Een gastbijdrage van Martijn van Mensvoort.
In februari 2019 heeft het KNMI erkend dat de natuurlijke variabiliteit van het klimaatsysteem nog steeds maar matig wordt begrepen1. Wel staat al lang vast dat het oceaansysteem een centrale rol speelt in de interne variabiliteit van het klimaat over een periode van meerdere decennia2. Afgelopen jaren is inmiddels ook duidelijk geworden dat de interne variabiliteit van vooral de Grote Oceaan nog steeds wordt onderschat3.
Tevens wordt in klimaatmodellen wel rekening gehouden met de samenstelling van de atmosfeer (waarbij aan CO2 een hoofdrol wordt toegedicht), echter de modellen houden geen rekening met de samenstelling van kosmische straling (deze laatste factor wordt beïnvloed door de zon op basis van geomagnetisme – die een impact heeft op zowel het wolkensysteem als het oceaansysteem4). In 2018 werd inmiddels ook aangetoond dat geomagnetisme afgelopen 300 jaar een belangrijke sturende factor vormde bij de stijging van de zeespiegel5.
Wanneer rekening wordt gehouden met een 70-jarige cyclus in de interne variabiliteit van het klimaat dan kan ruim 58% van de opwarming wereldwijd tijdens afgelopen 4 decennia worden toegeschreven aan deze natuurlijke cyclus.
In dit artikel wordt een analyse gepresenteerd waaruit blijkt dat het surplus aan opwarming bovenop de cyclus van 70 jaar in het huidige decennium met slechts +0,01°C is gestegen t.o.v. het vorige decennium. Ook zal blijken dat het totale surplus aan opwarming t.o.v. de jaren ’80 beperkt is gebleven tot slechts +0,12°C. Op basis van de natuurlijke multidecadale cyclus van 70 jaar mag in het volgende decennium rekening worden gehouden met een toenemende impact van de neerwaartse fase van de cyclus, waarbij de verwachting is dat deze pas rond 2034 op het dieptepunt zal gaan belanden6. De kans lijkt daarom groot dat het recente mondiale temperatuurrecord van 2016 voor die tijd niet zal sneuvelen.
Zon & kosmos veroorzaken natuurlijke variabiliteit in het oceaan systeem
Sinds 1923 is al bekend dat de grootste variabiliteit in jaartemperaturen wordt veroorzaakt door een fenomeen dat zich afspeelt in de Grote Oceaan, namelijk: het ‘El Niño’ effect (de neerwaartse fase wordt aangeduid als ‘La Niña’). Dit fenomeen heeft betrekking op verschillen in oppervlakte temperaturen in bepaalde delen van het oceaan water bij de evenaar. De zogenaamde ‘El Niño Southern Oscillation’ index [ENSO] kent een cyclus die 2 tot 7 jaar in beslag neemt7.
Echter, pas in de jaren ’90 werd duidelijk dat het oceaansysteem ook oscillaties herbergt die meerdere decennia in beslag nemen en een significante rol spelen in de natuurlijke variabiliteit van het klimaat wereldwijd. Inmiddels is ontdekt dat meerdere multidecadale cycli hierbij een rol spelen, waarbij de impact op het oceaan systeem ontstaat via o.a. de samenstelling van zonnewind als ook de samenstelling van kosmische straling8.
Overigens, alle individuele oceanen hebben afzonderlijke cycli met een verschillende tijdsduur. Deze cycli manifesteren zich allen binnen de zogenaamde thermohaliene circulatie van de oceaanstroom, waarbij de zuidelijke zee rondom de zuidpool het centrum vormt – zie illustratie.
De Zuidelijke Zee kan dus worden herkend als de spil in de thermohaliene circulatie en de stroomrichting is tegengesteld aan de stroomrichting bij de evenaar. In de Zuidelijke Zee worden o.a. belangrijke aanjagers voor de bodemstroom van het oceaan systeem aangetroffen in de vorm van diep water formaties (die elders alleen in de Noord-Atlantische Oceaan bij de noordpool worden aangetroffen)9. In de Zuidelijke Zee wordt ook een belangrijke cyclus aangetroffen die een sleutelrol speelt bij het El Niño effect – dat verantwoordelijk is voor de allergrootste temperatuurfluctuaties die afgelopen decennia in de jaartemperaturen wereldwijd zijn aangetroffen.
Tijdens El Niño-episodes wordt het opwellen van koeler voedselrijk water uit de diepte van de Grote Oceaan verminderd.Afgelopen 20 jaar ontstonden hierbij in 1997/1998 en 2015/2016 wereldwijd de hoogste temperatuuranomalie. De ENSO piekwaarden rondom het El Niño-effect correleren met een verzwakking van zeestromen in de zuidelijke oscillatie tijdens het warme zomerseizoen van de Zuidpool, waarbij de diep water formatie grotendeels stilvalt omdat er op dat moment relatief weinig zeeijs wordt gevormd.10
Ongeveer de helft van het water in het totale oceaan systeem bevindt zich in de Grote Oceaan (Pacific Ocean). Naast de ENSO-cyclus kent de Grote Oceaan allerlei andere lange termijn cycli. De langst bekende cyclus neemt meer dan 1000 jaar in beslag. Echter, bij deze cyclus draait het vooral om processen die zich afspelen in het zware zoutrijk water op de bodem van de oceaan. Daarom heeft deze zeer langdurige cyclus relatief weinig impact op de fluctuaties in de jaartemperatuur wereldwijd.
In het vervolg zal duidelijk worden dat de 70-jarige cyclus (onder invloed van vooral de Grote Oceaan & de Atlantische Oceaan) afgelopen decennia een belangrijke rol heeft gespeeld bij het fenomeen dat bekend staat als ‘global warming‘.
Temperatuur 20ste eeuw toont een duidelijke cyclus met een duur van ongeveer 7 decennia
Diverse bronnen beschrijven dat in de 20ste eeuw een cyclus met een duur variërend van ruim 60 tot 70 jaar een belangrijke rol heeft gespeeld bij de ontwikkeling van de jaartemperatuur. Deze cyclus wordt o.a. in verband gebracht met invloeden van de planeten Jupiter en Saturnus op de zon6. Maar de cyclus wordt vooral in verband gebracht met de multidecadale cycli die in zowel de Grote Oceaan als de Atlantische Oceaan worden aangetroffen – respectievelijk: de Pacific Decadal Oscillation (PDO-cyclus, duur: ~50-70 jaar) en de Atlantic Multidecadal Oscillation (AMO-cyclus, duur: ~65 jaar)11. Hierbij is van belang dat de neerwaartse fase van de PDO-cyclus inmiddels wordt herkend als een mogelijke verklaring voor de ‘pauze’ in de opwarming van de aarde die zich wereldwijd heeft voorgedaan tussen 1998 en 2014. Daarnaast vormt de opwaartse fase van de PDO-cyclus een indicatie dat de impact van de opwarming in afgelopen decennia waarschijnlijk wordt overschat; dit wijst bovendien in de richting van een overschatting van de verwachte opwarming voor het einde van de 21ste eeuw3.
De impact van deze multidecadale cyclus komt duidelijk tot uitdrukking in de hieronder getoond temperatuurgrafiek voor het 50-jarig gemiddelde van de HadCRUT4 data set, die de ontwikkeling van de temperatuur wereldwijd beschrijft op basis van metingen aan het oppervlak8. De HadCRUT4 wordt ook gebruikt in de rapporten van het klimaatpanel van de Verenigde Naties (IPCC).
De multidecadale cyclus lijkt een grote rol te hebben gespeeld in de temperatuurstijging die afgelopen decennia wereldwijd is waargenomen. Onderstaande HadCRUT4 grafiek wordt gepresenteerd op de website van de University of East Anglia. Deze grafiek toont een patroon waarbij zowel de pieken als de dalen elkaar opvolgen in een tijdsbestek van exact 7 decennia. Overigens, ook in de temperatuurgrafieken van GISS [NASA] & MLOST [NOAA] wordt bij de toppen dezelfde cyclus van 7 decennia aangetroffen.
Ondertussen is in het hedendaagse klimaatdebat een groot deel van de aandacht gericht op de vrees voor een versterking van het broeikaseffect ten gevolge van de uitstoot van broeikasgassen. Vooral CO2 geniet al sinds de jaren ’80 de belangstelling van zowel de wetenschap als de politiek1. Deze vrees vormde in 1988 de belangrijkste aanleiding voor de Verenigde Naties om het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) op te richten13. De klimaat vrees was dus al feit voordat pas in de jaren ’90 het fenomeen van de multidecadale cyclus in het oceaan systeem werd ontdekt8.
Natuurlijke cyclus verklaard 58% van ‘global warming’
Wanneer rekening wordt gehouden met een (natuurlijke) multidecadale cyclus van 7 decennia dan wordt al snel duidelijk dat deze een behoorlijk grote rol heeft gespeeld. Want uit onderstaande grafiek (= een bewerking van bovenstaande grafiek) blijkt dat tussen het gemiddelde van het huidige decennium en het gemiddelde van de jaren ’70 een verschil zit van 0,68°C, waarvan op basis van het verschil tussen de jaren ’40 en het eerste decennium van de 20ste eeuw (1900s) maar liefst 0,40°C aan de variabiliteit van de cylus kan worden toegeschreven. Dit betekent dat op basis van een cylus van ongeveer 70 jaar de interne variabiliteit van het klimaat wereldwijd ruim 58% van de opwarming verklaart die afgelopen 4 decennia is geregistreerd.
Bovendien blijkt de surplus temperatuurstijging bovenop de cyclus in het huidige decennium slechts +0,02°C hoger te liggen dan in het vorige decennium. Overigens, ook bij de GISS data set die op de website van de NASA wordt gepresenteerd wordt een surplus waarde aangetroffen van +0,02°C.
Het verschil t.o.v. het voorgaande decennium wordt bij de HadCRUT4 zelfs slechts -0,00°C wanneer de rekensom wordt gemaakt op basis van een decennium dat eindigd bij het jaar 2018.
Het cummulatieve surplus is t.o.v. de jaren ’80 beperkt gebleven tot afgerond slechts +0,12°C. Er is sprake geweest van een temperatuurstijging van gemiddeld +0,47°C per decennium in de jaren ’80 (t.o.v. 70 jaar eerder in de jaren ’10), welke daarna vervolgens in 3 decennia geleidelijk is opgelopen tot een temperatuurstijging van gemiddeld +0,60°C per decennium in het huidige decennium t/m het jaar 2018 (t.o.v. 70 jaar eerder in de jaren ’40).
Omdat het huidige decennium met nog 1 jaar voor de boeg (2019) voorlopig een surplus aan extra opwarming heeft opgeleverd van slechts +0,02°C, lijkt de kans behoorlijk groot dat het mondiale temperatuurrecord van 2016 – welke gepaard ging met uitzonderlijk hoge waarden in 2015/2016 bij de El Niño Southern Oscillation index – een nieuw keerpunt heeft gevormd waarbij vervolgens de neerwaartse fase van de 70-jarige cyclus is begonnen.
Indien 2019 op een jaargemiddelde temperatuur eindigt tussen 2018 en 2017 dan eindigt het huidige decennium met een surplus opwarming die kan variëren van +0,02°C (bij gelijk aan 2018) tot +0,03°C (bij gelijk aan 2017); in het laatste geval zou dit exact dezelfde surpluswaarde opleveren als 70 jaar terug in de jaren ’40 [het surplus zou in beide gevallen bij de GISS-data set ook op respectievelijk +0,02°C en +0,03°C uitkomen]. De projectie voor volgend decennium blijft in dat geval op basis van een ongewijzigde trend gehandhaafd op een surplus van +0,00°C. Pas wanneer 2019 tenminste +0,04°C warmer zou worden dan 2017 dan wordt het punt bereikt waarbij het huidige decennium alsnog op een surplus van +0,04°C boven de cyclus zou kunnen eindigen, met als gevolg dat een verhoging van de surplusprojectie naar +0,01°C gerechtvaardigd zou worden. De HadCRUT4 maand- en jaartemperatuur data wordt HIER gepresenteerd op de website van de Met Office Hadley Centre.
Op basis van de 70-jarige cyclus ontstaat een projectie waaruit blijkt dat de temperatuur het volgende decennium waarschijnlijk iets zal gaan dalen, zelfs als de temperatuurstijging (t.o.v. de jaren ’50) ongewijzigd blijft t.o.v. van de stijging van +0,60°C die voorlopig bovenop de cyclus is ontstaan in het huidige decennium – zie bovenstaande afbeelding.
Voor de volledigheid worden in onderstaande afbeelding ook nog 2 grafieken weergegeven die elk een impressie tonen van de jaarlijkse schommelingen in de HadCRUT4 temperatuur data set; in beide grafieken accentueren de pijltjes de jaren die de keerpunten vormden in de 70-jarige cyclus. De bovenste grafiek is afkomstig van de University of East Anglia en de onderste grafiek werd gepresenteerd in een studie uit 20163. In de studie uit 2016 wordt beschreven dat de interne variabiliteit van de Grote Oceaan nog steeds wordt onderschat. Dit onderzoek beschrijft ook dat het verschil tussen de empirische metingen en de klimaatmodellen niet kan worden verklaard door natuurlijke variabiliteit. Bovendien blijken juist de modellen met de grootste afwijking van de empirische metingen te resulteren in de grootste voorspelde temperatuurtoename aan het eind van de 21ste eeuw. Uit de studie blijkt o.a. dat sommige klimaatmodellen tussen nu en het einde van deze eeuw zelfs rekening houden een temperatuurstijging die kan oplopen tot wel 2.5°C, terwijl in het IPCC rapport van oktober 2018 (samenvatting voor beleidsmakers, pagina 7) wordt beschreven dat het onwaarschijnlijk (“unlikely“) is dat de opwarming komende decennia verder oploopt dan 0.5°C:
“A.2.1 Anthropogenic emissions (including greenhouse gases, aerosols and their precursors) up to the present are unlikely to cause further warming of more than 0.5°C over the next two to three decades (high confidence) or on a century time scale (medium confidence). {1.2.4, Figure 1.5}.”
Extra warmte bovenop cyclus wordt veroorzaakt door combinatie van factoren
Ten aanzien van de opwarming bovenop de multidecadale cyclus kan aan een combinatie van natuurlijke- en antropogene factoren worden gedacht14.
In het algemeen kan t.a.v. de belangrijkste natuurlijke factoren in eerste instantie worden gedacht aan vulkanisme in combinatie met geothermische- & hydrothermische bronnen; dit vormen waarschijnlijk de meest onvoorspelbare factoren met een impact die in potentie het grootst kan zijn.
Daarnaast vormen veranderingen in stralingsintensiteit van de zon de tweede belangrijke factor; voorbeelden hiervan zijn de 11 jarige zonnevlekkencyclus + de invloed van andere planeten op het magnetisch veld van de zon. Het ontstaan van ijstijden is gerelateerd aan kosmische constellaties rondom de zon; dit betreft een cyclus die zich afspeelt over een tijdbestek van tienduizenden jaren en wordt in verband wordt gebracht met de Milankovic cycli (die betrekking hebben op veranderingen in diverse aspecten van de baan van de aarde om de zon).
De derde belangrijke natuurlijke factor vormt de interne dynamiek van het klimaat systeem in het algemeen: alle oceanen kennen ieder diverse meerjarige cycli (geomagnetisme speelt hierbij vaak een complexe rol: in de cyclus van de maan waarbij op basis van zwaartekracht 2x daags eb en vloed ontstaan in het oceaan systeem worden multidecadale cycli aangetroffen die lokaal altijd een relatief kleine maar wel directe invloed hebben op het aardmagnetisch veld. Een voorbeeld met een grotere invloed betreft de PDO-cyclus die via de magnetosfeer is gerelateerd aan de draaisnelheid van de aarde12). Verder bestaat er nog veel onduidelijkheid over de rol van wolken, waterdamp & de zogenaamde aerosolen – d.w.z. stofdeeltjes die kunnen variëren van zand tot fijnstof).
T.a.v de antropogene factoren kan naast de uitstoot van broeikasgassen & aerosolen ook vooral worden gedacht aan veranderingen in het gebruik van land (zoals ontbossing, landbouw & verstedelijking).
Steden in Centraal Europa tonen afgelopen 2 eeuwen een normaal temperatuurverloop
Lange termijn grafieken op basis van instrumentele temperatuurmetingen die verder in de tijd terug gaan dan 200 jaar zijn helaas alleen beschikbaar voor Europa. Afgelopen 300 jaar werd de temperatuur gedomineerd door een cyclus met een duur van ruim 200 jaar (die door Holmes12 in verband wordt gebracht met de beweging van de planeet Uranus). Dit blijkt bijvoorbeeld uit de v-vormige temperatuurontwikkeling in de periode 1800-2000 die zichtbaar is in de hieronder getoonde grafieken voor 6 steden in Centraal Europa (de toegevoegde linken leiden naar actuele temperatuurgrafieken op de website van de NASA), waaronder 4 hoofdsteden: München, Parijs, Praag en Wenen en andere 2 steden uit respectievelijk Duitsland (Hohenpeissenberg) en Oostenrijk (Kremsmünster).8.
Uit bovenstaande temperatuu grafieken blijkt geenszins dat er afgelopen decennia in Centraal Europa sprake is geweest van een uitzonderlijke situatie. Uit de lange termijn temperatuur grafiek voor Centraal Engeland die begin in 1659 – dit is de langst lopende temperatuur serie ter wereld – blijkt dat in West Europa de temperatuurontwikkeling bij de overgang van de 17de/18de eeuw waarschijnlijk zelfs een duidelijk steiler verloop heeft gehad dan afgelopen decennia het geval is geweest – zie onderstaande afbeelding afkomstig van de Met Office Hadley Centre (rode lijn is representatief voor 10-jarig gemiddelde).
T.a.v. Nederland loopt de temperatuur grafiek voor Utrecht/de Bilt niet verder terug dan 1706, echter vanaf dat moment is het verloop in grote lijnen wel vergelijkbaar met het verloop van de grafiek voor Centraal Engeland; de temperatuurgeschiedenis van de maand juni (zie onderstaande illustratie, deze is gelinkt naar de bron waar veel meer grafieken voor De Bilt beschikbaar zijn) toont zelfs aan dat de maandtemperatuur in zowel de 18de als de 19de eeuw in sommige periodes van het jaar incidenteel zelfs duidelijk warmer was dan in de 21ste eeuw het geval is geweest.
Een overzicht van alle jaar- en maand gemiddelde temperaturen in de Bilt is HIER terug te vinden.
Volstaat de definitie van klimaat nog wel?
De traditionele definitie van het klimaat suggereert dat natuurlijke fluctuaties in verband kunnen worden gebracht met de gemiddelde temperatuur, vochtigheidsgraad, luchtdruk, wind, bewolking en neerslag over een periode van tenminste 30 jaar15.
Afgelopen decennia is langzaam steeds duidelijker geworden dat een multidecadale cyclus van ongeveer 70 jaar welhaast zeker een sturende factor vormt bij de fluctuaties in de jaartemperaturen. De logische consequentie zou kunnen zijn dat de “periode van tenminste 30 jaar” die in de definitie van het klimaat wordt genoemd mogelijk beter zou kunnen worden verlengd naar 70 jaar. Immers, alleen op deze wijze kan de impact van de multidecadale cyclus (die vermoedelijk berust op de combinatie van de cyclus van zowel de Grote Oceaan als de Atlantische oceaan, mogelijk in combinatie met de zonnevlekkencyclus) worden geneutraliseerd. Multidecadale cycli vormen dus een forse complicatie bij het vaststellen van klimaatverandering.
Dagelijkse variabiliteit & de verplaatsing van warmte
Tenslotte is het van belang om te beseffen dat we het grootste deel van de variabiliteit van het klimaat welhaast dagelijks aan den lijve kunnen ervaren via de dag- en seizoenencyclus. Van belang is verder ook dat tijdelijke verplaatsing van warmte een sleutelelement vormt om de fluctuaties binnen het klimaat systeem goed te kunnen begrijpen. Op deze onderwerpen wordt dieper ingegaan in 2 meer uitgebreide artikelen:
• Omvang 100 jaar ‘global warming’ is kleiner dan het verschil in lokale temperatuurfluctuatie tussen 2 dagen
• Neemt de mens het klimaat in eigen hand door minder CO2 te produceren?
Bron hier.
Referenties
1 – KNMI: Klimaatfluctuaties (februari 2019)
2 – Decadal Climate Variability and Predictability – Cassou et al. (2018)
3 – Apparent limitations in the ability of CMIP5 climate models to simulate recent multi-decadal change in surface temperature: implications for global temperature projections – Power et al. (september 2016) – citaat pagina 1: “All of the model simulations examined simulate multi-decadal warming in the Pacific over the past half-century that exceeds observed values. This difference cannot be fully explained by observed internal multidecadal climate variability, even if allowance is made for an apparent tendency for models to underestimate internal multi-decadal variability in the Pacific. Models which simulate the greatest global warming over the past half-century also project warming that is among the highest of all models by the end of the twenty-first century, under both low and high greenhouse gas emission scenarios. Given that the same models are poorest in representing observed multidecadal temperature change, confidence in the highest projections is reduced.”; citaat pagina 16: “This does not support the hypothesis that recent multi-decadal change in the IPO is extreme.”
4 – Investigating a solar influence on cloud cover using the North American Regional Reanalysis data – Krahenbuhl (april 2015)
5 – New perspectives in the study of the Earth’s magnetic field and climate connection: The use of transfer entropy – Kampuzano(november 2018)
6 – Thermal Enhancement on Planetary Bodies and the Relevance of the Molar Mass Version of the Ideal Gas Law to the Null Hypothesis of Climate Change – Holmes (april 2018)
7 – Correlation in seasonal variations of weather, VIII A preliminary study of world-weather – Walker (januari 1923)
8 – Multi-periodic climate dynamics: spectral analysis of long-term instrumental and proxy temperature records – Lüdecke et al. (februari 2013)
9 – Wikipedia: overzicht van de thermohaline circulatie
10 – Confirmation of ENSO-Southern Ocean Teleconnections Using Satellite-Derived SST – Ferster et al. (februari 2018)
11 – A Pacific Interdecadal Climate Oscillation with Impacts on Salmon Production – Mantua et al. (juni 1997)
12 – Solar Wind, Earth’s Rotation and Changes inTerrestrial Climate – Mörner (maart 2013)
13 – KNMI: Klimaatwetenschap. Hoe het begon (februari 2015)
14 – Oceanic Influences on Recent Continental Warming – Compo et al. (2009)
15 – Wikipedia: “Het klimaat is de gemiddelde weerstoestand (temperatuur, windkracht, bedekkingsgraad en neerslag) over een periode van minimaal 30 jaar.”
Henk
Dat is een snelle reactie
Ben je je ei weer kwijt.
Schrijft hij toch ook.
Natuurlijke cyclus verklaard 58% van ‘global warming’
De 7-jarige cyclus is slechts 1 van de vele klimaat-bepalende / -beinvloedende oscillerende cycli vanuit oceanen, de zon, de ruimte, de aardas, het magnetisme etc. Gisteren meldde ik reeds over deze overige klimaat cycli die het onmogelijk maakt een betrouwbaar computer-CO2-klimaat-voorspelmodel te maken. Ze maken onderdeel van de 13 (of meer) bepalende klimaatfactoren naast de menselijke / industriele CO2-uitstoot. Hier nogmaals de tekst:
Waarom klimaatbeheersing niet zal werken…….. door dominante cyclische klimaatfactoren!
Een klimaatoscillatie of klimaatcyclus is een terugkerende cyclische oscillatie binnen het wereldwijde of regionale klimaat en is een soort klimaatpatroon. Deze fluctuaties in atmosferische temperatuur, temperatuur van het zeeoppervlak, neerslag of andere parameters kunnen quasi-periodiek zijn, vaak voorkomend op een meerjarige, meerjarige, decadale, multidecadale, eeuw-brede, millenniale of langere tijdschalen. Ze zijn niet perfect periodiek en een Fourier-analyse van de gegevens geeft geen scherp spectrum.
Bovenstaande is slecht nieuw voor CO2 / C-AGW-hypothese alarmisten. Een emmertje meer of minder CO2- maakt zeer weinig uit in het uiterst complexe aards klimaatsysteem. De CO2-computer-klimaatmodellen van het VN-IPCC kunnen alleen maar foute en onbetrouwbare voorspellingen opleveren.
https://en.m.wikipedia.org/wiki/Climate_oscillation
7-decennia of 70-jarige cyclus dus!
Helemaal mee eens! Zie (nogmaals) het evenwichtige verhaal van Alan Longhurst
@Henk dJ 11 jun 2019 om 06:37 Wat raar. Volgens Mann veranderde het klimaat niet tot aan de Industriële Revolutie. Het WNF heeft het over: terug naar een stabiel klimaat. En nu ineens wordt die verandering wel erkend. Alleen wordt er een opwarmingssausje overheen gegoten. Echt dieperliggende wetenschap. Als we maar aan de CO2-knop draaien blijft het klimaat (welk?) onveranderlijk.
“Volgens Mann veranderde het klimaat niet tot aan de Industriële Revolutie. ”
Nou Jeroen, vertel! Waar concludeerde Mann dat?
Dat blijkt uiteindelijk niet uit de conclusies van MBH 1998/99
“Our reconstruction thus supports the no- tion of relatively warm hemispheric conditions earlier in the millennium, while cooling following the 14th century could be viewed as the initial onset of the Little Ice Age sensu lato. Considerable spatial variability is evident however [see Hughes and Diaz, 1994] and, as in in Lamb’s [1965] origi- nal concept of a Medieval Warm Epoch, there are episodes of cooler as well as warmer conditions punctuating this pe- riod.”
agupubs.onlinelibrary.wiley.com/doi/epdf/10.1029/1999GL900070
Want dat zou namelijk echt heel erg dom zijn om die conclusie te trekken.
Dus je hebt vast wel een goed gedocumenteerde uitspraak of onderzoek waaruit dat blijkt…….
Of komt deze enorm domme uitspraak gewoon uit het duimpje van Jeroen Hetzler, dat zou natuurlijk ook kunnen………..
Prachtig artikel!
Dit is wetenschap: voortschrijdend inzicht in complexe materie.
Inderdaad: 30 jarig gemiddelde is voor de definitie van klimaat veel te kort.
Vooral als daar nog een 1000 jarige oceaancyclus in verstopt zit.
(Merci David)
Een wel gefundeerd artikel! Hier beluistel ik ook de kennis van het Electric Univers van Thornhill! Die hebben een heel vernieuwend paradigma over de universele samenhang. Heel verhelderend!
Dank!
PS. Ik ben overigens niet bekend met Electric Univers van Thornhill; ik bezie de complexiteit van het klimaat graag in het klassieke perspectief van de kosmische invloeden die immers ten grondslag liggen aan de diverse cycli in het klimaat. In een volgend artikel ga ik o.a. beschrijven dat in zowel de dag- als seizoenen cyclus de CO2 in een (vertraagde) tegengestelde fase zit t.o.v. zowel de temperatuur, vochtigheidsgraad als ook de wind. Dit wijst in de richting van een negatieve terugkoppelingsmechanisme. Ook blijkt de Annual Greenhouse Gas Index (AGGI) van het NOAA nog steeds geen sterkere correlaties met de temperatuur te hebben dan bij CO2 het geval is; ook dit wijst in de richting van dat er negatieve forceringen in het spel moeten zijn.
