Een bijdrage van Martijn van Mensvoort.
Voor een eerdere bijdrage zie hier.
Binnen de 22-jarige cyclus van de zon tonen de positieve minima in de periode vanaf het Maunder minimum (einde 17de eeuw) t/m eind jaren ’70 een bijna perfecte correlatie met het verloop van de mondiale temperatuur.
De relatie tussen de zon en het verloop van de mondiale temperatuur kan eenvoudig beter worden begrepen door rekening te houden met de belangrijkste cyclus van de zon, namelijk: de magnetische Hale cyclus – welke afgelopen drie eeuwen een lengte heeft gehad van gemiddeld ongeveer 22,2 jaar. Op basis van de LISIRD dataset voor de totale zonnestraling en de 2 Degrees Institute dataset voor de mondiale temperatuur (welke voor de periode vanaf 1880 is gebaseerd op de GISS dataset op de website van de NASA) wordt beschreven dat de positieve zonneminimum jaren (de magnetische polen van de zon bevinden zich dan in hun oorspronkelijke positie) een welhaast perfecte correlatie tonen gedurende een periode van bijna 3 eeuwen. De zon verklaart tevens bijna de helft (46,5%) van de 1,68°C temperatuur stijging die in de periode 1685-2017 is ontstaan. Dit resultaat wordt vervolgens in perspectief geplaatst van gletsjer onderzoek uit 2010 waaruit blijkt dat na een fase correctie de zon tussen 1700 en 2000 bij benadering de helft tot mogelijk zelfs meer dan 80% van de temperatuurstijging kan verklaren.
De drie panels in figuur 1 beschrijven het fundament van de relatie tussen de zon en de temperatuur. Het bovenste panel beschrijft de LISIRD dataset voor de totale zonnestraling en het middelste panel beschrijft de temperatuur dataset van het 2 Degrees Institute; uit het onderste panel blijkt dat de zon en de temperatuur bij de positieve minima bij benadering hetzelfde verloop tonen in de periode 1685-1976.
Uit het onderste panel blijkt tevens dat de zon in de 41-jarige periode 1976-2017 een significante bijdrage van ongeveer 22% heeft geleverd aan de temperatuurstijging; het gaat om een bijdrage van 0,225 °C in de totale stijging van 1,02 °C. Voor de periode 1996-2017 loopt de bijdrage van de zon zelfs al weer op tot 44% van de temperatuurstijging, namelijk: 0,261 °C van de totale stijging van 0,59 °C. De gehele periode 1685-2017 toont een netto opwarming van 1,68 °C, waarvan 0,78 °C (= 46,5%) kan worden verklaart door de activiteit van de zon. Opvallend is verder dat in de periode 1976-1996 de grootste temperatuurstijging is ontstaan bovenop de activiteit van de zon; dit betreft overigens de periode waarin het gat in de ozonlaag is ontstaan.
Hierbij is rekening gehouden met een fenomeen dat nog niet eerder is beschreven, namelijk: het ontstaan van tijdelijke faseverschillen tussen de zon en de temperatuur, welke zich manifesteren in 3 unieke periodes rond respectievelijk de positieve minima bij de jaren 1733, 1798 en 1843 (zie figuur 2). Wanneer deze 3 unieke periodes worden genegeerd dan toont de periode 1685-1976 een zeer hoge correlatie met een waarde van 0,984; echter, wanneer dit fenomeen buiten beschouwing blijft dan zakt de correlatie naar een waarde van 0,746 (zie figuur 1). De periodes rond deze drie jaren tonen voor de totale zonnestraling tijdens een Hale cyclus op basis van de negatieve minima, een tijdelijke neerwaarts gerichte trend en dit geldt ook voor de tussenliggende maxima; terwijl rond alle andere positieve minima netto een positieve trend wordt aangetroffen.
Figuur 1: Het bovenste panel toont de LISIRD dataset voor de totale zonnestraling waarbij de positieve minima in roze of paars kleur zijn weergegeven (de paarse jaren tonen de piek en dal waarden in het bijbehorende trendkanaal). Het middelste panel beschrijft voor de mondiale temperatuur de dataset van het 2 Degrees Institute; het trendkanaal heeft betrekking op de positieve zonneminima. Het onderste panel toont enkel de waarden voor de positieve zonneminima. Wanneer de 3 periodes (rond de positieve minima 1733, 1798 en 1843) waarbij relatief grote fase verschillen worden aangetroffen tussen de zon en de temperatuur, buiten beschouwing blijven dan stijgt de correlatie van 0,746 naar 0,984. Tevens vallen bij benadering hierbij dan 8 van de 11 datapunten voor de zon en de temperatuur min of meer samen (maar liefst 6 van de 11 datapunten vallen zelfs vrijwel exact samen).
Figuur 2: Hale cyclus trends in de LISIRD dataset voor de totale zonnestraling; enkel rond de positieve minimum jaren 1733, 1798 en 1843 wordt bij zowel de omringende (negatieve) minima als de maxima een neerwaartse trend aangetroffen.
Variabele faseverschillen tussen de zon en de temperatuur
In 2010 werd door Nigel Weiss – hij is een autoriteit op het gebied van de fysica van zonnevlekken en de mechanismen die een cyclus van zonneactiviteit aansturen – dat na een fase correctie van 20 jaar voor de periode 1250-1850 een sterke correlatie wordt gevonden tussen de activiteit van de zon en de temperatuurontwikkeling in de ijskern van de Beloecha gletsjer, welke de top vormt van het Altaj gebergte (dit betreft de op één na hoogste top in Siberië), zie figuur 3. Het bovenste panel van figuur 3 beschrijft tevens dat de zon in de periode 1700-2000 bij benadering ongeveer de helft tot mogelijk zelfs meer dan 80% van de temperatuurstijging bij de Beloecha gletsjer kan verklaren. Dit wordt o.a. bevestigd door het voortdurende oscillerende verloop van zowel de proxies voor de invloed van de zon als ook de temperatuur, welke na de fase correctie ook bij de periode na 1850 zichtbaar is gebleven. Hieruit blijkt dat de zon in de periode na 1850 waarschijnlijk een relevante bijdrage heeft geleverd aan de stijging van de temperatuur van de Beloecha gletsjer; dit impliceert dat deze stijging dus beslist niet geheel aan CO2 is toe te schrijven.
Zeer recent is het belang van faseverschillen ook beschreven in het boek van Prof. dr. Kees de Jager (SOLAR MAGNETIC VARIABILITY AND CLIMATE, december 2020). Uit de analyse van de Jager blijkt dat na een fase-correctie van 16 jaar de activiteit van de zon voor de periode tot 1920 een sterke correlatie toont met de ontwikkeling van de temperatuur op het noordelijk halfrond.
Figuur 3: Na een fase correctie van 20 jaar toont de activiteit van de zon voor de periode 1250-1850 een sterke correlatie met de temperatuurontwikkeling in de ijskern van de Beloecha gletsjer in Siberië. In het bovenste panel betreffen de grijze en groene stippellijn respectievelijk de isotopen 10Be en 18O, welke beide proxies vormen voor de activiteit van de zon. Uit het onderste panel blijkt dat in de periode vanaf 1850 slechts een (beperkt) deel van het temperatuurverloop kan worden verklaard door CO2; voorafgaand aan 1850 speelt CO2 ook duidelijk geen enkele rol bij het oscillerende verloop van de temperatuur van de gletsjer.
Een variabele zonnegevoeligheid
De zonnegevoeligheid betreft de omvang van de mondiale temperatuur respons t.g.v. fluctuaties in de totale zonnestraling. De verhouding tussen de schalen in het onderste panel van figuur 1 (welke is vastgesteld m.b.v. een enkelvoudige regressie analyse) suggereert dat bij de positieve zonneminima sprake is van een zonnegevoeligheid van 0,83 °C per W/m2. Deze waarde is (slechts) iets hoger dan de waarde van 0,67 °C per W/m2 die door Astronoom Greg Kopp van de Universiteit van Colorado wordt beschreven voor de zonnegevoeligheid op basis van de 11-jarige zonnecyclus, zie figuur 4. Hieruit blijkt dat de temperatuur respons in reactie op fluctuaties in de activiteit van de zon voor het lange termijn perspectief van de afgelopen 3 eeuwen duidelijk wat hoger is t.o.v. het korte termijn perspectief van de 11-jarige zonnecyclus (= Schwabe cyclus).
Een voorgaande analyse gericht op de temperatuur van het zeeoppervlak heeft op basis van de combinatie van positieve en negatieve zonneminima uitgewezen dat de zonnegevoeligheid bij het zeewater waarschijnlijk nog hoger is, namelijk: 1,143 ± 0,23 °C per W/m2. Hierbij kan de zon zelfs meer dan de helft van de opwarming verklaren sinds het Maunder minimum rond het einde van de 17de eeuw (preprint paper: van Mensvoort, 2020). Tevens is bij de experts reeds lang bekend dat de zonnegevoeligheid onder invloed van de bufferwerking van het oceaan systeem sterk afhankelijk is van de lengte van het gebruikte perspectief. Dit verklaart grotendeels waarom deze voor een lange termijn perspectief meestal duidelijk hoger blijkt te zijn dan voor een korte termijn perspectief; de groei en smeltprocessen van gletsjers spelen hierbij een soortgelijke rol omdat ook hierbij veel energie van de zon werkzaam is.
Overigens, zowel voor de mondiale temperatuur van de atmosfeer als de oppervlakte temperatuur van het zeewater zijn diverse datasets beschikbaar die bij het positieve minimum van 1976 een lagere waarde tonen t.o.v. het voorgaande positieve minimum van 1954. In het onderste panel van figuur 1 kan daarom het relatief kleine verschil in de trend richting van de zon en de temperatuur bij de overgang tussen 1954 naar 1976 niet éénduidig worden geïnterpreteerd, o.a. omdat dit verschil qua omvang vergelijkbaar is met bijvoorbeeld de overgang van 1912 naar 1933 (welke immers geen duidelijke afwijking toont bij de trend van beide factoren).
Figuur 4: Astronoom Greg Kopp beschrijft een zonnegevoeligheid van 0,67 °C per W/m2 voor de 11-jarige zonnecyclus.
Zonneminima tonen de kern van de relatie tussen de zon en de aardse temperatuur
De hierboven beschreven resultaten tonen een beeld waaruit blijkt dat de kern van de relatie tussen de activiteit van de zon en de temperatuur wordt aangetroffen bij de (positieve) zonneminima. Daarnaast vormen faseverschillen tussen de zon en de temperatuur een factor van belang om rekening mee te houden. T.a.v. de positieve minima in de periode van 1685 t/m 1976 blijken faseverschillen een impact te hebben gehad die slechts van tijdelijke aard is geweest. Het verloop van de positieve zonneminima toont hierbij een tweevoudige oscillatie die ook duidelijk zichtbaar is bij het verloop van de temperatuur dataset van het 2 Degrees Institute. Aangezien meer dan de helft van de oscillerende waarden bij benadering met elkaar overlapt lijkt de kans bijzonder klein dat dit fenomeen aan toeval kan worden toegeschreven.
De variabele en langdurige faseverschillen die door Weiss en de Jager zijn beschreven lijken logischerwijs daarom vooral samen te hangen met de fluctuaties t.g.v. zonnevlekken (ofwel de equatoriale magnetische component van de zon). Mogelijk dat de wisseling van de magnetische zonnepolen (ofwel de poloïdale magnetische component van de zon) hierbij ook een rol speelt; want de aa-index die hierbij als proxy functioneert toont een verloop dat bij benadering lijkt op het verloop van de zonnevlekken, ofschoon ook hierbij faseverschillen in de orde van enkele jaren een rol spelen. Dit zou kunnen betekenen dat de derde magnetische component (de granules, welke ook worden getoond door de gif-animatie bovenaan dit artikel) mogelijk in hoge mate verantwoordelijk zouden kunnen blijken te zijn voor het ontstaan van de welhaast perfecte correlaties die worden aangetroffen tussen de TSI zonneminima en de temperatuur. Omdat voor de derde component nog geen proxies beschikbaar zijn voor de periode voorafgaand aan het satelliettijdperk, kan niet worden uitgesloten dat in de reconstructies voor de activiteit van de zon voorafgaand aan het satelliettijdperk een significante component ontbreekt – zoals bijvoorbeeld reeds door de TSI reconstructie van Hoyt & Schatten (1993) werd gesuggereerd, welke is gebaseerd op een groter aantal componenten in de activiteit van de zon. Bij de PMOD methode die in het AR5 rapport (2013) van het IPCC is gebruikt wordt daarentegen enkel rekening gehouden met de invloed van de equatoriale & poloïdale magnetische velden van de zon.
