Een bijdrage van Ap Cloosterman.
De wetenschap van gisteren kan vandaag weer achterhaald zijn.
In mijn artikel, “Bepaling van temperatuur en CO2-gehalte van de aardatmosfeer uit het verleden”, heb ik de temperatuurcurves uit het verleden, die verkregen zijn met ijskernen en diepzeekernen van planktonische foraminiferen met elkaar vergeleken.
De conclusie was, dat de glaciale en interglaciale tijdperken in beide grafieken verre van gelijk zijn. Het onderzoek met de diepzeekernen leek mij wat betreft de temperatuurmetingen de meest betrouwbare. Bij het onderzoek met de ijskernen is de wolk met waterdruppeltjes veel te afhankelijk van allerlei wisselende omstandigheden, die zij tijdens hun transport naar Antarctica tegen komen.
Maar Antony Watts publiceerde op 20 januari 2018 een artikel van Dr. Tim Ball, “What do the Ice Core Bubbles Really Tell Us?”, dat een ander licht werpt op deze materie.
Timothy Francis Ball is een Canadese klimatoloog en emeritus Professor, die sceptisch is over de hypothese van de opwarming van de Aarde door toedoen van de mens. Van 1973 tot 1996 gaf hij geografie aan de universiteit van Winnipeg.
Belangrijke uitspraken in dit artikel zijn:
► Onderzoek van wijlen Dr. Fritz Koerner op de Noord-Canadese eilanden Baffin en Ellesmere wees uit, dat de temperatuur van de Aarde als eerste veranderde en pas daarna het CO2 gehalte in de atmosfeer veranderde.
Opmerking van de auteur: Dit heeft te maken met het feit dat de oplosbaarheid van CO2 in water bij hogere temperatuur afneemt en er dus veel CO2 vanuit het zeewater vrijkomt. De hoeveelheid opgeloste CO2 in zeewater bedraagt 40.000 Gigaton. Onze atmosfeer bevat 720 Gigaton CO2 (Giga = miljard). Dat betekent dat het zeewater 56x zoveel CO2 bevat als onze atmosfeer. Overigens bevatten de oceanen ook nog eens 50 miljoen Gigaton CO2 dat op de bodem van de oceanen in de vorm van schelpen en andere schalen is opgeslagen.
► Het is nooit experimenteel aangetoond dat gegevens over de veranderingen in aardtemperatuur en het CO2 gehalte van de atmosfeer, die verkregen zijn met analyses uit ijskernen, betrouwbaar de oorspronkelijke atmosferische samenstelling weergeven (Dr. Zbigniew Jaworowski):
- De neerslag van sneeuw hoopt zich op in lagen. Tijdens de zomer vormt zich firn, dit is een grofkorrelig mengsel van sneeuw en ijs, dat ontstaat door beurtelings dooien en vriezen. Door de druk van de
sneeuw opstapeling vormt zich het gletsjer- of poolijs. Dit proces neemt vele jaren in beslag. Er vindt voortdurend een besmetting plaats door natte en vuile sneeuw waardoor er verse lucht ingesloten
wordt welke niet compatibel is met de ouderdom van het eerder gevormde ijs. Op een diepte van ongeveer 50 m wordt het ijs plastisch en er vormen zich scheuren. De druk in het ijs is dermate groot (320 bar), dat via de scheuren de lucht(bellen) uit het ijs worden geperst. Voor analyse van de lucht in het onderste ijs is bijvoorbeeld een ijskern nodig van 8 meter lengte (te weinig luchtbelletjes) en deze kern van 8 meter heeft zich in 10.000 jaar gevormd. Het is één monster dat het hele Holoceen beslaat! - Het moment van insluiten van de lucht in het ijs (luchtbel) stemt niet overeen met het de leeftijd van het ijs. Het leeftijdsverschil (ijs is ouder) loopt uiteen van enkele tientallen tot tienduizenden jaren.