Uit uw reactie maak ik op dat u kennis heeft van de externe invloeden van uit het universum. Daarom beveel ik u aan u te verdiepen in het ” Thunderbolts Project” en het daaruit voortvloeiende ” Safire project” Dit bespreekt en bestudeert de rol van Elektriciteit in een plasma universum. Dan wordt de invloed van het universum op ons klimaat
Inzicht gemaakt. Ook de “Ingeslapen Wetenschap” wordt aangeklaagd.
Hier een link ter introductie tot het Electric Universe paradigma.
https://www.youtube.com/watch?v=JST8NHoAAcA
Martijn van Mensvoort
Dank voor deze samenvatting die, voor een leek als ik ben, heel gedegen overkomt. Vage vermoedens van mij worden hier in één artikel keurig samengebracht.
Allerlei factoren die ik na lezing van vele artikelen en boeken de revue zag passeren zie ik hier weer tezamen komen. Verder studeren en een open dialoog los van allerlei financiële en politieke belangen lijkt me dus raadzaam.
De weg die Marcel Crok ook vanaf het begin heeft bepleit. Ook de insteek van Salomon Kroonenberg in zijn boek “De menselijke maat” blijkt een hele bruikbare te zijn. Handel naar werkelijke bewijzen en bevindingen en laat je niet gek maken.
@Peter, ik had je laatst nog een link gestuurd wat ik bedoeld met die kolenbranden waar we het over hadden.
Theo
Heb ik nog niet gezien. Ik ga het alsnog bekijken.
Theo
Uit het artikel in de link die je stuurde blijkt dat op zijn minst in een aantal gevallen de zuurstof van boven wordt aangezogen. Of dat altijd zo is blijft de vraag het zal er sterk van afhangen of de temperatuur in de diepe ondergrond voldoende hoog oploopt om zuurstof door chemische reacties uit het omringende gesteente vrij te laten komen.
@Peter, wat ik er nog over gelezen heb, is dat de branden in diepere lagen bijna altijd door de mens komt, en daar smeult het langzaam verder, en dat inderdaad door blijft smeulen door wat jij zegt zuurstof onttrekking uit gesteente.
De bovenste lagen net onder het maaiveld branden ook sneller, waarschijnlijk door zuurstof ontrekking uit de atmosfeer.
Peter,
Maar aangezien je geen achtergrond hebt om het inhoudelijk te beoordelen kun je ook niet zeggen of het inhoudelijk wel correct is.
Hoe concludeer je dan dat Martijn het wel bij het rechte eind heeft?
Omdat hij verteld wat je toch al dacht?
Omdat het wel logisch klinkt?
En hoe kun je het standpunt van Salomon Kroonenberg beoordelen? Graag nog even antwoord op dezelfde vragen als boven
J. van der Heijden
Als leek kan ik niet veel meer doen dan de standpunten met elkaar vergelijken. Dat is kennelijk hetzelfde als wat jij doet, alleen heb jij je meer bekend tot de mainstream en daar vind ik het nog te vroeg voor omdat ik ook andere gezichtspunten van de mensen die ik in autoriteit, wetenschappelijk opzicht en de moeite die zij nemen om zaken te verduidelijken, nu eenmaal hoger heb zitten dan mensen die zonder eigen kennis van zaken zo hoog van de toren blazen. Ere wie ere toekomt.
Peter,
“omdat ik ook andere gezichtspunten van de mensen die ik in autoriteit, wetenschappelijk opzicht en de moeite die zij nemen om zaken te verduidelijken, nu eenmaal hoger heb zitten dan mensen die zonder eigen kennis van zaken zo hoog van de toren blazen.”
En hoe kun jij beoordelen of die mensen die met veel woorden iets uitleggen ook echt hout snijdt?
En waarom is bijvoorbeeld Salomon Kroonenberg een autoriteit? Hij heeft geen enkele wetenschappelijke publicatie op dat gebied op zijn naam staan?
Ik blaas niet hoog van de toren ik vraag om antwoorden waarom jij mensen geloofd.
En het is duidelijk voor iedereen, jij geloofd mensen die lappen tekst met begrijpelijke woorden producerren die jouw mening bevestigen. Wetenschappelijk onderbouwing van deze is niet noodzakelijk.
Duidelijk!
Ik heb nog een brug voor je om te kopen
J. van der Heijden, hoe waardeer jij dan het artikel? Ben je het er wel/niet mee eens? (Ik schat in dat je het er niet mee eens bent) Op welke punten ben je het er niet mee eens en waarom niet? Of kan jij, net als ik en vele anderen hier niks van vinden omdat ook jij hier niet voldoende kennis van hebt?
U heeft ook geen publicatie op uw naam staan.
U bent ook geen wetenschapper.
En hoe kunt u beoordelen of die mensen die met veel woorden iets uitleggen ook echt hout snijdt?
“U heeft ook geen publicatie op uw naam staan”
Inderdaad! Dat heb ik niet.
Ik pretendeer het dan ook niet beter te weten dan de wetenschappers
Dit in tegenstelling tot Salomon Kroonenberg of Martijn van Mensvoort
Dus als ik iets niet begrijp dan ga ik er eerst maar van uit dat de specialisten het beter weten en ga ik wetenschappelijk onderzoek lezen, en als er nog heel veel discussie is in de wetenschappelijke kring. Dit geld natuurlijk niet voor allerlei blogjes, kranten artikelen etc. etc
Bijvoorbeeld kijkend naar de kleine ijstijd discussie, die discussie is in de jaren 70 gevoerd en klaar.
@JvdH,
Ik stel voor dat jij ook eens zo een verhelderend betoog schrijft dat de meeste leken het zelfs nog goed kunnen volgen.
En dan bedoel ik niet met linkje hier linkje daar.
Voor een jonge vent van 40 jaar moet dat toch een fluitje van een cent zijn!
Jan van der Heijden
Ik weet inmiddels zeker dat ik wat jij te koop aanbied niet op basis van de gebleken kennis van jou aanvaardt. Ook een cursusje volgen bij Salomon Kroonenberg zou ik met genoegen volgen. Maar dat geldt helaas voor jou niet voor je aanbod. Dat is me net een brug te ver.
J van der Heijden
Dat moest natuurlijk zijn: met genoegen doen. Kroonenberg is een erudiet man en daaraan kan ene Jan in de verste verte niet tippen.
@J van der Heyden. Wat een zelfingenomenheid. Typisch weer een opmerking van een “academicus”. Hier baal ik zo verschrikkelijk van want daardoor wordt ieder vorm van discussie dood gemaakt.
J. van der Heijden
Voor de duidelijkheid, een bruggenbouwer heb ik tot op heden niet in je kunnen ontdekken. Dus laat die brug maar zitten. Ik heb grote twijfels aan de kwaliteit.
Maar ik laat me graag verassen. Probeer eens wat. Verder heb ik niet de minste neiging je te bekeren. Het lijkt me overigens nuttiger jouw bekerende arbeid in China of India voort te zetten. Daar is mogelijk een hoger rendement te behalen met het actievoeren tegen honderden kolencentrales en het opleggen van een CO2 tax. Zo maar een ideetje. Doe er je voordeel mee.
Vergeet ook niet het huawei syndroom!
Controle hebben op de burger en daarmee de macht.
De enige die extreem met klimaatakkoord bezig is, is de EU!
Dat is dan mooi voor de VS/Rusland/Azië.
Laat zij daar mee bezig zijn, dan doen wij andere dingen denken die.
de EU is zoooo manipuleerbaar!, zie ook hun Ruslandhaat, die is bijna net zo hoog als hun klimaatangst.
Triest maar waar.
Vergeet niet : er bestaat geen EU. Er bestaat alleen de VS
Er is helaas geen behoefte aan vrede en stabiliteit.
De burger moet dit gaan zien en vervolgens de politiek terugfluiten.
Als dit gebeurt, komt het met het klimaat ook wel weer goed.
Wijze woorden. +100!
Ik vind het een prachtig artikel zo geschreven dat een leek als ik, er veel en duidelijke informatie uit kan halen, en daar een beeld van kan vormen.
Eigenlijk een soort van goed lesmateriaal.
Hier komt heel veel samen!
Wat is in hemelsnaam de dubbele agenda van IPCC, vraag je je dan af, met de vazallen van het KNMI in hun kielzog.
Er is gewoon tijd om dertig jaar te nemen om over te stappen op kernenergie. Centrales met een moderne beveiliging, maar niet met een tot idiotie verheven niveau met het doel om het geheel onrendabel te maken!
Verder; laat het CO2 cijfer niet te ver dalen! We moeten straks 10 miljard monden voeden!
Ik hoor @Henk dj niet meer, zou hij er klaar mee zijn?
Of nu toch enige twijfel?
Henk is een zwaar gelovige. Ik hoorde dat hij naar Lourdes is voor een emmer wijwater.
Groeten, Ben
@ Martijn,
Ik mis in jou verhalen de OVERHEERSENDE invloeden van waterdamp en wolken. Komt dit nog, of verwaarloos je deze?
Ik heb beide wel 1x genoemd in het artikel, zie de paragraaf (‘Extra warmte bovenop cyclus wordt veroorzaakt door combinatie van factoren’):
“Verder bestaat er nog veel onduidelijkheid over de rol van wolken, waterdamp & de zogenaamde aerosols – d.w.z. stofdeeltjes die kunnen varierend van zand tot fijnstof).”
Ik ben hier niet dieper op ingegaan omdat dit in mijn ogen enkel vooral relevant is voor de speculaties over de forceringen bovenop het in laboratorium omstandigheden aangetroffen effect van +1.1°C voor een verdubbeling van CO2. In het laatste deel van dit eerdere artikel ben ik dieper ingegaan op de onzekerheden rondom de impact van waterdamp, wolken en aerosols bovenop dit basis effect van laboratorium omstandigheden (zie de laatste paragraaf: conclusie/discussie vanaf punt C):
http://klimaatcyclus.nl/klimaat/omvang-global-warming-kleiner-dan-temperatuurfluctuatie-tussen-2-dagen.htm
(Overigens, ik verwacht later deze maand een artikel te kunnen presenteren met een opsomming van de nogal sterke aanwijzingen dat de forcering op CO2 van waterdamp, wolken en aerosols waarschijnlijk negatief is geweest op basis van wat de belangrijkste empirische trends t/m 2018 hebben laten zien; uiteindelijk lijkt de groeiende omvang van de wereldbevolking hierbij de belangrijkste onderliggende drijvende kracht te zijn geweest)
Een essay van Martijn van Mensvoort waar je geen speld tussen krijgt. Ondanks zien de zeikerds altijd wel weer een spleetje om door heen te zeiken al is het alleen maar om te zeiken. Jammer voor zoveel gespuide domheid naast zoveel geprofileerde intelligente, goed en duidelijk onderbouwde essays. Een verademing om te lezen. Je zou op zijn minst verwachten dat een aantal tegenstanders met duidelijke goed onderbouwde gelijkelijk niveau met tegenbewijzen op de proppen zouden komen, niet dus. Jammer, voor een positieve discussie om tot een goed eensluidende conclusie te kunnen komen.
Niet helemaal mee eens want juist Guido probeerde op een nette wijze met Martijn het debat aan te gaan zonder de bekende denigrerende toon van de bekende trollen hier.
Absoluut Chris, en ook andere hebben over het algemeen gepaste kritische opmerkingen weten te maken waar ik beslist ook het een en ander van heb opgestoken.
Interview met Denis Rancourt. Zeer ongeschikt voor klimaatgelovigen. Alhoewel met competent medisch toezicht is het misschien te doen.
http://rinf.com/alt-news/editorials/from-dollar-hegemony-to-global-warming-globalization-glyphosate-and-doctrines-of-consent/?fbclid=IwAR1GBFLwjIyek8s8tPxXwM8qPI4R1beizGdtywKIy34IZdOpdexDuo5OhII
Groeten, Ben
Ben
Jammer je linkje werkt niet. Heb je het goeie? Ik probeerde het al een aantal keren verspreid over de dag. Zonder resultaat.
Hier een aardige vogelvlucht van diverse klimaat cycli. Beginnend bij de lange termijn tot 540 miljoen terug en cycli van miljoenen jaren tot aan de hedendaagse kortere termijn cycli.
https://youtu.be/3biTbgx_l3c?t=151
Mijn professor in veranderkunde gaf een bedoeld voorbeeld van muzikale oscillaties met behulp van ritmeslagen door 6 verschillende paukenisten, om het ritme in een organisatie te leren ontdekken.
Ieder slag slaan
Eike tweede slag
Elke derde slag
Elke vierde slag
Elke vijfde slag
Elke zesde slag
Op slag 30 vallen alle slagen met 6-voudige kracht als einde van de zesde oscillatie, het diepst samengaande moment.
Bij het klimaat vallen de 18 (of meer) verschillende oscillaties natuurlijk niet in een lineaire perfecte reeks en is de uitwerking van de oscillaties op het toekomstig klimaat bijna onmogelijk voorspelbaar.
Radiative forcings en andere factoren in een klimaatoscillatie moeten voldoen aan de wetten van de atmosferische thermodynamica. Omdat het aardse klimaat echter inherent een complex systeem is, creëert eenvoudige Fourier-analyse of klimaatmodellering vaak geen perfecte replicatie van de waargenomen of geconcludeerde omstandigheden. Geen enkele klimaatcyclus blijkt perfect periodiek te zijn, hoewel de Milankovich-cycli (gebaseerd op meerdere gesuperponeerde orbitale cycli en aardse precessie) vrij kort zijn om periodiek te zijn (misschien bijna periodiek?).
Een moeilijkheid bij het detecteren van klimaatcycli is dat het klimaat op aarde niet-cyclisch is veranderd over de meeste paleoklimatologische tijdschalen. We bevinden ons nu bijvoorbeeld in een periode van antropogene opwarming van de aarde. In een groter tijdsbestek komt de aarde tevoorschijn uit de laatste ijstijd, afkoeling van het klimaat in het Holoceen en opwarming van de zogenaamde ‘kleine ijstijd’, wat betekent dat het klimaat de afgelopen 15.000 jaar of zo constant is veranderd. Tijdens warme periodes hebben temperatuurfluctuaties vaak een kleinere amplitude. De Pleistoceen-periode, gedomineerd door herhaalde ijstijd, ontwikkelde zich uit stabielere omstandigheden in het Mioceen en Plioceen klimaat. Holoceenklimaat is relatief stabiel geweest. Al deze veranderingen compliceren de taak van het zoeken naar cyclisch gedrag in het klimaat.
Positieve feedback, negatieve feedback en ecologische traagheid van het land-oceaan-atmosfeer systeem verzwakken of keren vaak kleinere effecten om, of het nu gaat om orbital-forcings, variaties in de zon of veranderingen in de concentraties van broeikasgassen. De meeste klimatologen erkennen het bestaan van verschillende kantelmomenten die kleine forcings boven een bepaalde drempel duwen die de verandering onomkeerbaar maken terwijl de forcings nog steeds op hun plaats zijn. Bepaalde feedbacks met betrekking tot processen zoals wolken zijn ook onzeker; voor contrails, natuurlijke cirruswolken, oceanisch dimethylsulfide en een equivalent op het vasteland, bestaan er concurrerende theorieën over effecten op klimaattemperaturen, bijvoorbeeld in contrast met de Iris-hypothese en de CLAW-hypothese.
De klimaat-computer-modellen van het VN-IPCC kunnen hoogsten een 5 jaar periode betrouwbaar voorspellen. Grafieken tot 2030, 2050 en 2100 zijn simpel ideologisch politiek bedoelde bullshit propaganda.
https://en.m.wikipedia.org/wiki/Climate_oscillation
Niemand merkte op de pas de 60ste slag alle zes pauken samen klinken. :-)
Hoi Scheffer, je post hierboven is zeer informatief; t.a.v. 1 punt wil ik nu graag alsnog reageren:
Re: “Tijdens warme periodes hebben temperatuurfluctuaties vaak een kleinere amplitude.”
Op basis van een analyse van halve decennia kunnen we via de 70-jarige klimaatcyclus duidelijk vaststellen dat er een duidelijk patroon zichtbaar is waaruit blijkt dat de amplitude vanaf 1920 is gestegen.
Ik heb enkele dagen terug ook gewezen op een studie waarin dit patroon bij zowel de HadCRUT4, GISS & MLOST is aangetroffen, zie figuur 1 (IMF6):
www*dot*researchgate.net/profile/Gang_Huang14/publication/290123526_2016-hg-101new/links/5694efa708ae425c68980666.pdf
Vandaag heb ik voor het eerste een illustratie samengesteld waarin de 70-jarige klimaatcyclus (met de toenemende amplitude) zelf ook zichtbaar is, zie:
http://klimaatcyclus.nl/klimaat/pics/hadcrut4-temperatuur-gemiddelde-per-half-decennium-analyse.jpg
(Overigens, ik heb het patroon ook nog onderzocht door de HadCRUT4 reeks te verlengen voor enkele decennia voor de 1950s en heb hierbij bevestiging gevonden voor het patroon want de amplitude blijkft verder af te nemen wanneer we 70-jaar terug kijken voor de 1900s en 1920s)
Dank voor je bemoedigende woorden.
(Vooral tegenargumenten op basis van getalsmatige analyses zijn welkom)
“Als je dan een periode van 70 jaar neemt dan is de netto bijdrage toch gewoon nihil?”
Als ik naar die temperatuurgrafieken kijk, dan lijkt het met niet dat er hier alleen deze 70 jarige cyclus werkzaam is.
De amplitude van de temperatuur lijkt in deze cyclus immers steeds groter te worden in de afgelopen 150 jaar.
Dit kan niet als we slecht met een cyclus met netto 0 bijdrage te maken hebben en zeg de invloed van CO2. Als dat het geval was geweest dan was de amplitude hetzelfde bij elke op en neergang op een stijgende (lineaire?) lijn die veroorzaakt wordt door CO2.
Het lijkt mij er meer op dat er meer cycli samenwerken en dat daardoor de amplitude in de verschillende periodes verschillend is. Hoeveel cycli en welke fenomenen daarvoor zorgen is dan de vraag.
Dank voor je input Bart van Oerle,
Je maakt een relevant punt m.b.t. de cycli; want andere cycli zoals bijvoorbeeld de ENSO cyclus en de zonnevlekkencyclus oefenen ook natuurlijke invloed uit waardoor grote verschillen kunnen ontstaan in de ontwikkeling van de jaartemperatuur wereldwijd.
Enkel bedoeld ter illustratie: in de voorlaatste paragraaf van mijn artikel zit een link naar de volgende voorbeeld analyse waarbij gebruik is gemaakt van de combinatie van twee multidecadale oceaan cycli in combinatie met een afgeleide van de zonnevlekken cyclus; het temperatuurverloop sinds het jaar 1900 kon 10 jaar geleden hiermee grotendeels worden geconstrueerd op basis van de volgende formule:
3xAMO + PDO + “sunspot integral”
Zie: https://hockeyschtick.blogspot.com/2010/01/climate-modeling-ocean-oscillations.html
PS. Ik geef toe, in mijn ogen is dit wel een doelgerichte constructie, maar eigenlijk is de deze ook wel enigszins vergelijkbaar met de doelgerichte strategie die het uitgangspunt vormt bij het IPCC waarbij doelgericht de impact van alle natuurlijke factoren grotendeels wordt gereduceerd tot min of meer niet relevant, om vervolgens op basis van een hele grove aanname m.b.t. vooral de impact van aerosols in combinatie met CO2 de temperatuur slechts in zeer beperkte mate bij benadering te kunnen verklaren in het verleden.
Martijn van Mensvoort
Een aantal jaren geleden heb ik een geoloog de vraag voorgelegd of het effect van samenvallen van de drie Milancoviccycli zo’n opwarmend effect kom veroorzaken. Die heeft me toen het boekje IJstijden van Gemma Venhuizen aanbevolen als populair wetenschappelijk werkje. Maar daarin heb ik daarover niets kunnen vinden. Toch zal mee- of tegenwerken van die drie cycli zijn invloed moeten hebben neem ik aan.
Inderdaad Peter van Beurden, want die zitten alledrie al in een negatieve fase.
Overigens, ook bij die cycli zijn de planeten jupiter en saturnus betrokken dus de parallel lijkt op het eerste gezicht duidelijk van toepassing.
Een dezer dagen ga ik n.a.v. de discussie een update toevoegen aan mijn artikel; ik zal dit onderwerp hierbij ook meenemen.
Dank!
Re: Bart van Oerle “De amplitude van de temperatuur lijkt in deze cyclus immers steeds groter te worden in de afgelopen 150 jaar.”
Hoi Bart,
Ik heb inmiddels een illustratie waaruit blijkt dat je observatie waarschijnlijk correct is, zie:
http://klimaatcyclus.nl/klimaat/pics/hadcrut4-temperatuur-gemiddelde-per-half-decennium-analyse.jpg
Er “lijkt” inderdaad sprake te zijn van een 70-jarige klimaatcyclus waarbij de bodem fase in de overgangsfase van de 1970s-1980s duidelijk gepaard gaat met een grotere amplitude (die bovendien breedte werd gedragen over een nog langere tijdspanne) dan bij de piek fase in de late 1940’s het geval is geweest.
PS. Via een extrapolatie op basis van proxies heb ik overigens wel de indruk dat de voorgaande bodem-fase aan het begin van de 20ste eeuw mogelijk wel nog lagere waarden heeft getoond echter deze amplitude lijkt minder breed gedragen te zijn geweest dan in de bodem fase rond de 1970s het geval is geweest.
Je hebt een hoop grafieken bij elkaar verzameld, Martijn. Ik weet niet of we er veel mee opschieten.
Als de opwarming van het klimaat aangestuurd zou worden door oceaanoscillaties, dan zou je verwachten dat de anomalie van het zeeoppervlak en de temperatuur daarboven voorloopt op de anomalie van de temperatuur boven land. Dat is niet het geval. Dat wijst erop dat de aansturende kracht ergens anders ligt: aan het aardoppervlak, in de atmosfeer, of vanuit de ruimte. Veranderingen in het grondgebruik (urbanisatie, ontginning, bosaanplant) kunnen een beetje meespelen. De instraling van de zon is de laatste 10 jaar juist afgenomen. De belangrijkste factor lijkt toch echt vanuit de atmosfeer te komen, en dan vooral de broeikasgassen. Die doen hun werk natuurlijk ook boven de oceaan, maar door de grote warmteinhoud van het oceaanwater wordt de opwarming daar sterk geremd.
Verder in het stuk het tempertatuurverloop van 6 ‘steden’ (Hohenpeisenberg is geen stad) in Europa. Jammer dat de grafiekjes niet bijgewerkt zijn. Enkele eindigen juist met het koude jaar 2010, de andere in 2011. Het temperatuurverloop tot en met 2018 laat alweer een heel ander beeld zien. Het gaat hard.
Voor het temperatuurverloop van de maand juni door de jaren heen zijn wel alle jaren meegenomen. Maar waarom (alleen) de maand juni? In een maand kunnen veel grotere afwijkingen optreden dan in een jaar. Er hoeft maar even een hogedrukgebied hardnekkig te blijven liggen, en er is een maandlang een warme luchtstroming. Op zich niet zeldzaam, maar dan moet het ook nog precies in een kalendermaand passen. Dat was bijvoorbeeld in 1858 en in 1889 het geval. Deze maandgemiddelden zijn sinds 1900 niet meer voorgekomen. Maar de gemiddelde jaartemperatuur van 1858 was 8,6 graden, bijna 2 graden lager dan het huidige langjarig gemiddelde. Dre gemiddelde jaartemperatuur van 1889 was 8,8 graden. Dat hebben we sinds 1996 niet meer meegemaakt.
Voldoet de definitie van klimaat op basis van 30-jarige gemiddelden niet meer? Daar zit wat in: het verandert nu zo snel dat we niet eens meer weten wat het huidige klimaat is. Dat wordt statistisch gezien bepaald door het gemiddelde van – 15 jaar tot +15 jaar. En zo goed kunnen we ook niet in de toekomst kijken dat we dat nu al in kunnen vullen.
Re: Bart Vreeken “Als de opwarming van het klimaat aangestuurd zou worden door oceaanoscillaties, dan zou je verwachten dat de anomalie van het zeeoppervlak en de temperatuur daarboven voorloopt op de anomalie van de temperatuur boven land. Dat is niet het geval. Dat wijst erop dat de aansturende kracht ergens anders ligt: aan het aardoppervlak, in de atmosfeer, of vanuit de ruimte.”
Hoi Bart,
Wat betreft de verschillen tussen de jaartemperaturen is in ieder geval al heel lang bekend dat de ENSO cyclus voor de grootste variaties zorgt; bovendien is van het El Nino effect bekend dat het netto zorgt voor afkoeling van het oceaan systeem (via afgifte van warmte in de atmosfeer). En bovendien vormt volgens de kenners de warmte inhoud van het oceaan systeem een meer betrouwbare indicator voor ‘global warming’.
Kortom, deze factoren wijzen eigenlijk allemaal in de richting van dat het oceaan systeem bepalend is voor hoe de temperatuur in de atmosfeer zich ontwikkeld. Echter, we weten eigenlijk niet wat er zich precies afspeelt in het oceaan systeem als het gaat om de verplaatsing van warmte want het ARGO zeeboeien systeem monitort enkel de bovenste zeelaag tot 2000 meter.
Dus ik denk dat je een voorbarig conclusie hebt getrokken door te suggereren dat de temperatuur van het oceaan systeem voor zou moeten lopen op de temperatuur van de atmosfeer, want de logica die je hierbij gebruikt lijkt op zichzelf te berusten op een oversimplificatie (waarbij je bijvoorbeeld geen rekening houdt met de interne dynamiek van het oceaan systeem).
Overigens, naast de invloed van broeikasgassen en grondgebruik is er nog een andere belangrijke factor waarvan bekend is dat deze lokaal een zeer grote impact heeft. Want de luchtkwaliteit is afgelopen decennia in de westerse wereld flink verbeterd; het KNMI schat in dat dit effect voor Europa ongeveer 10 -20% van de opwarming verklaard, echter in Oost-Europa mogelijk zelfs 50%, zie:
“We schatten aan de hand van het temperatuureffect van figuur 3 en de afname van figuur 2 dat de afname van mist en nevel 10%-20% aan de opwarming van de dagtemperatuur heeft bijgedragen. In Oost-Europa is de bijdrage veel groter, tot 50%.”
Bron citaat: https://www.knmi.nl/kennis-en-datacentrum/achtergrond/mist-en-nevel-afname-in-europa
De natuurkundige verklaring is hierbij dat een schonere lucht voor minder nevel en mist heeft gezorgd; een belangrijk verschil t.o.v. bewolking is dat nevel en mist ’s nachts geen opwarmend effect hebben. Dit maakt dat de schonere lucht voor extra opwarming heeft gezorgd in Europa, maar ook in veel andere westerse landen. De verplichte catalysator in autos sinds de begin jaren ’90 heeft hierbij voor een significante factor gezorgd – dit maakt ook meteen duidelijk hoe complex de materie in feite is want we denken bij een schonere lucht vooral aan de impact op het milieu… echter deze factor levert tegelijkertijd echter ook juist een bijdrage aan de opwarming.
Eigenlijk een prachtig voorbeeld hoe we onszelf in een spagaat begeven, want een schonere lucht is beslist goed voor het milieu… echter tegelijkertijd zorgt een schonere lucht voor meer opwarming en dus zorgt het ook voor een bijdrage in de vrees voor de CO2; maar ik vrees dat de CO2-vrees vooral berust op de vrees voor het onbekende. Ik waag te betwijfelen of er veel ‘klimaatwetenschappers’ zich bewust zijn van deze tegenstrijdigheid want milieu en klimaat zijn eigenlijk 2 verschillende takken van sport binnen de wetenschap.