Het cruciale belang van de zonneminima binnen de Hale cyclus vormt om een breed scala van redenen geen verrassing. Enerzijds heeft dit o.a. te maken met het feit dat de minima kunnen worden herkend als de meeste stabiele fase van de zonnecyclus, waardoor een vergelijking tussen de impact van de minima logischerwijs tot een meer stabiel resultaat leidt t.o.v. een vergelijking tussen de maxima (die tot stand komen onder invloed van meer complexe processen in de magnetische activiteit van de zon). Tevens is al lang bekend dat de minima een meer betrouwbare indicator vormen voor de lange termijn trend dan bij de maxima het geval is. Daarnaast is bijvoorbeeld ook bekend dat de impact van ‘grand solar minima’ (= langdurige periodes van lage zonneactiviteit) zich gemakkelijker laat bestuderen dan de impact van ‘grand solar maxima’ (= langdurige periodes van hoge zonneactiviteit). En ook de regel van Gnevyshev-Ohl vormt een indicatie dat bij de maxima binnen een Hale cyclus relatief grote structurele verschillen worden aangetroffen die gepaard gaan met zowel kortstondige- als langdurige faseverschillen met een duur van enkele of meerdere decennia.
Volgens het IPCC was sinds 1850 de invloed van de zon op de temperatuurontwikkeling nihil
Binnen het denkkader van het internationale panel van klimaatonderzoekers (IPCC) wordt enkel rekening gehouden met 11-jarige Schwabe cyclus van de zon; de 22-jarige Hale cyclus wordt in de rapporten van het IPCC daarentegen nergens genoemd. Bovendien houdt men hierbij ook geen rekening met de mogelijkheid dat al dan niet tijdelijke faseverschillen (t.g.v. o.a. de bufferwerking van met name het oceaan systeem en gletsjers) waarschijnlijk van cruciaal belang zijn om de relatie tussen de activiteit van de zon en de temperatuur beter te kunnen begrijpen. Verder toont men geen besef te hebben van de sterke correlaties tussen de zonneminima en het verloop van de temperatuur. Bovendien worden claims van experts genegeerd waaruit blijkt dat het signaal van de zon in de atmosfeer aanzienlijk wordt versterkt. Het denkkader van het IPCC veronderstelt daarentegen dat de relatie tussen de zon en de temperatuur op een lineair verband berust maar de analyse in dit artikel toont aan dat deze aanname zeer waarschijnlijk niet valide is omdat al dan niet tijdelijke faseverschillen hierbij een cruciale rol spelen.
Ondertussen bestaat tussen wetenschappers onderling op het hoogste niveau al ruim 2 decennia een splijtende controverse m.b.t. de invloed van de zon op het klimaat; voor ingewijden staat deze bekend als de PMOD-ACRIM controverse. Eind 2019 werd de PMOD dataset voor de totale zonnestraling zoals weergegeven in figuur 5 (welke in 2013 de basis vormde voor de conclusies in het AR5 rapport van het IPCC) in een publicatie van Scafetta et al. zelfs omschreven als een methode die berust op een politieke voorkeur i.p.v. wetenschappelijke argumenten, omdat de PMOD dataset feitelijk op proxies is gebaseerd want deze kan niet kan worden gereproduceerd op basis van satellietdata.
Samengevat wordt in het denkkader van het IPCC verondersteld dat er sprake is van een lineair verband tussen de zon en de temperatuur. Hierbij wordt geen rekening gehouden met het gegeven dat de volgende zaken welhaast zeker een significante rol spelen in de relatie tussen de activiteit van de zon en de temperatuur (eerder werd HIER een meer uitgebreide lijst met 9 punten gepresenteerd waarin toen der tijd het derde punt hieronder nog ontbrak):
• 1 – De invloed van de 22-jarige Hale cyclus wordt genegeerd (die de basis vormt van de 11-jarige zonnevlekkencyclus);
• 2 – Er wordt geen rekening gehouden met de trend bij de relatief stabiele zonneminima (de positieve minima tonen vanaf het Maunder minimum tot in de 2de helft van de 20ste eeuw een sterke correlatie met de temperatuur);
• 3 – Er wordt geen rekening gehouden met het bestaan van (al dan niet variabele) faseverschillen tussen de activiteit van de zon en de temperatuur.
Hieruit blijkt dat binnen de zienswijze van het IPCC diverse belangrijke zaken over het hoofd worden gezien. Dit verklaart waarschijnlijk grotendeels hoe een (onjuiste) beeldvorming heeft kunnen ontstaan waarin wordt suggereert dat de zon afgelopen 170 jaar nauwelijks een rol zou hebben gespeeld bij het ontstaan van de geleidelijke temperatuurstijging aan het aardoppervlak. Een soortgelijk beeld wordt ook getoond op de website van de NASA waarbij m.b.v. de PMOD dataset de indruk wordt gewekt dat de activiteit van de zon in de eerst twee decennia van de 21ste eeuw lager zou zijn geweest dan tijdens de laatste 2 decennia van de 19de eeuw (zie figuur 5). Echter, uit figuur 1 en figuur 3 blijkt dat dit beeld zeer waarschijnlijk onjuist is; de verklaring hiervoor mag worden gezocht in het feit dat de PMOD dataset is gebaseerd op slechts 2 aspecten van de activiteit van de zon (op basis van het equatoriale & poloïdale magnetische veld) waarbij de invloed van de derde component (granulen) bijvoorbeeld geheel over het hoofd wordt gezien.
In het algemeen kan worden gesteld dat de verschillen tussen de datasets grote invloed hebben op de mate waarin de ontwikkeling van de temperatuur door de zon kan worden verklaard; dit werd in 2013 reeds in detail beschreven door Greg Kopp in een seminar voor vakgenoten; figuur 6 toont hiervan een impressie.
Figuur 5: Temperatuur vs. zonneactiviteit volgens de NASA op basis van de PMOD dataset voor de totale zonnestraling. De PMOD dataset berust op slechts 2 componenten van de zon in combinatie met gebruik van proxies, wat resulteert in een beeld waarbij de minima sinds eind jaren ’70 een afname in de activiteit tonen. Op de website van de NASA wordt in een blog-artikel van februari 2020 de PMOD dataset beschreven in combinatie met de LISIRD dataset van Greg Kopp, zonder dat hierbij stil wordt gestaan bij het feit dat de minima van de LISIRD dataset een opwaarts verloop tonen vanaf de midden jaren ’80 (zie figuur 1 en figuur 2).
Figuur 6: LISIRD dataset auteur Greg Kopp beschrijft de controverse onder TSI experts over invloed van de zon op klimaatverandering tijdens een seminar (18 december 2013) voor vakgenoten; de verschillen in de getoonde datasets zijn representatief voor de PMOD-ACRIM controverse.
***
Daarmee zijn de datasets qua temperatuur van Giss, Berkeley en al die anderen niet serieus te nemen.
Gelukkig hebben we de data van Spencer en co.
Voorlopig weet ik nog steeds niet hoe dezen worden geijkt.
Dus neem deze ook met een grote korrel zout.
Satelietdata zegt me niets omdat deze data moeten worden afgezet tegen iets waarvan men ons niet verteld hoe….
Satelliet data voor de totale zonnestraling (gemeten in W/m2) hoeft niet te worden geijkt Anne.
Martijn van Mensvoort
De ingaande en uitgaande straling misschien niet, de herkomst ervan lijkt me allerminst duidelijk.
Het begint al bij de geschatte eigentemperatuur van de aarde en haar uitstraling.
Ik neem aan dat ook dat gevolg is van veronderstellingen en berekeningen die daar weer op volgden.
Maar ja, je moet ergens beginnen. Bij de veronderstelling van -18 gr Celsius. Eventueel te relateren aan de andere planeten?
Peter, de veronderstelde temperatuur van -18 graad C voor de black body aarde lijkt in de presentatie van Greg Kopp (deel 1 van mijn drieluik) tegen te worden gesproken want zijn berekening komt uit op +7 graad C, zie sheet 6 in mijn presentatie:
(Iets dat wellicht de moeite waard is om te onthouden, lijkt mij)
Er heeft massale data manipulatie plaats gevonden.
En in de huidige tijd is er sprake van grandioze weernaipulatie door vliegtuigen.
Normaal gesproken met een schoen verbranding zou er slechts sprake zijn van oplossende contrails.
We worde ale decennia lang geconfronteerd met niet oplossende contrails, dus geo
engineering.
Wanneer gaan mensen zien en inzien wat boven hun hoofd plaats vindt?
Ik ben sprakeloos iig van de ignorance van wetenschappers die beter zouden moete weten.
Wat er gebeurd met mijn reactie is redelijk wonderlijk…
Schoen=schone
We worde ale = we worden al
Wat ik de afgelopen dagen heb gezien is weerzinwekkend.
Tijdens de lockdown hadden we weer cumulus.
Nu tijdens de lockdown hebben we meer cyrus dan ooit.
Dit kan niet in een werkelijke vliegverkeerwereld waar vluchten min of meer meer dan gedicimeerd zijn.
Het wordt meer dan tijd om geoengineering te onderoeken sowieso.
Het wordt meer dan tijd om binnen de aangenomen vliegtuigverkeerbeperkingen te zien wát er gebeurd.
Wetenschappers die doen alsof er niets aan de hand is serveer ik op voorhand af.
Misdadig vind ik de wetenschappers die eea ontkennen.
Er vindt sinds jaar en dag geoengineering plaats mét vliegtuigverkeer.
En niet alleen dat, met dit vindt massale weermanipulatie plaats.
Martijn,
“Eind jaren ’90 stond men pas aan het begin van het ontstaan van het besef dat de zon mogelijk een bijdrage zou kunnen hebben geleverd aan de opwarming die in de laatste 2 decennia van de 20ste eeuw was ontstaan.“
Onzin.
Speculaties over het verband tussen zonneactiviteit en aardse temperatuur zijn ouder dan die tussen CO2 en temperatuur. Denk bv. aan Herschel die een verband vond tussen graanprijzen en zonnevlekken. In 1801 …
Martijn,
20 feb schreef je :” In feite onderken je ook niet dat de correlatie tussen CO2 en de temperatuur evengoed voor een belangrijk deel ook berust op een vorm van getallen-wichelarij,“
Nee, hartstikke fout.
Dit getuigt weer eens van je totale wetenschappelijke onkunde en moet recht gezet.
Van Arrhenius via moderne natuurwetenschap tot Erren en Roy Spencer is er een keurige natuurwetenschappelijk verantwoorde causaliteit opgesteld tussen de stijging van de temperatuur en het CO2 gehalte in de atmosfeer. Die causaliteit is tot in de kwantitatieve puntjes uitgedacht en maakt dus exacte kwantitatieve voorspellingen en dus testen van de hypothese mogelijk. Daar kunnen “wij van de zon” alleen maar heel erg jaloers op zijn.
Rob van Dorland verwees (verwijst ?) altijd naar zijn proefschrift als de (jouw) opmerking gemaakt werd en dat je daar kunt lezen hoe die kwantitatieve causaliteit in elkaar zit. Titel Radiation and Climate, from radiatie transfer modelling tot global temperature response. Het staat online, Google maar even dan kun je het gaan lezen.
