Volgens het Planbureau voor de Leefomgeving zouden wij in Nederland de laagste biodiversiteit van Europa hebben, 15 procent van ‘de oorspronkelijke referentie’, die in 1700 zou bestaan. In deze blog zien we dat die lage score het gevolg is van de rekenmethode en de soortselectie van het Planbureau, en niets van doen heeft met onze bestaande natuur.
Dat omlaag rekenen van de Nederlandse biodiversiteit doen ze met de Mean Species Abundance-methode die vergelijkbaar is met de Natural Capital Index (= natuurwaarde). Daarmee berekenden ze in 2002 een ‘biodiversiteit’ van 18 procent. Treurnis troef.
Kwaliteit x oppervlakte = biodiversiteit (bij PBL)
Hoe berekenen ze natuurwaarde/biodiversiteit? Door een ‘kwaliteit’ te bepalen van die natuur- het voorkomen van door Planbureau-ecologen geselecteerde soorten- ten opzichte van een gedroomde situatie. En die kwaliteit met het beschikbare oppervlak van dat habitat- als percentage van het totale Nederlandse oppervlak– te vermenigvuldigen. Eerder keek ik naar de architectuur van die index. Vandaag kijken we naar onze Europees belangrijke duinen. Als we daar niet scoren, waar dan wel?
Die duinen – categorie Open Duin- krijgen van het Planbureau (toen RIVM/Natuurplanbureau) een kwaliteit van 55 procent en scoren daarmee het hoogste van alle habitattypen. Die kwaliteit bepalen ze door (verzonnen) indexwaardes, de mate van voorkomen van planten en dieren met elkaar te middelen, ten opzichte van een referentie. Voor oppervlakte van de duinen geldt de referentie 1950, maar voor de ‘kwaliteit’ stelt het Planbureau dat 1850 het ideale jaar is, waarin onze duinen dienen te verkeren. (blz 80 Natuurwaarde 1.0)
Dit schrijven ze:
In de referentiesituatie speelt verzuring, vermesting, verdroging, verspreiding (????RZ), verstoring versnippering en jacht geen rol.De referentiesituatie is momenteel gebaseerd op de situatie rond 1850, voor de grootschalige verdroging.
Niet aanwezig Edelhert drukt biodiversiteit duinen, wel aanwezig konijn mag er niet voorkomen en gemiddelde optillen
Hoe krijgt het Planbureau de kwaliteit omlaag? Door zoogdieren als het edelhert (….), het wild zwijn (…) en de lynx (….) mee te rekenen. Omdat die niet in onze duinen voorkomen, krijgen ze een indexwaarde NUL. Terwijl die lynx en het edelhert er in 1850 ook al niet meer waren, en in de (late) Middeleeuwen ook al niet meer. Sterker nog: de Oranjes jaagden vanuit het Binnenhof in Den Haag in de 13de eeuw in de duinen (In het Valkenhuis zit nu het Ministerie van Algemene Zaken ) tot alle wild in de 17de eeuw op was. Toen verplaatste de jacht zich naar Het Loo op de Veluwe. Alle wild was daar ook in de 19de eeuw op, tot mensen als Kroller Moller (van de Hoge Veluwe) rond 1900 weer edelherten uit Hongarije, Schotland enz haalden. Om op te jagen.
De bureau-ecologen selecteren slechts 5 soorten zoogdieren. Het duinkonijn zit niet bij de geselecteerde duinzoogdieren, maar de lynx en het edelhert wel, de das en de boommarter. Alleen de vos kan een indexwaarde van 1 krijgen, ook al zijn er nu een veelvoud aan vossen ten opzichte van de referentie 1850. De boommarter krijgt indexwaarde 0, terwijl ze anno nu tot in de Haagse bossen worden gesignaleerd. Zo krijg je dus een natuurkwaliteit voor zoogdieren van slechts 20 procent, zijnde 4 x 0+1/5.
Het duinkonijn mag niet bijdragen aan biodiversiteit
Ook al zou de grootste vossenplaag sinds de laatste ijstijd de duinen overspoelen, de indexwaarde blijft 1: dat noemen ze ‘afkappen’. Een toename boven de gedroomde referentie kan de gemiddelde kwaliteit dus NIET omhoog halen en daarmee ‘de biodiversiteit’ (= kwaliteit x oppervlakte). Maar een afname ten opzichte van die verzonnen referentie- of het niet aanwezig zijn van het door het Planbureau gewenste soort- kan het gemiddelde WEL spectaculair drukken. En soorten die wel aanwezig zijn, als woelmuizen, veldmuizen, konijnen, ree, die telt het Planbureau gewoon niet mee. Ook al zijn konijntjes hier al sinds de vroege Middeleeuwen.
