat dit nog maar het begin was van de lange mars door de instellingen: een mars geleid door uitgesproken revolutionairen die erop uit waren de westerse samenleving te vernietigen. Voor de nieuwe revolutionairen waren de vijand echter niet de kapitalisten, maar eerder de werkende middenklasse. Ze realiseerden zich dat kapitalisten gemakkelijk omgekocht konden worden.

Momenteel ligt de focus op het doorlopen van onderwijsinstellingen: eerst onderwijsscholen, daarna hoger onderwijs in geesteswetenschappen en sociale wetenschappen en nu STEM (Science, Technology, Engineering and Math). Wat over het algemeen niet bekend is, is dat de eerste instellingen die werden veroverd, professionele verenigingen waren. Mijn vrouw woonde eind jaren zestig een bijeenkomst van de Modern Language Association bij, en ze was al helemaal ‘woke’.

Hoewel de huidige focus ligt op het veroveren van onderwijs, was DEI (diversiteit, gelijkheid en inclusiviteit, een beweging die de nadruk legt op raciale verschillen en het aanmoedigen van conflicten) niet de enige focus van de mars door instellingen. Ik denk dat het een vergissing zou zijn om de traditionele nadruk van revolutionaire bewegingen op de productiemiddelen te negeren. Het voertuig hiervoor was het vastleggen van milieubewegingen.

Vóór 1970 concentreerde deze beweging zich op zaken als walvissen, bedreigde diersoorten, landschap, schone lucht en water, en bevolking. Met de eerste Dag van de Aarde in april 1970 richtte de aandacht zich echter op de energiesector, die immers van fundamenteel belang is voor alle productie en waar biljoenen dollars mee gemoeid zijn. Zoals we zullen zien was dit laatste punt van fundamenteel belang. Deze nieuwe richting ging gepaard met de oprichting van nieuwe milieuorganisaties zoals Environmental Defense en de Natural Resources Defense Council.

Het bracht ook nieuwe overheidsorganisaties met zich mee, zoals de EPA en het Department of Transportation. Opnieuw waren professionele verenigingen gemakkelijke keuzes: de American Meteorological Society, de American Geophysical Union en zelfs ereverenigingen zoals de National Academy of Science, de American Academy of Arts and Sciences, enz.

De verovering van de Royal Society in Groot-Brittannië is een duidelijk Europees voorbeeld. In het begin was er wat gesjoemel. De beweging probeerde zich aanvankelijk te concentreren op de afkoeling van de aarde als gevolg van reflectie van zonlicht door sulfaataerosolen die worden uitgestoten door kolengestookte elektriciteitscentrales. Er lijkt immers sprake te zijn geweest van een mondiale afkoeling tussen de jaren dertig en zeventig. Deze afkoeling eindigde echter in de jaren zeventig. Er werden extra pogingen ondernomen om sulfaten in verband te brengen met de zure regen die bossen zou hebben gedood. Ook dit bleek een blunder te zijn.

In de jaren zeventig richtte de aandacht zich op CO₂ en de bijdrage ervan aan de opwarming via het broeikaseffect. De aantrekkingskracht van CO₂-beheersing op politieke controlefreaks was duidelijk. Het was het onvermijdelijke product van alle verbranding van op koolstof gebaseerde brandstoffen. Het was ook het product van de ademhaling.

Er was echter een probleem: CO₂ was een bescheiden broeikasgas vergeleken met natuurlijk geproduceerde waterdamp. Een verdubbeling van de CO₂-uitstoot zou slechts tot minder dan 1°C opwarming leiden. Een artikel uit het begin van de jaren zeventig van Manabe en Wetherald kwam te hulp. Met behulp van een zeer onrealistisch eendimensionaal model van de atmosfeer ontdekten ze dat de veronderstelling (zonder enige basis) dat de relatieve vochtigheid constant bleef naarmate de atmosfeer warmer werd, een positieve feedback zou opleveren, die de impact van CO₂ met een factor 2 zou versterken.