Waar het grote punt bij CO2 en temperatuur zit is de standaard natuurwetenschappelijke vraag of het experiment (het opvoeren van het CO2 gehalte van de atmosfeer) de hypothese (de causaliteit tussen temperatuur en CO2 gehalte) ondersteunt of verwerpt.
Tot nu toe voorspeloolen de modellen (aanzienlijk) meer temperatuurstijging dan er gemeten wordt (zie https://klimaatgek.nl/wordpress/2021/02/19/klimaatmodellen-1/#more-7144 voor de laatste stand van zaken. Aangezien de richting nog steeds wel klopt (beide stijgend) is er geen directe reden om de hypothese te verwerpen maar zijn er nog grote vraagtekens bij: klopt de kwantitatieve kant van het verband zelf wel, hebben niet andere variabelen meer invloed dan in de modellen aangenomen of zijn er niet meer, derde variabelen in het spel dan in de modellen als verwoord door het IPCC opgenomen. Denk daarbij aan de invloed van de 22 jarige zonnecyclus -waar dus geen goede natuurwetenschappelijk verantwoorde bewezen causale relatie voor bestaat (en dus niet door het IPCC opgenomen) maar wel een aantal correlaties voor bekend zijn (koude winters hier, droogten in de westelijke VS) die doen denken dat er een causale relatie zou kunnen bestaan.
Jouw TSI wordt door het IPCC wel degelijk meegenomen. Alleen ken jij het verschil tussen rangorde correlatie en kwantitatieve correlatie onvoldoende en zij wel. Waarbij opgemerkt dat het bij jou ontbreken van een deugdelijk causaal verband iedere gevonden numerieke correlatie tot een nonsens correlatie maakt.
Omgekeerd, zodra echte wetenschappers alleen aan komen zetten met een correlatie tussen temperatuur en CO2 gehalte, weet je dat er iets helemaal niet deugt. Zo kwam van Oldenborgh op de KNMI site met een stukje waarin alleen een (overigens foute) correlatie tussen CO2 en temperatuur werd opgevoerd. Kennelijk zijn ze bij het KNMI zo diep in hun klimaathysterie gezonken dat ze zich zelfs van populistische propagandatechniek gaan bedienen. Dit is van het formaat dat de stijging van het aantal verkrachtingen geheel verklaard kan worden door de stijging van het aantal allochtonen.
Grotendeels eens Max K,
Je refereert naar Klimaatgek. Dat stuk gaat voornamelijk over de tropen. Hier het volledige (mondiale) verhaal, up-to-date:
http://blogs.reading.ac.uk/climate-lab-book/files/2021/01/fig-nearterm_all_UPDATE_2020-panela.png
Ik bespeur ook nog een cruciale inconsistentie in jouw analyse. “hartstikke fout”, om later te melden dat van Oldenborgh alleen een correlatie T-CO2 opvoert, terwijl je eerder de “natuurwetenschappelijk verantwoorde causaliteit opgesteld tussen de stijging van de temperatuur en het CO2 gehalte in de atmosfeer” opvoert. Niet alleen dus.
Annelies,
In dat artikel was dat zo, hij voerde ALLEEN de correlatie op. Terwijl iemand als hij moet weten dat klimaat bij uitstek multicausaal is en dat je dat dus nooit mag samenvatten in slechts 1 van de vele variabelen ervan. Dat is populisme op z’n best, bewuste misleiding op z’n slechtst.
Mijn standpunt erin is dat CO2 vast enige invloed zal hebben op de temperatuur maar dat de mate van die invloed allerminst vaststaat. Voor zover ik gelezen heb loopt de waarde van ECS in de peer reviewed literatuur een factor 100 uiteen (0,1 tot 10). Persoonlijk zou ik zelfs niet opkijken van een – teken ervoor zoals boven Antarctica en in de stratosfeer gebeurt.
Max K,
Ik neem aan dat je doelt op een laagdrempelig klimaatbericht. Zoals je zelf zegt is de relatie temperatuur-CO2 niet slechts gebaseerd op correlaties, maar ook natuurwetenschappelijk causaal te verklaren. De plot toont ook wel degelijk het multi-causale karakter: El Nino’s liggen structureel boven de trendlijn, La Nina’s eronder, jaren rondom grote vulkaanuitbarstingen liggen eronder. Ook variaties in de zon zorgen voor de ruis rondom de trendlijn. Conclusie van de correlatieplot is dat CO2 een steeds dominantere rol inneemt op de temperatuurstijging (meer ruis rondom de trendlijn vóór 1950, minder ruis erna).
Annelies,
De wijze waarop het geplot is verdoezelt dat er perioden zijn waarin de temperatuur daalt terwijl CO2 stijgt. Dat betekent dus dat er andere invloeden op de temperatuur zijn die sterker zijn dan die van CO2 (concentratie immers monotoon stijgend). Dat is niet direct een falsificatie van de CO2-T hypothese maar wel een duidelijke aanwijzing dat die getalsmatig wel eens helemaal niet zo sterk zou kunnen zijn.
Verder is er in klimaatrealistische kring sterke kritiek op de gebruikte NASA Giss dataset. Die behoort tot de sterkst “gehomogeniseerde” ter wereld. Warmte uit het verleden laten verdwijnen / weghomogeniseren en die van het heden opkrikken. Het KNMI heeft daar inmiddels ook een handje van. Dat laadt de verdenking op zich dat de data aangepast worden aan de modellen in plaats van de modellen aan de data.
Als je naar de UAH van Spencer kijkt zie je de laatste 40 jaar nauwelijks opwarming, terwijl in die 40 jaar juist het allergrootste gedeelte van de CO2 toename heeft plaatsgevonden.
Tenslotte duiken er in klimaatrealistische hoek steeds foto’s op van officiële thermometers voor die NASA reeks die naast de uitlaten van airco’s staan of op vliegvelden in de jet blast van vliegtuigen die hun motoren aan het opwarmen zijn. Terwijl er voor het Urban Heat Island effect niet of onvoldoende gecorrigeerd wordt.
Max K,
Dat er perioden zijn waarin CO2 stijgt en de temperatuur daalt is heel logisch. Op korte termijn hebben natuurlijke variaties veel meer invloed op temperatuurvariaties dan CO2.
Voorbeeld. La Nina’s en vulkaanuitbarstingen kunnen een impact hebben van enkele tienden graden afkoeling, maar slechts over een termijn van maximaal enkele jaren. Daarna zijn de effecten uitgewerkt. Over een periode van enkele jaren is de impact van extra CO2 slechts enkele honderden graden.
Op de korte termijn hebben natuurlijke variaties de grootste impact op de temperatuur, op de lange termijn is het ….. CO2. Dat is de boodschap van de plot.
Ach ja, die homogenisatie. Spencer zit op 0.14 graden per decade, maar is biased-low t.o.v. RSS, HadCrut, radiosondes en GISS. Die zitten veel dichter bij elkaar.
Ps. Zelfs Martijn van Mensvoort gebruikt GISS …..
honderden -> honderdsten
Re: Annies Hoogstraten “Ps. Zelfs Martijn van Mensvoort gebruikt GISS …..”
Klopt, de analyse in het bovenstaande artikel gebruikte ik de GISS (+ de bijbehorende dataset voor de zeewateroppervlaktetemperatuur) ook al in een eerder artikel dat ik in mei 2020 presenteerde, zie:
http://klimaatcyclus.nl/klimaat/zon-zorgde-voor-1,1-graad-Celsius-opwarming-sinds-17de-eeuw.htm
https://www.climategate.nl/2020/05/de-zon-zorgde-voor-11-c-opwarming-sinds-de-17de-eeuw/
Annelies,
Het gaat mij om de langere perioden van temperatuur daling, niet de korte impulsen van la Ninx ‘s of vulkanen.
In temperatuurreeksen van voor de homogenisatie-mode daalden de temperatuur van plm 1940 tot 1979. En werd er gedacht dat we verder de nieuwe IJstijd in gingen zinken. In die bijna 40 jaar steeg de CO2 heel wat ppm’s.
Ik kwam zelfs laatst ergens (weet niet meer, Electroverse.net ?) een kopie van een krantenartikel uit de jaren 70 tegen waarin het laagste punt van de temperatuur in de jaren 70 lager lag dan 1900 !! Leg daar NASA Giss eens naast …. Hoe de dingen kunnen veranderen als er anders tegenaan gekeken wordt.
Ja, het was me ook opgevallen dat Martijn Nasa giss gebruikt. Maar aangezien hij alleen een rangorde correlatie gebruikt heeft hij juist baat bij een dataset die zo steil mogelijk omhoog gaat, dat leidt in zijn denken tot een zo groot mogelijk invloed van de TSI op de temperatuur (OK, als ik hem en zijn reviewers goed begrijp).
PS. Ik neem zelf graag een standpunt in waarbij ik bij voorkeur geen enkele dataset van de professionals uitsluit; helaas dachten de expert reviewers van mijn inzending voor peer review hierover wel anders.
(Overigens, gaan bij mij alle alarmbellen rinkelen wanneer mensen zich anoniem proberen voor te doen als een ‘reviewer’ of soortgelijke claims proberen te maken; onze ervaringen met Ronald hebben aangetoond dat het eigenlijk gewoon naiëf was om dat soort van claims serieus te nemen… want het soort van gedrag dat hij begin vorige jaar heeft getoond had natuurlijk helemaal niets van doen met op een authentieke wijze professioneel handelen. Immers, het gebruik van meerdere identiteiten is eigenlijk al uit den bozen… maar wanneer dit bovendien gebeurd op de dag van de presentatie van een artikel om zijn eigen persoonlijke standpunten kracht bij te zetten – nadat hij zich notabene eerst enkele weken/maanden zeer regelmatig achter de schermen als reviewer voor mijn artikelen had aangediend, dan denk ik dat er geen discussie meer hoeft te worden gevoerd of dit mag worden herkend als wanpraktijken, die er in wezen op waren gericht om het proces inhoudelijk te frustreren en eigenlijk zelfs te sabotteren. Ondanks dat hij heel goed wist dat zijn kennis m.b.t. de zon eigenlijk te kort schoot, zijn ego wat groot genoeg om desondanks toch te claimen dat mijn analyses niet serieus zouden worden genomen… terwijl in juni 2019 eigenlijk al was gebleken dat de professionals wel gedelijk interesse toonden voor mijn benadering waarin ook nadien de multi-decadale oscillatie voortdurend centraal is blijven staan – ondanks dat sommige meenden dat ik zogenaamd voortdurend van onderwerp zou zijn veranderd, wat vooral communicatie op betrekkingsniveau betrof van lieden die het hoofd in deze materie wat minder koel weten te houden)
Max K,
Volgens de gegevens van Martijn hield de zon zich koest in de periode 1945-1980, een lichte daling zelfs. Voorts, direct na de oorlog kwam de industrie flink op stoom met als gevolg veel uitstoot van aerosolen (zwavelverbindingen). Die zorgen voor afkoeling. De som van deze effecten was blijkbaar hoger dan het CO2 effect in die periode.
Max K,
Volgens de gegevens van Martijn hield de zon zich koest in de periode 1945-1980, een lichte daling zelfs. Voorts, direct na de oorlog kwam de industrie flink op stoom met als gevolg veel uitstoot van aerosolen (zwavelverbindingen). Die zorgen voor afkoeling. De som van deze effecten was blijkbaar hoger dan het CO2 effect in die periode.
Re: Annelies Hoogstrate,
Binnen het denkkader van het IPCC wordt veelal gedacht dat aerosolen verantwoordelijk zijn voor dit effect in de periode 1945-1980.
Maar de waarheid is dat er nauwelijks representatieve data beschikbaar is.
Dit voorbeeld is in zekere zin dus een vorm van wishfull thinking op basis van klimaatmodellen waarbij men verondersteld dat aerosolen in staat worden geacht om zo’n effect te veroorzaken maar tegelijkertijd bestaat er toch echt ook grote onzekerheden of de percepties m.b.t. tot die effecten uberhaupt wel betrouwbaar zijn.
