THE DAY AFTER TOMORROW ¥ HI RES 7 ¥ TYPE VERSIONS: 1,2&3 ¥ 03/04/04

André Bijkerk.

Toen ik deze blogs hier, hier en hier schreef, realiseerde ik me dat ik stomtoevallig over het doorslaggevende paleoclimatologische bewijs voor de afwezigheid van een substantiële rol voor CO2 was gestruikeld. Vandaar die ‘schouders van giganten’ beeldspraak. Ook bedacht ik me dat volgens de mechanismes van Thomas Kuhn over ‘paradigm changesen de volop woedende morele paniek over thermageddon, er nog nooit zoveel tegen-orkaan-wind is geweest om dit bewijs ook maar ergens te laten doordringen.

In die voornoemde blogs heb ik trachten te vermijden om eerst de stelling te bespreken die zou worden weerlegd. Ik had ergens gelezen dat zulks meestal averechts werkt en dat bij de oppervlakkige lezer juist dat begin zou blijven hangen in plaats van de weerlegging daarvan. Maar dat heeft dus kennelijk ook niet gewerkt. Dan toch maar weer beginnen met datgene wat we gaan weerleggen, nl, de hoogwerkerpassage van Al Gore, over de ijskernen van Antarctica, ingebed in ‘The Great Global Warming Swindle’, die hier begint bij 20:35.

De verteller op 21:11:

What they found (in the ice cores) as Al Gore correctly points out, was a clear correlation between carbon dioxide and temperature“.

Onjuist. De hele wereld zal over me heen vallen inclusief de sceptici, maar het is in die drie blogs gewoon aangetoond dat dit niet waar is.

Al Gore op 21:23:

This is what our temperature has been on our Earth”.

Nee, dat is echt niet zo, ook al denkt zo’n beetje iedereen dat. Waarom, dat zal ik ook laten zien.

Op 21:35

The relationship is actually very complicated but there is one relationship that is far more powerful than all the others and this is, when there is more carbon dioxide, the temperature gets warmer.”

Nee hoor, ik heb laten zien dat de grafiek achter hem dat helemaal niet bewijst. We gaan nu in meer detail na waarom dat zo is.

Het wordt algemeen aangenomen dat de drie hoofdcycli van Milankovitch de hoofdoorzaak van de ijstijden zijn. Deze cycli betreffen de precessie van de aardas, excentriciteit van de baan om de aarde en obliquiteit, de schommelingen in de hoek van de aardas, onlangs hier nog in detail besproken. Maar, zoals al in de eerdere blogs in aangegeven, toont Huybers 2006 aan, dat hierbij een factor over het hoofd wordt gezien, de variatie in baansnelheid om de zon, beschreven door de tweede wet van Kepler. Dit betekent dat de aarde sneller beweegt, naarmate ze dichter bij de zon is. Zo heb je dus kortere warmere zomers met de zon het dichts bij en langere koelere zomers, wanneer de zon het verst weg staat, Maar het verschil in de totale zonne-energie over de zomer is maar gering. Dit zijn de effecten van excentriciteit en precessie deze werken elkaar dus tegen. Het effect hiervan is dat alleen de 41.000 jarige cyclus van obliquiteit dominant is voor de variatie van de sterkte van de zonne-instraling.

Het effect van de Milanlovitch cycles en het klimaat door de geologische tijdschalen heen, is te zien in de vele boorkernen in sedimenten, in de oceaanbodems en in de ijskappen. De vraag is alleen of we een correcte interpretatie hebben van wat we zien.

Zo wordt aangenomen dat verhoudingen van zuurstof isotopen (d18O) in de oceaan boorkernen een maat is voor het volume van de ijskappen (hypothese van Shackleton). Omdat ‘lichtere’ isotopen makkelijker verdampen, bevatten de ijskappen meer van het lichtere water. Met het groeien van de ijskappen verdwijnt er dus steeds meer licht water uit de oceanen. Daardoor neemt men aan dat de zwaardere isotopen van zuurstof in de oceaanbodem een maat is voor het totale ijsvolume op de polen. Hier is zo’n isotopengrafiek (LR04) voor de laatste twee miljoen jaar:

andre-1

De Y as voor isotopen is omgekeerd zodat hoog in de grafiek correspondeert met het veronderstelde weinig ijs en dus met de veronderstelde warme periode. We zien nu aan de linkerzijde van de grafiek dat deze zich keurig houdt aan Huybers berekeningen voor zonneinstraling en ze vertoont een duidelijke dominantie van de 41.000 jarige cyclus. Dit noemen kenners de “41K world“.

Rond één miljoen jaar geleden verandert echter alles en een krachtige honderdduizendjarige cyclus duikt plotseling op vanuit het niets. Dit wordt aangeduid als de “100K world”. Er zijn hele bibliotheken volgeschreven om deze shift te verklaren, maar dit heeft nog steeds geen sluitende theorie opgeleverd. De vraag is dus nu, gaan de ijskappen en de ijstijden en dus temperaturen nu werkelijk per 100.000 jaar volgens de isotopen en de CO2 of per 41.000 jaar volgens de calculaties van de zonne-instraling door Huybers? Om dat uit te zoeken, zoomen we in op de laatste 140.000 jaar.

andre-2

Fig 2. Alle grafieken zijn genormeerd rond hun gemiddelde, met als eenheid de standaard deviaties. Alle sommetjes en bronnen staan hier.

