Boekhouders, juristen en boerennatuur-liefhebbers hielpen het Nederlandse natuurbeleid om zeep, aldus Eric Wanders in deel 2 van mijn gesprek met de voormalig adjunct-directeur van Staatsbosbeheer en regiodirecteur Noord, en ex-directeur Vogelbescherming Nederland. Er is wat hij noemt een ‘geleide planecologie’ ontstaan, natuurbeleid vergelijkbaar met de 5-jarenplannen van het communisme.
Volgens Wanders zijn natuurdoelen in Nederland onzinnig en duur, waardoor steun voor natuurbeleid uitholt. We besteden miljarden euro’s tegen het voedselrijker worden van gronden met milieubeleid. Enkel om vegetatie terug te krijgen van uitgemergelde marginale landbouwgronden (heide, blauwgraslanden), en dat is volgens Wanders geen natuur. ‘Te veel aandacht gaat naar voedselarmoe-minnende arme boerenvegetatie. Terwijl Nederland van nature juist een voedselrijke delta is waar je veel meer fauna te zien zou kunnen krijgen’.
Lees hier Deel 1 over de verwording van natuurclubs tot marketing gedreven instituten.
Ter inleiding: de boer is troef in Nedernatuur
Ik schreef op Climategate.nl al eerder: de aanleg van de Ecologische Hoofd Structuur die onder boer Gerrit Braks begon, was een boerensteunoperatie, bedoeld om meer schaarste in landbouwgrond te creëren. Daarom steunde de Rabobank de EHS ook. Het LEI becijferde volgens het Natuurbeleidsplan dat wel 450.000 hectare landbouwgrond in Nederland overbodig zou worden in 2005. Onder de vlag van ‘natuurbeleid’ begaf de Nederlandse overheid zich vervolgens als de grootste speler 0p de agrarische grondmarkt.
DLG’s Bureau Beheer Landbouwgronden kocht in 2006 liefst een kwart van alle verhandelde landbouwgronden aan, waar dit het jaar daarvoor nog 11 procent was. De overheid bleek ook fors meer te betalen dan andere partijen. De grondprijs van landbouwgrond rond steden steeg 2006 met 12 procent, tot ruim 65.000 euro, het jaar daarvoor was die ook al 20.000 euro duurder geworden. Daarbuiten bleef de grondprijs stabiel op ruim 31.000 euro. En zoals ik al in mijn post over Teo Wams en landbouwsubsidies per hectare schreef: die natuurclubs verpachten om niet van het Rijk verkregen ‘ natuurgrond’ vervolgens gewoon weer terug naar boeren. Liefst 150.000 hectare ‘natuur’ in de EHS wordt nu door boeren beheerd. Ook veel gronden die met 2 miljard euro belastinggeld voor ‘natuur’ werden verworven voor Ruimte voor de Rivier, zijn gewoon weer in boerenhanden beland. Nu als ‘natuurbeheerder’.
Eric Wanders:
Wanneer je natuur een doel geeft, houdt het op natuur te zijn, zo is mijn stelling. Je kunt niet precies op 1 locatie plannen waar en wanneer een soort moet voorkomen, de natuur werkt volgens toeval. Wat je wilt vasthouden raak je onherroepelijk kwijt. Onvermijdelijk glijdt de kwaliteit uit je vingers weg ondanks al je goede pretenties. Die mentaliteit van ‘vasthouden wat we hebben’ is deels afkomstig uit de naoorlogse natuurbescherming. Natuurbeschermers stonden in de wederopbouwjaren met de rug tegen de muur, het was vooral redden wat er nog te redden valt. Die mentaliteit heerst nog steeds bij natuurbeschermers, het ligt ook vast in het woord ‘bescherming’.
Een andere oorzaak van ‘houden wat je hebt’ -mentaliteit begon in 1984 toen ‘natuur’ bij het Ministerie van LNV werd ondergebracht. De b0ekhouders met hun schijnzekerheden kwamen aan de macht. Terwijl natuur geen doel heeft maar doelloos is, werkt volgens kansprocessen. Het is dus onvermijdelijk dat een soort door toeval zal verdwijnen uit de kaders die een boekhouder en jurist daarvoor maakten. Ook het eiland Rottum wandelt zijn natuurdoeltype al uit.