Cruciaal hierbij is dat er onvoldoende data beschikbaar is m.b.t. de aersolen; in feite is er zelfs sprake van een situatie waarbij dergelijk data slechts summier aanwezig is omdat we eigenlijk überhaupt niet weten in welke mate de aersolen zich wereldwijd hebben verspreid.
Wellicht dat dergelijke data wel meer beschikbaar is gekomen in het satelliettijdperk, maar daarvoor is dat soort data voor het mondiale plaatje eigenlijk niet beschikbaar.
Bedankt Martijn,
Er is inderdaad nog veel onzekerheid over de impact van aerosolen. Maar de zon kan het niet zijn volgens jouw data. Dus wat resteert er dan nog?
Re: Annelies Hoogstraten “… Maar de zon kan het niet zijn volgens jouw data. …”
Ik mag hopen dat je hierbij enkel doelt op de relatief grote temperatuurstijging van de afgelopen decennia.
Maar dit is in mijn ogen hier sowieso een merkwaardige opmerking omdat we hebt immers hadden over de periode tussen de begin jaren ’40 en midden jaren ’70 (1945-1980) waarbij de temperatuur een dalend verloop laat zien.
(Cruciaal is dat vrijwel alle modellen gericht op aerosolen niet op empirische data in een mondiale context zijn gebaseerd; de waarheid is dat de modelleurs de aersolen enkel speculatief kunnen gebruiken voor het reconstrueren van de temperatuur – echter, omdat men hierbij tegelijkertijd de rol van de zon nihiliseert ontstaat er een papieren werkelijkheid die eigenlijk niet echt op empirische data is gebaseerd. Er bestaat nog steeds grote controverse rond de impact van de zon op aarde… en ieder die dit ontkent geeft blijk van dat hij of zij eigenlijk onvoldoende thuis is in de materie; helaas gaan erg veel “top-klimaatwetenschappers” mee in dit soort van speculaties)
Re: 22 feb 2021 om 09:34
Vertel eens Max K… ken jij mijn ‘grote vriend’ Ronald wellicht persoonlijk? Of wellicht dat je anders zijn input n.a.v. mijn artikelen wel uitgebreid hebt gestudeerd?
PS. Overigens, In feite bevestig je in je eigen beschrijving dat er mogelijk wel gegelijk sprake is van “getallen-wichelarij” in het werk van het IPCC
“Aangezien de richting nog steeds wel klopt (beide stijgend) is er geen directe reden om de hypothese te verwerpen maar zijn er nog grote vraagtekens bij: klopt de kwantitatieve kant van het verband zelf wel, hebben niet andere variabelen meer invloed dan in de modellen aangenomen of zijn er niet meer, derde variabelen in het spel dan in de modellen als verwoord door het IPCC opgenomen. Denk daarbij aan de invloed van de 22 jarige zonnecyclus -waar dus geen goede natuurwetenschappelijk verantwoorde bewezen causale relatie voor bestaat (en dus niet door het IPCC opgenomen) maar wel een aantal correlaties voor bekend zijn (koude winters hier, droogten in de westelijke VS) die doen denken dat er een causale relatie zou kunnen bestaan.”
(Je doet nu net alsof het IPCC wel rekening houdt met de mogelijkheid dat andere factoren waarmee nog geen rekening wordt gehouden – zoals bij de 22-jarige cyclus van de zon het geval is – maar dit is klinklare onzin; Rob van Dorland probeerde dit punt ook al te maken via de invloed van kosmische straling maar ook dat was niets anders dan een verzinsel… waarin hij enkel probeerde rechte te praten dat in het denkkader van de IPCC de belangrijkste cyclus van de zon geheel over het hoofd wordt gezien in combinatie met diverse andere factoren zoals het versterkende mechanisme dat beslist een deel van de realiteit vormt volgens de experts op het terrein van de zon – plus de analyse van de Wilde maakt ook duidelijk dat men eigenlijk ook rekening dient te houden met fase verschillen. Terwijl met al deze zaken in de schandalig simplistische RF berekening van het IPCC in AR5 op basis van het TSI niveau vlak voor 1850 en het TSI niveau in het jaar 2008 of 2009 überhaupt geen rekening wordt gehouden. Mensen die menen dat ze rekening houden met de 22-jarige cyclus wanneer ze een standaard analyse uitvoeren omdat alle jaarwaarden worden meegenomen… die lijkt het welhaast aan intelligentie te ontbreken om in te zien hoe onverantwoord dat soort van opmerkingen fundamenteel bezien zijn)
Dit verklaard allemaal waarom juist onder de astronomen erg veel weerstand wordt aangetroffen t.a.v. het denkkader van het IPCC… waarin de invloed van dezon eigenlijk in zekere zin zelfs onder het tapijt verdwijnt omdat men afgelopen decennia structurele keuzes heeft gemaakt die er op waren gericht om de invloed van de zon op papier ogenschijnlijk te nihiliseren.
Gevolg: in de media horen we vrijwel nooit iets over dat de zon wel gedegelijk een significante bijdrage heeft geleverd aan zowel de opwarming die sinds 1850 is ontstaan als ook aan de meer recente opwarming van de afgelopen decennia – dit laatste punt werd overigens pas sinds de midden jaren ’90 duidelijk maar toen zat het IPCC al helemmaal vastgeroest in het denkkader waarbinnen wordt VERONDERSTELD dat alle opwarming onder invloed vna de mens is ontstaan.
(Zo simpel ligt de kwestie… en ik weet dat ik hier op geen enkel punt overdrijf bij deze opsommig van feiten en ontwikkelingen)
PPS. Eigenlijk had ik het uitgangspunt van mijn onderzoek in de opsoming hierboven ook nog kunnen vermelden, want uit het feit dat in het denkkader ook het fenomeen van de multidecadale cyclus geheel onbesproken blijft blijkt dat men bij de associaties m.b.t. CO2 geen aandacht wordt besteed aan het feit dat de impact van CO2 in de jaren voor de jaren ’60/’70 eigenlijk nooit doorslaggevend kan zijn geweest omdat zich in die periode nog een aantal decennia op rij heeft voorgedaan waarin de temperatuur daalde (in feite gaat het om de periode vanaf begin jaren ’40 t;/m midden jaren ’70).
Martijn,
Om je paranoia over Ronald te ontzenuwen: nee, die ken ik niet. Hans Labohm en een aantal anderen hier zullen mij wel (her)kennen van de bijeenkomst in het Tropeninstituut jaren geleden of de lezIng van Bob Carter in Nieuwspoort.
Qua IPCC:
Ik herhaal waar ik in mijn allereerste reactie hiermee afsloot: het IPCC kan niet om goed, gedegen, natuurwetenschappelijk verantwoord peer reviewed onderzoek heen. Het probleem met zon-klimaat onderzoek is dat dat er maar nauwelijks is. Wat ze, het IPCC, bv. wel meenemen is een onderzoek van of al people Michael Mann Made Warming over de TSI.
Ik ga even proberen of ik hieronder een reactie gepubliceerd krijg die steeds blijft hangen maar ook over IPCC en zon-klimaat onderzoek gaat.
Martijn haalde het werk van Shaviv aan en vindt dat het IPCC daar niks mee doet. Als ik toch aan het schrijven ben wil ik daar nog wel wat zinnigs over kwijt in het licht van mijn voorgaande post over de causale onderbouwing van CO2.
Allereerst, als ik het werk van Martijn goed begrijp (wat lastig is vanwege de warrige breedsprakigheid) gaat de beïnvloeding van de temperatuur via de TSI. Dat staat voor Total Solar Irradiance en gaat dus alleen over de elektromagnetische straling van de zon. Fotonen dus (deeltjes zonder massa en lading), van gamma tot infraroodstraling.
Het werk van Shaviv is gebaseerd op het werk van Svensmark. Die ontwikkelde als eerste een natuurwetenschappelijk goed onderbouwde en consistente causale hypothese ter onderbouwing van de sterke correlatie tussen temperatuur en lengte van de zonnecyclus die 2 andere Denen, Friis-Christensen en Lassen, hadden gevonden. De basale causaliteit in de hypothese van Svensmark is dat de aardse atmosfeer werkt als een bellenvat waarin kosmische deeltjes (geen fotonen) condensatie veroorzaken (standaard natuurkunde) en dus wolkenvorming. De invloed van de zon daarop is dat de zon tijdens maxima meer geladen deeltjes uitspuwt bij “ontploffingen” bij de zonnevlekken. Die geladen deeltjes nemen het “ingevroren” magnetisch veld van de zon met zich mee en buigen daarmee die kosmische deeltjes van buiten het zonnestelsel af (oorsprong: heftige kosmische processen als supernovae die fungeren als enorme kosmische deeltjesversnellers). Daardoor zijn er tijdens zonnemaxima minder kosmische deeltjes die in de aardatmosfeer wolken veroorzaken die weer zonlicht terugkaatsen naar de ruimte waardoor het op aarde tijdens zonneminima kouder is. En tijdens langdurige zonneminima zoals het Maunder minimum een heel stuk kouder, een kleine ijstijd.
Dit is dus een proces dat niks met de TSI van Martijn te maken heeft maar alles met de magnetische zonnecyclus.
De hypothese van Svensmark is in de deeltjesversneller van CERN onderzocht met het CLOUD experiment (Cosmics Leaving OUtdoor Droplets). Toen ik daarvan de eerste uitkomsten las ondersteunden die de hypothese van Svensmark niet. Daarmee was dus geheel volgens het natuurwetenschappelijke protocol dat een hypothese door experiment ondersteund moet worden de hypothese van Svensmark gefalsificeerd (=verworpen). Daarmee verviel ook direct de mogelijke geldigheid van het gedachtengoed van Shaviv (bekend als cosmoklimatologie). En dus neemt het IPCC de klimaat-beïnvloeding via cosmoklimatologie niet mee, want het betreft een verworpen hypothese die dus geen deel uitmaakt van wat wetenschappelijk vast staat.
Tot zover dus goed begrijpelijk.
Svensmark is het echter nooit eens geweest met de conclusie van CERN. En Shaviv denk ik ook niet. En nu ik even Wikipedia lees laat die heel wat meer ruimte voor de hypothese van Svensmark dan de uitkomsten van het CERN experiment die ik destijds las -ik dacht zelfs in Nature. Terwijl van Wikipedia in klimaatrealistische kringen altijd gezegd wordt dat het geregeerd wordt door de Groenen en dat alles wat niet strookt met hun catastrofale CO2 opwarming er subiet vanaf wordt gegooid. Ik heb dit onderwerpen sinds de publicatie van de CERN resultaten verder als afgedaan niet meer gevolgd. Maar misschien is er dus nog iets nieuws op komst.
Max, m.b.t. de claim van Shaviv dat zijn zeer relevante onderzoek al jaren wordt genegeerd binnen de gelederen van het IPCC (vermoedelijke reden: Shaviv is een onderzoekscompagnon van Svensmark), dit fragment zal je ogen voor de misstanden moeten kunnen openen – er vanuitgaande dat je voldoende kennis beschikt om deze in mijn ogen zeer overtuigende beschrijving van Shaviv te vertrouwen:
https://www.youtube.com/watch?v=2lNnggKFYu0&feature=youtu.be&t=2354
(Ronald heeft zichzelf in de vingers gesneden door als annonieme figuur enerzijds dingen te claimen over zijn ervaring… om uiteindelijk actief te zijn geweest met meerdere identiteiten – wat hij nadien nooit publiekelijk heeft ontkend, bovendien heeft hij min of meer via email bekend dat hij deze zonde inderdaad heeft begaan. Ik twijfel er nauwelijks meer aan dat Ronald connecties heeft die hij op dit forum liever verborgen hield omdat dit duidelijk zou maken dat hij eigenlijk voortdurend de belangen van het KNMI/IPCC heeft proberen te behartigen. Eigenlijk heeft het er alle schijn van dat hij voldoet aan alle kenmerken die nodig zijn om te kunnen spreken van een ’trol’. Helaas is Hans Labohm er met eigen ogen ingetuind omdat Ronald tegelijkertijd wel lange tijd zinnige dingen wist te melden uit de koker van het denkkader van het IPCC…. maar m.b.t. de invloed van de zon op het klimaat bleek hij niet veel meer dan een ‘leek’ te zijn. Met de kanttekening dat in het algemeen wel ook kan worden gesteld dat de meeste klimaatwetenschappers die het gedachtegoed van het IPCC hebben omarmd nauwelijks interesse hebben ontwikkeld om de invloed van de zon op het klimaat fundamenteel te doorgronden, mede omdat men meestal verondersteld dat astronomen onder de plak zouden zitten van de fossiele brandstof industrie… wat in de meeste gevallen lariekoek betreft die op niets anders neerkomt dan politiek gevoede lasterpraat)
Martijn,
Die video van Shaviv ken ik en heb ik een tijd geleden al eens bekeken.
