Een gastbijdrage van Henk de Jong (voormalig hoofdmeteoroloog bij het KNMI).
Voor de muggenzifters onder de lezers eerst het volgende:
De getallen die in onderstaand stukje staan zijn geen exacte waarden maar zogenaamde grootheden die een goede benadering zijn van de werkelijkheid. Discussie over 5 of 10% afwijking van de vermelde grootheden heeft dus geen enkele zin, het gaat om de strekking van de ontwikkelingen vanaf 1950.
In de veel gepubliceerde tabellen over CO2-percentages (nou ja, percentages … PPM dus) zie ik globaal het volgende: rond 1950 was het ongeveer 300 ppm en in 2018 ongeveer 400 ppm. Reden voor “Parijs” om de menselijke uitstoot terug te brengen naar 50% met uiteindelijk doel naar 0%.
Biologen zijn het er over eens dat 150 ppm het absolute minimum is om plantengroei nog mogelijk te maken. Laten we er gemakshalve vanuit gaan dat “moeder natuur” al miljoenen jaren lang heeft gezorgd voor deze 150 ppm en dat de rest in de atmosfeer is gekomen door “menselijk handelen”.
In dat geval waren wij, als mensen, in 1950 dus “verantwoordelijk” voor 150 PPM (300 minus 150).
Ikzelf ben in 1951 geboren en mijn vroegste herinneringen gaan terug tot ongeveer 1954. We woonden toen in een klein dorpje op het platteland in het noorden van Nederland.
Elektriciteit hadden we wel, maar geen stromend water. Water werd opgepompt uit de waterput. Toilet doorspoelen was er niet bij, want wij hadden een “troon” in de bijkeuken waar onze behoefte in een gietijzeren ton verdween, die wekelijks door de firma Danhof in een open laadbak achter zijn trekker werd geleegd. Mijn ouders en wij wasten ons in de keuken en ééns per week werd er een grote zinken teil op het butagasstel verwarmd, waar eerst mijn grote broer in werd gebaad, en daarna ik. Natuurlijk in het zelfde water, want ook flessengas kostte geld. De verlichting bestond uit een 40 watt peertje in de keuken en een 60 watt exemplaar in de woonkamer. Het was een zg kamer
”en-suite” waarvan de voorkamer “s winters uit zuinigheid niet werd verwarmd en dus ook niet gebruikt. In de eetkamer stond een klein kolenkacheltje dat iedere ochtend met wat houtjes, een prop kranten en een scheutje petroleum werd aangestoken, want ‘s nachts stoken was geldverspilling, en bovendien gevaarlijk i.v.m. “koolmonoxide vergiftiging”.
In 1956 verhuisden we naar een forenzen dorp in de buurt van de buurt van den Haag. Een voor die tijd gebruikelijke woning van 6.30 m diep en 4.90 m breed. De gebruikelijke nieuwbouwwijk zoals die na de tweede wereldoorlog in vele plaatsen zijn verrezen. Grote vooruitgang, want het (koude) water kwam hier gewoon uit de kraan ! Zelfs was er boven een soort inloopkast waarin zich een wastafel bevond voor de benodigde privacy van degene die zich stond te wassen.
Er was bij ons geen “stadsgas” of iets degelijks dus het Groningse butagasstel kon gewoon weer dienst doen in de nieuwe woning. De wasmachine (een ERRES langzaam wasser) werd wekelijks gehuurd van een meneer die met een Volkswagenbusje acht van die dingen tegelijk in ons dorp bezorgde. ’s Morgens stond hij voor de deur met zo’n ding op zijn nek, en in de namiddag haalde hij hem weer op. De “koelkast” had mijn vader hoogstpersoonlijk zelf gemaakt. Een luik in de keukenvloer en grote houten krat op het zand daaronder zorgde voor voldoende verkoeling om etenswaren iets langer te kunnen bewaren dan in de ruimte daarboven. Mijn vader ging dagelijks met de bus naar zijn werk in den Haag.
In 1960 ging het met ons modale gezin, evenals bij alle andere “modalen” maatschappelijk gezien steeds beter. De gemeente, die eigenaar was van de woning, besloot om de hele wijk van warm water te voorzien en in onze waskast werd zowaar een (warme!) douche, inclusief betegelde wanden en vloer, gemaakt. Wij hoefden eindelijk niet meer in de rij te staan bij het openbare badhuis en konden voortaan (1 keer per week, zoals toen gebruikelijk was) gewoon thuis onder de douche ! Wel heel kort natuurlijk want het gezien van inmiddels 5 personen moest het wel doen met 60 liter elektrisch verwarmd water en de boiler mocht alleen maar op nachtstroom vanwege het lagere tarief.