PS. T.a.v de grafieken van de 6 locaties in centraal Europa: voor de 4 hoofdsteden heb ik links toegevoegd naar de meest actuele grafieken op de website van de NASA. Vooral de grafiek uit Parijs vormt een interessante casus: enerzijds een volkomen vlak verloop in de 20ste eeuw… maar dit kans deels worden verklaard doordat Parijs berucht t.a.v. de luchtkwaliteit.
(Bart, fijn dat je herkend dat een klimaat analyse op basis van 30 jaar mogelijk te kort is om zicht te krijgen op de onderliggende trend; alles wordt een stuk overzichtelijker wanneer bij de belangrijkste trends rekening zou worden gehouden met de invloed van de 70-jarige cyclus, maar ik vrees dat veel ‘alarmisten’ er de voorkeur aan zullen blijven geven om alle aandacht te vragen voor de meeste steile grafieken… waarmee de wetenschap mogelijk wel doelgericht in de uitverkoop wordt gezet op basis van een kortetermijneffect met een verhitte geur die associaties oproept met pseudowetenschap op basis van sociale motieven die dus ook ten koste kunnen gaan van het milieu)
Re Martijn: “Ik waag te betwijfelen of er veel ‘klimaatwetenschappers’ zich bewust zijn van deze tegenstrijdigheid want milieu en klimaat zijn eigenlijk 2 verschillende takken van sport binnen de wetenschap.”
Dat is prima bekend binnen de klimaatwetenschappen. De “prijs” voor schone lucht in India en China wordt geschat op 0.5 graden temperatuurstijging.
Dank voor je reactie op dit punt Ronald; interessant kun je ook nog even nader specificeren of die inschatting betrekking heeft op de lokale temperatuur neem ik?
(En ik neem aan dat je dit kunt onderbouwen via een peer reviewed bron mag ik hopen?)
Dit is op de EGU in Wenen gepresenteerd dit jaar. Ik kan zo snel de exacte link niet vinden. Excuses daarvoor.
Hoi Martijn,
Wat betreft de opwarming van de oceaan; het feit dat de ARGO vloot maar tot 2000 m diepte meet is niet zo erg. Immers, voor de beïnvloeding van de atmosfeer door de oceaan is alleen de bovenste laag van belang. Door metingen van de zeespiegel kunnen we ook een indruk krijgen van de opwarming van de totale oceaan. De thermische expansie levert een belangrijke bijdrage aan de stijging van de zeespiegel.
De luchtkwaliteit in Europa is inderdaad sterk verbeterd. Dat betekent meer instraling en meer opwarming. Echter op andere plekken, zoals in Azië, Afrika en Zuid Amerika is de luchtkwaliteit juist verslechterd. De totale hoeveelheid aerosolen blijft daardoor voor zover ik weet ongeveer gelijk, en de bijdrage van de global brightening (voor zover die echt global is) is dus gering.
Een periode van 30 voor de definitie van klimaat is inderdaad kort, maar wel praktisch. Het is een periode die nog te overzien is. In een stabiele situatie, zoals in het grootste deel van de 20e eeuw, verandert er ook niet zo veel en moet het na verloop van tijd misschien met een paar tienden graden worden bijgesteld. Voor het bepalen van extremen is die 30 altijd al te kort geweest. Extremen zijn per definitie zeldzaam, daarvoor moet je naar een veel langere periode kijken, zoals ook blijkt uit de warme junimaanden in de 19e eeuw.
Het is best interessant om naar al die langjarige cycli te kijken, maar mijn indruk is dat ze veruit overruled worden door opwarming met een andere oorzaak. Zoals de bekende broeikasgassen.
Re: Bart Vreeken “Het is best interessant om naar al die langjarige cycli te kijken, maar mijn indruk is dat ze veruit overruled worden door opwarming met een andere oorzaak. Zoals de bekende broeikasgassen.”
Op de broeikastheorie valt flink af te dingen op basis van de empirische metingen in de natuur. Als de impact niet groter wordt dan nu het geval is dan is er alle reden om te concluderen dat de impact van de broeikasgassen is overschat op basis van allerlei aannames (o.a. de aanname dat de relatieve vochtigheid stabiel zou blijven maar die is tegen de verwachting in wat gedaald, vooral in de hogere regionen van de atmosfeer).
(Later hoop ik hierover een gedetailleerd consistent verhaal op dit punt te kunnen presenteren)
Nu jullie het hier over hebben, valt me te binnen dat ik op de Duitse TV, eens een klein stukje gezien heb over de stad Bonn.
Op vroegere zomerse dagen lag over de stad een deken van smog, verstikkend voor veel mensen, en vaak zo erg dat het smog alarm afgeroepen werd.
Maar waar het om gaat, de mensen ervaarden tijdens die smog dagen enorme gevoelsmatige hitte.
Nu hoor je nog maar zeer zelden van smog en smog alarm eigenlijk bijna helemaal niet meer.
Maar nu ook al is de echte temperatuur hoger dan de vroegere met smog dagen, word toch de gevoelsmatige temperatuur lager ingeschat.
Dus je zou kunnen zeggen, grote steden worden door de geringere en schonere uitstoot regionaal warmer.
Maar wie dat verkeerd interpreteert, met opwarming trekt een verkeerde conclusie.
Re: Ronald “Dit is op de EGU in Wenen gepresenteerd dit jaar. Ik kan zo snel de exacte link niet vinden. Excuses daarvoor.”
Dank, ik zal op een later moment zelfs eens op zoek gaan naar die info.
Re Martijn: “o.a. de aanname dat de relatieve vochtigheid stabiel zou blijven maar die is tegen de verwachting in wat gedaald”
Heb je daarvan een peer-reviewede onderbouwing?
Er is wel bewijs dat de hoeveelheid waterdamp in de atmosfeer toeneemt
https://pdfs.semanticscholar.org/f77e/84bada7d6855d9e83a4736fc5817c269b566.pdf
Martijn, als opwarmertje voor je zoektocht is dit peer-reviewed paper mogelijk interessant:
“Removing aerosols induces a global mean surface heating of 0.5–1.1°C, and precipitation increase of 2.0–4.6%. Extreme weather indices also increase. We find a higher sensitivity of extreme events to aerosol reductions, per degree of surface warming, in particular over the major aerosol emission regions. Under near‐term warming, we find that regional climate change will depend strongly on the balance between aerosol and GHG forcing.”
https://agupubs.onlinelibrary.wiley.com/doi/full/10.1002/2017GL076079
Hoi Ronald,
Je vroeg om studies die bevestigen dat de relatieve vochtigheid afgelopen decennia is gedaald; ik heb er hier 2 voor je:
2015 studie (zie o.a. figuur 11)
https://www.researchgate.net/publication/281267447_Cosmic_Theories_and_Greenhouse_Gases_as_Explanations_of_Global_Warming
2017 studie:
https://agupubs.onlinelibrary.wiley.com/doi/full/10.1002/2016JD025855
En ook het Europese Copernicus bevestigd op het website met een verhaal met veel grafieken dat de relatieve vochtigheid afgelopen decennia op vrijwel alle continenten is gedaald (behalve in Australie):
https://climate.copernicus.eu/monthly-summaries-precipitation-relative-humidity-and-soil-moisture?fbclid=IwAR0xW5FjHTw92JHaxZcxkoNGYlxpRMeW6ffI7RyM2K3ylx-BYm-Y1rZCRwc#9990850a-1796-4986-b4f0-5e4b5a9f2f05
PS. Dank voor de studie die jij hebt vermeldt (maar die gaat niet over vochtigheidsgraad van de lucht, dit gaat enkel over neerslag en wat klimaatmodellen voorspellen… gaat dus uberhaupt niet over empirische metingen).
Dank weer Martijn,
Ik denk dat je mijn link niet goed gelezen hebt of wellicht de verkeerde?
Mijn link in (Ronald 12 jun 2019 om 00:09) gaat wel degelijk over specifieke vochtigheid, zie de figuren 1 en 2 daarin. Specifieke vochtigheid stijgt in de modellen. Dezelfde modellen haal jij aan in de Copernicus link, die inderdaad een lichte daling laten zien van de relatieve vochtigheid.
Specifieke vochtigheid is van belang voor feedback assessment. En die stijgt.
Dank voor je snelle reactie Ronald,
Ik vermoed dat je het woord ‘precipitation’ (= neerslag) ten onrechte hebt geassocieerd met de kwestie van de vochtigheidsgraad.
PS. Nogmaals, mIjn punt draait over de ‘RELATIEVE vochtigheidsgraad / vochtigheid’ (in de Engelse taal wordt hiervoor meestal de: ‘relative humidity’ gebruikt).
Nee Martijn, de figuren 1 en 2 beschrijven “trends in specific humidity” en “slope of specific humidity”. Het woord “precipitation’ valt niet in mijn link.
Deze link dus:
https://pdfs.semanticscholar.org/f77e/84bada7d6855d9e83a4736fc5817c269b566.pdf
(Excuus Ronald voor mijn laatste reactie, ik keek naar de laatste link die je had gepost maar dat ging over een ander onderwerp zie ik; sorry voor deze slordigheid van mijn kant)
Ronald, je grafieken in het eerdere artikel dat je deelde gaat enkel over de ‘specifieke vochtigheidsgraad’, maar ik heb enkel naar de ‘relatieve vochtigheidsgraad’ gerefereerd; immers, ik schreef:
“Op de broeikastheorie valt flink af te dingen op basis van de empirische metingen in de natuur. Als de impact niet groter wordt dan nu het geval is dan is er alle reden om te concluderen dat de impact van de broeikasgassen is overschat op basis van allerlei aannames (o.a. de aanname dat de relatieve vochtigheid stabiel zou blijven maar die is tegen de verwachting in wat gedaald, vooral in de hogere regionen van de atmosfeer).”
Overigens, wanneer het over de vochtigheidsgraad gaat het in het algemeen meestal enkel om de ‘relatieve vochtigheid’; dit wordt bijvoorbeeld ook op de website van het KNMI in dit artikel bevestigd: https://www.knmi.nl/kennis-en-datacentrum/uitleg/vochtigheid
En ook op Wikipedia wordt dit bevestigd: “De luchtvochtigheid wordt meestal uitgedrukt in de relatieve luchtvochtigheid.”
PS. Tenslotte nog even voor de duidelijkheid: je artikel is dus geenszins in strijd is met het punt dat ik maakte t.a.v. het feit dat de relatieve vochtigheidsgraad afgelopen decennia wereldwijd is afgenomen (met de kanttekening dat ‘wereldwijd’ hier natuurlijk niet betekent dat dit letterlijk overal het geval is want ik heb immers ook al aangegeven dat uit de gegevens op de website van Copernicus blijkt dat deze ontwikkeling niet lijkt op te gaan voor Australie).
Martijn,
Lees ook deze even:
https://www.knmi.nl/kennis-en-datacentrum/achtergrond/linking-changes-in-hourly-precipitation-extremes-to-the-clausius-clapeyron-relation
Het broeikaseffect gaat over het aantal deeltjes (moleculen) van broeikasgassen in de atmosfeer. Specifieke vochtigheid is daarvoor relevanter dan relatieve vochtigheid. De eerste stijgt, de tweede daalt lichtjes. Dat is niet in tegenspraak met elkaar.
Hoi Ronald,
Dank voor je suggestie; het punt is echter dat de CO2 theorie eigenlijk berust op het werk van Svante Arrhenius; echter, zijn resultaat was gebaseerd op de aanname dat de relatieve vochtigheid constant zou moeten blijven; in het volgende citaat wordt dit expliciet beschreven:
“Arrhenius used measurements made by the American physicist Samuel P. Langley in the late 1880s to parameterise absorption, superseding those of Tyndall (Langley had used an instrument of his own invention, the bolometer, to measure the radiation emitted by the full moon at different angles above the horizon).20 Arrhenius divided the earth into latitudinal sections (10 degrees apart) from 70° N to 60° S, with mean surface temperature assigned to each section for each of four seasons. He assigned various parameters for mean cloud amount (0.525), cloud albedo (0.55), snow albedo (0.5–0.78), ocean albedo (0.075), and surface relative humidity (75–80%). These values are acceptable and consistent with parameterisations used in models today.21 He assumed constant relative humidity within the atmosphere, thereby representing the feedback whereby the atmosphere holds more water (with associated absorption of infrared radiation) as it warms. Other feedbacks were not included.”
Bron citaat:
https://www.sciencedirect.com/science/article/pii/S0160932716300308
PS. Uit de 3 bronnen die ik eerder heb beschreven (waaronder de grafiek van Copernicus + 2 peer reviewed publicaties) blijkt dat het klimaat systeem afgelopen decennia niet aan deze voorwaarde heeft voldaan; de daling van de relatieve vochtigheid betreft overigens duidelijk een vorm van negatieve feedback waardoor het hele verhaal van Arrhenius eigenlijk onder druk komt te zijn. Overigens, er zijn ook publicaties waaruit blijkt dat zelfs de absolute vochtigheid op bepaalde hoogtes is afgenomen – echter ik heb niet de indruk dat hierover consensus bestaat maar ik wil het hier wel nog even benoemen om te illustreren dat je punt niet alleen irrelevant is, het is ook geenszins onomstreden.
Martijn, dat interpreteer je onjuist. Een constante gebleven relatieve vochtigheid bij gestegen temperatuur bewijst dat de specifieke vochtigheid is toegenomen. Een lichte daling van de relatieve vochtigheid bij gestegen temperatuur is geen bevestiging dat de specifieke vochtigheid is afgenomen. Die is inderdaad toegenomen zoals mijn link duidelijk laat zien, ondanks afgenomen relatieve vochtigheid. Positieve feedback dus.
Ronald, dank voor je feedback op dit punt maar je lijkt mij hier iets in de schoot te leggen dat ik niet heb beschreven.
Ik heb enkel aangeven dat het werk van Arrhenius is gebaseerd op de aanname dat de relatieve vochtigheid constant zou blijven (echter deze blijkt op nagenoeg alle hoogtes ze zijn gedaald).
PS. M.b.t. de absolute vochtigheid heb ik enkel ook vermeld dat er empirische waarnemingen beschikbaar zijn waaruit blijkt dat ook deze op bepaalde hoogtes blijkt te zijn gedaald; met de kanttekening dat de relevantie discutabel is omdat het immers vooral draait om de relatieve vochtigheidsgraad. Het komt er eigenlijk gewoon op neer dat de natuur zich anders gedraagt dan Arrhenius veronderstelde en de daling van de relatieve vochtigheid wijst duidelijk in de richting van negatieve feedback (omdat we er wel vanuit mogen gaan dat laag in de atmosfeer de hoeveelheid vocht met het stijgen van de temperatuur wereldwijd natuurlijk wel toeneemt).
@Martijn,
“omdat we er wel vanuit mogen gaan dat laag in de atmosfeer de hoeveelheid vocht met het stijgen van de temperatuur wereldwijd natuurlijk wel toeneemt”
En dat is precies wat er gebeurt, zoals mijn link laat zien. Misschien niet met de verwachtte amplitude, waarbij ik wel wil opmerken dat atmosferisch vocht een moeilijk en beperkt gemeten parameter is. Wellicht op dit moment nog niet nauwkeurig genoeg om harde conclusies te trekken.
Maar goed, denk er nog maar eens rustig over na en kom er in een volgend artikel nog maar eens op terug als je wilt, inclusief wat onderbouwend materiaal uiteraard.
Succes!
Re: Ronald “… Misschien niet met de verwachtte amplitude, waarbij ik wel wil opmerken dat atmosferisch vocht een moeilijk en beperkt gemeten parameter is. Wellicht op dit moment nog niet nauwkeurig genoeg om harde conclusies te trekken.”
Het cruciale punt vormt hierbij natuurlijk dat het een dusdanig complexe materie is dat het geen zin heeft om enkel te redeneren in termen van ‘absolute vochtigheidsgraad’; immers, de aanname van Arrhenius gaat daar immers niet over.
(De empirische data is op dit punt duidelijk in strijd met de aanname in het werk van Arrhenius; er werd om bronnen gevraagd en die heb ik gedeeld. Ik zie op dit punt voor mij op dit moment geen reden om hierop later terug nog terug te komen – met de kanttekening dat er wel een artikel over de CO2 bij mij in de pijplijn zit waarbij ik het punt vermoedelijk op min of meer dezelfde wijze onder de aandacht zal brengen… maar dan wel in een bredere context van talrijke andere relevante fenomenen die ook in de richting van negatieve feedback wijzen + een bewijsvoering op basis van correlaties dat broeikasgassen elkaar geenszins lijken te versterken)
Martijn, je zou deze nog eens kunnen bekijken
https://agupubs.onlinelibrary.wiley.com/doi/full/10.1002/2016JD024917
Het artikel laat zien dat verschillende datasets, zowel van modellen als van gemeten data, een positieve water vapour trend laten zien, die vooral de laatste decennia sterk toeneemt, niet in tegenspraak met Clausius Clapeyron. Regionale verschillen zijn wel groot.
En ook dit:
“By using global meteorological data measured over 15,000 weather stations and marine ships, Dai [2006] derived the trends in global surface relative humidity (RH) during 1976–2004. Their study showed that large positive RH trends (0.5–2% decade−1) occurred over the central and eastern United States, India, and western China, but RH decreased over eastern Australia and eastern Brazil”.
Als gezegd, waterdamp is een lastige parameter om te meten en te interpreteren vanwege de grote variabiliteit. Het laatste woord is hierover nog niet gezegd. Maar wel belangrijk is het volledige verhaal te vertellen dus inclusief de relatieve vochtigheid uit jouw Copernicus link (overigens is de substantieel betere ERA5 dan ERA-Interim nu beschikbaar, dus een RH analyse van ERA5 zou beter zijn) en inclusief de kennis van de papers waarnaar ik verwezen heb.
@Martijn,
Ronald heeft gelijk:
De maximale hoeveelheid waterdamp die lucht kan bevatten neemt exponentieel toe met de temperatuur – de clausius claperon relatie. De relatieve vochtigheid geeft aan welk percentage van dit vocht daadwerkelijk in de lucht zit, en dat laatste is de specifieke vochtigheid. Bij een stijgende temperatuur neemt die maximale hoeveelheid sterk toe – als de specifieke vochtigheid niet relatief even hard stijgt neemt de relatieve vochtigheid dus af. De studie je die je refereert (https://agupubs.onlinelibrary.wiley.com/doi/full/10.1002/2016JD025855) laat dat laatste ook zien. Wat wat onduidelijk is – maar ik wel concludeer uit het feit dat het continue vanuit het perspectief van biosfeer-atmosfeer interactie gaat – dat in dit paper alleen oppervlakte of 2m waardes besproken worden. Die verandert anders dan de specifieke vochtigheid op hoogte. Zo dicht op de grond heeft verdroging door klimaatverandering een enorm effect op de luchtvochtigheid.
Natuurlijk is Arrhenius de ontdekker van het broeikaseffect, maar dat is geen reden om aan te nemen dat we nog steeds net zo rekenen als hij – we zijn nu 125 jaar onderzoek verder. Tegenwoordig doe je dat bijvoorbeeld zo http://lllab.phy.stevens.edu/disort/
Dank voor de suggestie Ronald.
De bron waarnaar wordt verwezen in het citaat uit de publicatie die je ter sprake brengt bevestigd expliciet in de samenvatting dat de afname van ‘relative humidity’ wereldwijd boven het hele oceaan systeem significant is (wat op zichzelf een cruciaal punt lijkt dat mijn punt zeer nadrukkelijk bevestigd), zie:
” During 1976–2004, global changes in surface RH are small (within 0.6% for absolute values), although decreasing trends of 0.11% 0.22% decade1 for global oceans are statistically significant. Large RH increases (0.5%–2.0% decade1) occurred over the central and eastern United States, India, and western China, resulting from large q increases coupled with moderate warming and increases in low clouds over these regions during 1976–2004.”
Citaat uit: https://journals.ametsoc.org/doi/pdf/10.1175/JCLI3816.1
PS. Aangezien andere bronnen (zoals Copernicus) hebben gemeld dat de relatieve vochtigheid wereldwijd boven de meeste continenten afgelopen decennia is afgenomen denk ik dat het rapportages betreffende een toename wellicht door lokale omstandigheden kunnen worden verklaard (bijvoorbeeld door veranderingen in landgebruik om maar even een factor te noemen waarbij hierbij kan worden gedacht). Ik denk dat de verhalen over een afname van de relatieve vochtigheid dus wel degelijk consistent zijn; enkel lokaal worden soms (wellicht tijdelijke) metingen aangetroffen die van de wereldwijd trend afwijken. Er lijkt op dit punt consensus te zijn want ik heb nog geen bron gezien die op basis van empirische metingen dit punt tegenspreekt.
Het mag dan wellicht om een effect gaat dat niet heel groot is maar het wijst wel overduidelijk in de richting van een cruciale negatieve forcering. Bovendien, aangezien CO2 vooral ook in dag- en seizoenen cyclus negatief correleert met zowel de temperatuur, de zonnestraling en de relatieve vochtigheidsgraad… vormt dit denk ik een wel heel cruciaal punt (zelfs de wind correleert negatief met CO2 in dag-nacht cyclus; ik moet ook nog een keertje uitzoeken of dit ook van toepassing is op de seizoenen cyclus maar dit is waarschijnlijk ook het geval).
(Het heeft mij erg verbaasd dat bijna niemand stil lijkt te staan bij dit soort fenomenen… op Youtube heb ik zelfs één van onze Nederlandse klimaatmodellen experts betrapt op dat hij n.a.v. een vraag uit het publiek begint aan een redenering om vervolgens na hard nadenken bij het verkeerde antwoord ujt te komen. Mocht je interesse hebben in de video dat kan ik hem hier eventueel delen en laten starten bij het fragment waar deze over het algemeen denk ik wel goed geinformeerde man op zijn eigen terrein van de CO2 jammerlijk de mist in gaat op een fundamenteel punt)
Martijn, wat betreft de toename van waterdamp zijn we het niet geheel eens. Ik wil nog wel opmerken dat mijn recenter link concludeert dat atmosferisch waterdamp juist de laatste decennia sterk toeneemt. Gegeven de modelverbeteringen sinds ERA-Interim en beter gebruik van waarnemingen in data assimilatie, juist ook voor waterdamp, is het interessant waterdamp trends in ERA5 eens te bekijken.
We parkeren deze maar even.
Leuke filmpjes zijn nooit weg, ook niet van blunderende wetenschappers. Er zijn er velen van dus laat ook deze maar zien. Dank alvast!
Hoi Ronald,
Nadat ik eerder al heb gewezen op onderzoek waarin de toename van absolute vochtigheid op grote hoogte wordt betwist, wil ik ook nog even wijzen op een studie van eerder dit jaar (2019) waarin het punt dat ik maakte t.a.v. m.b.t. het doorslaggevende belang van de relatieve vochtigheid expliciet wordt gebruikt (zie citaat hieronder) in combinatie met een beschrijving waaruit blijkt dat (zie figuur 4):
– in de periode 1979-1997 de pieken en dalen van de hoeveelheid absolute vochtigheid ligt afnamen terwijl de temperatuur pieken- en dalen licht toenam;
– in de periode 1998-2014 (= de pauze/hiaat) zien we een patroon waarbij de temperatuur pieken en dalen duidelijk afnemen terwijl de pieken en dalen in de absolute vochtigheid juist toenemen.
http://www.sdiarticle3.com/wp-content/uploads/2019/05/Revised-ms_PSIJ_49095_v1.pdf
Citaat pagina 13:
“4.5 Positive water feedback or not in the atmosphere
492 The climate models referred by the IPCC apply positive water feedback as reported in AR5
493 [2, p.207]: “In summary, radiosonde, GPS and satellite observations of tropospheric water
494 vapor indicate very likely increases at near global scales since the 1970s occurring at a rate
495 that is generally consistent with the Clausius-Clapeyron relation (about 7% per degree
496 Celsius) and the observed increase in atmospheric temperature.” This assumption of the
497 Clausius-Clapeyron (C-C) relation should also mean constant relative humidity (RH). ”
PS. Het betreft natuurlijk een zeer complexe materie en ik ben me er van bewust dat 1 studie niet doorslaggevend is. Maar ik heb je in deze discussie niet zien praten over klimaatmodellen waarin de relatieve vochtigheid in beschouwing wordt genomen, noch heb je gesproken over het cruciale aspect van hoe de atmosfeer reageert op grote hoogte – terwijl juist daar de negatieve feedback van waterdamp (via een tweede orde effect) kan worden verwacht: o.a. omdat van wolken immers ook bekend is dat ze netto voor verkoeling zorgen.
Overigens, ik betwist natuurlijk niet dat waterdamp wel voor een eerste orde effect zorgt dat een positieve forcering oplevert (vooral dicht bij het aard oppervlak)… maar hier eindigd het verhaal natuurlijk niet, want de controverse rondom waterdamp gaat enkel over het tweede orde effect dat o.a. via wolkvorming op grote hoogte.maar ook via een soortgelijk effect via nevelvorming en mist op lagere hoogte.
Bovendien, omdat de relatieve vochtigheid bepaald hoeveel onverzadigde waterdamp de atmosfeer kan bevatten is deze dus ook bepalend voor het proces van condensatie dat een rol speelt bij zowel wolkvorming, nevelvorming als ook bij mistvorming. Ik hoop dat ik met deze laatste opmerking alsnog enigszins duidelijk heb kunnen maken waarom enkel een constante relatieve vochtigheid een voorwaarde is om te kunnen denken aan positieve forcering op CO2 (via waterdamp).
(Kortom, ik zie hier eigenlijk geen enkele aanleiding om de discussie ’te parkeren’ want de rol van waterdamp vormt eigenlijk het beginpunt van de controverse)
# The Science is Not Settled, the (Scientific) Debat is Not Over
Martijn, in de eerste plaats kudo’s voor dit verhelderend betoog, degelijk onderbouwd en begrijpelijk uitgelegd. Jammer dat in de mainstream klimatologie van dit moment zo weinig ingegaan wordt op invloed van kosmische straling en de grote determinerende factor die oceanen zijn.
Ik zit met een vraag die zaak mss nog wat complexer maakt, maar dat is dan maar zo.
De werking van de oceaanoscillaties zie ik versimpeld als volgt. Zoninstraling verwarmt de oceanen, maar die warmte wordt niet direkt vrijgegeven. Om de zoveel tijd (afhankelijk van welke cyclus je bekijkt) braken die oceanen die warmte weer uit en dat kan zijn op heel andere plaatsen dan waar die warmte in eerste instantie opgeslagen is. Kan het zijn dat die hoeveelheid warmte telkens anders is, omdat zoninstraling ook steeds varieert? Denk aan bewolking, verandering samenstelling licht etc.
Maw. Moeten we er niet vanuit gaan dat de amplitude van iedere sinus telkens verschilt? We kunnen helaas niet ver terug in de tijd voor temperatuurmetingen, dus zal het ook moeilijk zijn uitspraken te doen over het verleden. Is hier iets iver bekend?
Mooie vraag Aad!