(en ik heb het boek van Svensmark en Calder “The chilling stars” waarin de deels gezamenlijke hypothese van Shaviv en Svensmark wordt uiteengezet direct gelezen toen het uitkwam)
Maar lees even beter wat ik schreef:
Het punt is niet dat de hypothesen van Shaviv en Svensmark fysisch onmogelijk zouden zijn, het punt is dat hun basale mechanisme door het CLOUD experiment op CERN werd verworpen.
Het gaat dus niet zozeer om een hetze tegen, het gaat om een niet door experiment ondersteunde hypothese. En dan gaat je hypothese dus niet behoren tot wat wetenschappelijk vastgesteld is. En dus neemt het IPCC het niet mee.
Maar zoals gezegd is Svensmark het er niet mee eens en blijft hij volhouden dat in zijn eigen experimenten in zijn eigen lab het basale effect wel degelijk optreedt. Zie zijn lezing bij EIKE.
Ik denk dat het wachten is op een derde experimenteel onderzoek van nog iemand anders dat Svensmark dan wel gelijk zou moeten geven. En dus Shaviv.
Max, ik weet toevallig wel dat Svensmark claimt dat een deel van de Svensmark hypothese juist door het CERN is bevestigd. Maar ik ben onvoldoende thuis in de theorie van Svensmark om nader te kunnen specificeren welk deel dit betreft en welk deel niet is bevestigd.
Het negeren van de studies van Shaviv (+ ook de onheuse wijze waarop het werk van Scafetta in AR5 als ongeloofwaardig wordt gekarakteriseerd) is denk ik een duidelijke aanwijzing dat het IPCC een beeld schetst van de werkelijkheid dat de tands des tijds waarschijnlijk uiteindelijk niet gaat doorstaan.
Want vroeg of laat zal duidelijk gaan worden dat de zon in de periode na 1850 wel degelijk een significante bijdrage heeft geleverd aan de opwarming.
(Het fenomeen van de multi-decadale oscillatie biedt bij uitstek de mogelijkheid om die invloed nader te onderzoeken, maar ook de temperatuureffecten die in het oceaansysteem worden aangetroffen tijdens de 11-jarige zonnecyclus zoals beschreven door Shaviv biedt een soortgelijke opportunity. Bij het IPCC gaat men dergelijke discussie uit de weg op basis van retoriek waarbij wordt verondersteld dat alle claims m.b.t. de zon zogenaamd al zouden zijn weerlegd… maar pogingen in die richting waren veelal een doelgerichte actie met de intentie om de invloed van de zon op papier te nihiliseren – veelal met behulp van technieken die erop zijn gericht om het signaal van de zon als het ware uit de data te masseren als je het mij vraagt. Maar uiteindelijk komt het er op neer dat er geen consenus bestaat over de invloed van de zon op het klimaat… terwijl alarmistisch georiënteerde geesten menen te kunnen claimen dat dit wel het geval zou zijn, veelal zonder dat men zich echt in de fundamenten heeft verdiept waarmee astronomen zich bezig houden. After all… het is niet voor niets dat onder astronomen relatief veel skepsis bestaat t.o.v. het denkkader van het IPCC)
PS. Men sorteert nu eigenlijk al weer voor op de mogelijkheid dat er zich in de toekomst opnieuw een 15-jarige periode zou kunnen gaan aandienen waarbij de temperatuur nauwelijks tot geen stijging laat zien, nadat dit in de periode 1998-2013 in feite ook al het geval was. Maar ondertussen is men grafieken blijven produceren met steeds stijlere trend verwachtingen voor de komende decennia… terwijl de trend afgelopen 2 decennia welhaast voortdurend naar beneden moest worden bijgesteld, etc. De opwarming die men heeft gemist in de afgelopen 2 decennia wordt hierbij als het ware opportunistisch naar voren geschoven in de perspectieven van de klimaatmodellen… terwijl er eigenlijk alle reden is om de modellen aan te passen door meer gewicht toe te kennen aan de zon (maar het opperen van deze optie komt min of meer overeen met vloeken in de politiek-georienteerde ‘klimaat-kerk’ die het IPCC in feite is: overdrijven mag onder het motto: ‘het doel heiligt de middelen’ … maar dit heeft bijzonder weinig van doen met het bedrijven van harde wetenschap).
Max K
“Alleen ken jij het verschil tussen rangorde correlatie en kwantitatieve correlatie onvoldoende en zij wel”.
Dan kun jij die hier vast wel even geven en uitleggen. Of leun je ook zwaar op de kennis van anderen?
Mij is altijd geleerd dat iemand die het écht snapt ook goed en in begrijpelijke taal kan uitleggen.
En zonder quasi wetenschappelijk geneuzel en overbodige verhullende vaktermen.
Zal ik proberen:
De variantie in de TSI is zo klein dat die onmogelijk tot een significant aandeel in de opwarming van de aarde geleid kan hebben ook al covarieert die al sinds de kleine ijstijd prefect (correlatie = 1) met de temperatuur.
Re: Max K 22 feb 2021 om 11:49
Da’s makkelijk gezegd, maar als je bedenkt dat de zon vrijwel geheel verantwoordelijk is voor de toestroom van energie in het systeem van de aarde dan kan een wel denkend men beseffen dat kleine verschillen in de output van de zon in potentie wel degelijk grote impact kunnen hebben voor het klimaat op aarde. Men verondersteld hierbij meestal dat bij de 11-jarige cyclus verschillende worden aangetroffen in de orde van 0,1% van het totale signaal en dat de fluctuaties afgelopen eeuwen nauwelijks groter zouden zijn geweest… maar bij uit de nieuwste generatie TSI modellen (CHRONOS, zie hier onder) blijkt dat de fluctuaties mogelijk een factor 6 hoger zijn geweest – wat tevens vrijwel exact de factor betreft die ik ook in mijn onderzoek gericht op de zonneminima heb aangetroffen..
Het volgende maakt duidelijk dat er überhaupt geen consensus bestaat over de absoluate variaties die afgelopen eeuwen in het signaal van de zon zijn aangetroffen:
Citaat (2018):
“Abstract
Context. There is no consensus on the amplitude of historical solar forcing. …”
Bron:
https://www.aanda.org/…/2018/07/aa31199-17/aa31199-17.html
Uit deze studie van experts op het terrein van reconstructies voor de totale zonnestraling blijkt dat er overduideljk beslist geen sprake is van consenus over de invloed van de zon op de aarde, inclusief het bijbehorende klimaat systeem. Het CHRONOS model werd pas zeer recent representeerd en uit o.a. de MU16 versie blijkt dat er nog steeds alle ruimte is om te veronderstellen dat de zon pas in de 21ste eeuw haar piek niveau heeft bereikt.
Dit laatste beeld blijkt ook uit mijn reeks van analyses gericht op de zonneminima op basis van de LISIRD TSI dataset waarin nog wordt gewerkt met het meer gedateerde model van de SATIRE.
PS. Bovendien: het IPCC werkt met de laagste inschattingen + de meeste klimaatmodelleurs houden geen rekening met het feit dat de experts op het terrein van de zon beseffen dat er sprake moet zijn van een versterkende mechanisme voor dit signaal binnen de atmosfeer van de aarde.
(Het spijt me geweldig Max K, maar in feite zit je gewoon de typische alarmistische papegaaienpraat te verkondigen van mensen die zich nauwelijks echt hebben verdiept in de dynamiek die een rol speelt bij de invloed van de zon op de aarde)
Martijn,
Eindelijk heb je eens een goed verhaal wat je dan helaas te niet doet met je laatste opmerking. Dan denk ik man man man op welke planeet leef jij en wat voor pillen heb je allemaal geslikt ?
Maar verder over je goede punt.
Mijn opmerking over de te kleine TSI is gestoeld op wat ik er door de jaren heen over gelezen heb. In dat boek Space Physics staat “Nonetheless, for the climate system a variation in the solar constant by less than 0,1% is way to small to produce any recognizable signal, even if it lasts for some tens of years”. Wil het inderdaad zichtbaar zijn in metingen dan zul je zeker verschillen moeten hebben van meerder W/m2 op het aardoppervlak. En 0,1% in een punt op 1AU van 1360 W/m2 levert dat no way.
Mijn druk van dat boek is echter van 2001 dus je maakt zeker een punt dat nieuwer onderzoek tot andere resultaten komt. Ik zal me daarin verdiepen.
Zij schrijft echter ook dat er toen ook al (2001 dus) heftig gedebatteerd werd over de mate van variatie in de Solar constant en zij noemt waarden tussen 0,1% en 0,5%. Dat roept dus wel de vraag op hoe solide en robuust hoge(re) waarden zijn.
In dat boek van Haigh, Lockwood en Giampapa ((uit 2005, hoe in hemelsnaam kom jij aan 1952 ?) The sun, Stellar analogs and the climate schrijft Giampapa ruim 100 bladzijden over veranderlijke sterren in relatie tot onze ster. Als je weet waar je aan de nachtelijke hemel moet kijken kun je zelfs met het blote oog sterren zien die veranderen van lichtintensiteit ((intrinsiek, niet omdat er een planeet omheen draait)). Dus dat er best veel speling zou kunnen zitten in de zonneconstante weet en onderschrijf ik.
De vraag is alleen Hoeveel dan ?
Het moeilijke daarbij is dat fotonen geen meetbare blijvende interactie met materie achterlaten. Het wisselende IMF laat wel z’n sporen meetbaar achter in cosmogene isotopen (C14, Be10) en die zijn opgeslagen in de ijsboorkernen. De TSI moet daar via modellen uit gedestilleerd worden en we weten hier allemaal tot wat dat kan leiden.
Kun je me, tot slot, in een paar (!) zinnen helder (!) uitleggen wat volgens jou het causale (!, dus geen correlaties !) verband zou moeten zijn tussen de TSI en de Hale cyclus -die immers alleen zegt dat om de 22 jaar de Noordpool van de zon weer de Noordpool geworden is).
Re: Max K
Paar zinnen….., please Martijn…..
OK, laat ik eens proberen met via een samenvatting van mijzelf te laten zien wat ik ervan begrijp.
Ik ben, zowel vanuit mijn astronomiehobby als als radiozendamteur goed bekend met het feit dat de TSI over een cyclus verandert. De totale numerieke verandering in W/m2 is miniem maar de veranderingen in de afzonderlijke golflengtegebieden is groot: een actieve zon produceert veel meer UV maar ook emissies op radiogolflengten (die amateur radio verkeer behoorlijk kunnen hinderen).
Eens met jouw essentie dat de 11 jarige cyclus in wezen de opgaande en de neergaande fase van de Hale cyclus is (net als la Nina en le Nino gewoon de tegenovergestelde fase van hetzelfde verschijnsel zijn).
