In mijn blog van gisteren verwonderde ik mij over de keuze van Imares om haar natuurlijke referentie voor aalbestanden in NL te baseeren het minst natuurlijke waterbekken van Nederland: de jaren ’50 in het IJsselmeer, in dit beeld zie je in één oogopslag enkele mijlpalen in de onnatuurlijke geschiedenis van de aal in het onnatuurlijke IJsselmeer. Tel daar de ongeveer 15.000 knelpunten bij in de vorm van gemalen en dijken, en je snapt waarom de natuur zichzelf niet kan redden zonder duurzaam helpend mensenhandje. (dat blijft doorgaan, ook als de subsidie op is of de mediacampagne voorbij)
Die knelpunten zijn ook slachtplaatsen voor zowel glasaal die wil intrekken, als aal die wil uittrekken (evenals andere vis). Je kunt dat live zien bij het Woudagemaal hier in Lemmer. Vóór het gemaal hoopt zich zoveel kleine vis op, dat de futen er in een grote kolonie zijn gaan broeden. Aal(…)scholvers vliegen af en aan. Achter het gemaal aan de landkant huist een kolonie blauwe reigers. Grote concentraties prooidieren trekken direct grote concentraties roofdieren aan, grazige vleesweiden! Zo kan ook een ophopend cohort glasaaltjes voor een op de Noordzee lozende RZWI snel verdampen door predatie.
Ik zoek nog onderzoek dat de populatie-impact van die predatie kan inschatten. Tegelijk was en is het menselijke aalvissers gewoon om al hun tuig voor een gemaal op te stellen waar uittrekkende schieraal zich concentreert. Mens en dier hanteren de zelfde tactiek.
Gezien de aanhoudende overbevissing op paling in IJsselmeer en Markermeer lijkt het ingestelde verbod in de laatste maanden- hoe sneu ook op korte termijn voor vissers- economisch en ecologisch gezien terecht. Bij de saneringsronde in 2006 werd weliswaar 50 procent van het vistuig afgekocht. Maar ecologisch effect is twijfelachtig, omdat er sinds de jaren ’70 zware overcapaciteit was gegroeid (een factor 3) bij groei van fosfaatlast terwijl de voedselrijkdom van het IJsselmeer na 1990 inzakte nadat de fosfatering kelderde. Je kunt niet meer onttrekken dan er zit. Punt.
De aalvangst (die Imares beschouwt als representatief voor de populatie, en als zodanig gebruikt voor streefbeelden) is zo ironisch genoeg slachtoffer van één van de weinige natuurlijke ontwikkelingen die afgelopen decennium plaatsvond in het IJsselmeer: het voedselarmer worden van water door wegnemen van onnatuurlijke fosfaatbemesting.
Wel moet ik mijn blog van gisteren nuanceren. Want de grafiek van INTREK van glasaaltjes bij Den Oever vertoont ook een piek van de late jaren ’40 tot begin jaren ’70. Er zijn dus ook milieu-invloeden die de aanwas van aal toen hielpen, óf de monitoringtechniek van Rivo/Imares bij Den Oever is niet consequent geweest. De aal blijft een mysterieus beest, hij laat zich niet voor één oorzaak vangen en zijn neergang blijft in rook gehuld.
Aal reageert hel sterk op geur, waarschijnlijk trekken grote hoeveelheden aal elkaar aan. Ook de geur van geosmine trekt aal aan. Dr. Fredrich Wilhelm Tesch omschrijft dat in zijn boek ” Der Aal “. Tesch deed “mark and recapture” en geurbelastingsonderzoek waarbij gekeken werd naar het gedrag van aal. Het kan dus zomaar zijn dat grote hoeveelheden voedsel en soortgenoten (wat weer wijst op grote hoeveelheden voedsel) door de aal op zeer grote afstand worden waargenomen. Waarschijnlijk trekt Aal op een of andere manier andere aal aan. Mysterieus blijft het visje wel……;-)
Wat aankomst van glasaal betreft staat volgens mij vast dat deze alleen door getijdebeweging zich verplaatst. Het tij draait om de vierenhalf uur als je dus net te vroeg of te laat je Imares meetnetje laat zakken…….vang je niets. Goed om dat vangstprotocol eens op te vragen Rypke.
Rypke, wat stel je voor? Net als voor zalm een soort Aal-brug of Aal-trap, zodat ze makkelijk in en uit kunnen? Werkt dat? Dan meteen doen, toch?
Wat een goede vraag, je maakt me nieuwsgierig. Vervolgens aan het Googelen geslagen. Potverdorie wat is dit beest interessant. Had ik dat veertig jaar terug maar geweten ;-)
Hier het antwoord met veel duidelijke foto’s en afbeeldingen: http://www.theriverstrust.org/seminars/archive/lns_Nov_2012/13%20-%20Don,%20Andy.pdf
Wat in de grafiek van 1900 tot 2010 ruwweg gezien kan worden, is een natuurlijke palingstand goed voor een vangst van rond 5.000 ton paling per jaar in de periode van 1900 tot 1930 en van 1970 tot 2010, met daartussen, van 1930 tot 1970, een sterk door waterwerken beïnvloed systeem, goed voor gemiddeld ongeveer vijfmaal hogere palingvangsten. Het is dan ook van de zotte om juist de palingvangsten in het door waterwerken beïnvloede gedeelte van de grafiek, in de 50-er jaren van de vorige eeuw, te kiezen als natuurlijke referentie voor de palingstand.
Een rekenvoorbeeld met betrekking tot het verloop van de aalproductie en oogst in het IJsselmeer
bijlage die eerder gepubliceerd is in Eijsackers et al. (2009).
Aan de hand van deze analyse wordt geïllustreerd dat er sprake is van een onomkeerbare verandering in het IJsselmeer. Deze heeft ervoor gezorgd dat het ecosysteem voor vis sterk is verarmd. Omdat deze veranderingen (inpolderingen) onomkeerbaar zijn kan alleen de situatie van na 1970 als referentie voor de toekomst dienen. In de periode 1970-1975 was de vangst van rode aal nog als vanouds en trok er voldoende glasaal in. Op grond daarvan zou een productievermogen van het water voor aal van rond de 6-7 kg/ha/jaar als streefgetal gelden.
Aanvulling van mijn kant: Nog beter zou zijn een huidige carrying capacity vast te stellen. Stel daar dan je visserijdruk op af en dan is het “natuurlijk balans” weer gevonden. Als het betekend dat je niet meer mag vissen of dat er slechts enkele vissers overblijven, het zij zo. De huidige bevissing zit volgens de rapporten veel te hoog: stoppen met die onzin ! Vast staat dat het anders is en van achterom kijken krijg je een stijve nek of mensen veranderen in een zoutpilaar ( het laatst ie voor Rypke met zijn Bijbelse teksten)