Die Kalte Sonne besteedt aandacht aan een Chinees-Deense studie die het voorkomen van kiezelwieren (diatomen) aan de kust van West Groenland gebruikt om de bedekking met zeeijs te meten vanaf 5000 jaar geleden. Soorten met voorkeur voor warmere condities duiden op minder zeeijs, en zo heb je opnieuw een indirecte manier (proxy) om de klimaatgeschiedenis te reconstrueren . Zij vinden met de gehaltes aan kiezelwier-soorten een correlatie tussen zonne-activiteit en zee-ijsbedekking. Met vooral 3-5000 jaar geleden een dip in zee-ijs, het staartje van het Holocene Optimum/Holocene Thermal Maximum (HTM): het warmtehoogtepunt van ons interglaciaal genaamd het Holoceen. Een periode waarin het 1-2 graden warmer was dan nu in Europa, wat ook vogeltrek-expert Gabor Lovei nog schreef in 1985.
Dan een sterke klimaatverslechtering (afkoeling met veel zeeijs in mei) totdat het klimaat in de Romeinse tijd weer opwarmt en de herdertjes bij nachte in een warm veld kunnen liggen. Wanneer veldheer Artorius/Koning Arthur zo in 4-500 in Brittannia bij de implosie van het Romeinse rijk orde probeert te scheppen zien we een klimaatverslechtering. En dan zo rond het jaar 1000 is het weer warm. Zie hoe in de koude Kleine IJstijd de warmwater-soorten helemaal wegvallen.
Niets nieuws onder de zon, qua klimaatbeeld. Het blijft in cycli veranderen en zonne-activiteit moet daarbij wel een rol spelen.
Maar….
Als klimagnost heb ik geen mening over klimaat, alleen metingen zijn van belang.
Dus laten we ook sceptisch zijn naar de gevolgtrekkingen van deze studie: zonne-activiteit is een strohalm waar sommigen zich aan vastklampen om de moderne invloed van broeikasgassen te minimaliseren, en om moderne opwarming (die nu al 15-17 jaar op een plateau zit) te verklaren. Een simpele blik op de variatie in Total Solar Irradiance (TSI) over millennia in deze studie toont andermaal dat TSI een veel minder sterk opwarmend effect krijgt toegedicht in Watt/m2 dan dat de moderne klimaatgemeenschap toedicht aan broeikasgassen, gemeten in Watt/m2. Waar men aan broeikasgassen een opwarmend effect (bij verdubbeling CO2) toedicht van 3-4 Watt per vierkante meter -corresponderend met grofweg 0,5–0,8 graden per W/m2 (het nieuwe boek van Donald Rapp over klimaatreconstructies)- kom je in deze grafiek bij gemeten variatie in TSI over millennia slechts tot een variatie van ongeveer 1-2 Watt/m2, dus 1-1,6 graden.
Iemand een intelligente inbreng hier? Het HTM wordt toegeschreven aan de stand van de aardas waardoor de intensiteit van zonnestraling op het Noordelijk Halfrond groter werd. Zoals de invalshoek van zonlicht ook de opbrengst van zonnepanelen beinvloedt. Dat wiebelen van de aardas heeft dan niet met zonne-ACTIVITEIT te maken, die weer cycli heeft van 11 jaar en ook langere cycli.
ik ben maar een autodidact, maar dit is wat ik denk. De TSI is geen goede indicator voor het effect van de zon op het aardse klimaat. Waarschijnlijk is slechts een deel van de (ultraviolette) straling of de zonnewind van invloed op de kosmische straling en de vorming van wolken en daarmee op de temperatuur.. Een betere indicator voor het effect van de zon is het aantal zonnevlekken. In de periode 1650-1700, deel van de Kleine IJstijd, waren er nauwelijks zonnevlekken. Wetenschappers als Maunder en Dalton legden een verband tussen de temperatuur en het aantal zonnevlekken: hoe minder vlekken, hou kouder het op aarde wordt. In de 19-de eeuw waren het er weinig, in de 20-ste eeuw (erg) veel. De opwarming is meen ik daar goed uit te verklaren. (Te zijner tijd kom ik wel met een modelletje.) Ik begrijp niet waarom er niet ergens een universitaire vakgroep is, die dit oppakt.
@wim
Dit is toch de Svensmark-theorie, die wordt toch onderzocht en heeft zelfs interessante resultaten opgeleverd bij CERN.
Zie onder meer:
http://en.wikipedia.org/wiki/Henrik_Svensmark
Ik zie in de afbeelding bij deze tekst iets misgaan, vooral in de oudere tijdstippen.
Kijk maar naar de stippellijnen die worden geacht gelijke tijdstippen aan te geven.
De tijdlijn bovenaan loopt niet synchroon met de tijdlijn onderaan de afbeelding.
Einde HTM periode/begin neoglacial cooling is volgens de bovenste tijdlijn ongeveer 2200 jaar BC, dus als we nu bij de 2000 AD zitten, ongeveer 4200 jaar BP;
Volgens onderste tijdlijn zou dit in de buurt van de 3800 jaar BP zitten.
Waarom is dat verschil er, en zo groot?
Ook het begin van de RWP, volgens de bovenste tijdlijn ongeveer 500 BC dus ongeveer 2500 jaar geleden, zou volgens de onderste tijdlijn een eeuw of drie later zijn gekomen.
Als het er om gaat de gelijktijdigheid van bepaalde verschijnselen aan te tonen, ziet dit er vreemd uit.
Op de site van Die Kalte Sonne wordt in het fotobijschrift alleen verwezen naar Age (cal. yr BP) dus de onderste tijdlijn, maar de bovenste tijdlijn staat er daar ook bij.
ja Harry, het is vast wel de theorie van Svensmark, maar mijn punt was vooral dat de TSI geen goede indicator is voor het effect van de zon op de temperatuur. via de TSI kom je op een effect van circa +0,2 gr. in de 20-ste eeuw (zie b.v. IPCC). Als je het aantal zonnevlekken als indicator neemt, kom je m.i. veel hoger uit: tussen +0,6 en +0,8 graden. Dan blijft er voor de broeikasgassen zoals CO2 een veel kleiner effect over en verdwijnt een groot deel van het klimaat’probleem’.
Zonneactiviteit is dus geen strohalm zoals Rypke schrijft, maar de voornaamste factor die ons klimaat bepaalt.