Die Gnevyshev-Ohl rule kende ik niet maar als ik je goed begrijp gebruik je die om 2 punten te vinden van echte diepe minima van de Hale cyclus. En de verbindingslijn tussen die twee punten gebruik je om de toename van de TSI sinds het Maunder minimum te schatten.
Uit jouw WSO plaatje werd ik niet goed wijs maar vond via googelen deze https://solen.info/solar/polarfields/polar.html en toen werd het wat helderder. Die site ken ik goed want als radioamateur en noorderlichtjager in Nederland volgde ik die veel.
Voor zover ik weet wordt de toename van UV en radiogolflengten tijdens maxima veroorzaakt door de “ontploffingen” bij de zonnevlekken (Solar flares). En dus de afname ervan tijdens minima door het niet aanwezig zijn van zonnevlekken. Zonnevlekken zijn in wezen turbulenties in het zonneplasma die hun zwarte kleur ontlenen aan het feit dat ze wat koeler zijn dan het omringende plasma. Die opborrelingen lijken mij vooral het gevolg van turbulenties met bijhorende resonatiefrequenties in het enorm hete zonneplasma van de fusiekernreactor zon zelf, niet dan wel veel minder een gevolg van de stand van de planeten (hoewel die zeker enige invloed hebben op de ligging van het gemeenschappelijke samengestelde zwaartepunt van het zonnestelsel).
OK, als dit je lijn van denken is zit er iets fundamenteel natuurwetenschappelijk causaal verdedigbaar in je artikel. Maar hoeveel hangt wel volkomen en volledig af van de keuze van die twee punten. Wat dat betreft heeft die reviewer wel gelijk.
((Mijn ervaring is dat beroepsmatige wetenschappers een open instelling hebben naar zinvolle kritiek op de gangbare wetenschappelijke stand van zaken. Maar uit diezelfde ervaring weet ik ook dat die voor geen goud hier met hun echte naam zich kenbaar zouden maken. Veel te potentieel schadelijk voor hun reputatie. Dus ik heb er totaal geen moeite mee als die deskundigen hier wel hun deskundige zegje willen doen maar anoniem. Alleen maar goed voor ons. Zelf ben ik niet werkzaam in de wetenschap dus kan wel onder mijn eigen naam posten zonder vervelende repercussies ))
Max, ik kan je samenvatting nu geheel bevestigen.
PS. Het volgende wil ik nog toevoegen ter verdieping:
M.b.t de zonnemaxima: het klopt inderdaad dat deze vooral ontstaan door een toename van UV straling (deze neemt bij sommige frequenties toe in de orde van tientallen procenten), welke schadelijk is voor de mens. Tevens is van UV bekend dat deze groterdeels door de hogere atmosfeer van de aarde wordt geabsorbeerd. Dit verklaard denk ik deels waarom het temperatuur effect t.g.v. de TSI maxima relatief klein is – met als gevolg dat de zonnegevoeligheid binnen de 11-jarige cyclus ook relatief klein is t.o.v. de fluactuaties in de TSI op de langere termijn.
(En als je hierover nog even goed nadenkt… dan zou je nu wellicht ook moeten kunnen begrijpen waarom ik het nogal stellig heb aandurfd om harde conclusies te verbinden aan mijn analyses gericht op de zonneminima. Ik hoop dat het kwartje bij jou nu snel gaat vallen want ik herken in je verhaal dat je het geheel nu min of meer kunt overzien – althans voor zover ik het zelf kan overzien natuurlijk, hè?)
Max K,
Je hebt volledig gelijk over alles wat je over de zon schrijft.
Je hebt ook gelijk dat “beroepsmatige wetenschappers een open instelling hebben naar zinvolle kritiek”. Maar uit de reacties hier kun je vaststellen dat dit niet het geval is voor Martijn. Hij is bijvoorbeeld niet in staat om in te gaan op de zinvolle kritiek dat hij enkel naar een beperkt aantal minima bekijkt en alle andere jaren buiten beschouwing laat.
De grote denkfout die Martijn maakt en maar niet wil inzien, is dat hij gelooft dat de zonneactivitiet op slechts een heel beperkt aantal tijdstippen de globale temperatuur op aarde beïnvloedt. Met een beetje gezond verstand zou je doorhebben dat dit niet kan kloppen.
Kijk even naar zijn figuur 2: in 1958 was er een heel intens maximum. Veel intenser dan de andere maxima. Indien de fluctuaties in de zon een effect hebben op de globale temperatuur op aarde, dan zou je toch veronderstellen dat de hoge activiteit van dit jaar dan een hogere impact heeft op de temperatuur dan bijvoorbeeld het heel kleine maximum van 1969. Je moet daar dus ook rekening mee houden en alle jaren meenemen in je analyse. Maar dat doet Martijn niet. Hij komt hier met een vage bewering dat het te maken heeft met verschillende golflengtes, maar besef wel dat de maxima niet alleen uit UV-stralingen bestaan. Er zit een heel scala van golflengtes in (zoals je zelf aangeeft – ook radiogolflengten). Besef ook dat je in wetenschappen niet zomaar iets kunt negeren door een vage bewering te formuleren, maar dat je echt moet aantonen dat je bewering wetenschappelijk steek houdt. Dat doet Martijn niet.
Re: Fil “… Hij is bijvoorbeeld niet in staat om in te gaan op de zinvolle kritiek dat hij enkel naar een beperkt aantal minima bekijkt en alle andere jaren buiten beschouwing laat. …”
Dit punt heb ik uitgebreid toegelicht in mijn artikelen op basis van de niet-lineaire zonnevoeligheid t.g.v. de bufferwerking van het oceaansysteem (en de gletsjers). Maar in feite kan op basis van UV ook worden gesteld dat ook de hogere atmosfeer fungeert als een soort van buffersysteem waarbij de energie die betrokken is bij de zonnemaxima voor een belangrijk deel wordt omgezet in de stratosfeer met als gevolg dat deze energie het aardoppervlak niet bereikt. Vandaar dat dit resulteert in de relatief stabiele temperatuureffecten rond de zonneminima, met de kantekeningen dat in mijn inzending voor peer review wordt beschreven dat soortgelijke effecten worden aangetroffen wanneer de analyse wordt gericht op meerjarige periodes ronde zonneminima.
(De claim die suggereert dat het zogenaamd ongeloofwaardig zou zijn om enkel naar de zonneminima of enkel naar meerjarige periodes rond de zonneminima te kijken is daarmee in feite totaal ongeloofwaardig – het is in mijn ogen een typische claim die wordt gemaakt door figuren die veronderonderstellen dat de zon nauwelijks tot geen rol speelt bij de temperatuurontwikkeling in het klimaatsysteem. En daarom vind ik het totaal absurd dat je de indruk probeert te wekken dat deze belangrijke keuze in mijn onderzoeksstrategie niet zou zijn toegelicht…. want in feite zit je daarmee impliciet eigenlijk ook het bestaan van de Hale cyclus te ontkennen. Vandaar dat ik van mening ben dat je inbreng eigenlijk totaal onzinnig is, mede omdat je nauwelijks ingaat op de materie… om je vervolgens geheel blind te staren dat ik in mijn analyse relatief weinig datapunten gebruik, lees: nodig heb, maar dit hangt natuurlijk wel direct samen met de 22-jarige Hale cyclus waarvan jij meent dat deze zogenaamd ook in de analyse zou worden betrokken wanneer alle beschikbare datapunten op 1 hoop worden geveegd)
Fil,
Als ik Martijn goed begrijp, heeft hij gezocht naar twee punten waarop een wisselend proces (de magnetische cyclus van de zon) op z’n uiterste minimum is en is hij van mening dat hij alleen dan de bijbehorende temperatuur waarden kan vergelijken en extrapoleren over de paar honderd jaar sinds het Maunder minimum. Die gedachte op zich valt te verdedigen: als je de maximum temperatuur van een dag over meerdere jaren wilt vergelijken moet je wel dezelfde kalenderdag kiezen anders krijg je bias van niet dezelfde zonnestand. Als ik die vergelijking even doortrek naar wat ik meen te begrijpen dat Martijn bedoelt dan heeft hij gekeken naar 2 dezelfde kalenderdagen zeg 100 jaar uit elkaar, geconstateerd dat de temperatuur tussen die 2 dagen zeg 0,5 graden is opgelopen en geconcludeerd dat dus de TSI toename over 300 jaar geleid heeft tot een temperatuur stijging van 3 x 0,5 graden. En dat dus de TSI bekeken over 300 jaar veel meer varieert dan de minuscule 0,0zoveel % over 1 elfjarige cyclus die blijkt uit de satellietwaarnemingen ervan sinds de jaren 80.
Blijven uiteraard heel wat vragen bestaan. Zoals dat UV niet tot nauwelijks door de dampkring komt, evenals grote delen van de andere kant van het elektromagnetische spectrum. En zoals hoe zuiver kun je zon en niet-zon scheiden ?
Een handicap van Martijn is dat hij niet kort en bondig kan formuleren. Daardoor is zoeken naar wat hij bedoelt als zoeken naar een speld in een hooiberg -waarbij je je al snel gaat afvragen of er wel een speld in die hooiberg zit.
@Martijn,
De warmte opgeslagen via “de bufferwerking van het oceaansysteem”, wordt bepaald door de continue instraling, jaar in jaar uit. Ze wordt niet bepaald door de instraling gedurende de enkele jaren die jij selecteert.
“dat in mijn inzending voor peer review wordt beschreven dat …”
Je bedoelt het manuscript dat niet werd aanvaard voor publicatie in een wetenschappelijk vakblad. Dat is dus niet echt een betrouwbare bron!
“want in feite zit je daarmee impliciet eigenlijk ook het bestaan van de Hale cyclus te ontkennen”
Wat een absurde bewering van jou. Ik heb nooit, nergens, in geen enkele reactie, ook maar iets geschreven waar ik zou twijfelen aan het bestaan van de Hale cyclus. Je probeert hier een stropop te bouwen met een valse beschuldiging! Je begint wanhopig te worden, door weer eens “op betrekkingsniveau” mij in discrediekt te willen brengen.
@Max K
Indien je één kalenderdag bestudeert, dan kun je alleen maar over die ene kalenderdag een conclusie trekken, en niet over het hele jaar. Je moet dan heel goed kunnen motiveren waarom je alleen maar naar die ene dag uit het hele jaar wil kijken en alle andere dagen wil negeren. Je kunt zo beginnen puzzelen: als 21 december (de korste dag) mij leuke resultaten geeft, dan is mijn argument dat de kortste dag belangrijk is. Geeft 21 juni het gewenste resultaat, dan kan ik daar ook wel een leuk (pseudowetenschappelijk) verhaal rond verzinnen. Of misschien alleen 21 december van de schrikkeljaren…? Of 21 maart (dag en nacht even lang!) Zie je, als je allerlei zaken probeert, dan kom je uiteindelijk wel ergens – maar het is geen wetenschap.
Een ander punt waar ik nog niet veel commentaar op heb gegeven, is dat je met 9 punten die niet echt op een rechte lijn liggen, je een heel onbetrouwbaar beeld bekomt van de trend. Met 332 punten krijg je een veel beter beeld. Stel dat één van die jaren een el Nino was, en het was veel warmer. Of een grote vulkaanuitbarsting en het was globaal kouder dat jaar. Maar dat capteert Martijn helemaal niet in zijn analyse. HIj houdt daar geen rekening mee in zijn 9 datapunten. Maar indien je naar het patroon van 332 datapunten kijkt, dan is zoiets veel minder belangrijk.
Hij lijkt een leuk verhaal te hebben om tekijken naar die twee aspecten van de magnetische cyclus, maar het blijft onwetenschappelijk om met zo’n verhaaltje al die andere datapunten te verwijderen. Indien zijn verhaal correct zou zijn, dan zou hij het kunnen aantonen met een meer complexe data-analyse waarin hij alle datapunten meeneemt. Maar dat is wellicht te hoog gegrepen voor hem.