Planecologie en controle uit wantrouwen
Onder het ministerie van Landbouw ontstond een systeem van juridisering en boekhouderij, gebaseerd op wantrouwen, waardoor natuurbeheer veel te kostbaar werd. Toen werd- naar model van productiedoelen in de landbouw- een productiesysteem van natuurdoelen ingevoerd. Daarbij kwam ook het wantrouwen vanuit het beleid: de beheerder gaat het fout doen, en wij moeten het controleren. Zo ontstond wat ik noem een ‘geleide planecologie’, naar de planeconomie van het communisme waar je natuur pretendeert te kunnen sturen.Beheerders kiezen vervolgens allemaal het veilige midden, om in dit systeem van boekhouderij niet op een gebrek aan vooraf gepland resultaat afgerekend te worden. Daarom zijn ook de spontane overgangen tussen natuurtypen weg.Boerensteun
Veel natuurbeleid in Nederland kun je zien als een boerenreddingsproject, om te zorgen dat ze niet failliet zouden gaan. Dat was al het geval met de Relatienota-gebieden (aankoop gronden voor boerennatuur, al voor de EHS begon in 1990, en waaruit later 200.000 hectare EHS-gronden afkomstig zijn RZ). Niet voor niets was de Rabobank in 1990 groot voorstander van de Ecologische Hoofd Structuur. De overheid zou als speler op de grondmarkt de prijzen van boerengrond opdrijven. (en veel verlieslatende boerenbedrijven een lucratieve exit-strategie bezorgen, danwel baantje als natuurboer RZ) Dat is ook gebeurd. Het was vanuit economisch en natuur-oogpunt misschien beter geweest ze gewoon failliet te laten gaan. Dat zou ook nu nog gebeuren met een groot deel van de agrarische sector wanneer je de subsidies zou stopzetten. Natuurclubs lieten zich zo door de overheid inpakken, raakten aan het subsidie-infuus en verloren zo hun onafhankelijkheid.Onnatuurlijke referenties voor onze natuur
De natuur wordt nu doodbeheerd. Er heerst een mentaliteit van boekhouderij waarbij Provincies precies op kaarten vastleggen waar welke natuurtypen moeten komen, en die natuurtypen zijn allemaal landbouwgerelateerd. Ze hanteren een referentie van vegetatie die voorkwam op mislukte landbouwgrond, langs de marges van productievere gebieden. Dat zijn de vegetaties als heide en blauwgraslanden. Moeras is in Nederland geen echt moeras maar ge-exploiteerd rietland. Dankzij deze absurde natuurreferentie werd voedselarmoede voor ‘natuur’ de norm, in plaats van de uitzondering. Dankzij 5000 jaar landbouw met eindeloos afvoeren van voedingsstoffen is de grond op onnatuurlijke wijze verarmd. Alle natuurlijke kringlopen raakten doorbroken. Ook nu zijn bijna nergens ongestoorde kringlopen, je mag geen dode dieren laten liggen. En zo krijg je voedselarmere gebieden die nu als referentie dienen voor ‘natuur’.Nederland is van nature juist een voedselrijke delta. Van nature zouden hier maar weinig voedselarme vegetatiesystemen voorkomen. Alleen hoger gelegen zandgronden en hoogveen zijn door uitspoeling met regenwater van nature voedselarm. Met die absurde natuurreferentie als maatstaf is steeds gedaan of natuurbeleid synoniem is met milieubeleid (tegen stikstof RZ). Maar dat klopt van geen kant. Ook stikstof uit het verkeer ben ik niet zo benauwd over. Er is tot op zekere hoogte wel een relatie met een schoner milieu, schoon drinkwater, maar er is geen 1 op 1 koppeling tussen natuur en milieu. En al helemaal niet met trofie (voedselrijkdom) alsof voedselarmoede het zelfde is als ‘goed voor de natuur’.