Mijn vader was in staat om een autootje te kopen, een oude Renault Quattre, zo’n kikkertje van het formaat tussen Fiat 500 en een VW kever, maar wel met 4 deuren. En hij was niet de enige; een buurman verderop had een oude Fiat 1100 bemachtigd. En zo stonden er in onze 400 meter lange straat ineens 2 auto’s geparkeerd ! De rest van de straat was het domein van de kinderen, om te spelen, voetballen rolschaatsen, hinkelen etc
Vandaag de dag is in die straat geen parkeerplaats meer te vinden, evenals in de rest van de hele wijk.
Op zondag gingen we soms een eindje rijden. Stoeltjes, gasbrandertje, water en oploskoffie mee. Eén van de favoriete bestemmingen was de rotonde “Oudenrijn” bij Utrecht. Daar eindigde de snelweg vanaf den Haag en kon je via de provinciale weg verder naar Amersfoort. Langs het verkeersplein zette je de auto gewoon langs de weg in het gras en gingen we auto’s kijken die er langs kwamen.
Dat deed ik ook graag met een vriendje samen. Op de fiets naar Wassenaar aan de huidige A4 en dan nummerborden noteren van passerende auto’s. We zaten dan op een kist met strooizout (zelfbediening in geval van gladheid) en schreven soms binnen een half uur wel meer dan 40 nummerborden op onze lijst! En als het heel druk was dan stond er een politieman midden op het kruispunt op een verhoging met een klapbord het verkeer op de kruising te regelen.
Vanwege de rugklachten van mijn moeder besloten mijn ouders een jaar later en geheel boven hun stand een volautomatische wasmachine te kopen. Het was toen inmiddels 1962.
In de winter van 1963 werd het ijzig koud en om de stookkosten in de hand te houden werd er dikke plastic folie voor de ramen geniet; het eerste “dubbele glas” in onze familie. Op de slaapkamers heerste een temperatuur van ruim 5 graden onder nul en stonden de bloemen op de ramen (weten de lezers nog wat dit betekent?) Slapen deden we onder veel dekens, met een trui en sokken aan en een ijsmuts op want energie besparen was niks ideologisch maar bittere noodzaak vanwege de kosten. En niet alleen bij ons maar in alle middenklasse gezinnen. In flats met blokverwarming was het heel gewoon dat de verwarming op 1 april uit ging en pas op 1 oktober weer aan. Een koud voorjaar of najaar was gewoon pech voor de bewoners.
In hetzelfde jaar was Schiphol nog maar een klein vliegveldje, gehuisvest op Schiphol Oost zoals het later is genoemd. Er werd juist een aanvang gemaakt voor de bouw van het nieuwe Schiphol, zoals we dat na vele uitbreidingen vandaag de dag kennen. Een vliegticket naar Amerika kostte in die tijd ongeveer 4 modale maandsalarissen. Geen wonder dat er maar 2 of 3 vliegtuigen per uur opstegen.
Even terzijde: Toen ik in 1983 op datzelfde Schiphol werkzaam was als meteoroloog verwerkte de luchthaven ruim 3 miljoen passagiers en was de discussie of 5 miljoen ooit haalbaar zou zijn. Het huidige aantal is inmiddels ruim 58 miljoen!
Bij de volgende verhuizing in 1965 in hetzelfde dorp werd alles anders. Een (iets) groter huis, een echte badkamer met douche en geiser in de keuken. Koelkast, wasmachine en zelfs een televisie met 2 zenders. Ook de radiodistributie werd vervangen door een echte 2e hands radio. Het huis werd verwarmd met twee gaskachels, die later werden vervangen door een CV-installatie op gas alsmede koken en een oven op gas.
Wel was sinds mijn geboorte het energie verbruik van ons gezin ruim vertienvoudigd, ondanks dat wij ons tot die tijd nog niet hadden bezondigd aan vliegvakanties en het autogebruik in verband met de kosten minimaal werd gehouden.
In 1950 woonden er ruim 10 miljoen mensen in Nederland tegen 17 miljoen nu. Het aantal woningen is bijna verdrievoudigd, mede in verband met de toename van 1 persoons-huishoudens. Die bouw alleen al moet veel CO2 toename hebben veroorzaakt.
De ontwikkelingen in ons gezin zijn sinds die jaren als redelijk gemiddeld aan te merken.
Dus: Per gezin energieverbruik nu 10 keer hoger dan in 1950. Niet alleen in de huishoudens zelf, maar ook vanwege de enorme stijging van de productie van consumptiegoederen in die huishoudens zoals, wasmachines, koelkasten, wasdrogers, televisies, stereo installaties mobiele telefoons. En allemaal zaken die toch ééns in de tien jaar vervangen moeten worden en sommige zelfs ééns per 5 jaar. Twee keer zoveel huishoudens. Grote toename consumptie. Enorme toename autogebruik in aantal maar ook in gemiddeld aantal kilometers en belachelijke toename vliegverkeer.
Ikzelf heb wegens regelmatige overplaatsingen nooit dichter dan 55 kilometer bij mijn werk kunnen wonen. De A6 van Lemmer naar Almere was, toen ik daar in 2004 ging werken, een soort privé racebaan en is in de afgelopen 14 jaren wel tien keer zo druk geworden met mensen die in Friesland wonen en in de Randstad werken.