Je hebt gelijk dat “dat hij niet niet kort en bondig kan formuleren”. Niet alleen dat, het is ook warrig, zonder ooit duidelijke verwijzingen.
Max, laten we ons bewust blijven dat het om een zeer complexe materie gaat; het zou naïef zijn om te denken dat de materie kort en bonding kan worden beschreven.
Lees de beschrijvingen van Scafetta bijvoorbeeld maar eens door en je zult zien dat de materie eigenlijk nauwelijks geschikt is om kort en bondig te worden geformuleerd – tenzij je je zou richt op een publiek dat vertrouwd is met de materie… maar zo’n publiek treffen we hier op Climategate en ook in de wetenschappelijke literatuur eigenlijk niet echt aan.
Hans Labohm beschouwde deel 1 van mijn drieluik notabene als een brug te ver.
PS. Zelfs binnen de Clintel community (Berkhout & co.) is de kennis m.b.t. de zon eigenlijk niet aanwezig om mijn analyses te reviewen; Hans Labohm heeft mij dit eind 2019 al te kennen gegeven. Het is ook niet voor niets dat de namen van Scafetta en Shaviv voor mijn analyses nauwelijks eerder ter sprake zijn gekomen in de geschiedenis van dit platform… die toch echt al weer ruim 11 jaar geleden begon.
Climategate.nl bestaat inderdaad al meer dan tien jaar. In die tijd zijn er vele ‘postings’ – waarschijnlijk wel duizenden, ik heb ze niet geteld – verschenen. We hebben ook aandacht geschonken aan Svensmark en Shaviv.
Zie bijvoorbeeld hier:
https://www.climategate.nl/2019/08/forbes-censureert-interview-met-nir-shaviv-over-invloed-van-de-zon-op-het-klimaat/
Martijn,
Nu laat je me toch even in het lachen schieten.
Hans Labohm beschouwde deel 1 van mijn drieluik notabene als een brug te ver.
Wat zij je de wo2 is voorbij?
Maar ik denk wel dat die een beetje gelijk heeft, het is heel moeilijke materie, maar daardoor ook heel interessant.
Ik ben het daarom ook altijd met je eens geweest, er zijn te weinig mensen, wetenschappers die er mee aan de slag zijn gegaan, en nu zitten we met een 100% co2 hypothese bij het IPCC en de wetenschap door kortzichtigheid.
Theo, Hans vond deel 1 vooral te lang.
Maar goed, net zoals ik de keuze heb gemaakt om enkele de eerste helft van de sheets van Kopp in mijn presentatie te delen… kunnen er natuurlijk ook andere keuzes worden gemaakt. Mij gaat het er om dat de presentatie van Kopp zeer laagdrempelig wordt opgebouwd en nu in mijn ogen een prachtige opportunity biedt om kennis te maken met hoe ver vanuit het perspectief van de astronomie wordt gekeken naar de invloed van de zon op het klimaat.
Eerder werd ik gevraagd door Hans om een review te schrijven voor het boek van de Jager, nadat ik het bestaan van het boek bij Hans had gemeld.
Maar ik denk dat Hans zelf is geschrokken van het niveau van het boek, want ik realiseer me maar al te goed dat in tegenstelling tot de presentatie van Kopp het boek van de Jager niet erg toegankelijk is geschreven. Het betreft immers een compilatie van wetenschappelijke publicaties en de materie is op zichzelf al complex genoeg. Zeer de moeite waard in mijn ogen maar er zit veel meer in het boek verborgen dan de auteurs doen voorkomen, want ze vinden dat het eigenlijk aan anderen is om duidelijk te maken dat vanuit het perspectief van de astronomie het denkkader van het IPCC eigenlijk niet erg geloofwaardig is (omdat de invloed van de zon op het klimaat onvoldoende onder de aandacht wordt gebracht en hierbij onjuiste veronderstelling worden gemaakt waarmee wordt gesuggereerd dat de invloed van de zon sinds 1850 nihil zou zijn geweest t.o.v. de invloed van de mens, etc.).
PS. Wel jammer dat Hans in zijn presentatie van mijn review hier op Climategate niet heeft vermeld dat ik de review op zijn verzoek heb geschreven.
Martijn en Hans,
Persoonlijk was ik heel Blijker die recensie van het boek van de Jager want ik was niet op de hoogte er van. En dankzij het vermelde e-mailadres heb ik het boek direct kunnen bestellen. En kreeg net een mailtje dat het inmiddels verzonden is.
Kort en bondig formuleren, ook van ingewikkelde kost, is een hele kunst. Maar als ik bv. de foto van Shaviv bij de link die Hans gaf zie, herken ik onmiddellijk de baan van de zon door de armen van het Melkwegstelsel. Shaviv heeft even met 2 symbooltjes aangegeven waar er weinig kosmische straling is en waar veel en wanneer je dus een kouder en een warmer klimaat verwacht. Kort en bondig ingewikkkelde dingen uitleggen dus beslist wel.
Die censuur door Forbes van het interview met Shaviv heb ik destijds op zijn blog gelezen. Het doet me telkens denken aan die lezing van Bob Carter in Nieuwspoort toen mijn buurman, die zich snel voorstelde als hoge pief in een grote energiemaatschappij, mij vroeg of hij soms tussen allemaal klimaatsceptici terecht was gekomen en ik hem antwoordde dat ik dat wel zeker wist. Het voelde alsof hij subiet de zaal wilde verlaten maar dat niet meer kon omdat die vol zat en Bob net begonnen was. Maar in de pauze en na afloop zag ik hem toch geanimeerd met andere bezoekers in gesprek. Forbes als blad voor grote investeerders had beter een voorbeeld kunnen nemen aan dat voorval dan belangrijke informatie voor investeerders wegcensureren. Als beloning voor zijn doorzettingsvermogen en open mindheid heb ik later via zijn bedrijf gas en licht afgenomen.
“En dankzij het vermelde e-mailadres heb ik het boek direct kunnen bestellen. ”
Max, ik hoop dat het boek leesbaar en begrijpbaar zal zijn. Op medcraveonline.com/PAIJ/PAIJ-02-00083.pdf vind je een wetenschappelijke publicatie waar de schrijvers van dit boek ook hun werk beschrijven. Daar realiseer je dat -om het met de woorden van Martijn te omschrijven- ” laten we ons bewust blijven dat het om een zeer complexe materie gaat.” Je ziet heel wat matrix-berekeningen, statistische formules, Lowess smoothing, degrees of freedom, error-analyses, … Kortom diepgaande wetenschap.
Het zou dus -weerom in de woorden van Martijn- “naïef zijn om te denken dat de materie kort en bonding kan worden beschreven”. Het zou nog naïever zijn om te denken dat je even grondige wetenschap kunt doen door slechts enkele punten in een grafiek te tekenen, op het zicht wat patronen identificerne, wat getalletjes op te tellen of af te trekken en alles te kunnen verklaren. Nochtans is dat wat Martijn ons hier probeert wijs te maken. En wanneer je hem daar op aanspreekt, dan creëert hij allerlei rookgordijnen met zijn warrige en langdradige reacties.
Max, leuk om te horen dat je n.a.v. mijn recensie het boek van de Jager hebt besteld.
Met dit soort van belangstelling zijn de auteurs denk ik heel blij (‘één van de betrokken auteurs was trouwens ook heel content met mijn recensie).
Laat hier vooral ook nog even wet wat je eigen indruk is nadat je het boek zelf hebt bestudeerd.
PS. Een plaatje met 2 symbooltjes zegt natuurlijk niet zo gek veel zonder een bijbehorende (gedegen) onderbouwing. Laten we nu niet net doen alsof het normaal is dat in deze materie eenvoudig kunnen worden voorgesteld met een plaatje met 2 sympbooltjes.want in werkelijkheid is de rol van kosmische straling in het klimaat waarschijnlijk veel kleiner dat zo’n plaatje suggereert – althans, da’s mijn eerste gedachte want er bestaan natuurlijk ook allerlei vormen van kosmische straling die hierbij een rol spelen waarbij de effecten geenszins altijd eenduidig zijn, etc.
“Een plaatje met 2 symbooltjes zegt natuurlijk niet zo gek veel zonder een bijbehorende (gedegen) onderbouwing. Laten we nu niet net doen alsof het normaal is dat in deze materie eenvoudig kunnen worden voorgesteld met een plaatje met 2 sympbooltjes.”
Inderdaad, Martijn.
Spijtig dat je dat niet zelf toepast bij je eigen plaatjes. Ook een plaatje met 9 of zelfs 20 symbooltjes kan complexe materie niet eenvoudig voorstellen zonder een “bijbehorende (gedegen) onderbouwing”. Maar jij hebt nog steeds geen gedegen onderbouwing kunnen presenteren waarom 9 “positieve minima” voldoende zijn om alles van die complexiteit te bevatte en 3 andere “positive minima” niet relevant zijn hiervoor. En je hebt al helemaal niet kunnen uitleggen waarom de overige 320 jaren niet relevant zijn, Je hebt gewoon zitten puzzelen totdat je iets vond dat paste bij je overtuiging, en ziet dat nu als “verklaring”. Maar dat is geen wetenschap.
Ik heb nog steeds geen “gedegen onderbouwing” gezien voor de vragen en opmerkingen in ‘FIL 21 feb 2021 om 09:49’. Het enige wat je hebt gedaan, is ontwjkende replieken daarover schrijven en “op betrekkingsniveau” mij in diskrediet proberen te brengen (zie ook ‘FIL 22 feb 2021 om 19:21 ‘).
Ook mijn vraag in ‘FIL 22 feb 2021 om 08:07 ‘ blijft onbeantwoord.
Kortom, er is een gebrek aan “gedegen onderbouwing”, met nog veel onbeantwoorde vragen, in jouw betoog.
Je redeneert er nog steeds vrolijk op los… maar in feite zie de realiteit hierbij niet onder ogen.
Jouw suggestie dat ik het boek van de Jager niet zou hebben gelezen spreekt denk ik boekdelen.
Je hebt zelfs niet het fatsoen getoond om te erkennen dat deze gedachte van jou totaal absurd was (je las mijn woorden helemaal verkeerd, waarschijnlijk omdat je de materie onvoldoende beheest om een inhoudelijk discussie hierover aan te gaan).
Mijns inziens heb je mij geen enkel punt weten aan te reiken om je feedback serieus te nemen, want je woorden begevens zich voortdurend op betrekkingsniveau en niet echt op de inhoud.
In feite sta je mijns inziens simpelweg niet open voor de mogelijkheid dat de Hale cyclus en de minima (evenals het fenomeen van de faseverschillen) toch echt factoren zijn die reden bieden om ten minste te overwegen dat deze enige rol van betekenis spelen in het perspectief van de klimaatwetenschap.
PS. Ik heb in deze discussie ook al verwezen naar een recente publicatie uit 2018 van een vooraanstaande groep astronomen die bevestigt dat er úberhaupt geen consensus bestaat over de invloed van de zon (in termen van de amlitude) op de aarde en haar klimaat systeem, wat in feite duidelijk maakt dat het fundamenteel bezien eigenlijk niet helemaal realistisch is om de claimen dat er consensus zou.bestaan over dat de antropogene factor de opwarming volledig zou verklaren – zoals het IPCC claimt. Zo simpel ligt het, maar in de klimaatwetenschap heeft men voor dit soort van publicaties überhaupt weinig belangstelling omdat men “veronderstelt” dat de zon nauwelijks betrokken zou zijn als een factor van belang bij de opwarming van de afgelopen eeuwen en decennia..
Weerom een lange reactie, louter en alleen “op betrekkingsniveau”.
Weerom geen enkel antwoord “met bijbehorende (gedegen) onderbouwing” op de vragen.
“Zo simpel ligt het”.
Als je zendamateur bent zou je toch goed op de hoogte moeten zijn van de SFI de K en de A index.
En dat de SFI al heel lang dik onder de 100 zit, dat betekent geen zonnevlekken van betekenis, en zeer weinig propagatie op de korte golf.