Zo – door haar soortselectie en de toegekende indexwaardes- krijgt Nederland van het Planbureau dus de laagste natuurkwaliteit cadeau. Want die zoogdieren helpen het kwaliteitscijfer spectaculair omlaag drukken. Het geeft ook niet dat voor de duinen een nulstand-beleid geldt ten aanzien van edelherten, en dat in de duinen van de Waddeneilanden nooit edelherten voorkwamen. Ze helpen het gemiddelde van onze biodiversiteit wel omlaag drukken.
Bij de vogels telt vervolgens een moerasvogel als de grote karekiet weer WEL mee als ‘duinvogel’ net als de slobeend. Omdat die er NIET voorkomen volgens het Planbureau krijgen ze een indexwaarde 0, en helpen ze het gemiddelde omlaag drukken voor vogels naar 45 procent.
Oppervlakte drukt de biodiversiteit
Het wordt nog veel leuker.
Want immers: de natuurwaarde (biodiversiteit) is OPPERVLAKTE x kwaliteit. Die oppervlakte is berekend als PERCENTAGE van Nederland. Was heel Nederland een groot open duin geweest, dus 100 procent open duin. Dan hadden we een ‘biodiversiteit’ gekregen van het Planbureau die nog 55 procent bedroeg. Maar omdat duinen minder dan 10 procent van Nederland’s oppervlak bedragen, kunnen ze volgens de rekenmethode van het Planbureau niet helpen onze biodiversiteit op te schroeven.
Al zouden ze het meest soortenrijke areaal ter wereld zijn. Het helpt dus ook niet wanneer er in Nederland als geheel veel meer zwijnen, edelherten, reeen voorkomen dan in 1900 of in 1800. Als het Planbureau besluit dat ze in de duinen niet voorkomen, of ze niet meetelt (zoals het ree) dan drukken ze DAAR de biodiversiteit. En daarmee drukken ze ook de gemiddelde biodivdersiteit van Nederland als totaal omlaag.
Op deze wijze is Natuurwaarde 1.0 berekend. De MSA-biodiversiteit in de wonderlijke grafiek hierboven baseert zich op Natuurwaarde 2.0 vanaf 1990. Daarin zijn indexen uit het Nederlands Ecologisch Netwerk opgenomen en nog wat kleine aanpassingen in soortkeuze en databewerking. Maar de methode is het zelfde, en de soortenlijsten en referenties grotendeels ook.
PBL-cijfer van 15% biodiversiteit nu t.o.v. van 1700 is volledig verzonnen, feitelijk een makkelijk te weerleggen opzettelijke “blunder” van jewelste. Voorbeeld 1 : we hebben nu in Nederland 600% meer (zeer gevarieerd) bosoppervlakte (fauna/flora) dan de kaalslag toen in 1750, als gevolg van enorme houtkap voor de bouw en onderhoud van de VOC-vloot en toenmalige sterke bevolkingsgroei. Sindsdien nam biodiversiteit weer toe met de ontwikkeling van bossen, heide en cultuurgronden.
https://nl.m.wikipedia.org/wiki/Bos_(vegetatie)#Oppervlakte
Als je als bedrijf zo zou boekhouden, dan ga je wegens fraude het gevang in. Dit soort geldverslindende zwendel is echter kennelijk wel legaal.
hoe kunnen ze Nederland en, de Wereld en Europa in 1 grafiek zetten? Ik neem niet aan dat men elders ook zo’n rare manier van tellen toepast. Of is die manier ‘besmettelijk’?
Nee, ik heb het nu ontrafeld. De MSA= de NCI in Nederland, en die 15 procent is dus een lichte aanpassing op de 17,6 die ze in 2002 berekenden. Of gewoon een afronding naar beneden, want ze zeggen ook ‘ongeveer 15 procent’
Nergens in de referenties die het PBL bij de grafiek of webpagina’s opgeeft staat die MSA-waarde van 15 procent namelijk voorgerekend. Die 15 procent MSA-biodiversiteit komt koud uit de lucht vallen in de Natuurbalans 2009 en blijft daarna rondzingen.