Dit was in strijd met het principe van Le Chatelier, dat stelde dat natuurlijke systemen de neiging hadden zich tegen verandering te verzetten, maar om eerlijk te zijn was dit principe niet iets dat rigoureus bewezen was. Positieve feedback werd de standaard voor alle klimaatmodellen, die nu antwoorden op een CO₂-verdubbeling van 3°C en zelfs 4°C opleverden in plaats van een schamele 1°C of minder.

Het enthousiasme van politici is grenzeloos geworden. Deugdzame elites hebben beloofd binnen tien, twee of drie jaar een netto-nuluitstoot te bereiken, zonder enig idee hoe ze dat kunnen bereiken zonder hun samenleving te vernietigen (en, met offshore windenergie, het doden van zeezoogdieren).

Gewone mensen, geconfronteerd met onmogelijke eisen aan hun eigen welzijn, vonden een paar graden opwarming niet erg indrukwekkend, aangezien iedereen daar elke dag mee wordt geconfronteerd. Daarentegen hebben de meeste goed opgeleide elites geleerd alles te rationaliseren om hun leraren tevreden te stellen – een vaardigheid die hen bijzonder kwetsbaar maakt voor propaganda. Anderzijds zouden maar weinig gewone mensen overwegen om zich in het Noordpoolgebied terug te trekken in plaats van in Florida.

Enthousiaste politici, geconfronteerd met dit verzet, veranderden verwoed hun verhaal. In plaats van de nadruk te leggen op de kleine veranderingen in hun temperatuurmeting (die op zichzelf een onjuiste maatstaf voor het klimaat is), wijzen ze nu op de weersextremen die bijna dagelijks ergens op aarde voorkomen, als bewijs niet alleen van klimaatverandering, maar ook van klimaatverandering. als gevolg van de toegenomen CO₂ (en nu ook nog verwaarloosbare bijdragers aan het broeikaseffect zoals methaan en lachgas), ook al vertonen deze extremen geen significante correlatie met de emissies.

Vanuit politiek perspectief bieden extremen pakkende beelden die meer emotionele impact hebben dan kleine temperatuurveranderingen. De wanhoop van politici gaat vaak verder dan dit door te beweren dat klimaatverandering een existentiële bedreiging is (geassocieerd met zogenaamde ‘tipping points’), ook al zijn officiële documenten (bijvoorbeeld de rapporten van Werkgroep 1 van het IPCC) die de klimaatproblemen ondersteunen dit bijna nooit beweren, en waar er geen theoretische of observationele basis is voor omslagpunten.

Positieve feedback werd de standaard voor alle klimaatmodellen, die nu antwoorden op een CO₂-verdubbeling van 3°C en zelfs 4°C opleverden in plaats van een schamele 1°C of minder. Het enthousiasme van politici is grenzeloos geworden. Deugdzame elites hebben beloofd binnen tien, twee of drie jaar een netto-nuluitstoot te bereiken, zonder enig idee hoe ze dat kunnen bereiken zonder hun samenleving te vernietigen (en, met offshore windenergie, het doden van zeezoogdieren).

Gewone mensen, geconfronteerd met onmogelijke eisen aan hun eigen welzijn, vonden een paar graden opwarming niet erg indrukwekkend, aangezien zij daar wel elke dag mee worden geconfronteerd. Daarentegen hebben de meeste goed opgeleide elites geleerd alles te rationaliseren om hun leraren tevreden te stellen – een vaardigheid die hen bijzonder kwetsbaar maakt voor propaganda.