Het flikkeren van sterren of kleuren veranderingen heeft te maken met atmosferische omstandigheden, of het doppler effect, toch ook bekend bij radio amateurs, satelliet verbindingen b.v.
Waarschijnlijk treft on morgen een G flair.
Theo,
Ja, die SFI van onder de 100 baart me al een tijdje zorgen, te meer daar het om een extreem minimum gaat over meerdere tientallen jaren en ik helemaal geen zin heb in een herhaling van de Kleine IJstijd.
Over veranderlijke sterren heb ik me wat teveel uitgedrukt als ware ik onder mede-amateur astronomen. Die kennen natuurlijk de werkgroep veranderlijke sterren van de KNVWS. Uiteraard bedoel ik niet de atmosferische flikkeringen van sterren die je soms ziet maar echte veranderlijken. Het schoolvoorbeeld is de ster Mira in Cetus waarvan de helderheid in 80 dagen een factor 2 tot 3 verandert. Als je weet hoe je de magnitude van een ster met het blote oog moet inschatten middels vergelijk met niet-veranderlijke sterren met bekende magnitude, kun je dat dus met je eigen ogen zien gebeuren.
Laat ik er snel bij zeggen dat Mira een heel heel ander type ster is (rode reus aan het eind van zijn leven) dan onze zon en dat de mogelijke veranderlijkheid van onze zon vele, vele malen kleiner is. Gelukkig.
Klopt Max, iedere 11 jarige cyclus is steeds zwakker geworden, bij de laatste was er maar een kleine opleving, de SFI kwam maar zelden boven de 100.
En nu herstelt het helemaal niet, ook in de amateur wereld word herhaaldelijk het Maunder minimum benoemd.
Ik weet ook niet wat ik er van denken moet, zou me niks verwonderen als we een koudere tijd tegemoet gaan.
In het verleden heb ik via Twitter Tamitha Skov gevolgd, ook zij sprak er niet positief over.
Dan zul je ook wel vaker in Dwingeloo zijn geweest, neem ik althans aan.
Sterrenkunde is niet zo mijn ding, wel lees ik de nieuwtjes als ze toevallig aan mijn neus voorbij komen, maar met de hedendaagse apparatuur vinden ze bijna iedere dag wel wat nieuws.
Ik sta vaak versteld dat juist die jonge gasten heel vaak iets nieuws ontdekken.
Martijn, je geeft nog steeds geen antwoord op mijn vragen (zie ‘FIL 23 feb 2021 om 17:57 ‘ en eerdere reacties waar ik je daarop wijs).
Hier is toch nog een andere vraag.
Volgens je recensie van het boek van de Jager & co beschrijven ze in hoofdstukken 9 en 10 een faseverschil tussen zonneactiviteit en de temperatuur op aarde, van zo’n 16 jaar. Jij omschrijftdit als “bijzonder fenomeen” en “een nieuw fundamenteel inzicht”.
In jouw eigen analyses vergelijk jij echter de LISIRD-TSI met de temperatuur van hetzelfde jaar. Jij gaat er dus van uit dat de TSI direct (=hetzelfde jaar), de temperatuur “verklaart”. Omdat jij slechts enkele datapunten selecteert, heb jij zelfs de datapunten van 16 jaar later niet, dus ga jij dat nooit kunnen opmerken. Dat effect is mogelijks wel nog na zo’n 22 jaar aanwezign dus jij zou dat kunnen opmerken in de temperaturen bij het volgende positief minimum. Je figuur 1 maakt echter direct al duidelijk dat er geen enkel verband is tussen de TSI van een positief minimum en de temperatuur van een volgend positief minimum.
Mijn vraag: aangezien de vaststelling van dit faseverschil (in jouw eigen woorden) een “bijzonder fenomeen” en “een nieuw fundamenteel inzicht” is, betekent dit dat een analyse gebaseerd op hetzelfde jaar voor TSI en temperatuur eigenlijk gewoonweg te simplistisch is? Betekent dit dat jouw analyse gebaseerd op slechts enkele datapunten en zonder te denken aan een faseverschil, gewoonweg niets “verklaart”? Of meen jij dat je “verklaring” toch valide is, en dat er niet echt een faseverschil is?
Fil, je hebt mijn beschrijving duidelijk niet goed gelezen want in deze passage m.b.t. hoofdstuk 10 heb ik duidelijk beschreven dat de Jager tot het inzicht is gekomen dat het faseverschil een variabele lengte heeft; gemiddelde lengte van ongeveer 16 jaar waarin hoofdstuk 9 wordt gesproken betreft dus slechts een vereenvoudiging van dit complexe fenomeen:
Vervolgens heb ik in het artikel hierboven denk ik duidelijk beschreven dat de faseverschillen duidelijk niet van toepassing zijn op de minima; hieruit kan worden opgemaakt dat het fenomeen van de faseverschillen logischerwijs moet samenhang met de zonnevlekkencyclus (en meer specifiek zou dit waarschijnlijk gerelateerd kunnen zijn aan de relatief grote fluctuaties in UV straling, maar dit laatste heb ik in het artikel niet benoemd):
Fil, het lijkt je helaas dus ook weer geheel te zijn ontstaan dat de nieuwe ontdekking betrekking betrekking heeft op een VARIABLE faseverschil tussen de zon en de temperatuur. Voor mij is duidelijk dat het je aan kennis ontbreekt om voorjezelf een realistische beeld te vormen van wat in mijn artikelen in detail wordt beschreven.
Jouw stuitende (domme) suggestie dat ik het boek van de Jager überhaupt niet zou hebben gelezen was voor mij ook een duidelijk teken aan de wand.
Voor mij is ook duidelijk dat jouw vragen voortdurend enkel ondermijnend van aard zijn geweest omdat de intentie ontbrak om er zelf iets wijzer te kunnen worden. In jouw suggestie dat het een analyse gericht op de TSI en de temperatuur in het algemeen zogenaamd “te simplistisch” zou zijn herken ik een apel dat nauwelijks afwijkt van het niveau van je eerdere opmerking.
Helaas heb ik dit soort van provocatief gedrag op dit platform bij een enkeling al vaker geconstateerd… en daarom heb je bij mij de indruk gewekt dat je afgelopen jaar op dit platform ook al actief was maar dan onder een andere naam.
Martijn,
Wat heb jij niet begrepen in mijn woordgebruik “zo’n 16 jaar”? Dat betekent “16 jaar, maar het kan ook wat meer of wat minder zijn”.
Denk je dat ik het niet begrepen heb? Leg eens uit waar ik dan verkeerd zit:
1. De zonneactiviteit in het jaar 1866 is vrij hoog (jouw figuur 1).
2. Het effect van de zonneactiviteit van het jaar 1866 ga je (omwille van het fase-effect van ongeveer 16 jaar) niet zien in de temperatuursdata van 1866, maar pas rond 1882.
3. 1866 is een minimum, dus dat zit in jouw dataset, maar 1882 zit niet in jouw gekersenplukte dataset
4. Jouw figuur 1 suggereert dat er een verband is tussen de zonneactiviteit en de temperatuur in 1866
5. Uit jouw figuur 1 is duidelijk te zien dat er geen verband is tussen de zonneactiviteit in 1866 en de temperatuur in 1882: 1866 was relatief hoog in zonneactiviteit, maar 1882 was maar gemiddeld in temperatuur.
6. Herhaal hetzelfde voor de andere jaren van positieve minima, en je zult blijven zien dat er geen verband is
Is mijn redenering verkeerd? Wijs dan exact het puntje aan waar ik het niet heb begrepen.
NB: de opgegeven jaartallen heb ik proberen af te leiden uit je grafiek. Het kan zijn dat ik er 1 of 2 jaar naast zit, maar ga daar dus niet over drammen – focus op de kern van het betoog en probeer weer niet op betrekkingsniveau te beweren dat “kennis ontbreek” of een “stuitende (domme) suggestie” heb gemaakt of “provocatief gedrag”.
Ga je nu weer op betrekkingsniveau reageren, of ga je nu een wetenschappelijk gedegen antwoord geven op mijn vraag: “betekent dit dat een analyse gebaseerd op hetzelfde jaar voor TSI en temperatuur eigenlijk gewoonweg te simplistisch is? Betekent dit dat jouw analyse gebaseerd op slechts enkele datapunten en zonder te denken aan een faseverschil, gewoonweg niets “verklaart”? Of meen jij dat je “verklaring” toch valide is, en dat er niet echt een faseverschil is?”
(FIL toont zijn onbegrip voor de materie hier opnieuw door geen rekening te houden met dat het faseverschil waarover wordt gesproken in andere studieks enkel zichtbaar is geworden in het perspectief van de meerjarig gemiddelde waarden; daarmee is dus niet gezegd dat het faseverschil van toepassing is op de individuele fasen van de Hale cyclus, etc. Kortom, FIL probeert hier opnieuw enkel op geheel eigengerijde wijze een ondermijnende redenering te presenteren die in feite helemaal niets af doet van de validiteit van mijn analyse gericht op de minina van de Hale cyclus)
Tot slot,
De auteur hanteert een model waarin hij een lineair verband veronderstelt tussen twee datapunten die zo’n 22 jaar uit elkaar liggen. Zo’n model is wel een enorme versimpeling van de werkelijkheid. Eén van de gevolgen ervan is dat de periode van afkoeling na WOII (1945-1980) in het model volledig is verdwenen. Geen onbelangrijke periode, want eentje die nogal eens tot controverses leidt in het klimaatdebat. Je kunt je afvragen hoe zinvol het is conclusies te trekken op basis van een model dat de werkelijkheid zoveel geweld aandoet?
De opmerking van Reviewer-1 bevindt zich op hetzelfde niveau als de opmerking van FIl;
Enerzijds is de opmerking hierboven gericht op slechts 1 aspect van mijn analyse (zonder rekening te houden met de Hale cyclus en de minima), anderzijds houdt hij hierbij ook geen rekening met het feit dat in het denkkader van het IPCC überhaupt niet wordt gesproken over de Hale cyclus en het fenomeen van de faseverschillen.
Het betreft nauwelijks meer dan holle retoriek waarbij eigenlijk niet echt wordt ingegaan op de materie.
Helaas mijnheer van Mensvoort,
U gaat niet in op mijn punt. Uw model is veel te simplistisch. Eén gevolg daarvan is dat uw model de afkoeling na WOII volledig mist. Dat is overigens wel op te lossen.
Het aannemen van een lineair verband voor zowel temperatuur als TSI tussen de Hale cycli is veel te simplistisch en zelfs misleidend; het suggereert een hoge correlatie over de gehele periode tot 1976 voor alle jaren, niet alleen die van de positieve minima.
De oplossing is simpel. Verwijder alle rechte lijntjes tussen de door u geselecteerde datapunten in het onderste panel van figuur 1. Uw model is immers blind voor alle tussenliggende jaren.
(Ik heb er al opgewezen dat de input van zowel FIL als Reviewer-1 in mijn ogen op holle retoriek berust die zich vooral op betrekkingsniveau begeeft en niet echt op de materie ingaat; ik vermoed dat beide identiteiten gerelateerd zijn aan de identiteit ‘Bas Post’, zie: https://www.climategate.nl/2020/04/klimaatpsychose/ )
Martijn
Ik had jou even een vraag per email gestuurd.
(Het ontbreken van een linkje naar mijn website was hier al een eerste signaal dat de bijdrage van 2 mrt 2021 om 07:36 niet door mij werd gepost, maar nadat ik duidelijk ben geweest over dat de bijdragen van Reviewer-1/2 en FIL zich in mijn ogen nagenoeg voortdurend vooral op betrekkingsniveau begaven… ljikt mij duidelijk dat één van beide figuren zich in zijn wanhoop heeft laten verleiden tot bovenstaande trollen-streek. Ik herhaal: de streken van deze figuren zijn vrij gemakkelijk te doorzien).
Moderator:
De gewraakte reactie verwijderd.