Ik kan helemaal meegaan in wat je beschrijft en ben zelf ook niet in staat om te verwijzen naar een bron met meer informatie over de interne variabiliteit van het klimaat systeem. Hier is het denk ik wel gepast om opnieuw nog even te verwijzen naar de beschrijving hieromtrent op de website van het KNMI waar we ogenschijnlijk pas sinds begin van dit jaar kunnen lezen (helaas blijven alle vragen die het KNMI in dit verhaaltje opwerpt min of meer onbeantwoord maar de laatste zinnen onderstrepen het belang van deze kwestie nadrukkelijk):
“19 februari 2019
Een van de belangrijkste maar tegelijkertijd vaak matig begrepen aspecten van het klimaat is natuurlijke variabiliteit (figuur 1). De ene winter is kouder dan de ander, afgelopen zomer was veel droger dan normaal, in sommige jaren wordt Nederland geteisterd door een trits herfststormen, en in andere jaren weer niet. Waarom fluctueert het klimaat eigenlijk? En wat bepaalt de eigenschappen (tijdschaal, sterkte) van de fluctuaties?
Nederland
In Nederland bedraagt de gemiddelde temperatuur over de periode 1981-2010 9,99 °C, met een jaarlijkse standaardafwijking van 0,76 °C. Voor neerslag is dit gemiddeld 838 millimeter met een standaardafwijking van 113 millimeter per jaar. De langjarig gemiddelden zijn redelijk goed begrepen aan de hand van de energie- en vochtbalans van de atmosfeer, maar dat geldt in veel mindere mate voor de variabiliteit. Dat komt omdat deze grotendeels samenhangt met de chaotische (en dus onvoorspelbare) natuur van het klimaatsysteem, veroorzaakt door de vele complexe processen en interacties.
Klimaatmodellen
Klimaatmodellen zijn het tamelijk eens in het simuleren van gemiddelden, maar zijn dat veel minder als het gaat om de variabiliteit in het klimaat. Dit komt door de hierboven genoemde chaotische aspecten en doordat modellen wat betreft de vaak subtiele mechanismen die hierbij een rol spelen (zoals oceaan-atmosfeer uitwisselingen) onderling verschillen. Hierbij spelen ook de niet expliciet door de modellen opgeloste processen, zoals turbulentie en kleine regenbuien, een belangrijke rol. Elk model berekent deze processen immers op zijn eigen manier. Gesteld kan worden dat we de natuurlijke variabiliteit van het klimaatsysteem, en de processen die daarbij een rol spelen, nog maar matig begrijpen.
Ruimtelijke variaties en trends
Klimaatvariabiliteit is geen constante. De fluctuaties variëren sterk van plaats tot plaats, en ook in de tijd. In het Arctische gebied, bijvoorbeeld, is de variabiliteit veel sterker dan in onze contreien (figuur 2). Ook is uit modelstudies gebleken dat de klimaatvariabiliteit zal veranderen als het klimaat opwarmt. Zo zullen de jaar-op-jaar temperatuurvariaties hoogstwaarschijnlijk afnemen, maar die in neerslag juist sterk toenemen. De sterkte van de variabiliteit is van groot belang voor extremen in weer en klimaat, en dus voor de maatschappelijke gevolgen. Een beter begrip van natuurlijke klimaatvariaties, en ook van de veranderingen daarin, is dus essentieel.”
Bron:
https://www.knmi.nl/over-het-knmi/nieuws/klimaatfluctuaties
PS. Het KNMI geeft wel iets meer info in het artikel ‘Klimaatverandering, schommeling of trend’ (gemakkelijk te vinde via de zoekfunctie op de website); hierbij wordt gesproken over de factoren die ik in mijn artikel ook benoem: El Nino/La Nino, zonneactiviteit & vulkaanuitbarstingen. Het artikeltje eindig met een tabel waaruit blijkt dat in de verschillende perspectieven voortdurend sprake is van een nogal grote onzekerheidsmarge… waarbij ik tenslotte zou kunnen opmerken dat de met mijn methode berekende trend van een temperatuurstijging van 0,6°C in 7 decennia bovenop de cyclus uitkomt op een gemiddelde van +0,86°C per decennium, wat eigenlijk keurig past in de onzekerheidsmarge van zowel de periode 1998-2012 als de periode 1951-2012.
Tabel: waargenomen mondiale temperatuurtrends
Periode Beste schatting trend Onzekerheidsmarge
1998 – 2012 0,05 °C per decennium -0,05 tot 0,15 °C per decennium
1979 – 2012 0,16 °C per decennium 0.12 tot 0.19 °C per decennium
1951 – 2012 0,12 °C per decennium 0,08 tot 0,14 °C per decennium
(Het middelste perspectief in deze tabel herken ik direct als het meest opportuun om dat dit eigenlijk gaat om vrijwel de gehele opwaartse fase van de 70-jarige cyclus!)
Amerikaans nationaal park haalt stilletjes borden weg omdat gletsjers weigeren te smelten. Nu krijg je deze tekst voorgeschoteld.
https://www.ninefornews.nl/amerikaans-nationaal-park-borden/
Martijn,
Even kort, gezien mijn fietstocht door Duitsland met weinig WiFi, heel mooi dat je dit artikel hebt geplaatst. Ook indrukwekkend hoe je ingaat op het commentaar.
Graag had ik ook commentaar gezien van Arthur maar misschien komt dat nog.
Een vraag. Wat is de waarde en het nut van klimaatmodellen als de processen die deze moeten simuleren nog te onbekend zijn?
Mvg,
Frans
@Martijn,
Duidelijk, verhelderend en goed geschreven stuk.
Ik heb er veel van geleerd.
Ook mooi te zien hoe je elke vraag en elke reactie beantwoordt.
Nou ja, elke? Een aantal belangrijke staan nog open. Ben benieuwd of daar nog op gereageerd wordt?
Nieuw geïnstalleerd Duits wind vermogen stort als een kaartenhuis in elkaar. Het unatuurlijke effect van iets onbetaalbaars willen wat niet werkt, vroeg of laat loopt men tegen een muur aan.
https://twitter.com/NoTricksZone/status/1138463674740420609
@MP, dat wisten wij toch al een hele tijd, maar goed dat het nu bij meer mensen gaat doordringen.
Het is veel te duur, brengt niets op en de klimaatarmoede stijgt.
Het rare in Duitsland is wel dat de stroomprijs per regio sterk verschilt.
Martijn,
Bedankt voor het goede en goed onderbouwde artikel.
Ondanks het late tijdstip wil ik toch nog wat commentaar geven.
Het kaartje met de oceaancirculatie laat goed zien dat we in een ijstijd leven. Het bodemwater wordt gevormd bij de polen en is koud. Dit gebeurt v.n.l. door uitvriezen onder zeeijs en afkoelen in polinia’s.
De vorming van warm bodemwater (door verdamping) in de subtropen valt hierbij volledig in het niet, het wordt niet eens op het kaartje aangegeven. Pas als er geen ijsvorming meer plaats (ijsvrije polen, ook in de winter) vindt, kan de thermohaliene circulatie omkeren en gaan we over naar een hothouse klimaat (zoals b.v. in het Krijt). Dit zal de eerst komende miljoenen jaren niet gebeuren.
Een ijsvrije Noordelijke IJszee in het najaar doet er niet zoveel toe, het gaat om de jaarlijkse hoeveelheid ijs dat gevormd wordt en die verandert nauwelijks. Er wordt beweerd dat de afwisseling van glaciaal-interglaciaal door toedoen van de mens definitief doorbroken zou zijn maar dat gaat volledig voorbij aan de realiteit. Aan een zich aandienend glaciaal is niet te ontkomen.
Naar mijn idee heeft het veranderde landgebruik een temperatuurverhogend effect.
Guido zegt dat bossen een lager albedo hebben dan bouwland, en dat dus het landgebruik een temperatuurverlagend effect heeft.
Maar een laag albedo heeft beide aspecten: er is betere absorptie maar ook betere uitstraling.
Daarnaast verdampen bomen veel meer water dan bouwland. De gevormde waterdamp geeft vooral overdag wolkvorming door convectie, dat verlaagt de albedo. De wolken lossen door het wegvallen van de convectie ‘s nachts op, de albedo gaat omhoog. Het uiteindelijke effect is dan dat bossen beter verkoelen dan bouwland.
N.B. Per jaar wordt vier keer het oppervlak van Nederland aan tropisch bos gekapt.
Mooie aanvulling Dirk Visser!
PS. Het punt van Guido is overigens wel valide, want hier kunnen we zien dat bossen tot de regios behoren waarbij een zeer lage Albedo wordt aangetroffen:
https://en.wikipedia.org/wiki/Albedo#/media/File:Albedo-e_hg.svg
(Echter, het punt van Guido impliceert niet dat dit netto meer verwarming in de atmosfeer oplevert, want de straling wordt weliswaar niet gereflecteerd in de vorm van het Albedo-effect… maar wordt vooral omgezet in begroeiing wat juist verkoeling oplevert – bijvoorbeeld: mensen met een stukje gras onder een grote boom in de tuin die weten dat het bij temperaturen van 30+ graden C dan toch heel lekker toeven is buiten. Dus Dirk, ik ben het met je eens dat de associatie die Guide maakt bij zijn punt eigenlijk niet klopt, ondanks dat zijn gemaakte punt op zichzelf wel valide is. Zou leuk zijn als Guido hier nog een keer op gaat reageren, want ik ben wel benieuwd was zijn reactie dan zal zijn)
Veel dank Guido! (Want je input is hier opnieuw een mooie uitdaging om dieper op in te gaan)
Re: “@Martijn, Dirk, het klimaateffect van ontbossen of herbebossen is sterk afhankelijk van de lokatie. Veranderingen in CO2 concentratie, veranderingen in albedo van het landoppervlak, en veranderingen in hoeveelheid verdamping zijn de belangrijkste factoren. In de tropen koelen bossen in het algemeen (naast CO2 opname ook meer verdamping en dus wolken), in boreale gebieden hebben ze netto een opwarmend effect vanwege hogere reflectie doordat sneeuw minder gemaskeerd wordt. In onze streken is het effect waarschijnlijk klein vanwege compenserende effecten.”
Ja, dit komt overeen met wat ik zelfs over dit onderwerp heb gelezen.
Re: “Het is goed om even terug te gaan naar de plek waar deze discussie begon. Dat was mijn opmerking dat de teneur van het artikel ook had kunnen zijn dat deze cycli niet hebben bijgedragen aan de opwarming van de afgelopen pakweg 70 jaar, de periode waarvan het IPCC zegt dat tenminste de helft van de opwarming door de mens komt. Als Martijn het zo gebracht zou hebben dan was de response hier totaal anders geweest. Dan moet je dus naar andere oorzaken zoeken, en Martijn noemde o.a. veranderend landgebruik en broeikasgassen. Volgens de literatuur is die eerste factor het niet.”
In mijn artikel associeer ik de volgende 3 zaken met de factor bovenop de 70-jarige cyclus: “ontbossing, landbouw & verstedelijking”
De invloed van landgebruik wordt door de VN vooral geassocieerd met de natuurlijke cyclus van de broeikasgassen; citaat:
“Land plays an important role in global cycles of greenhouse gases (GHGs, the major GHGs are carbon dioxide (CO2), methane (CH4) and nitrous oxide (N2O)). Land use activities can result in emissions of such greenhouse gases to the atmosphere or removal of greenhouse gases from the atmosphere. The United Nations Framework Convention on Climate Change acknowledges that land use can contribute significantly to mitigation of climate change, including through the promotion of sustainable management of forests and oceans as well as other terrestrial, coastal and marine ecosystems. ”
Op Wikipedia kunnen we lezen dat veranderingen in land gebruik wel degelijk worden herkend als een significante factor die een bijdrage aan de vermeende ‘klimaat change’ heeft geleverd; de impact wordt bijvoorbeeld als volgt gespecificeerd:
“Land-use change can be a factor in CO2 (carbon dioxide) atmospheric concentration, and is thus a contributor to global climate change.[3] IPCC estimates that land-use change (e.g. conversion of forest into agricultural land) contributes a net 1.6 ± 0.8 Gt carbon per year to the atmosphere. For comparison, the major source of CO2, namely emissions from fossil fuel combustion and cement production amount to 6.3 ± 0.6 Gt carbon per year.”
Echter… aangezien de forceringen op CO2 in het natuurlijke klimaatsysteem niet empirisch zijn vastgesteld/aangetoond is het in mijn ogen zeer arbitrair om te veronderstellen dat de impact van landgebruik in termen van CO2 kan worden beschreven. Dit lijkt mij overduidelijk een (over)simplificatie die typerend is voor de neiging van de global warming beweging om doelgericht alleen om CO2 te willen laten draaien.
Een meer realistische beschrijving lijkt me bijvoorbeeld het volgende (ofschoon over de genoemde getallen volgens mij geen consensus bestaat (omdat de berekeningen zijn gebouwd op een oerwoud van aannames en niet op basis van een empirische waarneming of meting):
“This replacement of forest by agriculture has been associated with a change in global average radiative forcing of approximately –0.2 watt per square metre since 1750. … For Europe, the negative radiative forcing due to land-use change has probably been substantial, perhaps approaching –5 watts per square metre.”
Maar ook hier zie ik een fundamenteel probleem, omdat we tussen 1750 en 2019 de wereldbevolking wel ruim hebben zien groeien met een factor 10. En dat volk woont allemaal in een huisje met in steden vaak een stenen tuintje… met als resultaat bijvoorbeeld het fenomeen van het ‘urban heat island’ – wat empirisch is vastgesteld, maar desondanks wordt er alles aan gedaan om ook de impact van dit fenomeen naar de achtergrond te laten verdwijnen in het klimaatdebat.
Re: “Ook ben ik nog benieuwd naar wat Martijn nu vindt van de opmerking dat die 58% niet strookt met de amplitude van de cyclus in het begin van de periode. Ook de literatuur die er is komt tot lagere getallen, Chylek (die behoorlijk vaak omarmd wordt door sceptici) komt in https://link.springer.com/article/10.1007/s00382-016-3025-7 tot “The AMO contribution to the 1970–2005 warming was between 0.13 and 0.20 °C (depending on which AMO index is used) compared to the GHGA contribution of 0.49–0.58 °C.”, consistenter met de hele tijdserie.”
Mijn antwoord is relatief eenvoudig: ik heb mijn waarneming & berekeningen primair op de HadCRUT4 gebaseerd. Vervolgens heb ik met referenties beschreven dat de cyclus waarschijnlijk voor een groot deel kan worden verklaard met kosmische invloeden die zich vooral in het oceaan systeem openbaren (+ met mogelijk een aanvullende rol voor de zonnevlekken cyclus).
De berekening Chylek is nieuw voor mij maar ik herken de relevantie voor mijn verhaal direct, dus ik zal hier er zeker eens goed naar gaan kijken (waardevol om mee te nemen in mijn geplande update n.a.v. deze discussie op Climategate). Maar ik wil hierbij wel meteen direct aantekenen dat Chylek hierbij enkel spreekt over de impact van de AMO.
De analyse van Chylek gaat dus niet over het complex van factoren waarover ik in mijn artikel spreek in termen van in eerste instantie vooral de AMO cyclus & PDO cyclus in combinatie met een invloed van de ENSO cyclus, in combinatie met een ‘wildcard’ betreffende een mogelijke rol van de zonnevlekken cyclus (maar dan een multi-decennium variant, waarbij ik stiekem in mijn achterhoofd vooral denk aan zowel de Gleissberg cyclus als de Hale cyclus).
Maar ook in het geval van Chylek herken ik ook hier echter wel dat we waarschijnlijk hierbij te maken hebben met arbitraire berekeningen die feitelijk zijn gebaseerd op allerlei aannames die worden gemaakt in klimaatmodellen; dus de inschattingen van cyclus zijn op het eerste gezicht waarschijnlijk eigenlijk niet echt op empirische metingen gebaseerd – terwijl dit bij de HadCRUT4 natuurlijk wel het geval is (big difference).
PS. Die 58% van mijn die heb ik gekoppeld aan de gehele laatste opgaande fase van de 70-jarige cyclus; maar ik heb inmiddels ook al voor diverse timeframes voorgerekend (o.a. in mijn reacties n.a.v. de input van Henk dJ) dat in mijn methode een fenomeen verscholen zitten waarbij de gemiddelde temperatuurstijging bovenop de 70-jarige cyclus meestal uitkomt op waarden die kleiner zijn van +0,1°C per decennium (ik realiseer me dat ik ook nog eens goed moet gaan kijken naar wat hierbij precies de oorzakelijke factor is).
Guido, dat lijkt me geen gewaagde weddenschap van jouw kant. Wel zou ik vantevoren afspreken of er gecorrigeerd moet worden voor mogelijke substantiële verhoging van vulkaanactiviteit in het komende decennium. Injectie van troposferisch aerosol in de stratosfeer houdt lang stand weten we van Pinatubo (1991, nog duidelijk zichtbaar in 1994).
Hoi Guido,
Dank voor je inspanning m.b.t. je grafiek; op zichzelf kan ik je benadering helemaal steunen (waarbij je mijn groene pijlen op hetzelfde niveau laat starten in je onderste grafiek).
Echter, uit de getallen die je in je bovenste grafiek boven de blauwe pijlen hebt staan blijkt direct dat er wel het een en ander mis is gegaan bij de verwerking van de data zoals weergegeven in mijn bewerkte grafiek, want bij de 2010s heb jij een waarde 0,62 vermeld (terwijl deze in mijn grafiek 0,60 bedraagt) en bij de 1940s heb je 0,25 vermeld (terwijl deze in mijn grafiek 0,26 bedraagt). Kortom, dankzij deze twee foutjes heb je in je onderste grafiek de waarde voor de 2010s ogenschijnlijk waarschijnlijk met maar liefst 0,03 overschat.
Het gevolg is dat in jouw onderste blauwe grafiek de laatste 5 pijlen welhaast een rechte lijn omhoog tonen (met een minimale afvlakking), terwijl uit de ‘surplus’ waarden in mijn bewerkte grafiek blijkt dat deze 5 pijlen een duidelijk afvlakken verloop zouden moeten tonen na eerst een relatief grote stijging in de 1980s (van +0,02 naar +0,14… om vervolgens af te vlakken via een soort van sinus beweging af te vlakken via respectievelijk +0,05, +0,07 en +0,02).
(Nogmaals, wat je in gedachte hebt is prima hoor)
Hoi Guido,
Ik zal op een later moment vanmiddag voor het eerst een beschrijving kunnen presenteren van diverse scenarios voor de 2020s.
PS. De 58% procent die in mijn artikel wordt genoemd wordt enkel genoemd m.b.t. de afgelopen 4 decennia. Echter, ik zie inmiddels wel in dat deze beschrijving eigenlijk niet zo heel relevant is; veel relevanter is dat op basis van de 70-jarige cyclus kan worden gesteld dat de gemiddelde stijging van de temperatuur sinds het begin van de industriele revolutie (inclusief het huidige decennium) voortdurend kleiner is gebleven dan +0,09 graad C per decennium.
(Straks zal ik een nieuw overzicht presenteren met de exacte waarden op basis van de HadCRUT4 ‘monthly’ data serie delen + tenminste 4 verschillende scenarios op basis van helder gedefinieerde principes; uit de waarden zal ook direct duidelijk worden dat de keuze betreffende hoe de decennia precies worden gedefinieerd hierbij irrelevant is)
Hoi Guido,
Re: “@Martijn, hou ons op de hoogte, het is leuk werk. Die 58% is wel enorm relevant voor het verhaal op dit blog en ik denk dat ik wel goede argumenten heb gegeven dat die waarde fors te hoog is. Op basis van die 58% zagen de vaste reageerders hier hun vermoedens (wat die ook moge zijn, zeg het maar Peter van Beurden) bevestigd en was het lesmateriaal volgens sommigen etc.
Dat jij zelf ook aangeeft dat het over 70 jaar 0% zou zijn zal niet in goede aarde vallen hier maar de meesten zijn daar al weer afgehaakt en morgen weer een nieuw artikel dat aangeeft dat we met z’n allen bedrogen worden door de wetenschap en politici. Jij bent een van de eerste hier die de discussie aangaat en dat siert je enorm, dit is de een belangrijke manier om verder te komen. Andere voorwaarden zijn het corrigeren van artikelen en van elkaar. Beide factoren zijn op deze site zeldzaam, wellicht dat jij daar verandering in kan brengen.”
Ik heb inmiddels een alternatieve illustratie gemaakt:
http://klimaatcyclus.nl/klimaat/pics/hadcrut4-temperatuur-stijging-bovenop-cyclus-70-jaar-surplus-monthly-update.jpg
M.b.v. deze nieuwe illustratie ben ik tot de ontdekking gekomen dat de methode die ik heb gebruikt bij de berekening van de 58% niet deugt;
Uitgangspunt: 1940s-2010s (7 decennia): gemeten toename = 0,605°C, dus de gemiddelde stijging per decennium is 0,086°C
– 2000s-2010s (1 decennium): gemeten toename = 0,135°C, levert een gemiddelde stijging van 0,135°C per decennium => overschatting van +57,3%
– 1990s-2010s (2 decennia): gemeten toename = 0,323°C, levert een gemiddelde stijging van 0,161°C per decennium => overschatting van +87,7%
– 1980s-2010s (3 decennia): gemeten toename = 0,504°C, levert een gemiddelde stijging van 0,168°C per decennium => overschatting van +95,3%
– 1970s-2010s (4 decennia): gemeten toename = 0,676°C, levert een gemiddelde stijging van 0,169°C per decennium => overschatting van +96,5%
– 1960s-2010s (5 decennia): gemeten toename = 0,652°C, levert een gemiddelde stijging van 0,130°C per decennium => overschatting van +51,2%
– 1950s-2010s (6 decennia): gemeten toename = 0,663°C, levert een gemiddelde stijging van 0,110°C per decennium => overschatting van +27,9%
[1930s-2010s (8 decennia): gemeten toename = 0,718°C, levert een gemiddelde stijging van 0,090°C per decennium => overschatting van +4,4%]
[1920s-2010s (9 decennia): gemeten toename = 0,842°C, levert een gemiddelde stijging van 0,094°C per decennium => overschatting van +8,7%]
[1910s-2010s (10 decennia): gemeten toename = 0,975°C, levert een gemiddelde stijging van 0,097°C per decennium => overschatting van +13,3%]
….
[1870s-2010s (14 decennia): gemeten toename = 0,855°C, levert een gemiddelde stijging van 0,061°C per decennium => ONDERschatting van 29,0%]
Conclusie: deze rekenmethode leidt voor de periode vanaf de 1970s tot een overschatting van maar liefst 96,5%; echter, ik moet hierbij wel de kanttekening plaatsen dat ik in mijn artikel een andere formulering gebruikt. Er kan immers ook worden gesproken dat de opwarming voor de periode 1970s-2010s boven op de 70-jarige cyclus 50,9% betreft van de schatting die wordt gevonden op basis van een anomalie vergelijking tussen de 1970s en de 2010s. Dit betekent dat voor die periode slechts 49,1% van de opwarming kan worden toegeschreven aan de cyclus (en dus niet 58%).
Kortom, deze beschrijving in mijn introductietekst berust op zowel een arbitraire benadering als ook een bij nader inzien onjuiste berekening:
“Wanneer rekening wordt gehouden met een 70-jarige cyclus in de interne variabiliteit van het klimaat dan kan ruim 58% van de opwarming wereldwijd tijdens afgelopen 4 decennia worden toegeschreven aan deze natuurlijke cyclus.”
Een correcte meer specifieke- als ook meer relevante omschrijving is de volgende:
“Wanneer rekening wordt gehouden met een 70-jarige cyclus in de interne variabiliteit van het klimaat dan kan ruim 49% van de opwarming wereldwijd tijdens afgelopen 4 decennia worden toegeschreven aan deze natuurlijke cyclus, wat feitelijk neerkomt op een overschatting van ruim 96%. Na correctie voor de 70-jarige cyclus blijkt de stijging t/m de 2010s altijd steken op een waarde kleiner dan +0,09°C per decennium.”
(Het laatste getal vormt in mijn ogen de belangrijkste consequentie van het fenomeen van de 70-jarige cyclus; dit belangrijke punt ontbreekt nog geheel in de eerste versie van mijn artikel; kortom zowel een correctie als een aanvulling zal onderdeel worden van de eerder aangekondigde update n.a.v. de response op dit platform – deze verwacht ik begin volgende week te kunnen presenteren)
PS. Guido, veel dank voor je input & feedback van afgelopen dagen; het heeft mij zojuist nog aardig wat inspanning gekost om dit helder te krijgen – essentieel is dat de vergelijking tussen 2 willekeurige decennia vereist dat er een 3de berekening nodig is om het percentage van de overschatting te kunnen bepalen (dit had ik zelf nog niet onderkend, ik heb ook geen feedback gezien waarbij is gewezen op dit cruciale punt).
Martijn, je zult toch eerst moeten komen met een deugdelijke amplitude van jouw 70-jarige cyclus. Fase en frequentie heb je prima gemeld. De amplitude, toch ook een cruciaal onderdeel van een cyclus blijf je ontlopen.
Als je die kent, dan kun je exact de bijdrage van jouw 70-jarige cyclus aan de huidige opwarming berekenen. De grootte van die amplitude is mij wel duidelijk. Jou niet?
Hoi Ronald,
Je terechte vraag heeft betrekking op de laatste kwestie waarover ik nog niets heb gemeld (je bracht het onderwerp al eerder ter sprake o.a. met een formule + meerdere mensen hebben hier opmerkingen over gemaakt).
Op de eerste plaats ben ik onvoldoende thuis in de wiskunde om met de formule die je deelde zelf aan de slag te gaan, maar ik heb inmiddels wel een inschatting kunnen maken betreffende de order van grootte – met de kanttekening dat de amplitude hier geen constante is want hij neemt iets toe in omvang. Op basis data van het 2 Degrees Institute heb ik een inschatting gemaakt dat het dal in de eerste helft van de 19de eeuw waarschijnlijk ongeveer op -0,5°C in de 1830s. Indien deze inschatting correct is dan is het verschil met het volgende dal 70 jaar later in de 1900s slechts 0,1 °C, wat zou betekenen dat in de tussentijd de temperatuurstijging bovenop de cyclus bij de tussenliggende piek in de orde van +0,05°C zal hebben gelegen.
Ik kom hierbij dan uit op een amplitude in de orde van 0,1°C (waarbij het temperatuurverschil de pieken en dalen dus ongeveer in de orde van 0,2°C liggen); normaals, met de kanttekening dat de amplitude geen constante is en toeneemt. Bovendien, door deze toename + het effect van de temperatuurstijging is mijn inschatting vermoedelijk te laag.
Daarnaast heb ik de volgende 2 referenties gevonden waarin over min of meer hetzelfde fenomeen ook wordt gesproken over een amplitude:
https://arxiv.org/ftp/arxiv/papers/1206/1206.5845.pdf
http://wyattonearth.net/images/10Wyatt_Curry_2013_GaTech_Press_Release.pdf
In de eerste referentie (Scafetta presenteert hierin een model voor de HadCRUT3 gebaseerd op een combinatie van 4 verschillende oscillaties) wordt o.a. het volgende beschreven (op pagina):
“Just as in the solar data, the 60-year cycle has about three times the peak-to-trough amplitude (~0.24ºC) of the 20 year cycle (~0.08 ºC).”
De genoemde 0.24ºC zit slechts iets boven mijn inschatting; uitgaande van dat mijn cyclus iets langer is in combinatie van een toename van de amplitude (ogenschijnlijk vooral in de laatste paar decennia) lijkt mij dat voor de amplitude aan een bandbreedte kan worden gedacht die beweegt in de orde van grofweg 0,2-0,3ºC (eerste deel zit dichter bij de onderkant van de range, latere deel dichter bij de bovenkant).
Veel verder ga ik hiermee denk ik zelf niet komen zonder me eerst opnieuw in de bijbehorende wiskunde te verdiepen.
Komt dit enigszins in de buurt van een antwoord waarop je had gehoopt?