Miljardenverspilling
Alleen van de duinen en de Wadden kun je misschien nog zeggen dat het enige natuurlijke elementen bevat. Verder nergens. We hebben geen grote ooibossen langs de rivieren. Die moeten van Rijkswaterstaat vaak verdwijnen, omdat het water bij hoge rivierstanden anders niet goed doorstroomt. Zo zijn de 2 miljard euro voor Ruimte voor de Rivier aan natuurontwikkeling ook weggegooid belastinggeld vanuit natuuroogpunt. Het is van boeren overgekochte grond, die weer grotendeels terug in boerenhanden komt. Ook hier, en vrijwel nergens in Nederland is een plek waar de natuur zichzelf mag zijn, waar toeval een rol mag spelen. (zoals in de Wartha en Oderdelta Polen RZ)Terwijl we in Nederland areaal zat hebben voor meer wilde natuur. Je hoeft daarvoor echt niet naar Zweden, waar je geen wilde natuur hebt, maar bosakkers, net als de snijmais hier. Alleen is de rotatieperiode daar langer. Kijk alleen al in Drenthe met 10.000 hectare aaneen gesloten bos en landbouwgrond, waar boeren zonder subsidie direct failliet zouden gaan. Waarom zou de belastingbetaler ze op de been moeten houden? Met de voedselrijke grond in Nederland kun je op veel plaatsen hogere wilddichtheden bereiken dan nu het geval is (er zijn zoveel grazers als er voedsel is, zeker zonder predatie door voldoende wolven RZ), en waarbij publiek dat wild beter te zien krijgt. Het beheer daarvan hoeft helemaal niet veel te kosten. En dan krijg je als publiek ook echt wat te zien.
Ik voorspelde in de jaren ’90 al dat dit natuurbeleid de steun van de bevolking zou verliezen. Want wat je met alle natuurmiljarden als publiek weer terugkrijgt is gewoon boerenland, beheerd door boeren. Door natuurorganisaties aan boeren terugverpachte grond, waar je bijna geen wild ziet. En juist het agrarisch natuurbeheer gericht op weidevogels is ondanks al die miljarden mislukt, die weidevogels sterven alsnog uit. Waarom zou je al dat geld uitgeven, terwijl ondertussen bejaardenhuizen moeten sluiten?
Oftewel: de Nederlandse belastingbetaler kreeg all pain, no gain, minstens 10 miljard euro aan onkosten voor een grote lap boerennatuur, bedoeld om de sector in stand te houden die al via Europa meer dan 200 euro per hectare inkomenssteun krijgt: de boer. Tegelijk kwam zonder 1 euro uit te geven 1 stuk ongecontroleerde natuur WEL naar Nederland. De wolf, en die moet nu al direct afgeschoten met verdovingsgewer.
Zodra we weer stoppen met het in stand houden van grootschalige heide gebieden besparen we heel veel geld en komt natuurlijke vegetatie terug.
Ik denk dat het verleden als referentie gebruiken voor wat de natuur zou moeten zijn, danwel cultuur zoals de meeste heide, danwel de oernatuur van Frans Vera, de plank mis slaat als het gaat om de essentie natuur. Kunnen we wel spreken van natuur als een gebied beheerd wordt, en, vaak, beheert moet blijven worden om te kunnen bestaan, ook al is het beheersdoel een natuurlijke, vaak oorspronkelijke, staat? Eigenlijk is het gewoon cultuur. Niet dat cultuur geen waarde kan hebben, maar het is niet natuur – of wel? Naar mijn mening is niet een antropogeen karakter dat natuur cultuur maakt maar de nodigheid van menselijke interventie. Moet het doel van natuurbescherming niet zijn het beschermen van de natuur op zich, of in ieder geval focus op het geheel aan natuur, in plaats van focus op het beschermen van specifieke soorten of status van gebieden zoals weidekippen, cultuur-historische hamsters, duinen, heide en dergelijke?