Ik moet opmerken dat er één uitzondering is geweest op de focus op opwarming, en dat is de kwestie van de aantasting van de ozonlaag. Maar zelfs die vraag diende een doel. Toen Richard Benedick, de Amerikaanse onderhandelaar van de Conventie van Montreal die Freon verbood, op de terugweg uit Montreal langs MIT kwam, verheugde hij zich over zijn succes, maar verzekerde ons dat we nog niets hadden gezien; we moeten afwachten wat ze met CO₂ gaan doen. Kortom, de ozonkwestie was een testcase voor de opwarming van de aarde. Zeker, de activiteiten van de EPA omvatten nog steeds conventionele bestrijding van vervuiling, maar energie domineert.

Natuurlijk is de aantrekkingskracht van macht niet het enige dat politici motiveert. Het vermogen om biljoenen dollars te verstrekken om onze energiesector te heroriënteren betekent dat er begunstigden zijn van die biljoenen dollars, en die begunstigden hoeven slechts een paar procent van die biljoenen dollars te delen om de campagnes van deze politici gedurende vele verkiezingscycli te ondersteunen en ervoor te zorgen dat de steun van deze politici voor beleid dat verband houdt met de heroriëntatie.

Dat de consensusclaim altijd propaganda is geweest mag duidelijk zijn, maar de consensusclaim heeft zijn eigen interessante aspecten. Toen de opwarming van de aarde voor het eerst aan het Amerikaanse publiek werd gepresenteerd tijdens een hoorzitting in de Senaat in 1988, publiceerde Newsweek Magazine een omslag waarop de aarde in brand stond met als ondertitel ‘All Scientists Agree‘.

Dit was in een tijd waarin er nog maar een handvol instellingen waren die zich met klimaat bezighielden en zelfs die instellingen waren meer bezig met het begrijpen van het huidige klimaat dan met de impact van CO₂ op het klimaat. Sommige politici (met name Al Gore) hebben er echter al hun favoriete thema van gemaakt. En toen de regering Clinton-Gore in 1992 de verkiezingen won, was er een snelle stijging van ongeveer vijftien keer de klimaatgerelateerde financiering. Dit zorgde in feite voor een aanzienlijke toename van het aantal wetenschappers dat beweerde aan het klimaat te werken, die begrepen dat ondersteuning een aanpassing vereiste met het vermeende gevaar van CO₂.

Elke keer dat er een aankondiging was van iets dat gevonden moest worden (dat wil zeggen het elimineren van de middeleeuwse warme periode, het toeschrijven van de verandering aan CO₂, enz.), waren er onvermijdelijk zogenaamde wetenschappers die beweerden te hebben gevonden wat nodig was (Ben Santer voor attributie en Michael Mann voor het elimineren van de middeleeuwse warme periode) en ontving ondanks de absurde argumenten opmerkelijke onderscheidingen en erkenning.

Hierdoor ontstond er een soort consensus. Het was geen consensus dat we met een existentiële bedreiging te maken hadden, maar eerder, zoals Steven Koonin opmerkte, dat de verwachte stijging van het bbp tegen het einde van de 21e eeuw zou toenemen van ‘ongeveer 200% naar 197%’, en zelfs deze voorspelling is overdreven – vooral omdat het de onmiskenbare voordelen van CO₂ negeert.

Dus hier staan ​​we nu, geconfronteerd met beleid dat de westerse economieën vernietigt, de werkende middenklasse verarmt, miljarden van de armste mensen ter wereld veroordeelt tot aanhoudende armoede en toenemende honger, onze kinderen wanhopig achterlaat bij het veronderstelde gebrek aan toekomst, en de wereld verrijkt. Vijanden van het Westen profiteren van het schouwspel van onze zelfmoordmars, een mars die de energiesector laf accepteert, omdat ze te lui is om de bescheiden inspanning te leveren die nodig is om te verifiëren wat er wordt beweerd.

Zoals Voltaire ooit opmerkte:

“Degenen die je in absurditeiten kunnen laten geloven, kunnen je wreedheden laten begaan.”

Laten we hopen dat we uit deze nachtmerrie ontwaken voordat het te laat is.

***

Bron hier.

***