PS. Overigens Ronald, ik heb over dit onderwerp nog wel vraagje van mijn kant:
wellicht dat jij zelf handig bent met de formule die je deelde? Ben jij wellicht zelf in staat om met op basis van de Hadley Centre data files de amplitude te berekenen?
Hoi Ronald,
Je terechte vraag heeft betrekking op de laatste kwestie waarover ik nog niets heb gemeld (je bracht het onderwerp al eerder ter sprake o.a. met een formule + meerdere mensen hebben hier opmerkingen over gemaakt).
Op de eerste plaats ben ik onvoldoende thuis in de wiskunde om met de formule die je deelde zelf aan de slag te gaan, maar ik heb inmiddels wel een inschatting kunnen maken betreffende de order van grootte – met de kanttekening dat de amplitude hier geen constante is want hij neemt iets toe in omvang. Op basis data van het 2 Degrees Institute heb ik een inschatting gemaakt dat het dal in de eerste helft van de 19de eeuw waarschijnlijk ongeveer op -0,5°C in de 1830s. Indien deze inschatting correct is dan is het verschil met het volgende dal 70 jaar later in de 1900s slechts 0,1 °C, wat zou betekenen dat in de tussentijd de temperatuurstijging bovenop de cyclus bij de tussenliggende piek in de orde van +0,05°C zal hebben gelegen.
Ik kom hierbij dan uit op een amplitude in de orde van 0,1°C (waarbij het temperatuurverschil de pieken en dalen dus ongeveer in de orde van 0,2°C liggen); normaals, met de kanttekening dat de amplitude geen constante is en toeneemt. Bovendien, door deze toename + het effect van de temperatuurstijging is mijn inschatting vermoedelijk te laag.
Daarnaast heb ik de volgende 2 referenties gevonden waarin over min of meer hetzelfde fenomeen ook wordt gesproken over een amplitude:
https://arxiv.org/ftp/arxiv/papers/1206/1206.5845.pdf
wyattonearth*dot*net/images/10Wyatt_Curry_2013_GaTech_Press_Release.pdf
In de eerste referentie (Scafetta presenteert hierin een model voor de HadCRUT3 gebaseerd op een combinatie van 4 verschillende oscillaties) wordt o.a. het volgende beschreven (op pagina):
“Just as in the solar data, the 60-year cycle has about three times the peak-to-trough amplitude (~0.24ºC) of the 20 year cycle (~0.08 ºC).”
De genoemde 0.24ºC zit slechts iets boven mijn inschatting; uitgaande van dat mijn cyclus iets langer is in combinatie van een toename van de amplitude (ogenschijnlijk vooral in de laatste paar decennia) lijkt mij dat voor de amplitude aan een bandbreedte kan worden gedacht die beweegt in de orde van grofweg 0,2-0,3ºC (eerste deel zit dichter bij de onderkant van de range, latere deel dichter bij de bovenkant).
Veel verder ga ik hiermee denk ik zelf niet komen zonder me eerst opnieuw in de bijbehorende wiskunde te verdiepen.
Komt dit enigszins in de buurt van een antwoord waarop je had gehoopt?
PS. Overigens Ronald, ik heb over dit onderwerp nog wel vraagje van mijn kant:
wellicht dat jij zelf handig bent met de formule die je deelde? Ben jij wellicht zelf in staat om met op basis van de Hadley Centre data files de amplitude te berekenen?
Martijn,
Op basis data van het 2 Degrees Institute heb ik een inschatting gemaakt dat het dal in de eerste helft van de 19de eeuw waarschijnlijk ongeveer op -0,5°C in de 1830s. Indien deze inschatting correct is dan is het verschil met het volgende dal 70 jaar later in de 1900s slechts 0,1 °C…..”
Kijkend naar jouw tweede figuur is het niet aannemelijk dat deze -0.5 graden t.o.v. het gemiddelde over de periode 1850-1900 is, ondanks dat 1830 niet is opgenomen in die figuur. Voor de duidelijkheid en een goede kwantificatie is een consistente referentie vereist. Hoe vertaalt de -0.5 graad anomalie van 1830 zich naar de 1850-1900 referentie?
PS. Ronald, in de 1ste bron beschrijft Scafetta direct na het citaat dat ik deelde ook het volgende:
“… Comparing the residuals over the entire period depicted in Fig 2b, they appear stationary up to 1950, but there is a
visible positive trend from 1950 to 2010.”
(Ik hoop dat je al wel bekend was met het werk van Scafetta; op Wikipedia wordt hij gerekend tot de club mensen die meent dat het fenomeen van de ‘global warming’ voornamelijk kan worden toegeschreven aan natuurlijke processen; Scafetta beschrijft bijvoorbeeld: “At least 60% of the warming of the Earth observed since 1970 appears to be induced by natural cycles which are present in the solar system.” Overigens, in mijn ogen is er wel wat meer ruimte voor menselijke invloeden dan Scafetta suggereert… dus ik wil zijn werk hier enkel gebruiken m.b.t. het aspect van de amplitude)
PPS. De relevantie van de analyse van Scafetta wordt meer expliciet duidelijk in een andere publicatie van Scafetta:
https://arxiv.org/pdf/1310.7554.pdf
Discussion on climate oscillations: CMIP5 general circulation models versus a
semi-empirical harmonic model based on astronomical cycles
De abstract bevat o.a. een gedetailleerde beschrijving van de cyclus op basis van zowel de HadCRUT3 als de HadCRUT4:
“… For example, a quasi 60-year natural oscillation simultaneously explains the 1850-1880, 1910-1940 and 1970-2000 warming periods, the 1880-1910 and 1940-1970 cooling periods and the post 2000 GST plateau. This hypothesis implies that about 50% of the ∼ 0.5 oC global surface warming observed from 1970 to 2000 was due to natural oscillations of the climate system, not to anthropogenic forcing as modeled by the CMIP3 and CMIP5 GCMs. Consequently, the climate sensitivity to CO2 doubling should be reduced by half, for example from the 2.0-4.5 oC range (as claimed by the IPCC, 2007) to 1.0-2.3 oC with a likely median of ∼ 1.5 oC instead of ∼ 3.0 oC. Also modern paleoclimatic temperature reconstructions showing a larger preindustrial variability than the hockey-stick shaped temperature reconstructions developed in early 2000 imply a weaker anthropogenic effect and a stronger solar contribution to climatic changes. The observed natural oscillations could be driven by astronomical forcings. The ∼ 9.1 year oscillation appears to be a combination of long soli-lunar tidal oscillations, while quasi 10-11, 20 and 60 year oscillations are typically found among major solar and heliospheric oscillations driven mostly by Jupiter and Saturn movements. Solar models based on heliospheric oscillations also predict quasi secular (e.g. ∼ 115 years) and millennial (e.g. ∼ 983 years) solar oscillations, which hindcast observed climate oscillations during the Holocene.”
Re: Ronald
“Martijn,
Op basis data van het 2 Degrees Institute heb ik een inschatting gemaakt dat het dal in de eerste helft van de 19de eeuw waarschijnlijk ongeveer op -0,5°C in de 1830s. Indien deze inschatting correct is dan is het verschil met het volgende dal 70 jaar later in de 1900s slechts 0,1 °C…..”
Kijkend naar jouw tweede figuur is het niet aannemelijk dat deze -0.5 graden t.o.v. het gemiddelde over de periode 1850-1900 is, ondanks dat 1830 niet is opgenomen in die figuur. Voor de duidelijkheid en een goede kwantificatie is een consistente referentie vereist. Hoe vertaalt de -0.5 graad anomalie van 1830 zich naar de 1850-1900 referentie?”
TOELICHTING:
Ik heb bij de grafiek van het 2 Degrees Institute een vergelijking gemaakt tussen het gemiddelde van de 1830s, 1840s en 1850s; vervolgens heb ik de aangetroffen verschillen aan de HadCRUT data geplakt om een indicaties te krijgen van het eerste dal voorafgaand aan de 1850s van de HadCRUT.
PS. De data van het 2 Degree Institute voor de 1830s en 1840s is overigens gebaseerd op proxies; vooral omdat de daling duidelijk doorloopt tot de 1810s lijkt het wel een enigszins verantwoorde keuze (met de kanttekening dat het verschil tussen de 1850s en 1860s van de HadCRUT4 een kleine daling laat zien van ongeveer -0,02ºC terwijl de proxies een stijging tonen in de orde +0,1ºC; geen groot verschil maar ik meldt het toch maar even). Nogmaals, mijn inschatting was in eerste instantie op de 2 pieken en dalen van de HadCRUT4 zelf gericht; daarna heb ik pas de data van het 2 Degree Institute erbij gepakt om een indicatie te krijgen van de trend in de laatste 2 decennia voor de 1850’s om te kunnen bepalen in hoeverre er toen al sprake was van een temperatuurstijging boven op de cyclus – mijn veronderstelling dat deze beperkt was tot in de orde van ongeveer +0,1ºC over een periode van 70 jaar lijkt me geen gewaagde veronderstelling om over te struikelen.
(Ik probeer je enkel van een gedegen antwoord te voorzien, voor zover ik hiertoe uberhaupt in staat ben)
Ronald, afgaande op de laatste HadCRUT4 figuur in mijn artikel (Fig.1) denk ik dat een inschatting van de bandbreedte voor de oscillatie in de orde van 0,2-0,25ºC ligt; dus een amplitude: 0,100-0,125ºC.
Wellicht dat de bandbreedte toename na 1950 in de orde van niet veel meer dan 0,05ºC ligt; wat resulteert in een amplitude toename na 1950 in de orde van grootte van niet veel meer dan: 0,025ºC ligt.
(De 0,3ºC die ik zojuist noemde als bovengrens voor de bandbreedte lijkt bij nader inzien waarschijnlijk een brug te ver op basis van Fig.1)
Hoi Martijn,
Dank voor je antwoorden, die jou weer tot nieuwe inzichten hebben gebracht. Ik kan goed leven met de amplitude van de 70-jarige cyclus waar je op uitkomt: zo rond de 0.125 graden. Een echt grondige analyse houdt ook rekening met veranderende aerosol dichtheid en verandering in de zonneactiviteit, precies zoals Chylek (2016) doet. Hij komt tot een amplitude van 0.13-0.20 (voor AMO specifiek) en dat ligt in de ordegrootte die jij nu presenteert en die ik onderschrijf met inachtneming van data vóór 1850 waarin er nog geen sprake was van CO2 toename.
Dan is de rest eenvoudig. De mondiale temperatuur is gestegen met ~1 graad sinds 1830. Daarvan is maximaal 0.125 toe te schrijven aan de 70-jarige cyclus en dat is dus maximaal 12.5%. Gedurende een kortere periode dan 70 jaar kan het meer zijn, maar ook minder. Maar in ieder geval, over een periode van 70, 140, …. (oftewel n*70, met n=1,2,…) jaar is de gemiddelde bijdrage van die cyclus aan de totale opwarming 0.
De kanttekening die je herhaaldelijk maakt, dat de amplitude van de 70-jarige cyclus zou toenemen, zien we niet terug in de data, immers dat zou betekenen dat (1) ook de minima van de cyclus prominent zichtbaar zouden moeten zijn vanaf 1900 en (2) ook voor een sinusoïde met toenemende amplitude (de fysica daarachter is mij niet bekend, Chylek (2016) ziet daar ook geen aanleiding toe) is het gemiddelde over de periode 0. Zowel (1) als (2) zien we niet terug in de tweede figuur van jouw artikel.
Hoe komen we dan aan het lokale maximum van ~0.3 in 1940 in jouw tweede figuur? Wel, in 1940 was de CO2 dichtheid 310 ppm een stijging van 30 t.o.v. 1850. Met een klimaatgevoeligheid van 1.3 (veelal gehanteerd door de luke warmers) geeft dat een temperatuurstijging van ~0.2 graden. Als jouw 70-jarige cyclus in 1940 piekt met een amplitude van 0.125 dan kan de piek in 1940 met een waarde van ~0.30 goed worden verklaard door de CO2 bijdrage met een klimaatgevoeligheid van ~1.3.
Dit is ook wat Guido eerder bedoelde met: “Die factoren moet je ook verrekenen, je kan niet die hele temperatuurstijging van de jaren ’10 tot aan ‘40 aan je cyclus toeschrijven!”
Ik heb je ook gemeld dat de trend in jouw eerste figuur positief is (toename van snelheid), m.a.w. er zit een versnelling in het temperatuurverloop. Zie mijn eerdere wiskundige formulering.
Dit alles bij elkaar verklaart heel goed de opwaartse temperatuurtrend over een langere periode die jouw tweede figuur laat zien. De 70-jarige cyclus die jij beschrijft speelt daarin ook een rol, een bescheiden rol.
Dank voor je feedback Ronald!
Ik begrijp je punt m.b.t. de invloed van de overige factoren echter dan zou je eigenlijk ook rekening moeten gaan houden met de kosmische constellaties die impact hebben op het zwaartekrachtveld van de zon wat uiteindelijk bepalend is voor de hoeveelheid kosmische straling die de aarde bereikt. En weten ook de invloed van de ENSO cyclus eigenlijk de grootste variabiliteit veroorzaakt dus deze zou in een grondige analyse ook moeten worden meegenomen.
Re: “Dan is de rest eenvoudig. De mondiale temperatuur is gestegen met ~1 graad sinds 1830. Daarvan is maximaal 0.125 toe te schrijven aan de 70-jarige cyclus en dat is dus maximaal 12.5%. ”
Je suggestie “dan is de rest eenvoudig” gaat in mijn ogen helemaal voorbij aan het allereerste punt dat ik in mijn artikel heb gemaakt betreffende het gebrekkige inzicht dat we hebben in de werking van de natuurlijke variabiliteit. Mijn relatief eenvoudige benadering op basis van een 70-jarige cyclus vormt eigenlijk een eenvoudige truc om dit probleem te vermijden/omzeilen.
En vervolgens maak je nog een nogal opzichtige fout in je redenering m.b.t. het jaar 1830, want ik heb immers beschreven dat dit het eerste dal vormde in de periode voorafgaand aan 1850; aangezien we nu in een piek-fase zitten betekent dit dus dat we t.o.v. 1830 2×0,125ºC (=0,25ºC) aan de cyclus mogen toedichten. Omdat de periode 1830-2010 in termen het gemiddelde over de decennia betrekking heeft op een temperatuurstijging van 1,1ºC kom ik hierbij dus wel iets hoger uit dan de uitkomst van jouw berekening, want 0,25ºC van 1,1ºC levert een percentage van 22,7% op… terwijl jij veronderstelt dat het slechts de helft zou zijn.
Het belangrijkste inzicht dat dit alles oplevert is denk ik het volgende:
Bij terugkijken vanuit een piek-fase in de cyclus (wat van toepassing is op het huidige decennium) dient men behoedzaam te zijn voor het feit dat bij een kortere periode dan de lengte van de cyclus de structurele toename van de temperatuur ALTIJD kleiner is dan de temperatuurtoename die wordt gemeten…!
(Ik heb dit laatste punt immers min of meer getoond in mijn post van 15 jun 2019 om 22:01)
In mijn vereenvoudigde benaderingswijze speelt de amplitude van de cyclus geen rol. Zowel de lengte als de amplitude van de oscillatie geldt dat fluctuaties door allerlei zaken kunnen worden veroorzaakt: enerzijds door kosmische invloeden die zijn gerelateerd aan het netto effect van de kosmische banen en anderzijds kunnen de omstandigheden op aarde hierbij een rol spelen. Mijn voorspelling voor de 2020s is gebaseerd op een diepere analyse van de variaties bovenop de cyclus waarbij ik onderliggende 3 trends heb aangetroffen echter deze werden pas duidelijk wanneer ik ook de decennia van de 1830s en 1840s had meegenomen (ik heb hierover meer details beschreven in combinatie met 5 scenarios in mijn post van 13 jun 2019 om 23:05)… waarbij ik op het niveau van de decennia een zaagtand beweging heb aangetroffen waarbij het momentum afgelopen decennia behoorlijk klein is geworden.
Ik speculeer dus niet op een of andere joekel van een vulkaanuitbarsting; concreet denk ik naast mijn analyse ook wel aan een vergelijkbaar scenario als na de 1997/1998 super El Nino waarna de pauze ontstond die duurde t/m 2014; na de super El Nino van 2015/2016 zou zich een vergelijkbaar fenomeen kunnen voordoen…. want ondanks dat El Ninos in eerste instantie zorgen voor opwarming van de atmosfeer is het bekend dat dat netto juist voor afkoeling zorgen – omdat het oceaan systeem hierbij in zekere zin welhaast letterlijk stoom afblaast.
Het valt me ook al op dat jij zelfs de fluctuaties in de amplitude van de 70-jarige cyclus associeert met CO2; ik besef dat dit helemaal past in de tijdgeest van het klimaatalarmisme – waarbij sommigen menen welhaast iedere verandering in verband te kunnen brengen met CO2 – maar natuurkundig bezien kan dit meestal niet hard worden gemaakt.
PS. Overigens, ik heb natuurlijk nooit de suggestie gewekt dat de temperatuurstijging tussen 1910 en 1940 het gevolg zou zijn van de cyclus; immers, de groene pijl bij de 1940s is nogal groot (+0,25ºC) en op basis van mijn inschatting voor de 1840s kan ik melden dat een groene pijl voor de 1910s relatief klein is (ongeveer +0,06ºC). Maar daarmee is natuurlijk niet gezegd dat de tussenliggende temperatuurstijging van +0,19ºC in die 30 jaar het gevolg zou zijn van CO2… in tegendeel, want dit lijkt eigenlijk zelfs zeer onwaarschijnlijk; speculeren op dat dit voor die relatief vroege periode met volledig aan CO2 zou kunnen worden toegeschreven lijkt vooral te berusten op een tunnelvisie. Immers, ook de temperatuurstijging bovenop de cyclus kan voor een flink deel door andere natuurlijke factoren worden bepaald.
Tenslotte:
Re: “Hoe komen we dan aan het lokale maximum van ~0.3 in 1940 in jouw tweede figuur? Wel, in 1940 was de CO2 dichtheid 310 ppm een stijging van 30 t.o.v. 1850. Met een klimaatgevoeligheid van 1.3 (veelal gehanteerd door de luke warmers) geeft dat een temperatuurstijging van ~0.2 graden. Als jouw 70-jarige cyclus in 1940 piekt met een amplitude van 0.125 dan kan de piek in 1940 met een waarde van ~0.30 goed worden verklaard door de CO2 bijdrage met een klimaatgevoeligheid van ~1.3.”
In 1850 was de CO2 al op 284,7 ppm beland en in de 1850’s was het gemiddelde dus nog iets hoger dan 285; dus de stijging in de 1940s bedroeg ongeveer slechts 25 ppm. Op basis van een klimaatgevoeligheid van 1,3ºC praten we dan over een temperatuurtoename van slechts 0,11ºC t.g.v. CO2 t.o.v. de waargenomen toename van +0,31ºC voor de periode 1850-1940. Op basis van het fase verschil tussen 1850 en 1940 komen we met mijn bandbreedte uit op 1x het amplitude verschil, dus: 0,125ºC.
Kortom, van het waargenomen temperatuur verschil tussen 1850 en 1940 van 0,31ºC kan ik op basis van jouw suggestie slechts 0,11ºC aan de CO2 toeschrijven en ongeveer 0,1ºC aan de toen nog relatief kleine amplitude van de 70-jarige cyclus. En daarmee is toch echt nog 0,1ºC onverklaard gebleven hoor… en hiervoor kunnen talrijke natuurlijke factoren in aanmerking komen.
Ik moet zeggen dat dit wel een geinig rekenvoorbeeld is geweest Ronald… maar ik komt hierbij wel vrij gemakkelijk tot de conclusie dat ik hierbij voor de periode 1850-1940 bijna 2/3 van de opwarming aan natuurlijke factoren kan toeschrijven.
Martijn,
Sorry, maar hier ga je opzichtig de fout in. Een sinus met een amplitude van 0.125 heeft een maximale waarde van ….. 0.125. Op ieder willekeurig moment in de cyclus is de bijdrage van de 70-jarige cyclus dus altijd kleiner dan of gelijk aan 0.125.
Ten tweede trek je een verkeerde conclusie uit mijn reacties.
“Het valt me ook al op dat jij zelfs de fluctuaties in de amplitude van de 70-jarige cyclus associeert met CO2”. Ik stel juist, net als Chylek (2016), dat er geen fysisch argument is om de amplitude van de natuurlijke cyclus te veranderen als functie van de tijd.
Ten derde, als je het tot in de tweede decimaal wilt uitrekenen: het gemiddelde CO2 niveau over de jaren 1850 en 1940 is 285,33 en 310,61 resp. (https://data.giss.nasa.gov/modelforce/ghgases/Fig1A.ext.txt). Bij een klimaat gevoeligheid van 1.3 geeft dat 0.16 graden opwarming; 0.125+0.16=0.285. Kortom, heel dicht bij jouw (figuur 2) lokale maximum van 0.3 in de jaren 1940.
Vervolgens ga je nogmaals opzichtig de fout in met:
“Kortom, van het waargenomen temperatuur verschil tussen 1850 en 1940 van 0,31ºC”
Je moet het verschil nemen tussen 1940 en 1870 (70 jaar). Dat verschil is ~0.25 (visuele schatting), waarvan 0.16 graad (=64%) verklaard kan worden door CO2 toename. Waarbij we dan voor het gemak de impact van veranderende zonneactiviteit en vulkanisme hebben verwaarloosd. Bovendien zijn we uitgegaan van de vrije conservatieve ‘luke warmer’ klimaatgevoeligheid van 1.3.
Ik moet zeggen dat dit een inzichtelijk rekenvoorbeeld is geweest Martijn… die ons leidt tot de conclusie dat het zeer aannemelijk is te maken dat de overgrote meerderheid van de opwarming tussen 1850 en 1940 kan worden toegeschreven aan de toename van CO2. Dit onder de aannames van een relatief lage klimaatgevoeligheid en een niet veranderende zonne- en vulkaanactiviteit over die periode. Een uitvoerige analyse met inachtneming van die laatste aspecten is te vinden in Chylek (2016).
Tot slot, kijkend naar jouw figuur 1, doortrekkend tot 2030, dan zie voor de komende 10 jaar weliswaar een dalende trend, maar de trend blijft positief, dus in absolute zin zal de temperatuur blijven stijgen. Slechts grote vulkaanuitbarstingen kunnen de temperatuur doen afnemen het komende decennium.
Dank Ronald!
(Excuus, na teruglezen zie ik dat je inderdaad de CO2 inderdaad niet associeerde met de amplitude van de cyclus, doch enkel met de temperatuurontwikkeling bovenop de cyclus)
Re: “De kanttekening die je herhaaldelijk maakt, dat de amplitude van de 70-jarige cyclus zou toenemen, zien we niet terug in de data, …”
We hebben dit aspect in de data overigens nog niet in detail besproken, echter omdat mijn uitgangspunt vormt dat de 70-jarige cyclus wordt gevormd door een combinatie van fenomenen denk ik dat er alle ruimte is voor fluctuaties in zowel de amplitude als de lengte van de fases. Maar hiervoor moet op een dieper niveau in de data worden gekeken dan alleen op het niveau van de decennia.
Ik had in mijn post van 16 jun 2019 om 01:35 al gewezen naar het werk van Loehle & Scafetta; deze onderzoekers hebben in hun analyse ruimte hebben gelaten voor een ‘vrije’ amplitude, citaat:
“The model was fit by nonlinear least squares estimation using Mathematica functions, with phase and amplitude free but period fixed as above.”
Vervolgens wil ik er ook nog op wijzen dat de neerwaartse cyclus iets korter is dan dan opwaartse cyclus; dit vormt in mijn ogen een tweede aspect om te veronderstellen dat de amplitude van de cyclus mogelijk niet stabiel is.
(Overigens, ik stond al niet te trappelen om in detail te treden over amplitude en fases omdat in mijn ogen mijn analyse op het niveau van de decennia hiervoor eigenlijk geen geschikt perspectief biedt – mede omdat we het moeten doen met een perspectief waarbij data beschikbaar is voor niet veel meer dan 2 complete fases, wat natuurlijk erg weinig is om over het specifieke onderwerp van de variaties in de amplitude in detail te treden – echter op het niveau van de periodes van een dubbel decennium heb ik hier een plaatje voor me liggen waarbij zowel de amplitude van de variatie flink is afgenomen en er is bovendien een licht dalende trend zichtbaar… beide wijst in mijn ogen in de richting van een verlenging van zowel de oscillatie als de amplitude)
Wat betreft de studie van Chylek et a. (2016):
Ik had in een reactie richting Guido er al op gewezen dat ze in deze studie enkel praten over de AMO. De opmerking waaruit blijkt dat deze onderzoekers uitgaan van een stabiele AMO kun je niet zomaar extrapoleren naar de 70-jarige cyclus, welke immers in verband wordt gebracht met een combinatie van cycli (welke betrekking hebben op zowel andere oceaan cycli als cycli gerelateerd aan de zon).
(Overigens, in deze studie wordt bovendien niet gewerkt met de HadCRUT; evengoed herken ik wel de relevantie van de studie)
Re: “Ten derde, als je het tot in de tweede decimaal wilt uitrekenen: het gemiddelde CO2 niveau over de jaren 1850 en 1940 is 285,33 en 310,61 resp. (data*dot*giss.nasa.gov/modelforce/ghgases/Fig1A.ext.txt). Bij een klimaat gevoeligheid van 1.3 geeft dat 0.16 graden opwarming; 0.125+0.16=0.285. Kortom, heel dicht bij jouw (figuur 2) lokale maximum van 0.3 in de jaren 1940.”
Ik kan je rekensommetje opnieuw niet volgen want het verschil tussen 285,33 en 310,16 = slechts 24,83 ppm, dus t.o.v. zowel het getal 285,33 als 301,16 levert dit een CO2 toename die kleiner is dan 10%; bij 10% zou je bij de klimaatgevoeligheid uitkomen op een waarde van 0,13… maar het percentage is lager dan 10% dus hier mogen we een waarde verwachten van lager dan 0,13.
Dus ik vraag me af hoe jij aan jouw 0,16 bent gekomen?
Re: “Je moet het verschil nemen tussen 1940 en 1870 (70 jaar).”
…??? In je eerdere berekening ging je zelf uit van de periode 1850-1940, zie dit citaat uit je eigen woorden:
“Hoe komen we dan aan het lokale maximum van ~0.3 in 1940 in jouw tweede figuur? Wel, in 1940 was de CO2 dichtheid 310 ppm een stijging van 30 t.o.v. 1850. Met een klimaatgevoeligheid van 1.3 (veelal gehanteerd door de luke warmers) geeft dat een temperatuurstijging van ~0.2 graden. Als jouw 70-jarige cyclus in 1940 piekt met een amplitude van 0.125 dan kan de piek in 1940 met een waarde van ~0.30 goed worden verklaard door de CO2 bijdrage met een klimaatgevoeligheid van ~1.3.”
PS. Sorry Ronald, je retorische conclusie lijkt vooral gebaseerd op je eigen overtuiging want je rekensommetjes heb ik 2x op rij niet kunnen bevestigen; ik begrijp ook niet dat je in je 2de rekenvoorbeeld over 1850-1940 spreekt om vervolgens in je 2de rekenvoorbeeld over 1870-1940 te spreken.
Overigens, in 1870 zat de CO2 al op 287.5 ppm, zie: https://www.co2levels.org
Dus je CO2 toename in je 2de berekening zou ook nog eens ruim 2 punten kleiner moeten zijn dan het verschil dat we vinden tussen de 285,33 en 310,61 die je noemde; via de genoemde bron kom je in 1854 op een waarde van 285,3 ppm.