De spercieboontjes die vroeger uit de tuin kwamen of van de lokale boer, komen nu per vrachtwagen, boot of vliegtuig uit Egypte. De Groningse garnalen werden nog gewoon daar gepeld en niet in Marokko en van Kiwi’s en sinaasappels hadden we nog nooit gehoord.
Ik denk dat het een zeer voorzichtige aanname is als onze CO2 uitstoot sinds 1950 met een factor 20 tot 25 is toegenomen.
Even terug naar het begin: Onze menselijke uitstoot zou in 1950 ca 150 ppm bedragen. Als ik dat getal vermenigvuldig met de laagst genoemde factor, dan zouden we nu toch ruim boven de 3000 ppm moeten zitten?
En zelfs als je de door mij geschetste ontwikkelingen geheel negeert:
De wereldbevolking is sinds 1950 toegenomen van 2,5 miljard naar 7,5 miljard; een factor 3 dus.
Zelfs als we allemaal nog steeds volgens de levensstandaard van de jaren 60 zouden leven, dan nog moet “ons” (van de mensen dus) aandeel (150 ppm) ook zijn verdrievoudigd. Dus 450 ppm van “ons” en 150 ppm van “moeder natuur”. Is totaal toch minimaal 600 ppm, los van de enorm toegenomen consumptie en productie voor de gehele westerse wereld, China, en Zuidoost Azie.
Terwijl we allemaal weten dat het aantal auto’s explosief is toegenomen, het wegtransport onze wegen verstopt, de lucht zo vol hangt met vliegtuigen dat er nauwelijks capaciteit is om te kunnen landen, ook in z.g. derde wereldlanden de koelkast en mobiele telefoon min of meer gemeengoed zijn geworden en cv en airconditioning in de westerse wereld inmiddels normale gebruiksartikelen zijn. En al die spullen gebruiken niet alleen energie, ze hebben ook een vermogen aan energie gekost om ze te kunnen produceren. Voor de productie van 1 auto schijnt 30.000 liter brandstof nodig te zijn. Alleen al in Nederland komen jaarlijks ongeveer een half miljoen nieuwe auto’s op de weg.
Dus 500.000 * 30.000 = 15.000.000.000 liter brandstof per jaar en dan hebben ze nog geen meter gereden! Gelijksoortige plaatjes hangen aan de productie van wasmachines, koelkasten, televisies, computers en mobiele telefoons. Van de eerste 3 heeft mijn generatie inmiddels 4 tot 5 exemplaren versleten (en dus ook weer nieuw aangeschaft) en van de laatste 2 zijn we iedere 3 tot 4 jaar aan vervanging toe omdat de steeds vernieuwde software niet meer op oudere exemplaren werkt.
Kortom: de huidige CO2 concentratie zou ergens tussen 2000 en 3000 ppm moeten liggen.
Ik hoor de commentaren al: Er is geen bronvermelding. De gegevens zijn niet peer-reviewed. Het verhaal is gebaseerd op aannames. Er is geen wetenschappelijke onderbouwing. Maar wetenschap is gebaseerd op logica en enige logica in mijn verhaal kan mij niet worden ontzegd. In die zin hangt het tegen wetenschap aan. En iedereen van boven de 65 heeft deze ontwikkelingen in meer of mindere mate meegemaakt. Tenminste als ze voortkomen uit een modaal gezin, want de maatschappelijke verschillen waren toen groter dan nu.
En soms geeft enig historisch besef gecombineerd met logica meer inzicht dan het staren naar grafieken en de uitslagen van computermodellen, waarvan niemand weet welke formules, constanten en variabelen zijn ingevoerd. Zoals in een vorig artikel is aangegeven: je kunt modellen evenals onderzoeken zo gebruiken dat ze de gewenste uitslag perfect opleveren.
Ik zie jullie (soms iets te grove) geschut met belangstelling tegemoet. Waarbij ik vooral nieuwsgierig ben naar een goede verklaring voor de meer dan 2000 ppm CO2 die volgens mij tussen wal en schip is geraakt.
En kritieken graag op het verhaal en niet op de persoon zoals dat op deze website helaas te vaak gebruikelijk is. En als je te jong bent om de geschetste historie te kunnen geloven eerst met je ouders of grootouders overleggen, anders graag helemaal geen commentaar.
Aldus Henk de Jong.
Jaarlijkse BBC Food & Farming award, heb ik zitten bekijken. Zo iets zu in Nederland ook moeten, een publieke waardering voor onze voedselproducenten die het steeds moeilijker hebben en vooral gekant tegen de anti-dieren, anti-boeren en anti-vissers activisten en tegen volslagen losgeslagen vegan-milieu-klimaat-actiegroepen en overdreven Europese milieu overheidsbeperking alles geinitieerd vanuit niet gekozen dogmatische organisaties zoals de WNF, dierbevrijders, GreenPeace etc.