- Het boren van ijskernen is een ruw en vervuilend proces, hetgeen de oorspronkelijke samenstelling van de ijskern niet ten goede komt.
- De ijskernanalyses van Taylor Dome (Antarctica) over de periode van 7000 tot 8000 jaar geleden komen uit op een CO2 gehalte van de atmosfeer van 260 tot 264 ppmv. Analyse van fossiele bladmondjes over dezelfde periode: 270 tot 326 ppmv.
Hans Labohm heeft wijlen de Poolse dr. Zbigniew Jaworowski in april 2007 in Wenen ontmoet en meldt dat zijn analyse destijds geen weerklank heeft gevonden.
André Bijkerk attendeerde mij op een artikel in Elsevier Quarternaire Science Reviews 68(2013) 43-58: “Stomatal proxy record of CO2 concentrations from the last termination suggests an important role for CO2 at climate change transitions”.
Er zijn huidmondjesanalyses verricht op fossiele bladeren van dwergeiken, die groeiden tijdens de Groenlandse Interglacialen (Holoceen tot Allerød = van 10.640 tot 13.900 jaar geleden). Hierbij is gebleken, dat in tegenstelling tot de resultaten uit ijskernen, de CO2-waarden veel hoger zijn geweest.
De auteurs van dit artikel concluderen hieruit dat de rol van CO2 tijdens de laatste Termination (= periode van een relatief snelle overgang van glaciaal naar interglaciaal) veel groter is geweest.
Opmerking van de auteur: Het mag dan zijn dat de CO2 waardes veel hoger zijn geweest, maar dat betekent nog niet dat een verhoging van het CO2-gehalte in de atmosfeer de aanleiding is geweest van klimaatverandering. Immers het is gebleken dat eerst een klimaatverandering (opwarming of afkoeling) plaatsvindt en pas daarna door afgifte of opname van CO2 uit het zeewater de CO2 concentratie in de atmosfeer stijgt of afneemt.
Klimaatgegevens verkregen met fossiele bladmondjes
Bronnen:
Regelt klimaat het CO2-gehalte? Nigel Calder, 1 maart 2001.
Kan een plant zelf beslissen wanneer hij stopt met drinken? Lot Gommers, 20 januari 2014.
Bomen moeten CO2 opnemen om te kunnen groeien. Ze passen zich aan veranderingen in hun omgeving aan. Als er volop CO2 is, vormen hun bladeren minder huidmondjes om de benodigde hoeveelheid CO2-gas op te nemen.
Huidmondjes (stomata) zijn poriën in het plantaardig blad, die kunnen openen of sluiten. Opname van CO2 geschiedt door deze huidmondjes.
Huidmondjes, die aan de onderkant van het blad zitten absorberen CO2. De huidmondjes op de bovenkant van het blad worden gebruikt voor verdamping van water en afgifte van zuurstof. Zie afbeelding.
H2O+CO2+zonlicht=C6H12O2+O2
Planten gebruiken CO2 om door middel van fotosynthese suikers aan te maken.
Een huidmondje is een opening in het bladoppervlak tussen twee cellen, “de lippen”. Zie afbeelding (Wikimedia Commons).
Wanneer de lucht droog is dan sluit de plant de mondjes, omdat er dan te weinig water in de bodem aanwezig is.
Tussen 1952 en 1995 steeg de concentratie CO2 in de atmosfeer van 312 tot 359 deeltjes per miljoen luchtdeeltjes (ppm). In diezelfde periode daalde de ‘stomata-index’, een maat voor het aantal huidmondjes.