(De intentie achter je berekening kan ik overigens wel helemaal volgen, maar ik struikelde zojuist enkel over de getallen die je gebruikte)
Re: Guido “Het zou prettig zijn als je de tekst zou kunnen aanpassen, die 58% klopt gewoon niet meer.”
Ja hoor, ik had al aangekondigd dat het punt betreffende die 58% bij mijn geplande update zou gaan verdwijnen; zie deze opmerking + uitgebreide toelichting in mijn post van 15 jun 2019 om 22:01:
“M.b.v. deze nieuwe illustratie ben ik tot de ontdekking gekomen dat de methode die ik heb gebruikt bij de berekening van de 58% niet deugt;”
(Overigens Guido, nogmaals dank dat je dit punt ter sprake hebt gebracht want dit betreft uiteindelijk met afstand de enige belangrijke correctie die ik in mijn update moest gaan verwerken; bovendien, uiteindelijk heeft dit punt mij er toe gebracht om een meer concreet perspectief toe te voegen – o.a. dat een vergelijking tussen het huidige decennium en een decennium meer recent dan 7 decennia terug eigenlijk altijd uitnodigt tot een vorm van overschatting van de structurele impact omdat dit het directe gevolg is van het feit dat alle tussenliggende decennia zich altijd in een ‘lagere fase’ zitten dan het huidige decennium)
PS. Ik kan inmiddels ook melden dat mijn geplande update bijna klaar is; deze bevat o.a. de volgende tekst:
“• N.a.v. de ontvangen feedback heb ik enkele correcties aangebracht aan het eind van de introductietekst + de 3de paragraaf (hierbij is het eerder genoemde percentage van 58% m.b.t. de periode van de 1970’s verlaagd naar 49% in combinatie met een aanvullend percentage van maar liefst 96% welke betrekking heeft op de bijbehorende overschatting van de structurele impact van de temperatuurverhoging). Tevens is de eerste grafiek met de beschrijving toont van de 50-jarige trend vervangen door de actuele versie die door dezelfde bron wordt gepresenteerd (de vorige versie van deze illustratie betrof bovendien per abuis de HadCRUT3 i.p.v. de HadCRUT4).”
En de paragraaf met de kop ‘Natuurlijke cyclus verklaard 58% van ‘global warming’ wordt vervangen door de nieuwe meer specifieke kop:
‘Natuurlijke cyclus verklaard 49% van temperatuurstijging sinds 1970s + een overschatting van 96%’
(Ik ben me niet bewust dat iemand heeft opgemerkt dat ook dok de term ‘global warming’ in die kop achteraf bezien veel te ruim was gekozen en eigenlijk helemaal niet op zijn plaats was; want die term wordt meestal gebruikt in een specifieke context, namelijk: de antropogene component van de opwarming sinds het begin van de industriele revolutie; mijn artikel behandelt dat specifieke onderwerp immers eigenlijk helemaal niet. De manier waarop ik de term vlak voor de betreffende kop verder slechts 1x in het artikel gebruikt sluit wel zonder problemen aan bij de context)
Martijn,
klopt, die 1850 was een foutje mijnerzijds. De formule die ik gebruik voor temperatuurverandering t.g.v. CO2 verandering is:
[ 5.35*ln(CO2_eind/CO2_begin)/3.7 ] * klimaatgevoeligheid. Een CO2 verdubbeling geeft dan de bekende 3.7W/m^2 radiative forcing.
CO2_eind = 310.61
CO2_begin = 287.5
=> 0.11*klimaatgevoeligheid = 0.15 voor bescheiden luke warmer gevoeligheid van 1.3 en 0.17 voor de absolute IPCC ondergrens van 1.5. Mijn eerdere 0.16 graden is in dat licht zo gek nog niet.
Ik ben het wel eens met Guido dat we niet veel verder komen. Wat mij betreft kunnen we als volgt afronden.
We zijn het volgens mij eens dat:
(1) de mondiale temperatuur gemiddeld stijgt, de afgelopen 140 jaar (twee 70-jarige perioden), zie jouw figuur 2.
(2) de amplitude van de 70-jarige cyclus ~0.125 graden is.
(3) de bijdrage van de 70-jarige cyclus over een periode van 70/140/210/… jaar is: 0
(4) over perioden van 70 en 140 jaar is de stijging (punt 1) niet te verklaren door de 70 jarige cyclus, zie (2)
(5) de temperatuur versneld stijgt (stijgende trend van jouw figuur 1).
Re: Guido
“… Voor de rest denk ik dat discussie ons niet zo veel verder zal brengen. Ik heb het gevoel dat jij met alle macht probeert om de rol van broeikasgassen buiten de deur te houden, zeg maar het ABC (anything but carbon dioxide) denken waar Jan vaker naar refereert en waar een aantal mensen hier in extreme vorm last van heeft, ook al vliegen er satellieten rond de aarde en staat er een heel BSRN netwerk die de natuurkundige wetten van het broeikaseffect en de rol van CO2 daarin bevestigen.”
Ik ben eigenlijk wel benieuwd of je ook denkt dat ik binnen de context van mijn artikel meer aandacht aan CO2 had kunnen besteden?
Overigens, ik denk zelf dat het onderwerp van de CO2 niet erg goed past bij het onderwerp van mijn artikel omdat er eigenlijk geen enkele aanwezig is dat CO2 zelf direct betrokken zou zijn bij een multi-decennia cyclus (ik voel er eigenlijk weinig voor om hierover zonder enige wetenschappelijke referentie te gaan speculeren).
Re: “… Ik hoop alsnog dat jij hier wat meer open minded in staat. Zeker ook omdat er geen voor de hand liggende natuurlijke factor bekend is die hetzelfde effect zou kunnen hebben. 100% zekerheid krijg je niet, 99% waarschijnlijkheid wel.
Als je het hier niet mee eens bent dan wil je vast alsnog een weddenschap over de temperatuurs-ontwikkeling aangaan?”
Dit lijkt een opmerking op betrekkingsniveau; echter, ik zie verder helemaal geen uitleg waarom je veronderstelt dat ik niet open zou staan voor wat dan ook.
De kern van mijn artikel heeft vooral betrekking op het onderwerp van de natuurlijke variatie en in mijn artikel wordt beschreven dat zelfs het KNMI erkend dat dit onderwerp eigenlijk slechts ‘matig’ wordt begrepen. Voor mij geef je zelf eigenlijk wel een ‘bijzonder’ signaal dat jij blijkbaar bij het onderwerp van de natuurlijke variabiliteit toch over CO2 wilt praten.
Of begrijp ik je verkeerd wellicht?
PS. Je mag best een voorstel doen voor een weddenschap hoor; maar aangezien het klimaat per definitie een kwestie betreft die eigenlijk een behoorlijk lange adem vereist denk ik dat het lastig wordt voor jou om iets leuks te verzinnen. We kennen elkaar niet persoonlijk dus het lijkt me niet zinvol om hier een weddenschap aan te gaan over de 2020s. Maar je mag bijvoorbeeld best een voorstel doen voor bijvoorbeeld het restant van het jaar 2019 of zo – ofschoon… ik vrees dat de winnaar dan wellicht vooral het geluk zou kunnen danken aan de willekeur van de natuurlijke variabiliteit.
(Overigens, van een weddenschap wordt meestal niemand echt iets wijzer dus ik vrees dat je beter kunt inzetten op het presenteren van sterke argumenten dan een gewaagde voorspelling)
Op basis van die formule: [ 5.35*ln(CO2_eind/CO2_begin)/3.7 ] * 1.3 ontstaat het volgende beeld voor deze 2 periodes van 70 jaar (waarbij het effect van de 70-jarige cyclus nul is):
– Voor de periode 1870 (CO2 = 287.5)-1940 (CO2 = 310.61) levert de formule een uitkomst van: 0,145ºC; echter, het gemeten temperatuurverschil tussen het jaar 1870 en 1940 bedraagt 0,29ºC
– En voor de periode 1940 (CO2 = 310.61) – 2010 (CO2 = 390) levert de formule ee8n uitkomst van: 0,428ºC, echter het gemeten temperatuurverschil tussen het jaar 1940 en 2010 bedraagt 0,55ºC
=> Het verschil tussen beide periodes via de formule komt uit op 0,283ºC; en bij de gemeten temperatuur komt het verschil uit op 0,26ºC.
Dit lijkt op het eerste gezicht wellicht best een aardig resultaat te tonen; echter als we dezelfde berekening maken op een recht-toe-recht aan berekening dan is het resultaat als volgt:
– De periode 1870-1940 levert een CO2 toename 8,038%; dus via een klimaatgevoeligheid kom je dan uit op van 0,10ºC
– De periode 1940-2010 levert een CO2 toename 25,8%, dus via een klimaatgevoeligheid kom je dan uit op 0,33ºC
=> Een verschil tussen beide periodes van 0,23ºC
Conclusie: de formule doet eigenlijk niet zo gek veel; de verhouding tussen de constanten 5,35 en 3.7 bepaald hier dus eigenlijk de uitkomst, dus vervolgens dient zich de vraag aan waarop die. constanten uberhaupt zijn gebaseerd??? Als je het mij vraagt is de verhouding op basis van doelgericht aannames afgestemd om de kromming van de CO2 curve.
Bovendien, aangezien het IPCC zelf met een midpoint klimaat sensitiviteit die een factor 2.3 hoger ligt dan de door jou voorgestelde waarde van 1.3… zou het ‘bijzonder’ zijn om hier te argumenteren dat enkel omdat de getallen op basis van een waarde 1.3 in de buurt komen van de gemeten temperatuurtoename dat dit een solide argument zou vormen dat de formule werkt – terwijl het IPCC juist op basis van een veel hogere waarde claimt dat de formule werkt.
(De essentie is hier denk ik dat deze formule overduidelijk een productie is van de ‘politieke-machine’ die alle aandacht probeert te vestigen op de rol van CO2; in zekere zin is het in mijn ogen zelfs een beetje bizar dat ik hiermee wordt geconfronteerd n.a.v. een artikel over de natuurlijke variabiliteit in het wereldwijde klimaat systeem. Mensen met een beetje gevoel voor de klassieke natuurkunde zouden dit soort pseudo-formules eigenlijk makkelijk moeten kunnen herkennen. Ik zie ook dat er op ClimateGate ook al wel andere argumenten zijn aangevoerd waaruit blijkt dat de formule eigenlijk geen match vormt met de broeikastheorie, zie bijvoorbeeld de opmerking van Erik 13 nov 2017 om 23:49 in reactie op een artikel over de klimaatgevoeligheid van François Gervais waarbij de zeer beperkte impact wordt geschetst van een klimaatgevoeligheid waarde van 1,3, zie : https://www.climategate.nl/2017/11/klimaatgevoeligheid-op-eike-conferentie/ )
PS. Waarom steeg de ‘Annual GreenHouse Gas Index/ sinds 1998 van 1,111 naar 1,433 in 2018 ( = een stijging van bijna 30%) terwijl de temperatuur ondertussen volgens de satellietmetingen nog geen 3 tienden van een graad is gestegen? Zelfs Michael E. Mann schrijft dit sinds 2014 inmiddels toe aan de neerwaartse fase van de AMO (lees: de natuurlijke variabiliteit).
Re: Ronald “… (5) de temperatuur versneld stijgt (stijgende trend van jouw figuur 1).”
Ronald, mijn artikel betoogt dat voor zover de temperatuur “versneld” is gestegen mag dit grotendeels worden toegeschreven aan de piek-fase van de 70-jarige cyclus.
PS. Sinds februari 2016 is de temperatuur in een dalende trend beland; in zowel 2017 als 2018 daalde de temperatuur verder en uit de CSFR kunnen we dagelijks zien dat die dalende trend wereldwijd in 2019 waarschijnlijk nog steeds nauwelijks is gekeerd, zie:
https://oz4caster.files.wordpress.com/2019/06/d1-gfs-gta-daily-2019-06-15.gif
Hoi Henk dJ,
Ik reageerde met dat punt op de claim van Ronald dat de temperatuur dat de temperatuur “versneld” zou stijgen.
Ook in het UAH perspectief is hiervan geen sprake… en als je bedenkt dat:
– we 3 jaar terug een super El Nino achter de kiezen hebben (+ wetende dat na de vorige super El Nino een pauze ontstond die eigenlijk 16 jaar duurde);
– we bij het eindpunt van de opwaartse multi-decennia cyclus van 70 jaar zijn beland
– en zelfs Michael E. Manning al heeft beschreven dat de neerwaartse cyclus van de AMO afgelopen 2 decennia een belangrijke rol heeft gespeeld en komende 15 jaar pas meer impact gaat krijgen
Dan lijkt een claim betreffende een ‘versnelling’ die al gaande zou zijn eigenlijk meer op een soort van wensgedacht dan een waarneming, want de onderliggende trend toont aan dat de temperatuur per decennium afgelopen 30 jaar eigenlijk op eigen kracht (na correctie voor de multi-decennia cyclus) hooguit een paar honderdsten per decennium omhoog ging.
PS. Bij de CSFR doelde ik op het365 dagen gemiddelde dat in in 2019 nauwelijks is gestegen en ook bij de UAH zien we aan het rode lijntje dat de relatief warme eerste 4 maanden hard nodig waren om dat lijntje niet nog verder te laten dalen. Bovendien heeft El Nino afgelopen half jaar in een positief momentum gezeten en dit zal vermoedelijk nog wel enkele maanden voortduren… maar ik voorspel: zodra La Nina zich weer gaat aandienen dan worden we opnieuw (net als in 2018) geconfronteerd met een situatie met een combinatie van 3 dalende Milankovitch cycli, een dalende AMO en een negatieve ENSO cyclus waarvan de impact komen de 15 jaar waarschijnlijk langzaam steeds groter zal worden. En mijn voorspelling is dan ook dat de stabiele stijging van de CO2 hierop waarschijnlijk weinig impact zal gaan hebben.
Dus Henk dJ, probeer s.v.p. de volgende keer een beetje ‘groter’ te denken.
Heb je een bron voor Michael E. Manning?
Hoi Guido,
Re: “… We zijn het er allemaal over dat de cyclus die er is maximaal 0,2 graden variatie kan verklaren. We zitten echter met meer dan 1 graad, waarvan iets van 0,6 sinds pakweg 1940. Dan heb je dus nog wat te verklaren.”
Volgens mij heeft mijn artikel mogelijk al gezorgd voor een nieuw inzicht (een nieuwe observatie) met de constatering dat de ‘versnelling’ boven op de 70-jarige cyclus al dertig jaar in de orde van honderdsten per decennia heeft gezeten; bovendien kan worden gesteld dat deze in het huidige decennium ook nog eens het kleinst is geweest met voorlopig slechts 0,02ºC.
Indien het huidige decennium in 2018 zou zijn afgesloten (op basis van een decennia verschuiving van 1 jaar terug) dan was deze waarde zelfs al op -0,00ºC beland, dus de neerwaartse druk is dit decennium eigelijk al zichtbaar geworden ware het niet dat er zich ook een super El Nino heeft aangediend waarvan we weten dat de kans behoorlijk groot is dat de volgende nog tot halverwege de jaren 2030s kan laten wachten.
Re: “Wat weddenschappen betreft: ik zit niet te wachten op een weddenschap. Voor mij is het alleen maar een manier om te kijken of iemand echt meent wat hij of zij zegt. Hans Labohm roept al twee decennia dat het gaat afkoelen en na een keer een weddenschap verloren te hebben gaat hij er geen meer aan. Dan neem ik die uitspraak niet serieus.”
Je begon zelf over het aangaan van een weddenschap; ik heb reeds aangegeven dat ik op zichzelf best een weddenschap wil aangaan, maar ik heb ook aangegeven dat een weddenschap tussen jou en mijn als niet publiek figuren (Hans LaBohm is dit natuurlijk wel) niet erg zinvol acht.
Uit het feit dat ik veel tijd heb gestoken in het schrijven van een artikel + ook zorg heb besteed aan de nazorg zou je eigenlijk inmiddels denk ik wel mogen concluderen dat ik volledig achter de inhoud sta. Impliciet suggereer je eigenlijk met jouw woorden dat sceptici wellicht bezig zouden zijn met een woordspelletje of wat dan ook. In mijn ogen is dit vooral een argument dat in de historische context van het debat in de VS tussen de Democraten en de Republikeinen is ontstaan… maar helaas lijken veel ‘alarmisten’ dit soort papegaaientaal zonder schroom over te nemen en naar het hoofd te slingeren naar ieder die hun ‘alarmisme’ in twijfel durft te trekken.
(Gelukkig heeft jouw inbreng op dit platform voor mij wel aangetoond dat jij je niet schuldig maakt aan dit soort van a-sociale gedrag; ook Ronald heeft hiervan gelukkig geen last want ik vind dat de discussie n.a.v. mijn artikel hier ordentelijk en respectvol is gevoerd)
Re: “Dat geldt ook voor jou, jij gaf aan dat het zou gaan afkoelen, ik denk van niet. Een logische weddenschap is dan dat we de gemiddelde temperatuur van de afgelopen zeg 7 jaar (ENSO cyclus) vergelijken met die van de komende 7 jaar. Gemiddelde van UAH, RSS, en HadCRUT4. Krijg ik gelijk dan schrijf ik een blog waarin ik aangeef dat ik ongelijk had en wat ik daarvan geleerd heb, en vice versa. Zoals Ronald aangaf, bij grote vulkaanuitbarstingen is de weddenschap ongeldig.”
De ENSO cyclus kent overigens een wisselende duur die kan varieren van 2-7 jaar. Maar je voorstel voor een weddenschap klinkt voor mij in ieder geval wel heel realistisch.
Ik durf zelf wel een stap verder te gaan, want ik denk dat de temperatuur komende 7 jaar geen jaarrecord meer gaat opleveren waarbij de waarde van de UAH, RSS en HadCRUT4 bij alledrie in 1 jaar boven de waarden van 2016 gaat uitkomen. Ik heb hierover een half jaar geleden zelfs al hierover gesproken met een vriend van mij (René P., hij is overigens niet op op dit platform actief maar is wel op de hoogte van de publicatie van mijn artikel hier) voor een periode t/m 2028… maar die durfde het niet aan om hierover een weddenschap aan te gaan.
Hoe klinkt dit laatste jou in de oren?
Re: Hans Erren “Heb je een bron voor Michael E. Manning?”
(Michael E. Mann)
Vanzelfsprekend, dit is de bron:
‘On Forced Temperature Changes, Internal Variability and the AMO’
Citaat uit de abstract:
“The true AMO signal, instead, appears likely to have been in a cooling phase in recent decades, offsetting some of the anthropogenic warming.”
http://www.meteo.psu.edu/holocene/public_html/Mann/articles/articles/MannEtAlGRLPreprint.pdf?fbclid=IwAR1ZxHSk7WPdMFsW2hg2nyPJ6gLmKDf3KpWidIlq7meM1hzXzUFLbWbbc_w
PS. In mijn ogen is het gebruik van de AMO als verklaring voor minder opwarming in de laatste decennia overigens nogal opportunistisch door Manning want m.b.t. de afkoeling die halverwege de eeuw plaats vond meent hij dat aerosols de belangrijkste verklaring vormt.
(Ik vind dit argument van Manning nogal opportunistisch gebruikt omdat het is gebouwd op een arbitraire aanname betreffende een nogal groot effect van aerosols, terwijl uit de klimaatbrochure van de KNAW blijkt dat de controverses juist ook betrekking hebben op aerosos – naast in eerste instantie vooral waterdamp en wolken; overigens, Manning heeft op dit punt wel de support van het IPCC waar hij overigens zelf een van de meest invloedrijke figuren vormt sinds het begin van deze eeuw. Maar het zegt wel het een en ander over de impact van de oceaan cycli dat Manning deze nodig heeft om de afvlakking van de opwarming te kunnen verklaren – ben eigenlijk wel benieuwd hoeveel mensen dit op dit platform beseffen)
Re Martijn @(17 jun 2019 om 02:58),
het is best leuk discussiëren met je en ik denk ook dat het heel leerzaam voor je is, maar als je basiskennis ontbeert en daar bewust steeds van wegloopt wordt verder discussiëren uiteindelijk zinloos.
Het is echt niet zo moeilijk wat betreft de formule. 5.35*ln(2) = 3.7. Die 2 in de formule krijg je bij een CO2 verdubbeling. CO2 verdubbeling geeft een radiative forcing van ~3.7 W/m^2. Daarover is iedereen het wel eens. Ook Arthur Rörsch gebruikt dat getal. Als je dergelijke basiskennis ontbeert en, erger nog, bewust negeert en liever je eigen recht-toe-recht-aan sommetjes gebruikt komt dat je geloofwaardigheid niet ten goede.
Met je opmerking: “(De essentie is hier denk ik dat deze formule overduidelijk een productie is van de ‘politieke-machine’ die alle aandacht probeert te vestigen op de rol van CO2” komt de aap in volle glorie uit de spreekwoordelijke mouw en zak je wat mij betreft volledig door het ijs. Dát is dus je vooringenomen standpunt en jouw werkwijze is erop gericht dat de uitkomst móet zijn dat CO2 een marginale bijdrage levert in de huidige opwarming t.o.v. natuurlijke variaties. Een zeer onwetenschappelijke aanpak die verdere discussie overbodig maakt.
Op mijn eerdere punten (1)-(4) in (Ronald 16 jun 2019 om 23:23) ga je niet in, dus die zul je wel omarmd hebben. Punt (5) moet je uiteraard bezien over de lange termijn van meerdere cycli. Jouw Figuur 1 is daarin duidelijk genoeg: een stijging van de snelheidstrend, oftewel een versnelling. Dat heeft niets van doen met wensdenken, maar kan gewoon feitelijk worden vastgesteld uit jouw eigen figuur 1.
Dat je tenslotte nog een punt wilt maken door ineens naar jaarlijkse data te kijken, startend vanuit een lokaal (ENSO) maximum, is nauwelijks serieus te nemen in de context van je artikel op basis van decennia gemiddelden.
Re: Ronald
“We zijn het volgens mij eens dat:
(1) de mondiale temperatuur gemiddeld stijgt, de afgelopen 140 jaar (twee 70-jarige perioden), zie jouw figuur 2.
(2) de amplitude van de 70-jarige cyclus ~0.125 graden is.
(3) de bijdrage van de 70-jarige cyclus over een periode van 70/140/210/… jaar is: 0
(4) over perioden van 70 en 140 jaar is de stijging (punt 1) niet te verklaren door de 70 jarige cyclus, zie (2)
(5) de temperatuur versneld stijgt (stijgende trend van jouw figuur 1).”
Even voor de duidelijkheid: over punt 1 t/m 4 zijn we het inderdaad eens.
Punt 5 is in mijn ogen echter enkel een vorm van retoriek waarbij je de suggestie maakt dat er sprake is van een ‘versnelling’; echter, je gaat hierbij geheel voorbij gaat aan het feit dat we op dat niveau voor het huidige decennium praten over slechts een versnelling van 2 honderdsten van een graad en we praten bovendien over een fenomeen dat een omvang heeft van nog steeds ruim minder dan de helft van de 0,2ºC die het IPCC afgelopen decennia voorspelde (nadat ze 20 jaar geleden eerder op 0,3ºC zaten).
Re: “het is best leuk discussiëren met je en ik denk ook dat het heel leerzaam voor je is, maar als je basiskennis ontbeert en daar bewust steeds van wegloopt wordt verder discussiëren uiteindelijk zinloos.”
Ook hier maak je zelf gebruikt van suggestie retoriek, maar dan op betrekkingsniveau… zonder dat je echt beschrijft wat je precies bedoeld.
Re: “Het is echt niet zo moeilijk wat betreft de formule. 5.35*ln(2) = 3.7. Die 2 in de formule krijg je bij een CO2 verdubbeling. CO2 verdubbeling geeft een radiative forcing van ~3.7 W/m^2. Daarover is iedereen het wel eens. Ook Arthur Rörsch gebruikt dat getal. Als je dergelijke basiskennis ontbeert en, erger nog, bewust negeert en liever je eigen recht-toe-recht-aan sommetjes gebruikt komt dat je geloofwaardigheid niet ten goede.”
Wat jij hier ‘basiskennis’ noemt, gaat geheel voorbij aan het feit dat de gebruikte getallen in de formule van Arrhenius eigenlijk helemaal niet vast liggen op basis van empirische gegevens; de aanname in het werk van Arrhenius was dat de relatieve vochtigheid constant zou moeten blijven… echter dit is onjuist gebleken en daarmee is de formule zelf eigenlijk ook onderdeel van de controverse geworden.
Kortom, de getallen zijn in essentie gebaseerd op een arbitraire uitleg van de broeikastheorie (waarbij een probleem ontstaat m.b.t. zowel de 1ste als de 2de wet van de thermodynamica); bij deze uitleg wordt de invloed van vrijwel alle natuurlijke factoren tot een minimum gereduceerd en wordt vervolgens via een opportunistische aanname m.b.t. aerosols de invloed van de broeikasgassen doelgericht beteugeld.
Echter, hierbij wordt volledig voorbij gegaan aan het feit dat de impact van de natuurlijke variabiliteit eigenlijk niet goed wordt begrepen; dit wordt erkend door zowel het KNMI als de KNAW.
Nogmaals, wat ik hier signaleer is dat jij rondom een onderwerp waarbij CO2 eigenlijk geen rol speelt… een poging doet om toch weer alle aandacht op de CO2 te richten. De mensen die dit doen kunnen worden omschreven als typische ‘kinderen van deze tijd’, want het onderwerp van de CO2 wordt tegenwoordig te pas en te onpas op tafel gelegd. In de context van het onderwerp van mijn artikel lijkt het overduidelijk dat dit helemaal niet relevant is.
De suggestie dat ik hier niet open voor zou staan dan wel dat het mij aan basiskennis zou ontbreken lijkt daarmee een uitdrukking van niet veel meer dan een opmerking op betrekkingsniveau, want inhoudelijk raakt dit de inhoud van mijn artikel geenszins.
Re: “Dat je tenslotte nog een punt wilt maken door ineens naar jaarlijkse data te kijken, startend vanuit een lokaal (ENSO) maximum, is nauwelijks serieus te nemen in de context van je artikel op basis van decennia gemiddelden.”
Wat bedoel je hier precies?
In mijn artikel heb ik beschreven dat de ENSO cyclus al heel lang als de belangrijkste factor wordt herkend die de variabiliteit op het niveau van jaartemperaturen verklaard. We hebben gezien dat er na de super El Nino van 1997/1998 een periode van 16 jaar volgde waarbij de temperaturen nauwelijks zijn gestegen, dus het zou helemaal niet gek zijn als een dergelijk fenomeen zich zou gaan herhalen na de super El Nino van 20152016… want het is bekend dat dit soort fenomeen netto zorgen voor afkoeling (ook dit heb ik beschreven in mijn artikel).
In dit perspectief heb ik enkele opmerkingen gemaakt over de temperatuur ontwikkeling vanaf de ENSO piek van begin 2016. De lichte stijging die we nu in 2019 zien t.o.v. 2018 zou ook heel goed onderdeel kunnen zijn van een ‘zaagtand beweging’ in wellicht een nieuw hiaat…de relevantie zou kunnen blijken uit wanneer bijvoorbeeld de temperatuur in 2020 weer zou gaan dalen t.o.v. 2019, etc.
Kortom, mijn opmerkingen m.b.t. de korte termijn trend zijn denk ik consistent geweest met mijn analyse van de lange termijn trend.