Het lijkt alsof wij kiezen voor diersoorten en ecosystemen die eigenlijk niet kunnen bestaan zonder interventie, of snel zouden verdwijnen (diersoorten) of veranderen (ecosystemen) in iets totaal anders als het beheer zou verdwijnen. Een soort van natuur in “coma”, met de mens als stekker. De weidevogels en de korhoen lijken ondanks alles toch te verdwijnen. Het is een soort van nostalgische natuurbescherming, waarin oorspronkelijke status (heide, duin) of specifieke soorten (tapuit, weidekip, zeldzame vlinders etc.) meer waarde heeft dan het “natuurlijke”.
Er is bestaat natuurlijk ook procesnatuur, iets wat meer in de buurt komt van wat ik natuur zou noemen. Maar de Oostvaardersplassen bijvoorbeeld, iets wat als procesnatuur wordt gepresenteerd(dacht ik?), is eigenlijk weer een focus op historie. Het refereert naar de oernatuur als datgene wat “natuur zou moeten zijn”, in dit geval een parklandschap. Ik ben bekend met begrazing, en de effecten ervan, maar vraag me af of dat introductie van paarden en runderen echt nodig is, of dat het meer een soort van wildernis romantiek is. Zo van “vroeger waren er wilde paarden en oerossen, dus ze moeten er zijn”. Dat er al een voorkeur voor de grote grazers is, en er bevooroordeeld bewijs wordt gezocht naar positieve effecten. Kunnen kleinere grazers, minder spannend wellicht, zoals bijvoorbeeld ree, konijn, edelhert en dergelijke, niet hetzelfde doen? Is begrazing wel hetzelfde als er geen of nauwelijks vrije beweging is? Immers, grote grazers zitten achter een hek, en hebben beperkte bewegingsvrijheid. Begrazing zal zijn waarde hebben, maar in hoeverre is het eigenlijk natuur? Zijn de grote grazers niet een soort wildernis fetisj?
Zo hoe natuurlijk is “onze natuur”?
Ik zie stadsnatuur, ondanks het grotendeels antropogene karakter, als echte natuur. Er is namelijk geen werkelijk beheer, hoewel er wel interactie is tussen mens en natuur. Het staat los van menselijke intentie. Terwijl zoiets als bijvoorbeeld heide intentioneel is. Heide is iets wat wij tot natuur verklaren, wij maken het tot wat het is. In mijn optiek zijn een aantal natuurgebieden een soort van openlucht musea.
Een ander voorbeeld, de vele aangeplanten naaldboom bossen waarvan het overgrote deel exotisch is. Ik zie het oorspronkelijk als cultureel, en het is zeker antropogeen van aard. Wat het natuur voor mij maakt, is of het kan voortbestaan zonder langdurige interventie. Het zal altijd antropogene natuur zijn (maar hoeveel natuur in Nederland is dat wel niet?) want het is ontstaan uit cultuur. Wanneer het voortleeft op zich zelf, zie ik het als natuur.
Herintroductie? Natuur of cultuur? Wisenten geplaatst achter een hek kan ik nauwelijks natuur noemen. Ze zouden het niet redden – of in ieder geval er niet zijn – in ons land zonder dat hek. Een soort die ontstaan is uit herintroductie is dan weer wel natuur zodra het zelfredzaam is. Wat te denken van de korenwolf? Een cultuurvolger is wat mij betreft natuurlijk, maar wanneer er intentioneel cultuurland moet worden gecreëerd, dan is er naar mijn mening weinig sprake van werkelijke natuur.
Via deze definitie propageer ik wellicht mijn eigen soort ideologie. Maar het idee is dat we toekomst als referentie gebruiken. Kan de natuur die wij beheren wel zichzelf in stand houden? Of is het geheel van ons afhankelijk? Willen wij cultuur of natuur?
Ik begrijp natuurlijk ook dat er wordt verwacht dat we bepaalde diersoorten en ecosystemen moeten beschermen. Maar het is toch wat vreemd om dit dan natuur te noemen, denk ik. En is het niet steeds moeilijker en duurder om dit type natuur – wat ik dus cultuur noem – in stand te houden?