Henk Visscher staat aan het hoofd van het Laboratorium voor Paleobotanie en Palynologie vanwaar Friederike Wagner en anderen op zoek gaan naar fossiele bladeren. Het team brengt met een zeer nauwkeurige huidmondjesanalyse de variaties in CO2 sinds de laatste ijstijd in kaart. Deze analyse levert inmiddels verbazingwekkende resultaten. Het laat zien dat de CO2-niveaus regelmatig stijgen en dalen; een schril contrast met de vlakke geschiedenis die de luchtbellen uit het ijs tonen. In juni 1999 publiceerden Friederike Wagner van de Universiteit Utrecht en een team van onderzoekers uit Utrecht, Amsterdam en Gainesville in de Amerikaanse staat Florida een artikel in het vakblad Science. Ze meldden dat de CO2-concentratie aan het eind van de laatste ijstijd, 11.000 jaar geleden, sterk toenam. De stomata-index in de berkenbomen daalde van dertien naar acht. Dat wijst erop dat de CO2-concentratie toenam van ongeveer 260 naar 348 ppm. Volgens de gangbare ideeën, gebaseerd op luchtbellen in ijs, was die concentratie tot aan de 20e eeuw daarentegen minder dan 300 ppm.
In AR 5 (‘Assessment Report 5’) van het IPCC staat o.a. het volgende vermeld:
Past changes in atmospheric temperatures and greenhouse-gas concentrations can be determined with very high confidence from polar ice cores.
Bovenstaande informatie betekent, dat de historische gegevens over het CO2 gehalte en de temperatuur in de atmosfeer, zoals deze door het IPCC zijn gepubliceerd, onbetrouwbaar zijn.
Een andere kijk op CO2 levert dit peer-reviewed artikel: http://notrickszone.com/2018/02/05/shock-paper-cites-formula-that-precisely-calculates-planetary-temps-without-greenhouse-effect-co2/#sthash.5HIC7lG0.dpbs .
CO2 is dus de verkeerde keuze op de het zogenaamde opwarmen van de aarde. Dus ook de verkeerde keuze om als overheid geld binnen te harken. Het wordt een hele interessante tijd, zoals ook dit artikel van morner: http://notrickszone.com/2018/02/04/world-leading-authority-sea-level-absolutely-stable-poor-quality-data-from-office-perps-ipcc-false/#sthash.eTlPwr7k.dpbs .
Geen opwarming, mede door de zon, geen CO2 invloed en een zeer stabiel zeespiegelstijging.
Citaat Zbigniew Jaworowski
“It was never experimentally demonstrated that ice core records reliably represent the original atmospheric composition.”
De door IPCC gebruikte modellen (waarom toch zo veel) worden om hun projecties enige basis voor betrouwbaarheid te geven getoetst aan het kunnen reconstrueren van het vroegere klimaat. Als nu blijkt dat hiervoor onbetrouwbare data als CO2 waarden en tijdsdatering uit oa ijskernen zijn gebruikt lijkt mij die betrouwbaarheid voor projecties cq voorspelde globale temperatuur als functie van CO2 gehalte twijfelachtig.
Het verklaart wel de enorme inzet op dataverwerking en wiskundige handelingen om deze data ‘bruikbaar’ te maken aan bedoeling huidige modellen om AGW mee te verkopen.
Er worden twee grafieken getoond met verschillende schalen. X as geeft tijd die twee keer zo lang is als bovenste.Y as geeft verschillende eenheden. Les van CG is dat je appels en appels moet vergelijken.
Als ik naar de vorm kijk zit er over de laatste 400k jaar niet zoveel verschil in. 4 pieken en voor de pieken lijken de toenames van ook gelijkvormig.
Geachte heer Meijer
In het artikel: “Bepaling van temperatuur en CO2 gehalte van de aardatmosfeer uit het verleden” d.d. 11-01-2018 heb ik het volgende gemeld:
“De vormen van de grafieken zijn zeker niet identiek. Wellicht heeft dat te maken, dat de metingen op verschillende plaatsen op Aarde hebben plaats gevonden en er sprake is geweest van regionale klimaatveranderingen. Wel zijn er in de periode tot 400.000 jaar terug evenveel interglacialen en ijstijden.”
Interessant artikel van dr. Tim Ball op de site van WUWT.