(Voor hen die nog steeds denken aan een weddenschap; ik denk dat de overgang van het jaar 2020 t.o.v. 2019 op zichzelf al een leuke kwestie hiervoor zou kunnen zijn; de voorspellingen die de KNMI onderzoeker Sybren Drijfhout vorige zomer deed voor de jaren 2018 t/m 2022 zouden wellicht ook een leuk onderwerp kunnen vormen… want in mijn ogen negeerde Drijfhout vorige zomer de korte termijn trend die al vanaf begin 2016 was ontstaan – ook zijn aandacht lijkt veel te veel te zijn gericht op de klimaatmodellen waarin eigenlijk veel te weinig aandacht en ruimte is voor de impact van de natuurlijke variabiliteit)
PS. Mijn mocht ik nog onderwerpen hebben laten liggen meldt het dan vooral even; ik ben inmiddels in de eindfase beland van het schrijven van mijn update die ik later vandaag verwacht af te gaan ronden.
Zucht, als je 5,35 ln 2 wil aanvallen moet je naar de basis en http://www.globalwarmingequation.info/eqn%20derivation.pdf aanvallen i.p.v. met een raar Arrhenius verhaal te vertellen over relatieve luchtvochtigheid.
Ik ben benieuwd.
Martijn,
Punt (5) volgt direct uit jouw figuur 1. De pieken en dalen tonen een stijgende trend. Eens? Hoe veel duidelijker wil je het hebben?
Wat betreft de 3.7 W/m^2, daar is zelfs wikipedia duidelijk over: “Without feedbacks, radiative forcing from doubling CO
2 (which equals approximately 3.7 W/m2) from the pre-industrial 280 ppm would eventually result in roughly 1 °C global warming. This is easy to calculate[note 2][6] and undisputed.[7]”
(https://en.wikipedia.org/wiki/Climate_sensitivity)
“undisputed” dus voor iedereen die zich serieus bezighoudt met klimaat, zelfs voor Arthur Rorsch, maar niet voor Martijn van Mensvoort. I rest my case.
Wat betreft ENSO, dat kun je zien als lokale outliers in de langjarige temperatuurtrend. Het is dus inderdaad zeer waarschijnlijk dat de temperaturen de komende decennia onder het maximum van de 2015/2016 El Nino blijven, maar dat is nauwelijks relevant voor de lange klimaat termijn. Op dit moment is de temperatuur stijgend en zitten we al boven de 1997/1998 El Nino (woodfortrees.org/plot/hadcrut4gl/mean:12). Als we voortgaan op de huidige voet, wordt het maximum van 2015/2016 vanzelf overschreden, maar dat kan nog best 20 jaar duren, tenzij een eerdere sterke El Nino zich voordoet, dan al eerder.
Die waarde van 5,35 blijkt in 1998 (Myhre et al.) pas te zijn gepresenteerd… doch enkel als een ‘best estimate’, zie:
New estimates of radiative forcing due to well mixed greenhouse gases
https://agupubs.onlinelibrary.wiley.com/doi/pdf/10.1029/98GL01908
Op dat moment werkte heb IPCC nog met een alpha waarde van 6,3 (zie tabel 3)
PS. Het IPCC is een organisatie die in het verleden maar al te vaak allerlei elementen heeft overgenomen zonder hierbij zorgvuldig te werk te gaan. Het gebeurd allemaal in een nieuwe vorm van cultuur waarin mensen op basis van verhalen vol ‘doom & gloom’ veel te gemakkelijk kunnen scoren… en het IPCC mag hiervoor verantwoordelijk worden gehoiuden.
Overigens, ik heb zelf ook wel een veelzeggend voorbeeld gevonden in het hoofdstuk ‘Oceans’ van het AR5 rapport. In figuur 3.2 kunnen we zien dat m.b.t. het onderwerp van de ‘ocean heat content’ in het onderliggende hoofdstuk van de samenvatting 5 bronnen worden aangevoerd (zie pagina 363); bij inzoomen op de figuur blijkt duidelijk dat drie van de 5 bronnen schetsen een beeld dat past bij het fenomeen van het ‘hiaat/pause’ in het eerste decennium van de 20ste eeuw; alleen in de inschatting van de bronnen van respectievelijk vooral Domingues en ook Palmer is geen ruimte om te denken aan een vertraging in de opwarming.
Echter, in Box 3.1 wordt vervolgens uiteindelijk enkel het meest ‘alarmistische’ perspectief gebruikt op basis van de onzekerheidsmarges zoals geschetst in het werk van Domingues; het resultaat is de welbekende figuur op pagina 364 die ook veelal opduikt op allerlei websites.
www*dot*ipcc.ch/site/assets/uploads/2018/02/WG1AR5_Chapter03_FINAL.pdf
PS. Een veelzeggend voorbeeld dat niet direct gerelateerd is aan het IPCC, maar wel aan de cultuur die door het IPCC is geschapen, vond ik nog wel dat ze jaren terug een verhaal uit een afstudeerproject over koraalriffen in Australie van ik meen een Zweedse studente hadden overgenomen waarbij de studente eigenlijk zelfs de status van een soort van held werd toebedeeld. Later bleek dat de studente de data uit haar duim had gezogen; ze was dan ook helemaal niet blij met de status die binnen de opportunistische cultuur van het IPCC aan haar werk werd toegekend. De studente heeft zich uiteindelijk geheel teruggetrokken uit de wetenschap. Het verhaal is vergelijkbaar met hoe de kwestie van ‘gletsjer-gate’ rondom het vermeende smelten van de Himalaya gletsjers rond 2030 heeft kunnen ontstaan… waarbij de voormalig topman van het IPCC eigenlijk direct betrokken was omdat hij o.a. werkte voor een bedrijf dat actief was in het verkrijgen van subsidies voor dat soort onderzoek; de EU heeft daar toendertijd ook nog een ton aan verkwanseld terwijl de echte kenners toen al lang wisten dat er eigenlijk enkel projecties waren waaruit blijkt deze gletsjers slechts dusdanig langzaam afkalven dat de vrees m.b.t. 2030 eigenlijk helemaal niet realistisch was.
Met abstracte formules waarbij empirische metingen slechts een rol van ondergeschikt belang vormen kom je bij dit soort kwesties helemaal nergens, vooral niet als ze op allerlei arbitraire aannames zijn gebaseerd waarover fundamenteel bezien eigenlijk geen consensus bestaat.
@Martijn, ik vind het een slap verweer. 1 regeltje over dat het een best estimate is en 90% ongerelateerde oude meuk omdat je blijkbaar het IPCC wil zwart maken.
0 inhoudelijke argumenten waarom die 5,35 niet zou kloppen en 0 uitspraken over wat die dan wel moet zijn volgens jou.
Een hoog ABC gehalte.
Re: Ronald:
“Martijn,
Punt (5) volgt direct uit jouw figuur 1. De pieken en dalen tonen een stijgende trend. Eens? Hoe veel duidelijker wil je het hebben?”
Eerder sprak je bij punt 5 nog letterlijk over een trend die ‘versneld’; citaat uit je lijstje met 5 punten:
“(5) de temperatuur versneld stijgt (stijgende trend van jouw figuur 1).”
Uit mijn laatste figuur blijkt dat er in het perspectief van de laatste decennia vooral sprake is van een afvlakkende stijgende trend, zie.
http://klimaatcyclus.nl/klimaat/pics/hadcrut4-temperatuur-stijging-bovenop-cyclus-70-jaar-surplus-monthly-update.jpg
(En nogmaals, in dit perspectief praten we enkel over een stijging in termen van honderdsten van een graad Celsius per decennium; voor dit decennium staat de teller op +0,02ºC als het gaat om de versnelling… met de kanttekening dat in dit perspectief de stijging boven op de cyclus in totaal minder groot is dan +0,09ºC)
Dit verklaard deels mijn verwachting voor de 2020s; echter, ik al toegelicht dat mijn verwachting op een 3-tal onderliggende trends is gebaseerd.
PS. Overigens, ik heb je nog geen poging zien doen om in het perspectief van de 70-jarige cyclus zelf met een projectie voor de 2020s; wellicht dat je met een eigen projectie deze discussie alsnog in een nieuwe ‘fase’ zou kunnen laten belanden (maar ik hoop dat je hierbij dan wel enig verband kunt aantonen in relatie tot de materie die we hier hebben besproken… want voor mij is getalsmatig wel duidelijk dat de IPCC verwachting van +0,20ºC per decennia niet mogelijk is wanneer er oog zou zijn geweest voor de impact van de 70-jarige cyclus. Bij het IPCC is in het verleden veel te weinig oog geweest voor de mogelijkheid dat de natuurlijke variabiliteit wellicht meer impact heeft dan werd verondersteld. Dit verklaard tegens dat de ‘pauze’ tussen 1998 en 2014 eigenlijk door niemand binnen hun gelederen was voorzien… en ook m.b.t. de temperatuur piek van 2016 werd niet onderkend dat een terugval van de temperatuur zeer voor de hand lag. Het voorbeeld dat ik schetste m.b.t. Sybren Drijfhout van het KNMI is ook nogal typerend voor een cultuur waarbij alle aandacht is voor dure computermodellen nog steeds totaal niet in staat blijken om zelfs het verleden nauwkeurig te repliceren (want ook dit levert eigenlijk een soort van spaghetti grafiek op die eigenlijk niet past bij de wetenschap van de natuurkunde – tenzij het gaat om fundamenteel onderzoek betreffende fenomenen waarvan de aard eigenlijk nog helemaal niet wordt begrepen).
Hoi Marc (sorry dat ik mijn eerder reactie vergeten was om je naam te vermelden).
Je spreekt van “0 argumenten”, maar ik heb er op gewezen dat de oorspronkelijke bron van de waarde 5,35 zelf spreekt over dat het slechts om een inschatting (estimate) gaat.
Het gaat hierbij dus geenszins om een waarde die op harde, zekere repliceerbare empirische feiten is gebaseerd; het betreft immer enkel een inschatting… en nogmaals, we praten over een formule die ook door Arrhenius al werd gebruikt op basis van een aanname die in strijd is met de daling van de relatieve vochtigheid die afgelopen decennia vooral boven het oceaan systeem is waargenomen.
Kortom, ik heb inmiddels al diverse issues beschreven waaruit blijkt dat het gebruik van die formule eigenlijk op een soort van drijfzand is gebaseerd; want de bijbehorende waarden komen uit de koker van het IPCC waarbij de kwestie van de CO2 in het perspectief van de broeikastheorie eigenlijk wordt gebruikt in een perspectief waarbij de invloed van alle klassieke natuurlijke factoren rondom om het klimaat eigenlijk voortdurend lijken te worden gereduceerd om uiteindelijk in een tunnelvisie te belanden waarin alleen nog volop ruimte is voor een ‘pas-de-deux’ tussen de CO2 en de aerosols.
Het lastige in deze kwestie is dat ieder meetsysteem voor de temperatuur wereldwijd een eigen waarde oplevert; bovendien gaat het hierbij ook niet om waarden die direct zijn gemeten want de gerapporteerde waarden zijn o.a. gebaseerd op allerlei statistische correcties.
In zekere zin snijdt de klimaat-wetenschap zichzelf in de eigen vingers met deze correctie-cultuur waarbij de norm al te vaak op willekeur lijkt te berusten; in Nederland hebben we zelfs al gezien dat bij een poging tot replicatie van het proces van de homogenisatie die door het KNMI in 2016 werd doorgevoerd voor de temperaturen voor 1950 tot de conclusie heeft geleid dat er sprake is geweest van willekeur waarbij vooral de hoogste waarden naar beneden werden gecorrigeerd – met als gevolg dat het KNMI ineens op de proppen kwam met het verhaal dat de hittegolven zouden zijn toegenomen t.o.v. het verleden…. zonder hierbij te vermelden dat feitelijk voorafgaand aan de homogenisatie duidelijk sprake is van een situatie waarbij het aantal hittegolven in Nederland juist duidelijk was afgenomen;.
(Tsja, als je eerst 16 van de 23 hittegolven uit de 1ste helft van de 20ste eeuw hebt geschrapt… en daarna niet kunt beschrijven hoe en op basis van welke criteria dit exact is gedaan en daarna ook nog eens niet bereid bent om aandacht te besteden aan een serieus onderzoek waar 9 maanden aan werkt gewerkt door een 4-tal mensen… dan is het niet zo heel vreemd dat in de ogen van steeds meer mensen in Nederland maar ook wereldwijd het besef begint door te dringen dat de geuite zorgen over het klimaat steeds vakere in twijfel worden getrokken)
PS. Overigens, ik had eigenlijk nog geen enkel woord vuil gemaakt aan de waarde betreffende de 3,7; maar ik zie dat Ronald mij daar ook al op probeert aan te spreken. Voor mij is wel duidelijk dat over die 3.7 minder onzekerheid bestaat dan de waarde van 5,3; ofschoon van die 3,7 kan worden gesteld dat het een waarde betreft berust op metingen op basis van laboratorium omstandigheden (waarop verder niet zo gek veel valt af te dingen). Alle aandacht kan dus denk ik worden gericht op waar de waarde 5,3 precies op is gebaseerd… want over die factor is de consensus vermoedelijk veel minder groot dan bij die 3,7 het geval is.
En nogmaals, ik heb zelf inmiddels ook al zicht gekregen op dat de data van het NOAA suggereert dat de Annual Greenhouse Gas Index (AGGI) geenszins een sterkere relatie met de temperatuur toont dan bij voorbeeld bij CO2 alleen het geval is (in de voorgaande 2 decennia levert de AGGI zelfs een lagere correlatie op met de temperatuur dan bij CO2 het geval is; bovendien blijkt de correlatie tussen de temperatuur en de wereldbevolking in het huidige decennium zelfs iets groter te zijn dan de correlatie die CO2 en de AGGI ieder met de temperatuur hebben. Kortom, dit sluit in mijn ogen ook helemaal niet aan bij de veronderstelling dat de broeikasgassen op elkaar een versterkend effect zouden hebben.
In mijn ogen is er alle reden om te veronderstellen dat de impact van de mens op het klimaat veeleer een kwestie is van een mix van factoren waarbij de invloed van de broeikasgassen wellicht niet veel groter is dan andere antropogene invloeden.
Ik pleit dus geenszins voor een scenario waarbij CO2 buiten de deur wordt gehouden; ik pleit vooral voor een analyse waarbij empirische gegevens het uitgangspunt vormen… helaas zie ik in de context van de formule van Arrhenius in de vorm van de rol van de relatieve vochtigheid een duidelijk reden om te concluderen dat het gebruik van die formule vooral past binnen de cultuur van de klimaatmodellen maar niet binnen een cultuur die vanaf de basis is gebouwd op empirische data.
PS. Het IPCC heeft zichzelf zwart gemaakt; je retoriek lijkt te suggereren dat je hiervan niet op de hoogte bent; op Wikipedia staat slechts een samenvatting van de belangrijkste kwesties die in het verleden hebben gespeeld, zie:
https://en.wikipedia.org/wiki/Intergovernmental_Panel_on_Climate_Change#Criticisms
(Er heeft helaas nooit een grote schoonmaakt plaatsgevonden bij het IPCC, terwijl enkele jaren terug bij voorbeeld Diederik Samsom hiervoor wel publiekelijk heeft gepleit; de video waarin hij dit doet is nog terug te vinden op het Youtube account van Pauw & Witteman)
Martijn,
Je weigert jouw eigen figuur 1 onder ogen te zien, die een stijging van de snelheidstrend laat zien, een versnelling dus.
Wat betreft de natuurlijke variabiliteit denk ik dat jij daar teveel gewicht aan hecht. Over periodes van 70 cq. 140 jaar is die bijdrage exact … 0. Voor kortere perioden dan 70 jaar kan die bijdrage substantieel zijn, maar dat is niet relevant voor de lange termijn. Met een amplitude van 0.125 en de huidige 1 graad stijging is de huidige bijdrage van de natuurlijke variabiliteit op de totale temperatuurstijging maximaal 12.5%. Als de bijdrage van de natuurlijke variabiliteit nu maximaal is op 0.125, dan is die over 35 jaar minimaal met een bijdrage van -0.125 graden. Als de globale temperatuur over 35 jaar gelijk is aan nu, hebben we nog steeds 1 graad opwarming in 2055; er is dan dus een effect geweest dat de natuurlijke variabiliteit compenseert. Als dat effect zich identiek voortzet zitten we weer 35 jaar later, in 2090 met een temperatuurstijging van 1+2*0.25=1.5 graden, enz. We zijn dan de ENSO 2015/2016 piek ruim gepasseerd. De bijdrage van de natuurlijke variabiliteit op de totale temperatuurstijging is dan 0.125/1.5 = 8.3%, een derde minder dan 70 jaar ervoor, enz. De bijdrage van de natuurlijke component zal dus in relatieve zin steeds kleiner worden, onder de AGW aanname.
De temperatuurtoename zal waarschijnlijk sneller gaan dan in bovenstaand voorbeeld, door de positieve H2O feedback; het aantal deeltjes waterdamp in de atmosfeer stijgt. Jij wil er niet aan, maar de modellen waar jij naar verwijst voor relatieve vochtigheid tonen een toename (steeds sterker) van specifieke vochtigheid in de atmosfeer de laatste decennia. Bovendien heb ik je al vele malen gewezen op de versnelling in de temperatuurstijging volgend uit jouw figuur 1.
Re: Ronald “Je weigert jouw eigen figuur 1 onder ogen te zien, die een stijging van de snelheidstrend laat zien, een versnelling dus.”
Ik neem aan dat je het hier hebt over de laatste HadCRUT4 figuur in mijn artikel – het plaatje waarin 4 verschillende sinus-vormen worden getoond (Power, 2016).
Van belang hierbij is om op te merken dat alleen de gele sinus een curve toont die een 70-jarige cyclus benaderd; bij de zwarte, blauwe en rode lijn ligt de lengte van de cyclus allemaal in de orde van ruim 9 decennia, dus je maakt in mijn ogen (opnieuw) een denkfout wanneer je meent dat je die curves wel eventjes gemakkelijk zou kunnen doortrekken. Want hierbij moet je wel bedenken dat de juiste fase aan de linkerzijde van de curve moet gaan aansluiten aan de rechterzijde.
Ik heb zojuist enkel pogingen gedaan om die met iedere curve te doen en kom hierbij eigenlijk voortdurend tot de conclusie dat het resultaat enigszins teleurstellend is omdat op basis van het bovengenoemde principe op basis van de 70-jarige cyclus de fase niet goed aansluit bij de zwarte, blauwe en rode sinus curve; enkel wanneer wordt uitgegaan van een aanzienlijk langere cyclus dan kan de fase wel aansluiten.
Daarom heb ik mijn aandacht hierbij gericht op de gele grafiek; echter, deze is gebaseerd op het 30-jarige gemiddelde waarbij de laatste stip gekoppeld is aan het jaar 2002. Om ook de laatste jaren mee te nemen heb ik een inschatting gemaakt van waar een virtuele stip rond 2010 zou kunnen liggen; daarna heb ik op basis van een 75 jarige cyclus de grafiek exact gekopieerd en verplaats van de linker groene stip naar de rechter groene stip in het plaatje hieronder:
http://klimaatcyclus.nl/klimaat/pics/hadcrut4-ronald-climategate.jpg
Hier heb ik ook nog enkel andere resultaten voor respectievelijk de gele, zwarte, rode en blauwe curves:
klimaatcyclus*dot*nl/klimaat/pics/hadcrut4-ronald.jpg
PS. Na het zien van deze grafieken ben ik geneigd om te concluderen dat je fig.1 waarschijnlijk verkeerd hebt beoordeeld; maar je bent welkom om zelf een poging te wagen en jouw eigen resultaat te tonen (of wellicht een poging te wagen om mijn een instructie te geven waarmee ik wellicht een grafiek zou kunnen construeren die dichter in de buurt komt van wat jij denkt te zien).
Martijn
“Ik neem aan dat je het hier hebt over de laatste HadCRUT4 figuur in mijn artikel – het plaatje waarin 4 verschillende sinus-vormen worden getoond (Power, 2016).”
Zucht, nee niet die figuur. Op basis van mijn analyse had ik verwacht dat je de goede wel kunt vinden. Niet dus. Ik heb het ook nog maar zo’n 5 keer gemeld.
Wat betreft mijn curve, zie (Ronald 11 jun 2019 om 16:30). Voor de illustratie kun je (Guido 17 jun 2019 om 17:56) gebruiken. Guido gebruikt a2=0.09, maar de consensus waarde van 0.125 mag wat mij betreft ook. De onderste blauwe grafiek voldoet heel aardig aan mijn T(t) = C0 + a0*t + 0.5*a1*t^2. De lineaire trend is prima zichtbaar en ook dat deze aan het einde van de reeks leidt tot een onderschatting. Dat is precies waar de kwadratische term bijspringt. Zie je de versnelling t.o.v. lineair? Overigens is deze curve niet geschikt om verder te extrapoleren in de tijd. Wat je wel kunt zien is dat de blauwe curve weliswaar iets zal afzwakken de komende decennia, maar niet zal dalen. Dit in tegenstelling tot de periode 1950-1970. Zie ook vooral daarin de versnelling in de temperatuurstijging die duidelijk wordt als je de evolutie van meerdere cycli beschouwt.
Overigens, waar je niet op ingaat, is dat ook Guido’s figuur duidelijk laat zien dat de bijdrage van de natuurlijke cyclus op het geheel marginaal is en steeds marginaler zal worden in de toekomst.
Re: Ronald “Je weigert jouw eigen figuur 1 onder ogen te zien, die een stijging van de snelheidstrend laat zien, een versnelling dus.”
Afgaande op je reactie had ik je verkeerd begrepen en sprak je hier dus waarschijnlijk over de eerste HadCRUT4 grafiek in mijn artikel (graag even bevestigen s.v.p.)
.
Tsja, de enige versnelling die we daar zien is dat in 70 jaar tijd de temperatuur toename is gestegen van:
– ongeveer +0,011ºC rond 1954 naar +0,017ºC in 2019; dit levert een stijging van +0,006ºC in 65 jaar dus minder dan +0,0009ºC per decennium
– en ongeveer -0,004ºC in 1915 naar +0,001ºC in 1980; dit levert een stijging van +0,005ºC in 65 jaar dus minder dan +0,0008ºC per decennium
Overigens, ook hier zien we dus een kleine amplitude toename; maar verder heb ik al eerder aangegeven dat ik met die grafiek in mijn analyse niets heb gedaan (om diverse redenen, o.a. het fase verschil met de data).
En in je laatste reactie spreek je ogenschijnlijk opnieuw over een versnelling; citaat uit je woorden:
“De temperatuurstijging versnelt dus met de tijd.”
Je spreekt dit uit na je toelichting op je eigen formule; ik herken dat je eigen formule de suggestie wekt van een versnelling (via t^2 – ja, ik herken de ‘versnelling’ in jouw formule) echter dit kun je nauwelijks baseren op een empirische waarneming want in de negatieve fase van de 70-jarige cyclus kan immers ook een temperatuurdaling worden gerealiseerd en met die formule van jou is dat niet bijvoorbeeld niet meer mogelijk indien a1 groter is dan a2…!!!!!
(Toch?)
Behalve wanneer je 70-jarige cyclus zou negeren; dan lijkt er wel sprake te zijn van een ‘versnelling’.
Doe je dat niet dan praten we voortdurend over een versnelling die hooguit in de orde van enkele honderdsten van een graad Celsius ligt per decennium… nauwelijks de moeite waard wetende dat hier komende decennia waarschijnlijk een grotere negatieve druk tegenover komt te staan in de vorm van een dubbel negatief effect van de amplitude in aanloop naar een volgende bodem in de 70 jarige cyclus.
Tsja Ronald, voor mij wordt het mysterie van de vermeende ‘versnelling’ die je in mijn grafiek zou hebben gevonden dus als maar groter. Helaas spreek je in je laatste reactie helemaal niet meer over een grafiek van mij want je refereert enkel naar je eigen formule en de grafiek van Guido.
Re: “… Overigens is deze curve niet geschikt om verder te extrapoleren in de tijd. …”
Hierover ben ik het wel eens.
Maar ik zie een ander probleem in het resultaat van Guido (ik vermoed dat dit te maken heeft met dat zijn amplitude echt te klein is t.o.v. de data); want in de grafiek van Guido zien we dat in de laatste 4 decennia wel sprake is van een constante versnelling… maar ik herken hierin eigenlijk ook direct het format van de formule die jij deelde.
Terwijl uit mijn analyse blijkt dat – waarschijnlijk mede dankzij de toename van de amplitude in de loop van de tijd – de versnelling just afneemt bij de top van de 70-jarige cyclus.
Overigens, in de vorige grafiek die Guido deelde was de ‘zaagtand’ beweging in de laatste 4 decennia wel zichtbaar…. omdat die grafiek wel direct was gebaseerd op een data analyse; zie de grafiek die Guido eerder deelde:
https://www.geo.vu.nl/~gwerf/temp/Martijn1.png
Kortom… aangezien ik al eerder had beschreven dat er op het niveau van de decennia een duidelijke ‘zaagtand beweging’ zichtbaar is en deze dus ook in de eerste grafiek van Guide zichtbaar was, is voor mij nu toch wel duidelijk geworden waarom jouw formule een kansloze benadering van de werkelijkheid betreft – omdat in jouw formule immers geen ‘zaagtand factor’ zit!
Dit probleem zou je denk ik wel relatief eenvoudig moeten kunnen oplossen door in je eerste formule een 2de sinus factor toe te voegen met een kleine amplitude die vermoedelijk afhankelijk moet zijn van de waarde van de eerste sinus factor in jouw formule; dit zou een eerste stap kunnen zijn voor het feit dat er in de natuur allerlei negatieve terugkoppelingsmechanismen werkzaam zijn – ik hoop dat je dit punt meteen begrijpt; graag ook op dit punt even bevestigen s.v.p.
PS. Je heb inmiddels diverse verwijten gemaakt op betrekkingsniveau, maar als ik je vraag om te onderbouwen waar je precies over praat dan gaat het telkens wel weer ergens mis in je communicatie (en geef je in mijn ogen eigenlijk gewoon niet thuis). Dus ik moet helaas constateren dat ik geen garen kan spinnen uit je input… want in mijn ogen spring je eigenlijk van de hak op de tak + ik zie vooral veel argumenten van wiskundige aard die mij doen denken aan de rigide denkkaders die in klimaatmodellen worden gebruikt (modellen die zijn gebouwd op de aanname dat CO2 welhaast alles bepalend zou kunnen zijn).
In het plaatje van Guido treffen we een sinus aan met een amplitude van slechts 0,09ºC; da’s meteen al weer tenminste 25% kleiner dan de waarde van de bovenkant van de bandbreedte die ik beschreef; fijn dat jij wel ruimte biedt voor mij om de bovenkant van mijn bandbreedte te handhaven… in de grafiek van Guido loopt in het huidige decennium de temperatuur boven op de cyclus ongeveer maar liefst met een factor 6 harder op dan in mijn model wordt beschreven…!!!!
Zo langzamerhand begin ik te merken dat jullie beide eigenlijk niet bereid lijken om de beschreven dynamiek in mijn artikel te aanvaarden (laat staan om de consequenties te aanvaarden). Want jullie lijken beide vooral hard op weg om komende jaren je neus te gaan stoten tegen je eigen formules…. dus ik zie mijn kansen afgelopen uur ineens hard stijgen t.a.v. een weddenschap. ;-)
Beste allemaal, Kijk maar eens naar de presentaties van Fred Goldberg (+2016) bij de Heartland institute. Hij liet dit al zien, dan heb je ook nog die NAO effecten.
