..de eerste Statenvragen worden al in Limburg gesteld over mijn rapport Sjoemelnatuur, hoe het Planbureau voor de Leefomgeving en natuurorganisaties onze natuur uitkleden met creatief boekhouden. Hubert Mackus van de CDA-fractie reageert stevig, en dat is terecht. Bij veel natuurontwikkeling mag wel eens de vraag gesteld worden tegen welke kosten welke ecologische baten zijn gerealiseerd. En of je met de helft minder geld niet veel leukere dingen voor natuur en natuur-onderwijs kunt doen.
Wel moet ik er bij opmerken dat het onderzoek Sjoemelnatuur zich vooral richt op het landelijke beeld dat is geschetst door het PBL, alsof zou er een totale afgang in biodiversiteit in afgelopen eeuw zijn geweest. Waarna natuurclubs met de overheid in 1990 plots redding brachten. Dat beeld is vals. Het zegt iets over de wijze waarop met name Wereld Natuur Fonds en Natuurmonumenten campagne voeren om een voet tussen de deur te krijgen en subsidies.
Van de SP-fractie in Zeeland kreeg ik verder een nuttige vraag, over de relatie tussen mijn bevindingen en de Living Planet Index van WNF. Dit is mijn antwoord:
De Living Planet Index (LPI) is een indicator van het WNF, waar ik geen aandacht aan besteed, maar die verwantschap heeft met de Rode LIjst Indicator, die CBS gebruikt. Het betreft een aggregaat van populatietrends: dus alle populatiegegevens van soorten doe je in een blender, en daar maak je een bio-smoothie van. Uit de smaak van die smoothie – meer is een LPI niet- concluderen gebruikers dan of het ‘goed/slecht’ gaat tov een ijkjaar. Meestal werd bij LPI 1970 gebruikt (startpunt betrouwbaarder gegevens), nu neemt men ook vaak 1990
Het goede aan de LPI is dat een een indruk krijgt bij de trends in omvang van populaties. Het slechte is dat je alles op 1 hoop gooit, terwijl iedere soort weer anders reageert. Alleen soort- en gebiedsgerichte studies kunnen uitsluitsel geven over ecologische kwaliteit.
Terwijl die kwaliteit dus relatief is: wat goed is voor de 1, is slecht voor de ander: met de LPI kun je dat niet weergeven.
Het kwalijke is dat WNF etc dus natuurverbetering suggereren met LPI terwijl dat dus niet met ecologische verbetering te maken hoeft te hebben, en zeker geen bewijs voor effectief natuurbeleid. Praktijkvoorbeeld: de hoeveelheid ganzen vertienvoudigde, mede dankzij natuurontwikkelingsterrein op nog steeds mestrijke ex-landbouwgrond. Tegelijk gingen veldleeuweriken, grutto’s etc razendsnel achteruit in min of meer dat zelfde gebied, ondanks intensief beleid om het tegendeel te bereiken. De ganzen-explosie is nooit beleidsdoel geweest
De focus van mijn onderzoek lag puur op de relatie overheid-PBL, waarbij het PBL volgens de NB-wet artikel 9 de natuuradviseur is van de ministerDe WOB-gegevens laten onmiskenbaar zien, dat het PBL de realiteit vervalst, en geheel los van de realiteit over biodiversiteit staat. Je zou kunnen zeggen: te negatief voor 1990, en te positief daarna, want vele bedreigingen zijn in het geheel niet weg genomen. Zij zijn eerder versterkt, mede als gevolg van overheidsbeleid. Waar positieve trends zichtbaar zijn, is dat vooral de veerkracht van de natuur zelf: vandaar ook de foto’s van dieren die zich bij mensen aanpassen…
Dat neemt niet weg, zoals ik al beschrijf. Er zijn vele soorten en populaties van soorten die sinds 1990 een positieve trend laten zien, (en soorten met negatieve trend), echter hier spelen vele autonome trends los van beleid een rol
En wat mijn grootste zorg is over natuur in komende 5 jaar:
.averechts overheidsbeleid en van steeds meer op geld gerichte natuurorganisaties is in komende jaren mijn grootste zorg, waarbij instituten als PBL hun best doen om dat te maskeren.
Mijn grootste zorg als wetenschapsjournalist betreft de onbetrouwbaarheid en manipulatie door aan overheden gelieerde ‘wetenschappers’
Maar in het onderzoek ligt de focus puur op gegevens, niet mijn particuliere opvattingen
Een grote bedreiging is verder het omvangrijke subsidie-beleid voor biomassa, en windturbines in natuurterrein. U kunt mijn artikel in het Financieele Dagblad over biomassa daarover lezen, waarvan de conclusies een half jaar later door de KNAW werden bevestigd.
Wie andere inzichten heeft, opmerkingen, inhoudelijke kritiek of suggesties, deel ze vooral. De grappigste mail kreeg ik tot nu toe van de Partij voor de Dieren in Overijssel. Omdat ik mij als plezier-wetenschapsjournalist inlaat met pleziervissers en plezierjagers, (inderdaad, mijn vriezer zit vol met reerugfilet en reebillen, ik krijg op afroep kakelverse garnalen), willen ze het onderzoek niet lezen.
Lekker puh.
Nou ja, zo kun je anno 2015 dus ook politiek bedrijven.
Mochten twijfels over mijn autoriteit ontstaan, dan kan ik enkel bevestigen: dat is helemaal terecht. Ik ben onderzoeksjournalist en wetenschapsjournalist, slechts de boodschapper van het nieuws. Je kunt op die boodschapper schieten, maar dat verandert het nieuws verder niet. Lees vooral de referenties en onderzoeken na die ik opgeef, kijk in de WOB-gegevens, zie de gebruikte methodes. Succes!
Geef een reactie