Ik kan iedereen aanraden het te lezen, en vooral ook de commentaren die daarop geleverd zijn, met name die van Ferdinand Engelbeen.
Hij weerlegt overtuigend de visie van dr. Tim Ball.
Bijvoorbeeld de betrouwbaarheid van CO2 proxies afkomstig van stomata.
IJskern data zijn directe metingen aan de in het ijs opgesloten lucht, uitgesmeerd over 10 (Law Dome) of 600 jaar (Vostok).
Naast CO2 zijn stomata proxies gevoelig voor b.v. luchtvochtigheid, windrichting, hoogte. Ze worden juist gekalibreerd met behulp van ijskern data.
Wellicht dat men zich, na het doornemen van commentaren, herkent in één van de opmerkingen:
“zazove January 20, 2018 at 8:58 pm
Interesting site. I started off being sceptical of ice cores but I finished up being sceptical of the author. “
Ten over vloede de link naar het artikel op WUWT:
https://wattsupwiththat.com/2018/01/20/what-do-the-ice-core-bubbles-really-tell-us/
Grappig dat het sommigen zo opvalt dat de stomata “proxy” onderhevig is aan allerlei complicaties, terwijl andere “proxies” zoals temperatuurreconstructies minstens zo ernstig onderhevig zijn aan complicaties, maar die staan rotsvast als basis van klimaatgevoeligheidsschattingen.
Overigens wordt stomata gedrag getest op iedere mogelijke manier, inclusief het gedrag van planten onder gecontroleerde condities, het zgn trainen.
plantstomata.wordpress.com/tag/friederike-wagner/
In dat soort situaties telt “robuustheid”. Zijn onafhankelijke resultaten vergelijkbaar? Best wel een beetje, zeker niet zo slecht als het verschil tussen Antarctische en Groenlandse ijskernen.
dspace.library.uu.nl/handle/1874/20766
Ab je hebt je dit niet gelezen.
http://www.ferdinand-engelbeen.be/klimaat/jaworowski.html
Op 6 februari is het artikel gepubliceerd. Op 6 februari adviseert Dirk Visser om het artikel van Ferdinand Engelbeen te lezen.
Op dezelfde 6 februari krijg ik van Hans Erren een veeg uit de pan als zou ik het artikel niet hebben gelezen.
In diezelfde week ben ik sterk betrokken geweest bij het sterven en de crematie van een zeer goede oude schoolvriend.
Ik had dus wel wat anders aan mijn hoofd dan ijskernen of bladmondjes.
Ik blijf bij de argumenten van Zbigiew Jaworowski. Hij geeft mij ,gezien zijn achtergrond, ook meer vertrouwen.
Zbigiew Jaworowski: Arts – Alpinist – werkzaam geweest bij het Institute of Physics University of Oslo – Norwegian Polar Research Institute – National Institute for Polar Research in Tokio.
Ferdinand Engelbeen: batchelor Chemical Engineering – werkzaam geweest bij AKZO Nobel in Rotterdam – voorzitter van de actiegroep Chlorofielen (actie: ecotaks op PVC flessen).
.
Ap, gecondoleerd, maar een directe meting acht ik toch betrouwbaarder dan een proxy.
Een interessant artikel over het vaststellen van de CO2 concentratie door middel van huidmondjes. Het is in het abstract te lezen dat niet alleen de concentratie van CO2 veelal hoger lag, maar ook dat er enorme fluctuaties waren i.t.t. de lineaire toename van CO2 die uit de ijskernen resulteert. In dit geval zijn er dus twee manieren om eenzelfde waarde te meten nu zowel als in het verleden.
Nu blijkt dat de CO2 concentratie rond 12.000 jaar geleden, gemeten met huidmondjestelling, hoger uitkomt dan die gedaan met metingen in de ijskernen, kun je dus concluderen dat één van de twee een vals beeld geeft. De meting binnen ijskernen kan dan gecontamineerd zijn, maar is erg direct, terwijl de telling van huidmondjes een zeer indirecte meting is. Bovendien meet je in het verleden eigenschappen van planten die wellicht onder heel andere omstandigheden en met andere kenmerken (om niet te zeggen andere soorten), leefden.