MSA is een in 2006 bedachte kreet waarmee ze mondiale ‘biodiversiteit’ konden berekenen door een Species Area Relationship te combineren met, landgebruiksverandering in vegetatiemodel Image (van mijn grote vriend de klimaatactivist Rik Leemans), die ze in 2009 in Ecosystems gepubliceerd kregen. Wat ze daar doen, is de aard van landgebruiksverandering koppelen aan een theoretisch verlies van biodiversiteit die bij de aard van die verandering zou horen, op basis van wat losse studies
In die publicatie geven ze ook aan dat NCI en MSA gelijk zijn, in keuze van referentie althans (‘ongestoord’). Mean Species Abundance, letterlijk ‘gemiddelde soort abundantie’ is ook exact de wijze hoe ze natuurkwaliteit berekenen in de NCI, zijnde de mate van voorkomen van een soort ten opzichte van een ‘ongestoorde’ referentie vertaald naar een index van 0-1
Toen die MSA internationaal gepubliceerd was in 2009, plakten ze die Nederlandse NCI-waarde achter MSA, en plots leek het of ze Nederland met Europa en de rest van de wereld konden vergelijken. Uiteraard is de Nederlandse MSA/NCI op andere wijze berekend dan die van Europa en de wereld, waarvan ze helemaal niet zulke gegevens hebben als bij ons.
Dat naast elkaar zetten van de treurige staat van NL versus Europa en de wereld, dat kwam in 2009 mooi van pas, toen grondprijzen de pan uit rezen dankzij de aanleg van de Ecologische Hoofd Structuur die achter lag op schema. Het idee was waarschijnlijk dat bio-alarmisme de vaart er weer achter zou zetten, en Natuurmonumenten, WNF, iedereen ging de 15 procent papegaaien.
Alleen strafte Bleker dat alarmisme juist af, want als je na 20 miljard euro natuurbouw nog blijft roepen dat het zo slecht gaat, wat hebben die uitgaven dan voor zin. Dus was in september 2013 na het Natuurpact weer een andere grafiek nodig, et voila. PBL: u vraagt mevrouw de beleidsmaker, wij draaien…
Het is vooral ook de soortselectie die de MSA-waarde omlaag duwt. Want waarom selecteer je voor het duingebied een edelhert, terwijl tegelijk je selectiecriterium luidt dat een soort ‘beleidsrelevant’ moet zijn, wat meestal ‘zeldzaam en ambtenaar-behoeftig’ betekent
Immers, als voor de duinen vanuit de overheid een NUL-standbeleid geldt, hoe kun je dan als RIVM/PBL beweren dat je soorten op beleidsrelevantie selecteer? Terwijl het beleid juist is om de nul te houden, selecteer je een soort die expres op nul staat om je gemiddelde biodiversiteit omlaag te halen….
Het lijkt op hoe de sociale-psychologie te dikwijls omgaat met referentiestudies over vluchtelingen/migratie en die representatief te verklaren voor een geheel andere populatie en oorsprong. Het MSA/NCI gekoppelde referentie van/door nota bene het RIVM en het (gepolitiseerde) PBL is een kandidaat voor op de STAPEL. Kan als opzettelijk wetenschappelijk bedrog worden aangemerkt.
Rypke, zegt het planbureau ook ergens wat ze vinden van uitgezette wisenten, Hooglanders, normale koeien, moeflons en gewonere schapen, ‘oer’paarden etc. in de duinen. Verhogen die de biodiversiteit of juist niet of negeren ze die? Wellicht moeilijk te antwoorden, maar een gek kan meer vragen etc…………
@Wim, niets zo plooibaar als het Planbureau. ‘Natuurlijke begrazing’ daar zijn ze weer fan van. Als het grazers van een boer zijn is het onnatuurlijk, zijn het grazers van een Natuurboer dan is het ‘natuurlijk’ en dus goed
Zie mijn vorige blog, wat plooibaarheid betreft: de eidereend drukt het gemiddelde omlaag bij vogels op het Wad, ze beweren dat 1900 de referentie is voor ‘oorspronkelijk’. Maar toen was die eend hier nog niet, die kwam pas in 1906 met 1 broedgeval op Vlieland
Die eend beleefde zijn hoogtijdagen in de fosfaatrijke jaren ’70-80, en plots berekenen ze de index op basis van het jaar 1982 als referentie
Het is kortom maar net hoe het beleidstechnisch uitkomt….
Bij de Kaderrichtlijn Water (KRW) moesten we voor elk water binnen een stroomgebied een zo geheten natuurlijke referentie opstellen, hoe het natuurlijke water in optimale historische of theoretisch haalbare zou zijn. Natte vingerwerk, want evenals het klimaat had niemand een clou hoe dat zou zijn. Dus wat modelleren, wat naar elkaar loeren, wat vergaderen en dan kwam er altijd wel wat uit de hoge hoed. En dan werden er modellen losgelaten om te kijken hoezeer die imaginaire toestand benaderd kon worden. Ook werden er visjes, beestjes en plantjes selectief gemeten ter calibratie en verificatie van de modellen. Die altijd te weinig algoritmes bevatten om representatief te zijn. Een soort geluidsmeten op Schiphol met een spreadsheet, bloedserieus.
Als we de groene randdebiel en zijn soortgenoten meerekenen mogen we zelfs gewagen van superdiversiteit.