Op Blendle kun je mijn artikel ‘Goochelen met natuur’ al lezen in Elsevier, over hoe het Planbureau voor de Leefomgeving sjoemelt met de nationale natuurboekhouding om een door beleidsmakers gewenst beeld te schetsen. Mijn onderzoek richtte zich op de ‘biodiversiteit’-hockeystick die PBL fabriceerde in september 2013. Precies op het moment dat Sharon Dijksma haar Natuurpact naar de Tweede Kamer stuurde.
Nadat Bleker het mes der bezuinigingen hanteerde, gooide zij weer 200 miljoen euro extra in de put van natuurontwikkeling en anti-stikstofbeleid via hydrologische maatregelen.
En we lezen bij de nieuwe PBL-grafiek plots dat direct bij de start van natuurontwikkeling in 1990 plots herstel optreedt ‘mede door natuurontwikkeling’. Ik heb in Nederland al heel wat van die natuurontwikkelings-terreintjes bezocht en het beeld is steeds het zelfde: zompige ex-weilanden met pitrus en oerkoe, plus een ganzenplaag. Met zo’n kunstmatig gegraven ‘natuurlijke’ kronkelbeek die ontspringt aan de tekentafel van Arcadis.
Relatief soortenarme wilderkitsch met daar doorheen ook nog eens betonnen wandelpaden en ander draagvlak voor ‘de’ natuur. Een ontwikkeling die ten koste gaat van bijvoorbeeld weidevogel-terrein.
- Dus je voelt al aan je water: hoe kan pardoes bij verandering van bestemmingsplan van ‘landbouw’ naar ‘natuur’ op commando van Sharon Dijksma de natuur opveren? Dat is vraag 1 die een journalist hoort te stellen
- De tweede vraag ontstaat als vanzelf: wat bedoelt het PBL hier met ‘biodiversiteit’.
Normaal gesproken praten wetenschappers hier over soortenrijkdom, en de populatiegrootte van soorten. Natuurmonumenten stelt het door PBL gefabriceerde drama van 85 procent verlies van ‘oorspronkelijke biodiversiteit’ ook zo voor. Als verlies in ‘soortenrijkdom’, en met het Wereld Natuur Fonds papegaaiden ze vervolgens overal dat alleen Malta er in de EU beroerder aan toe zou zijn.
Ook Keimpe Wieringa, sectorhoofd Natuur bij PBL wekte 22 mei dit jaar in NRC Handelsblad de suggestie dat dankzij beleid een vrije val in ‘soortenrijkdom’ zou zijn gekeerd. NRC was vroeger een kwaliteitskrant:
We komen van ver”, zegt Keimpe Wieringa, sectorhoofd natuur bij het Planbureau voor de Leefomgeving. “De druk op natuurgebieden is in het dichtbevolkte Nederland, met zijn intensieve landbouw, al decennialang erg hoog. Maar voor het eerst zien we nu dat de soortenrijkdom niet verder terugloopt”.
Maar zoals ik aantoon in mijn rapport Sjoemelnatuur heeft de natuurgrafiek van PBL nul nada niets van doen met de soortenrijkdom van Nederland.
Rode Lijst Indicator (RLI)
Wieringa kan zich alleen nog verschuilen achter de voorbarig gepubliceerde (‘virtuele’) Rode Lijst uit 2013. De Rode Lijst bestaat sinds 1984 in NL en wordt iedere 10 jaar herzien, onder beheer van (toen) het Ministerie van LNV, nu het Ministerie van Economische Zaken. Daarop belanden soorten die het slechter doen sinds 1950, soms 1960, ‘vroeger’, dus. Die noemen natuurclubs dan ‘bedreigd’. De Rode Lijst gaat dus over het aspect ‘populatiegrootte’ bij biodiversiteit. De toe/afname van je populatie bepaalt je positie op de lijst. En je zeldzaamheid bepaalt je positie op de lijst.
De Rode Lijst wordt samengesteld door belangenclubs die (subsidie)geld verdienen met het deel van de natuur dat het slechter doet dan vroeger, zoals Ravon, Sovon Vogelonderzoek, de Vlinderstichting en de Zoogdiervereniging. Allemaal clubs met grootgrondbezitter Natuurmonumenten (eigenaar 3 procent Nederlands grondoppervlak) als mede-broodheer.
Dat soorten op de Rode Lijst ‘bedreigd’ worden genoemd- Natuurmonumenten roept zelfs dat ze gaan uitsterven- dat is misleidend. Want op de Rode Lijst voor vogels in 2004 verschenen liefst 8 nieuw gevestigde broedvogels. Dus een toename van soorten in Nederland, maakt de Rode Lijst voor vogels langer. En zo lijkt het dan slechter met de natuur te gaan, terwijl de soortenrijkdom toeneemt.
De virtuele Rode Lijst was niet openbaar. Die heb ik met een WOB-verzoek opgevraagd, en hier op Climategate.nl al gepubliceerd. Vanwege de ruimte liet ik die Rode Lijst in Elsevier onbesproken.
CBS-onderzoekers publiceerden op basis van de virtuele lijst in 2013 (heel toevallig ook, die timing) een beleids-welgevallige studie in De Levende Natuur. Die studie verkondigde ook de ‘het gaat weer ietsje beter’-boodschap, die Sharon Dijksma’s beleid moest ondersteunen. Zij hanteren daarbij de Rode Lijst Indicator.(RLI) De RLI hanteert de foutieve aanname, dat het ‘beter’ met ‘de’ natuur zou gaan, als de Rode LIjst van bijvoorbeeld vogels minder soorten bevat, dus korter wordt.