Dat het in eerste instantie niet CO2-toename in de atmosfeer is die de temperatuur doet rijzen is al langer bekend: er kan bijvoorbeeld een toename in insolatie zijn waardoor er CO2 vrijkomt uit de oceanen dat met positieve feedback de temperatuur steeds meer doet toenemen en dat gecombineerd met een toename in waterdamp. Het is in deze gevallen toe te schrijven aan de broeikasgassen dat een initiële temperatuurstijging uitmondt uit amplificatie met positieve feedback.
Een interessante bijkomstigheid van dit onderzoek is dat een toename van atmosferisch CO2 blijkbaar niet leidt tot extra CO2 absorptie in de planten. Deze passen kennelijk de hoeveelheid huidmondjes per blad aan en absorberen daarmee, bij een hogere druk van CO2, wellicht dezelfde hoeveelheid CO2 als voorheen. Het verhaal dat de door ons geproduceerde extra CO2 ten goede komt aan de planten lijkt daarmee ontkracht.
“Deze passen kennelijk de hoeveelheid huidmondjes per blad aan en absorberen daarmee, bij een hogere druk van CO2, wellicht dezelfde hoeveelheid CO2 als voorheen. Het verhaal dat de door ons geproduceerde extra CO2 ten goede komt aan de planten lijkt daarmee ontkracht.”
Niet mee eens, Marleen. De planten passen het aantal huidmondjes niet voor niks aan. Hierdoor wordt bijvoorbeeld de verdamping minder, waardoor planten in droogtegevoelige gebieden betere kansen krijgen.
Daarbij is de verandering in de vegetatie ook gewoon te meten. Op de site van het KNMI is net weer een tekst verschenen over de vergroening:
https://www.knmi.nl/over-het-knmi/nieuws/aarde-steeds-groener
Vergroening kan komen door o.a. betere groei in droge gebieden, maar ook door verlenging van het groeiseizoen en door kortere sneeuwbedekking.
Marleen, er is geen discussie over het feit dat verhoging van CO2 de fotosynthese stimuleert. Het is aangetoond in het laboratorium en in de praktijk van de broeikas. Speciaal voor jou aan de capo di tutti capi permissie gevraagd (en gekregen) om maar liefst 2 (twee!) links te mogen opnemen:
http://www.omafra.gov.on.ca/english/crops/facts/00-077.htm
https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/23994480
Chemical,
Dank voor deze traktatie,
Dat stel ik ook niet echt ter discussie. Je leest in de tekst zelf dat planten zich aanpassen aan een hoger CO2 door een vermindering van huidmondjes. Wat moet je daar nu anders bij denken dan dat de groei van de plant hetzelfde blijft. Het kan goed zijn dat deze vermindering van huidmondjes zich pas op langere termijn voordoet en dat er in eerste instantie inderdaad een toename in groei te zien is.
Marleen,
Huidmondjes regelen de instroom van CO2 in de cel, ze staan dus niet altijd open Wanneer overdag de CO2 concentratie in de cel laag als.gevolge van fotosynthese, gaan de huidmondjes open. Doordat CO2(buiten) > CO2( binnen) diffundeert CO2 de cel binnen en de fotosynthese kan doorgaan. In de nacht, als er geen fotosynthese is, gaan de huidmondjes dicht. De tijd dat de huidmondjes open staan en de snelheid waarmee CO2 diffundeert, bepalen de instroom van CO2. De snelheid waarmee CO2 de cel in diffundeert, hangt af van het verschil tussen CO2 ( buiten) en CO2( binnen). Als CO2(buiten) stijgt, wordt het verschil groter. Gevolg: snellere diffusie, meer CO2 influx.