Dit lijkt op het eerste gezicht de confrontatie tussen de “41K world” in rood en de “100K world” in zwart/blauw. De rode grafiek is de door Huybers berekende zonne-instraling op het noordelijk halfrond (65° NB) volgens de data in het technisch supplement. De blauwe lijn komt van de CO2 concentraties in de ijskernen van het Europese project op Dome Concordia in Antarctica (EPICA Dome C). De zwarte grafiek komt weer van Huybers voor de isotopen van de oceaanbodem, die zouden staan voor het ijs volume. Dat deze d18O lijn de CO2 ver naijlt, is eigenlijk logisch; het duurt immers eeuwen voordat de oceaanbodem doorheeft wat er aan het oppervlak gebeurt.

De vraag is uiteraard, welke grafiek klopt nu met het werkelijk klimaat uit het verleden? Wanneer was het nu koud en wanneer warm? Het is duidelijk dat de blauwe CO2 lijn niet spoort met de rode lijn van Huybers zonne-instraling. Het is dus zaaks om in te zoomen op de grootste discrepanties tussen beide. Deze we ongeveer 115.000 geleden terug, wanneer zowel de CO2 als de isotopen op warm staan maar Huybers zonne-instraling op het allerkoudst. Daarentegen is zo’n 50.000 jaar geleden de situatie meer omgekeerd. De CO2 en de isotopen zijn reeds onder nul en op weg naar het minimum, terwijl Huybers zon dan net piekt op een lokaal maximum. Was het nu warm of koud 115.000 jaar resp 50.000 jaar geleden? En kunnen we daar achter komen? Was dat niet de wetenschappelijke methode of zoiets? Testen wat je hypothese voorspelt? Durven we om de hoek te kijken of er een zwarte zwaan zit, die de alle-zwanen-zijn-wit hypothese weerlegt? Tot nu toe heeft niemand anders dat gedaan, althans daar geen verslag van gedaan.

Ho, Nu eerst even weer wakker worden. Pak even een kop koffie en ga er eens goed voor zitten, voor de ontknoping. Witte of zwarte zwanen?

Eerst 115.000 jaar geleden. Was het warm, dan een witte zwaan voor de mainstream consensus. Oh toen was toch het Eemian interglacial toch? Dat moet dus wel goed zitten.

Israeison et al:

The first major Weichselian ice advance in Scoresby Sund, during the Aucellaelv stage, deposited thick till beds along the coast of Jameson Land between > 107 ka and 140 ka. Bron hier.

Lokrantz en Sohlenius:

The Weichselian glaciation started 115 ka BP (thousands of years before present) and ended at the transition to the Holocene 11.5 ka BP. (…) The Herning Stadial – MIS 5d This isotope stage (117–105 ka BP) represents the first cold stadial after the warm Eemaian(sic) interglacial (MIS 5e). Bron hier.

Ook bijvoorbeeld Hoffmann et al 1998 en Svendsen et 1999 en vele anderen benoemen 115.000 jaar geleden as de start van de laatste glaciale periode. Hierbij moet worden aangetekend dat de koolstofdatering niet werkt voorbij zo’n 50.000 jaar geleden. Dateringen worden dan vaak gematched met andere data. De start op 115.000 jaar is dan ook een veronderstelling bij de eerste de beste indicatie van de isotopen, bekend als Maritieme Isotope Stage (MIS) 5e. De range die Israeison 1994 aangeeft is dan ook waarschijnlijk van voor het algemene gebruik van de isotope stages. Maar dat neemt niet weg dat het knap koud was 115.000 jaar geleden. Het punt gaat dan ook naar de Huybers zonne-instraling hypothese. Een zwarte zwaan voor de mainstream.

Nu dan de tweede conflict periode, 50.000 jaar geleden, die wel goed dateerbaar is met de koolstof methode; warm volgens Huybers zomer-zonnetje, knapjes koud volgens de isotopen en de CO2.

Er is een veelvoud bewijs overal ter wereld dat het zo’n 50-40.000 jaar geleden in beginsel niet kouder was dan het nu is. Iets van dat bewijs is hier beschreven, ‘een interglaciaal compleet gemist’, door niemand van de klimaatwetenschappers opgemerkt. Ik heb er nog wel een paar bewijzen voor gevonden, deze bijvoorbeeld over de verdwenen ijskap in Scandinavië of deze over de verdwenen ijskap van Spitsbergen. Ergo ook nu gaat het punt naar de rode grafiek. Nog een zwarte zwaan.

Dus is de alom vertrouwde blauwe en zwarte grafiek foutief als klimaat indicatie, terwijl het op warm stond rond 115.000 jaar geleden was het in werkelijkheid koud, en omgekeerd toen het op koud stond zo’n 50.000 jaar geleden, was het in werkelijkheid warm, zoals correct aangegeven door Huybers zonne-instraling berekeningen. Huybers twee keer correct, de mainstream twee keer fout. Twee zwarte zwanen voor de mainstream en het weerleggend bewijs tegen de hypothese dat CO2 het klimaat in het verleden heeft gestuurd of bijgestuurd. Er is dan ook geen enkele reden om aan te nemen dat ze dat in de toekomst ineens wel zou doen.

Ter overvloede, dit is niet mijn “mening” maar het resultaat van de toepassing van de wetenschappelijke methode.