De virtuele Rode Lijst van 2013 was DOOR HET MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN en belangenclubs korter gemaakt dan de lijst van 2005. En dus is de RLI korter in 2013 dan in 2005. En vervolgens roept men; hoerah, natuurherstel, mede dankzij beleid.
RLI zegt niets over kwaliteit natuur
Maar zoals we zagen; de lengte van die lijst- en dus de RLI- kan ook groeien als de soortenrijkdom in Nederland TOE neemt. DE RLI zegt niets, nul, nada over de ecologische kwaliteit van natuurgebieden in Nederland. Populaties van soorten fluctueren van nature in aantal. Is er al sprake van een scherpe populatiedaling, dan kan de oorzaak voor de ene soort van totaal andere of zelfs tegengestelde orde zijn als van de andere soort.
Bovendien; veel soorten die het sinds 1990 beter doen, profiteren van autonome ontwikkelingen, zoals klimaatopwarming, bosveroudering. Dus als je eerst je best doet om de Rode Lijst zo lang mogelijk te maken met nogal arbitraire keuzes, door clubs die daar belang bij hebben. En je maakt hem in 2013 op een virtuele- door het Ministerie achtergehouden- lijst plots korter. Dan kun je ook roepen: Eureka, ‘voorzichtig herstel biodiversiteit’.
Ergo:
Het ministerie van Economische Zaken, en de instituten en clubs die uit haar subsidieruif eten, die presenteren vals concrete natuur-meetlatten om hun gewenste boodschap uit te dragen.
LPI en valse concreetheid
Dan is er nog een andere indicator die het Wereld Natuur Fonds gebruikt, de Living Planet Index (LPI). Die laat ik onbesproken maar behandelt populatiegroottes van vogels en zoogdieren. Ook dat zegt niets over de ecologische kwaliteit van natuurgebieden. Als een zeer beperkt aantal vogels enorm toeneemt sinds 1990- bijvoorbeeld de ganzen- en de rest kwakkelt wat, dan krijg je een positieve LPI. Want je gooit alles op 1 hoop, ook zaken die niets met elkaar van doen hebben en presenteert ze als de zelfde grootheid. Dat heet een aggregaat. In natuurbeleid bestaan meer van die aggregaten, zoals de Ecoquo van Ospar, de Good Environmental Status bij de Kaderrichtlijn Marien. De Ecologische Voetafdruk is er ook 1.
Alle indicatoren waarmee de groene lobby zichzelf aan het werk houdt, lijden aan 1 probleem dat ze wetenschappelijk irrelevant maakt: valse concreetheid.
Het excuus dat men opvoert zal zijn; ‘nou, geen 1 indicator is ideaal en je kunt discussieren blablablabla, nou vertel jij dan hoe je het WEL zou doen’. ZO wekt men de schijn van wetenschappelijke verantwoording.
De enige manier om ecologisch zinvolle zaken te verkondigen over natuur is via gebiedsgerichte studies per soort over lange periodes, door waarnemers van de zelfde kwaliteit. De rest levert slap geouwehoer op, bedoeld om fondsen te werven en een beleidstrein rijdend te houden. Zoals ik in mijn rapport Sjoemelnatuur al beschrijf ontstaat deze onwetenschappelijke praktijk, omdat beleidsmakers een ecologisch gezien onmogelijke vraag stellen:
- vertellen hoe DE natuur er voor staat, dan is het gros van de Nederlanders op zijn best ook in 1 antwoord geinteresseerd: het gaat ‘goed/slecht’. Zoals je van vage bekenden in het voorbij gaan ook alleen wilt horen op de vraag ‘haa hoe gaat het’: ‘goed’! Veel mensen zitten dan helemaal niet te wachten, of schrikken zelfs terug als je dan een heel verhaal ophangt van ‘nou eigenlijk niet zo heel goed, want mijn dochtertje is ziek en…’ Hou je problemen toch bij je.
Het proberen die onmogelijke vraag te beantwoorden leidt dan tot de praktijken die het PBL bezigt. Langzaam zink je dan weg in het moeras van beweringen en aannames dat je zelf aanlegt.
“Je moet je wapenen tegen de overheid”; In de USA wordt dat letterlijk opgevat! Hier houden we het gelukkig slechts op fact-checking en wetenschappelijke argumenten. Dat krijgt altijd iets minder aandacht in de media.
De Volkskrant opent er mee en Keimpe Wieringa van het PBL past de verwaterings-strategie toe: er zijn vele indicatoren voor biodiversiteit, dit is slechts 1, ‘onheuse aantijgingen’haha
http://www.volkskrant.nl/wetenschap/-planbureau-manipuleert-nederlandse-natuurstatistieken~a4195553/
De Living Planet Index gebruikt meetkundige gemiddelden. Een meetkundig gemiddelde ligt altijd lager dan het rekenkundige gemiddelde. Het gevolg is dat bij stabiele biodiversiteit de LPI over een periode van bv twintig jaar toch kan dalen met meer dan vijftien procent. Een verklaring voor het gebruik van het meetkundig gemiddelde wordt niet gegeven.
Het is goed dat Zeilmaker deze feiten boven water heeft weten te krijgen. Het lijkt erop dat de grote natuurorganisaties heel weinig hebben bereikt met de miljoenen subsidies die hen in de schoot geworpen werden. En dan sjoemelen met cijfers om te ‘bewijzen’ dat hun beleid vruchten afwierp.