Voorzover ik weet Chemical, ademen de planten zowel ’s nachts als overdag. ’s Nachts doen ze dat net als wij, door verbranding van hun reserves, wat neerkomt op O2 inademen en CO2 uitademen. Overdag doen ze dat ook (ze moeten immers ‘leven’), maar ze ademen dan ook CO2 in en O2 uit vanwege de fotosynthese waarbij glucose aangemaakt wordt, i.p.v. verbrand. De huidmondjes staan dus altijd meer of minder open. Maar het is waar wat je schrijft aangezien de huidmondjes die CO2 absorberen aan de onderkant van het blad zitten en die O2 absorberen aan de bovenkant van het blad zitten, waarmee opname van CO2 en O2 selectief geregeld lijken te kunnen worden, al denk ik persoonlijk dat elke stomata die openstaat ‘gas’ diffundeert, dus zowel O2 als CO2 doorlaat.
Waar het mij om ging is dat de planten bij een toename van CO2 minder huidmondjes aanmaken (dat is namelijk het gegeven waarop deze ‘methode’ gebaseerd is), waardoor er uiteindelijk geen reden tot extra groei is.
Marleen,
Huidmondjes staan niet “min of meer” open. Er is uitgebreid aangetoond dat het open en dicht gaan van de huidmondjes gestuurd wordt door gespecialiseerde cellen die responderen op de CO2 concentratie in de plantencel. Als de [CO2(binnen)] beneden een bepaalde grenswaarde daalt, zetten deze cellen de mondjes open. Dit treedt overdag op, omdat dan CO2 verdwijnt (wordt omgezet in koolhydraat). Als de huidmondjes open zijn, diffundeert CO2 van buiten (hoge CO2) naar binnen (lage CO2). Dit is een passief, spontaan transport, dat altijd verloopt in de richting van de concentratie gradient. CO2 wordt dus niet “uitgeademd”, planten hebben geen longen die actief CO2 uitblazen.
Als planten minder stomata hebben, betekent dat niet dat ze “daarom” geen extra groei zullen vertonen. Het aantal stomata is (binnen zekere grenzen uiteraard) niet de snelheidsbepalende factor voor de snelheid waarmee planten CO2 fixeren. Die wordt bepaald door de snelheid waarmee het enzym RuBisCo werkt. Dit enzym koppelt CO2 aan de koolhydraat ribulose1,5 bisfosfaat, maar dit proces verloopt veel langzamer dan de toevoer van CO2 (diffusie van gas. Met andere woorden, ook al staan er wat minder ramen open, de instroom van CO2 is zo snel, en het weglekken van CO2 (via RuBisCo) zo traag, dat het voor het geheel niet uitmaakt. Het zal hooguit ietsje langer duren voordat binnen en buiten in evenwicht zijn, maar op het overall-proces zal het geen effect hebben.
Chemical, dat neem ik allemaal voor waar aan, de diffusie is passief, maar dat betekent nog niet dat de mondjes niet meer of minder wijd open kunnen staan.
Hoe dan ook, en waar het om gaat is dat de tekst van het artikel vertelt dat de planten zich aanpassen aan verhoogd CO2 en daarbij minder huidmondjes aan de oppervlakte van het onderblad laten groeien. Dat kan toch niets anders betekenen dan dat ze hetzelfde of minder CO2 opnemen? Waar zou dat aanpassen anders op slaan?
Het is een alternatieve methode om te bepalen hoeveel CO2 er in de atmosfeer heeft gezeten. Dat is niet niks. Dan moet de onderliggende redenering toch kloppen?
Ik denk niet dat je uit het woordje “aanpassen”, argeloos gebruikt in een artikel dat over iets heel anders gaat (gebruik van stomata als CO2 proxie), zo stellig kunt concluderen dat “dat niet anders kan betekenen dan dat ze hetzelfde of minder CO2 opnemen”. Om hun punt te maken hadden de auteurs ook kunnen kunnen schrijven: “Bij langdurige blootstelling aan een verhoogde CO2 neemt de stomata dichtheid af”. Het zal ze worst wezen wat het effect is op de plantengroei, voor hen is alleen van belang dat stomata dichtheid een maat is voor CO2 spanning. Het effect van verhoogde CO2 op stomata dichtheid is trouwens niet voor alle soorten gelijk. Afhankelijk van de soort vond men een afname die varieerde van 0 tot 30%. De laatste wel bij een extreme verdubbeling in CO2 van 375 tot 750 ppm. Hoe het ook zij, feit is dat de aarde de afgelopen 35 jaar aantoonbaar meer vergroend is, wat algemeen toegeschreven wordt aan de toegenomen CO2 concentratie.
si dice “permesso” Chemical
ho domandato permesso
Beste Marleen
Je hebt je huiswerk goed gedaan met…
Hier zie je die variatie in insolatie en wel in juli op 65 graden Noorderbreedte. Zwarte grafiek, derde van onderen.
upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/5/53/MilankovitchCyclesOrbitandCores.png
Merk op dat de variatie bij tijd en wijle zomaar in de buurt komt van de 100 W/m2 Nu heb ik begrepen dat verdubbeling van CO2 tot een verhoging van 3,7 W/m2 leidt. De veronderstelde CO2 variatie in het Pleistoceen was rond 180 ppm tot 280 ppm, bijna een halve verdubbeling. Er komt dus iets van 2 W/m2 positieve feedback op een variatie van 100 W/m2?
Voor onafhankelijk denkende mensen moet dat toch te denken geven.
Beste André,
Dit begrijp ik niet goed. Je berekening is zeker juist, maar ik denk dat er iets niet klopt in de warmte-eenheid. Je gebruikt W/m2 en dat is een insolatiewaarde van een oppervlak. Terwijl de warmteontwikkeling die volgt op een toegenomen insolatie van het aardoppervlak plaatsheeft in de atmosfeer. Dat moet dus uitgedrukt worden in een andere eenheid. Misschien iets met Joule/m3?? Daar heb ik geen verstand van. Of gewoon temperatuur?
@ Marleen,
“ Nu blijkt dat de CO2 concentratie rond 12.000 jaar geleden, gemeten met huidmondjestelling, hoger uitkomt dan die gedaan met metingen in de ijskernen, kun je dus concluderen dat één van de twee een vals beeld geeft.”
Nee Marleen ook beide kunnen een vals beeld geven.
Bart Vreeken,
Inderdaad. Mooie link. Ik vraag me alleen af of bij meer planten met ieder minder huidmondjes de situatie niet hetzelfde blijft. Kennelijk niet aangezien de fluctuaties in CO2-gehalte van de atmosfeer tussen de seizoenen in CO2-gehalte (door bladverlies en zo) intenser zijn. Maar er zijn erg veel andere factoren die daarmee te maken kunnen hebben. De oceanen ‘ademen’ ook CO2 via het plankton en daar weten we eigenlijk niets van zeker niet m.b.t. huidmondjes.
Beste Marleen, het is wel een bekend gegeven dat extra CO2 leidt tot snellere groei. Om die reden wordt er ‘CO2-bemesting’ toegepast in kassen in het Westland.
Ik weet niet om wat voor concentraties dat gaat.
Het is ook voorstelbaar dat er in een slecht circulerende kas anders een tekort aan CO2 ontstaat door de snelle opname tijdens de groei.
Het enige verschil met de kassen in het Westland en CO2 in de open lucht is dat de planten in het Westland optimaal hun voedingsstoffen krijgen toegediend en dat buiten Co2 lang niet altijd de beperkende factor is
@Bart Vreeken:
Tot zo’n 900 ppm:
edepot.wur.nl/62936
En in huis:
“In huis is een CO2 gehalte van 800 ppm prima voor ruimtes die als verblijf zijn bedoeld. Bij een CO2 gehalte van circa 1.200 ppm is ventileren wel degelijk noodzakelijk.”
duurzaambouwloket.nl/content-luchtkwaliteitmeten-8-4-12.html
Ik denk niet dat een proxy van huidmondjes een betrouwbaarder beeld geeft van het historisch CO2 niveau dan een directe chemische analyse van echte co2 waarden in ijskernen.
Even terzijde : Bij de theoriën over het opwarmen van het klimaat, heeft men het vooral over broeikasgassen die de warmte, afkomstig van de zon, vasthouden.
Maar wat is de invloed van de warmte uit het inwendige van de aarde zelf ?
Ik heb eens gehoord (kan helaas geen bron vinden, maar het lijkt me niet geheel onmogelijk) dat 99% van de aardbol een temperatuur heeft van boven de 1000 graden Celcius en dat van weer 99% van de overblijfende 1% de temperatuur boven de 100 graden Celcius ligt.
Wat zou de invloed van deze interne warmte bron op het klimaat kunnen zijn ? In een periode met een verhoogde tectonische activiteit, waardoor bv. grotere “scheuren” in de oceaanbodem ontstaan dan gewoonlijk, kan oceaanwater deze scheuren binnendringen en aldus opgewarmd worden. De oceanen kunnen deze warmte op hun beurt weer aan de atmosfeer overdragen, waardoor het klimaat wat op zal warmen, terwijl in rustigere tectonische periodes de boel vanzelf weer af zal koelen.
Is dit plausibel of zit ik er geheel naast ?
Kees Vermeulen,
De getallen die je noemt staan hier:
https://nl.m.wikipedia.org/wiki/Aardwarmte
In dat zelfde artikel staat ook dat de gemiddelde geothermische warmteflux 0,06 W/m2 is, dat is heel weinig vergeleken de gemiddelde warmteflux van de zon: 250 W/m2.
(De verdubbeling van CO2 gehalte geeft een extra flux van 3.7 W/m2).
De geothermische warmteflux zal weinig effect hebben op thermohaline oceaancirculatie.
Een gemiddelde waarde zonder vermelding van de standaardafwijking is misleidend.
@ Kees Vermeulen,
“Is dit plausibel of zit ik er geheel naast ?”
Als je naast zit dan heb je in ieder geval in mij een collega.
De Aarde is tevens een bol waar op de schil enorme krachten worden uitgeoefend. Onder bijvoorbeeld van onze maan hebben we niet alleen verplaatsingen van grote watermassa’s bekend als eb en vloed maar beweegt de schil ook hierbij verticaal meerdere cm’ers. Ook andere planeten oefenen krachten uit op onze Aarde met als functie van planeetposities wisselende resultante.
Het is voor mij de vraag of de wrijvingsenergie die op die semielastische bol worden uitgeoefend zijn meegenomen in de bepaling van de bekende warmteflux van 0,06 W/m2.
Deze flux lijkt een vaste waarde misschien door uitsluitend te rekenen met warmtetransport uit hete kern. Is de tijdvarierende warmteflux op grond van wrijving buiten de bepaling gebleven dan zou deze zeker gezien huidige energieonbelans die volgens IPCC onze Aarde opwarmt door stijgende CO2 wel eens een heel belangrijke rol kunnen spelen met een heel andere uitslag voor de richting waarin de gemiddelde temperatuur op Aarde gaat.
Misschien iets voor de deskundigen om hier eens een antwoord op te geven nu het steeds meer lijkt dat klimaatverandering niet alleen aan CO2 lijkt te kunnen worden opgehangen.
Kees,
Er moeten dan toch een paar vragen beantwoord worden:
– is die verhoging van tektonische activiteit substantieel t.o.v. andere perioden
– is klimaatwijziging in het verleden gepaard gegaan met verhoogde tektonische activiteit
– als jij nu verhoogde tektonische activiteit waarneemt, leidt die verhoging dan onmiddellijk tot warmteflux
Heb je daar inzicht in, of gefundeerde vermoedens?