PDO heeft effect op het smelten van het ijs op de Noordpool in het ene geval wordt er warm water de Noordpool in gedrukt en in de andere fase wordt er koudwatervrees langs de kust bij Amerika richting Californië gedrukt. Dit heeft tot gevolg dat er haaien voorkwamen bij Californië die dicht onder de kust kwamen vanwege het relatief koude water. De hele toeristen industrie ging failliet omdat bij het windsurfen verschillende slachtoffers door haaien zijn dood gebeten.
@Martijn van Mensvoort
Dank voor het artikel en vooral voor de manier waarop je op reacties reageert!
Ik had andere gisteren wat andere besoignes, maar ik ga het volgen.
Graag gedaan!
Overigens, we zouden het haast vergeten, heeft Martijn van Mensvoort nu de hiatus weggemoffeld? Ik zie ‘m nergens terug in zijn plaatjes. U wel?
Ps. Martijn, ik neem jou niets kwalijk in deze, maar veel reageerders hier, ook die jou een dikke pluim gaven voor jouw artikel, achten die hiatus nogal van belang. Dat wegmoffelen is in hun ogen een gotspe.
Overigens is die pluim voor het artikel welverdiend. Een mooi stuk werk, waar nog wel behoorlijk aan geschaafd moet worden. Er zitten nogal wat inconsistenties in. In deze vorm zou het de peer-review niet doorstaan.
Hoi Ronald,
Ik kan me voorstellen dat het een beetje verwarrend is, maar als je in mijn laatste illustratie kijkt dan zien we dat in beide plaatjes de ‘hiatus’ volgens de HadCRUT4 data serie duurde vanaf 1998 t/m 2013.
Overigens, de ‘hiatus’ is nooit een kwestie geweest die van toepassing was op de het gemiddelde over een decennium; die kwestie is dus niet te vergelijking met de periode tussen 1944 en 1976 maar liefst 3 decennia op rij min of meer een dalende trend liet zien – ofschoon als we goed kijken dan zien we dat eigenlijk het jaar 1956 in die periode reeds de bodem vormde (maar over de exact jaartallen bestaat geen consensus want in de grafiek van de NASA werd in die periode in 1966 de laagste jaartemperatuur geregistreerd i.p.v. 1956).
Zie: http://www.handresearch.com/klimaat/pics/hadcrut4-temperatuur-cyclus-met-trend.jpg
(Ik hoop dat deze beschrijving voldoende is om je zorg op dit punt weg te nemen? Overigens, in mijn voorgaande artikel heb ik uitgebreid gesproken over het feit dat de ‘hiatus’ bij vooral de satellietmetingen het meest duidelijk is waargenomen; daarnaast is het fenomeen ook waargenomen t.a.v. de warmte inhoud van de bovenste laag van het oceaan systeem + tevens ook in een studie bij hele grote meren wereldwijd)
Oh nee hoor Martijn, de hiatus is voor mij nooit een issue geweest, voor veel “skeptici” hier juist wel. Ik hoop dat jij hún zorg hebt weggenomen.
In een peer-review zou ik jou het volgende voorleggen. Jouw verhaal gaat over een 70-jarige cyclus. Zo’n cyclus laat zich beschrijven door een frequentie, fase en amplitude. Jij hebt je uitgebreid uitgelaten over de frequentie (70 jaar) en fase (maxima op 1870, 1940 en 2010). Over de amplitude rep je met geen woord.
Ik ben wel benieuwd wat je daarover te zeggen hebt.
Hoi Ronald,
Ik ga je punt m.b.t. de amplitude meenemen in mijn geplande update.
Overigens, je maakt me overigens wel nieuwsgierig naar wat je met dit aspect wil; we hebben hier te maken met een cyclus die waarschijnlijk onder invloed van meerdere planetaire factoren ontstaat waardoor de amplitude geen constante vormt. Dat er sprake is van een opgaande en neerwaartse fase lijkt immers buiten kijf te staan; de essentie van mijn artikel is dat ik het punt heb willen maken dat de stijging van de temperatuur over 1 decennia (sterk) afhankelijk is van de fase waarin het betreffende decennium zich begeeft. In dit perspectief lijkt het daarom niet verstandig om veel waarde te hechten aan de getallen die worden gevonden op basis van een analyse van slechts enkele decennia omdat het resultaat dan voor een flink deel kan zijn gebaseerd op een artefact t.g.v. de fase waarin de cyclus zich in de betreffende periode bevind.
(Dank voor je interessante input want je hebt hiermee wel een fundamenteel punt gemaakt dat inderdaad aandacht verdient)
Re: Ronald, je schreef ook:
“Overigens is die pluim voor het artikel welverdiend. Een mooi stuk werk, waar nog wel behoorlijk aan geschaafd moet worden. Er zitten nogal wat inconsistenties in. In deze vorm zou het de peer-review niet doorstaan.”
Je gebruikt het woord ‘inconsistenties’, maar je hebt hierbij in mijn ogen geen enkele hint gegeven waar je precies op doelt. Zou je dit nog even willen toelichten?
Wellicht dat ik t.a.v. dit punt dan alsnog iets verder kan verduidelijken in mijn geplande update (of indien nodig corrigeren.
Ronald, ik hoop dat je je punt betreffende de ‘inconsistenties’ in mijn artikel alsnog concreet nader kunt toelichten; Ik heb werkelijk geen idee wat je in gedachten had toen je dit schreef en heb dit ook nu nog steeds niet.
PS. Overigens, mijn artikel heeft (ongeschonden) een proces van peerreview doorstaan voorafgaand aan de publicatie op Climategate; echter, het is natuurlijk helemaal niet ongewoon dat er bij een dergelijk proces ook foutjes over het hoofd kunnen worden gezien.
(Hans LaBohm heeft één van de bekend auteurs van ‘ScienceTalks’ mijn artikel voorafgaand aan de publicatie laten reviewen waarbij ook in 2 stappen mijn analyse is nagerekend – o.a. met behulp van de HadCRUT4 maand data; na wat communicatie heen en weer heeft de reviewer uiteindelijk helemaal geen aanleiding gevonden om ook maar iets in het artikel te laten veranderen. Het punt betreffende de 58% procent is hierbij overigens helemaal niet ter sprake gekomen en ook in de feedback op dit forum kwam Guido eigenlijk niet veel verder dan dat hij “van mening” was dat er iets niet klopte; over wat er precies niet klopte is ook hij niet duidelijk geweest… ook niet na zijn eigen analyse op basis van een door hem zelf gemaakte grafiek met kolommen waarbij hij de waarden van de opwarming van op 1 niveau had geplaatst maar dan op basis van berekeningen waarbij de decennia 1 jaar had verschoven. Ik heb het probleem uiteindelijk zelf pas helder kunnen formuleren op basis van een nieuwe illustratie in navolging van de benadering die Guido had gebruikt.. Voor mij is hierbij duidelijk geworden dat het nogal was hersengymnastiek vereiste om dat punt helemaal scherp te krijgen. Achteraf bezien is het eigenlijk een kwestie die gemakkelijker duidelijk wordt wanneer wordt gekeken naar de trend-ontwikkelingen in de temperatuurtoename bovenop de 70-jarige cyclus… welke zich afspeelt op het niveau van max. 15 honderdsten per decennium, doch meestal slechts enkele honderdsten. Hierbij is in mijn ogen de HadCRUT4 een kansrijke data serie om ook scherp duidelijk te maken waarom het alarmisme op een onderschatting van de natuurlijke variabiliteit berust!)
(Wellicht dat de inhoud hieronder enkel interessant is voor mensen die zichzelf beschouwen als een ‘klimaat nerd’)
De constructieve feedback van afgelopen 2 dagen (van o.a. HenkdJ, Guido & Ronald) heeft mij er toe gebracht om mijn analyse verder te verdiepen en een 5-tal alternatieve scenarios te ontwikkelen voor hetgeen ik heb beschreven in mijn artikel. Hierbij heb ik op een diepere laag in de 70-jarige cyclus een veel korter durende ‘interne zaagtandbeweging’ aangetroffen met een lengte in de orde van 3 decennia.
Overigens, ik wil ook nog even vermelden dat de gepresenteerde analyse in mijn artikel is gebaseerd op een verdere TOENAME van de gemiddelde temperatuurstijging per decennium op basis van de 70-jarige cyclus; ook kan ik melden dat deze t/m de inschatting voor de 2020s in het perspectief van de 70-jarige cyclus gemiddeld altijd kleiner is gebleven dan +0,1 graad C per decennium. Hieronder schets ik 5 scenarios voor de 2020s waarbij alleen in een weinig realistisch scenario ruimte ontstaat voor een temperatuurstijging hoger dan gemiddelde 0,1 graad C per decennium (op basis van een berekening over een periode van 7 decennia). Scenario 2 is representatief voor het scenario beschreven in mijn artikel.
T.a.v. mijn aanvullende analyse moet ik eerst nog het volgende vermelden (zie ook het data overzicht hieronder):
– 1ste kolom betreft gemiddelde waarde per decennium op basis van HadCRUT4 ‘monthly’ data serie verwerkt met Excel;
– 2de kolom betreft de data gerelateerd aan de groene pijlen in mijn bewerkte plaatje in het artikel;
– 3de kolom betreft de toename per decennium berekend over een periode van 7 decennia;
– 4de kolom betreft de verandering t.o.v. het voorgaande decennium in de 3de kolom;
– 5de kolom betreft de verandering t.o.v. het voorgaande decennium in de 4de kolom: hier is de ‘interne zaagtand beweging’ zichtbaar.
(LET OP: ~ = de aanvullende waarden vormen een inschatting gebaseerd op gemiddelde waarden in de grafiek van het 2 Degrees Institute: temperaturerecord*dot*org; de waarden voor de 1820s en 1830 staan ook in de Excel file vermeld)
Data overzicht:
1830s: (waarschijnlijk ongeveer 0,034 graad C lager dan 1840s = ~ -0,49474); overige onbekend
1840s: (waarschijnlijk ongeveer 0,139 graad C lager dan 1850s = ~ -0,46074); overige onbekend
1850s: -0,32174; overige onbekend
1860s: -0,34109; overige onbekend
1870s: -0,25639; overige onbekend
1880s: -0,30109; overige onbekend
1890s: -0,35792; overige onbekend
1900s: -0,40273; groene pijl =~+0,092 => TOENAME GEM. +0,0131 p/d; overige onbekend
1910s: -0,37596; groene pijl =~+0,085 => TOENAME GEM. +0,0121 p/d => daling**:~-0,0010 (= daling!)
1920s: -0,24276; groene pijl = +0,079 => TOENAME GEM. +0,0113 p/d => daling**:~-0,0008 (= daling!)
1930s: -0,11971; groene pijl = +0,221 => TOENAME GEM. +0,0316 p/d => stijging: +0,0203 (= snelheid stijging neemt flink toe na dubbele daling)
1940s: -0,00598; groene pijl = +0,250 => TOENAME GEM. +0,0358 p/d => stijging: +0,0040 (= snelheid stijging neemt flink af)
1950s: -0,06397; groene pijl = +0,237 => TOENAME GEM. +0,0339 p/d => daling**: -0,0019 (= daling! Betreft daling na piek 70-jarige cyclus)
1960s: -0,05345; groene pijl = +0,304 => TOENAME GEM. +0,0435 p/d => stijging: +0,0096 (= snelheid stijging neemt toe)
1970s: -0,07717; groene pijl = +0,325 => TOENAME GEM. +0,0464 p/d => stijging: +0,0029 (= snelheid stijging neemt af)
1980s: +0,09488; groene pijl = +0,471 => TOENAME GEM. +0,0673 p/d => stijging: +0,0209 (= snelheid stijging neemt flink toe na dal cyclus)
1990s: +0,27598; groene pijl = +0,519 => TOENAME GEM. +0,0741 p/d => stijging: +0,0068 (= snelheid stijging neemt af)
2000s: +0,46346; groene pijl = +0,583 => TOENAME GEM. +0,0833 p/d => stijging: +0,0092 (= snelheid stijging neemt toe)
2010s: +0,59876; groene pijl = +0,605 => TOENAME GEM. +0,0864 p/d => stijging: +0,0031 (= snelheid stijging neemt af)
Op basis van 3 trends (zaagtand beweging & top/dal vorming & laag momentum) kan op basis van de 70-jarige cyclus rekening worden gehouden met 5 scenarios:
– Scenario 1: daling na vorige top in 1940s zou in 2020s de gemiddelde stijging per decennium opnieuw kunnen afnemen met dezelfde omvang als in 1950s, in beperkte mate vanwege laag momentum
– Scenario 2: combinatie van zaagtand beweging + daling na vorige top zou gemiddelde per decennium kunnen stagneren (laag momentum wordt dan verlengd/bevestigd)
– Scenario 3: zaagtand beweging zou gemiddelde per decennium kunnen laten stijgen, in beperkte mate vanwege het lage momentum
– Scenario 4: definitie van klimaat biedt gelegenheid voor stijging op basis van gemiddelde snelheid van stijging van afgelopen 30 jaar (hierbij worden echter alle overige trends genegeerd)
– Scenario 5: is gebaseerd op een vergelijkbare beweging die volgde na de 1950s (ofschoon zo’n scenario onrealistisch lijkt omdat het momentum in de decennia voorafgaand aan de 1950s veel hoger was)
Uitwerking scenarios op basis van data (de data in de 4de kolom betreft hierbij vanzelfsprekend het uitgangspunt waarmee de data in de eerste 3 kolommen is berekend):
* Scenario 1 voor 2020s:
2020s: +0,52753; groene pijl = +0,592 => TOENAME MET GEMIDDELD +0,0845 per dec => daling**: -0,0019 (= daling na piek cyclus)
* Scenario 2 voor 2020s:
2020s: +0,54077; groene pijl = +0,605 => TOENAME MET GEMIDDELD +0,0864 per dec => stagnat.: +0,0000 (= stagnatie na piek cyclus)
* Scenario 3 voor 2020s:
2020s: +0,55413; groene pijl = +0,618 => TOENAME MET GEMIDDELD +0,0883 per dec => stijging: +0,0019 (= snelheid stijging neemt verder af)
* Scenario 4 voor 2020s:
2020s: +0,58563; groene pijl = +0,650 => TOENAME MET GEMIDDELD +0,0928 per dec => stijging: +0,0064 (= snelheid stijging toe)
* Scenario 5 voor 2020s
2020s: +0,64303; groene pijl = +0,707 => TOENAME MET GEMIDDELD +0,1010 per dec => stijging: +0,0146 (= snelheid stijging neemt flink toe)
(Het scenario van mijn artikel zit het dichtst bij scenario 2, maar zit eigenlijk tussen scenario 1 & 2)
CONCLUSIE:
Voor de hierboven beschreven scenarios geldt dat alleen scenario 5 t.o.v. de 2010s tot een stijging zou leiden. Scenario 1 betreft het enige scenario dat getalsmatig de beschreven trends allemaal volgt. Een temperatuur stijging hoger dan beschreven in scenario 3 lijkt onwaarschijnlijk. Op basis van de waarden in de 4de kolom wordt het grootste verschil tussen 2 aangrenzende decennia aangetroffen tussen de 1970s en de 1980s; hierbij is belangrijk op vast te stellen dat deze grote toename plaatsvond vanaf de bodem van de cyclus (+ op basis van de aanvullende data tussen de 1920s en 1930s nadat 2 decennia op rij er een daling van de temperatuur had plaatsgevonden).
Dit duidt erop dat grote stijging enkel mogelijk lijkt bij een bodem moment in de cyclus of een moment waarbij het momentum in voorgaande decennia relatief groot was; om deze reden lijkt energetische bezien een tegengestelde beweging zoals beschreven in scenario 5 zeer onwaarschijnlijk. Het lijkt dus zeer onwaarschijnlijk dat de temperatuurstijging boven op de cyclus in de 2020s groter zal worden dan +0,10 graad C; een negatief ‘surplus’ (zoals beschreven in scenario 1) is eigenlijk het meest waarschijnlijk op basis van de 3 beschreven trends.
PS. Mocht er behoefte zijn aan inzage in de Excel file (inclusief de HadCRUT4 ‘monthly’ data serie) dan ben ik hem bereid om te delen.
Dank weer Martijn, je geeft weer een hoop nieuw huiswerk mee ;-).
Maar laat ik beginnen je introductie nog eens te onderstrepen:
De constructieve feedback van afgelopen 2 dagen (van o.a. HenkdJ, Guido & Ronald) heeft mij er toe gebracht om mijn analyse verder te verdiepen …….
Goed dat dit ook eens gezegd wordt!
Een nieuwe grafiek met de groene decennium pijlen op nul-niveau! (HadCRUT4 monthly data)
http://klimaatcyclus.nl/klimaat/pics/hadcrut4-temperatuur-stijging-bovenop-cyclus-70-jaar-surplus-monthly-update.jpg
(Conform de methode die Guid gisteren introduceerde in zijn post van 12 jun 2019 om 21:53):
PS. Dit nieuwe plaatje toont o.a. dat zonder de 70-jarige cyclus het momentum bovenop de cyclus in de afgelopen decennia al relatief laag is geweest; alleen tijdens de 3 decennia na de vorige piek van de 1940s was het momentum nog lager (dit was overigens ook het geval in de 3 decennia vanaf de 1940s t/m 1960s). Iedere groene pijl toont voor het betreffende decennium de temperatuur toename t.o.v. 7 decennia eerder; hierbij wordt het effect van de 70-jarige cyclus weggefilterd.
Ook kan uit de grafiek direct worden afgelezen dat de gemiddelde temperatuur stijging over een periode van 7 decennia altijd ruim onder een gemiddelde waarde van +0,09°C per decennium is gebleven (de exacte waarden voor iedere periode van 70 jaar staan beschreven in mijn post van 13 jun 2019 om 23:05). De veel hogere waarden die m.b.t. de meer recente decennia worden geclaimd mogen in dit perspectief dus worden gerelativeerd want het gemiddelde bovenop de cyclus is afgelopen 80 jaar met hooguit +0,02°C per decennium gestegen (meestal was de stijging slechts enkele duizendsten t.o.v. het gemiddelde op basis van de 70-jarige periode gerekend vanaf het voorgaande decennium).
Nog 5 aanvullende observaties die (in)direct relevant zijn voor de significantie van de 70-jarige cyclus:
1) Bij de zogenaamde ‘overgangsklimaatsensitiviteit’ (TCR) wordt ook al verondersteld dat deze ongeveer 70 jaar in beslag neemt – op basis van de aanname dat CO2 iedere jaar met 1% toeneemt.
Overigens, dit was ook al bekend ten tijden van het eerst IPCC rapport van 1990/1991; citaat pagina 183:
“The concentration of atmospheric carbon dioxide is kept constant in a control run In two complementary perturbation runs the concentration of atmospheric carbon dioxide is increased or decreased by 1% a year (compounded) implying a doubling or halving after 70 years.”
Tevens werd in het rapport beschreven, citaat pagina 184:
“After 70 years, the instantaneous temperature is only 58% of the equilibrium value (4°C, see Wetherald and Manabe, 1988) appropriate to the radiative forcing at that time.”
Tevens werd beschreven, citaat pagina 185:
“On a regional scale, a 20-year average centred on 70 years (Figure 6 5(a)) is sufficient to determine general features of climate change that are significant against the background of natural variability (Figure 6 T) ”
Bron: ‘Climate Change – The Scientific Assessment’
citeseerx*dot*ist.psu.edu/viewdoc/download?doi=10.1.1.396.1043&rep=rep1&type=pdf#page=183
2) In deze studie uit 2007 wordt o.a. beschreven dat de response van de temperatuur op CO2 niet direct kan worden bepaald:
“Despite the fact that greenhouse gas forcing has been close to a linear ramp over the past 70 years, we cannot observe the response
directly because it has been partially obscured by other factors, notably anthropogenic aerosols and natural forcing”
rmets*dot*onlinelibrary.wiley.com/doi/pdf/10.1002/asl.163
3) M.b.t. aerosols vormt de uitstoot van zwavel dioxide één van de meest significante factoren (zwavel dioxide zorgt overigens voor afkoeling van het klimaatsysteem).
Vanaf de jaren ’80 is de uitstoot van zwavel dioxide flink afgenomen het niveau is momenteel wereldwijd vergelijkbaar met de jaren ’60; bovendien is wereldwijd de ‘exposure to particulate matter’ sinds de jaren ’90 ook afgenomen, zie: ourworldindata*dot*org/air-pollution
Op basis van bovenstaande data ben ik geneigd om te stellen dat de afname van het effect van aerosols ook best wel eens al vergelijkbaar kan zijn met de jaren ’60 (in Europa is de lucht zelfs veel schoner dan de jaren ’50 toen ) want eigenlijk worden in alle regionen van de wereld al gebieden aangetroffen waar de luchtkwaliteit in het algemeen op een gewenst niveau is beland, zie de luchtkwaliteitsindex: https://waqi.info/nl
4) Echter, sommige onderzoekers werken liever met de veronderstelling dat de luchtkwaliteit nu op het niveau van de jaren ’70 zou zitten omdat dit in theorie meer demping oplevert voor de te steile CO2 grafiek, zie: www*dot*carbonbrief.org/guest-post-why-natural-cycles-only-play-small-role-in-rate-of-global-warming
5) Tenslotte nog een veelzeggend citaat uit Elsevier:
“Luchtvervuiling zou een non-issue moeten zijn in Nederland. Dat het wel degelijk nog een gespreksonderwerp is, komt doordat er allerlei belangengroepen zijn die het nog steeds op de voorpagina willen hebben en doordat er allerlei journalisten en politici zijn die daar, niet gehinderd door chemische kennis, aan meedoen.”
Bron: www*dot*elsevierweekblad.nl/kennis/article/2015/09/onze-lucht-is-superschoon-met-dank-aan-de-auto-industrie-2694232W/
Conclusie:
Voor de klimaatwetenschap zou alles een stuk eenvoudiger omschreven kunnen worden wanneer gewerkt zou worden met gemiddelde waarden gebaseerd op een periode van 70 jaar – conform zowel de multidecadale cyclus van ongeveer 70 jaar en de definitie van de ’transient climate sensitivity’ waarbij ook wordt gewerkt met een periode van 70 jaar. Echter, er heerst een sociaal-klimaat waarin overdrijven wordt (over)gewaardeed… dus de kans lijkt bijzonder klein dat snel zal gaan gebeuren.
@ Martijn,
“Echter, er heerst een sociaal-klimaat waarin overdrijven wordt (over)gewaardeed… dus de kans lijkt bijzonder klein dat snel zal gaan gebeuren.”
Zo mee eens.
En dan is er de factor tijd of haast. De huidige mens, al dan niet gevoed door angst, wil in het weer van vandaag al een klimaatverandering zien.
De beleidmakers willen ook hun stempel plaatsen in de geschiedenis. Ik zie die 30 jaar niet vervangen worden door die 70 jaar. De trend gaat eerder de andere kant op.
Hoi Frans,
Inderdaad, er ontstaat steeds meer de neiging om de aandacht op korte termijn effecten te willen vestigen (ofschoon de media die afhankelijk zijn van publieke belangstelling hiervoor waarschijnlijk voor een groot deel verantwoordelijk zijn).
Overigens, er bestaat ook nog het fenomeen van de ’transitieklimaatgevoeligheid/veranderingsklimaatgevoeligheid’ (TCR – transient climate sensitivity) waarbij meestal ook wordt uitgegaan van een periode van 70 jaar – gebaseerd op de gedachte dat op basis van een toename van 1% meer CO2 per jaar al na 70 jaar de verdubbeling wordt bereikt. Dit begrip duidt sinds de jaren ’80 regelmatig in de wetenschappelijke literatuur, maar inmiddels is wel duidelijk dat toename van CO2 inmiddels redelijk stabiel is per jaar en niet langer versneld.
Het gebruik van inconsistentie perspectieven lijkt inmiddels typerend voor de klimaat-vrezende wetenschappers, ogenschijnlijk onder het motto ‘overdrijven voor het goede doel mag ten alle tijden’.
PS. Inmiddels uitgefietst? Ik zag zojuist pas dat je mij eerder deze week de volgende vraag hebt voorgelegd:
“Wat is de waarde en het nut van klimaatmodellen als de processen die deze moeten simuleren nog te onbekend zijn?”
Ik heb me in het fenomeen van de klimaatmodellen nog niet grondig verdiept; echter, ik ben geneigd om te stellen dat op basis van de klassieke natuurkunde eigenlijk wel eerst de eis zou mogen worden gesteld dat een model de empirische metingen uit het verleden eerst vrij nauwkeurig moet kunnen reproduceren voordat waarde kan worden gehecht aan wat het model voor de toekomst voorspelt. Maar het IPCC lijkt een standaard te hebben gezet waarbij ‘schieten met hagel’ inmiddels de norm is geworden en als je in de gevreesde richting helemaal mis schiet dan lijkt er toch waarde aan te worden gehecht. Tsja, met een 2de generatie economen aan het roer is het wellicht niet zo vreemd van dat het IPCC zich niets aantrekt van wat door Judith Curry wordt omschreven als… “the uncertainty monster”.
(Ik hoop dat dit antwoord een beetje in de buurt komt van waar je op hebt gehoopt bij het stellen van je vraag)
Martijn dank voor je antwoord.
Ja dat fietsen gaat nog drie weken door. Prachtig land overigens.
Ook je mening over de modellen deel ik maar sta er misschien nog wat stelliger in.
Ik blijf je zeer nuttige bijdragen volgen.
Mvg,
Frans
Martijn, misschien is dit nieuwe artikel nog relevant.
“Weakening of the teleconnection from El Niño‐Southern Oscillation to the Arctic stratosphere over the past few decades: What can be learned from subseasonal forecast models?”
https://agupubs.onlinelibrary.wiley.com/doi/10.1029/2018JD029961#.XP9Q-rEbx7Q.twitter
Dankjewel voor de suggestie Anne,
Het is een verhaal dat betrekking heeft op de stratosfeer; het zou wellicht te maken kunnen hebben met de afkoeling van de stratosfeer die inmiddels al 24 jaar op rij voortduurt.
Ik realiseer me zojuist pas n.a.v. je vraag dat ik tijdens de constructie van de analyse in mijn artikel eigenlijk helemaal geen info ben tegengekomen over een eventuele rol voor de stratosfeer in de 70 jarige cyclus.
PS. Het fenomeen van de zogenaamde ’teleconnection’ tussen de noord- en zuidpool was bij mij al wel langer bekend maar dit betreft een proces dat zeer snel verloopt via de atmosfeer; in een eerder artikel had ik o.a. deze amusante illustratie verwerkt:
http://klimaatcyclus.nl/klimaat/pics/groenland-communicatie-met-zuidpool.jpg
De aangekondigde update voor mijn artike (met o.a. een meer informatieve nieuwe illustratie) is inmiddels beschikbaar.
Zie: http://klimaatcyclus.nl/#update
PS. De update bevat ook 1 wijziging die betrekking heeft op:
– de laatste zin van de introductietekst
– de titel + eerste alinea van de 3de paragraaf
De wijziging betreft een verandering van het eerder genoemde percentage van 58% (betreffende de periode na de 1970s) dat is verlaagd naar 49%, in combinatie met de toevoeging van een tweede percentage van 96% dat representatief is voor de bijbehorende overschatting van het structurele deel van de temperatuurtoename.
(+ Hans Labohm is geinformeerd)
Re: Martijn (Martijn van Mensvoort 17 jun 2019 om 23:58),
Ik ga ook maar even verder onderaan de pagina, want het wordt steeds meer gezoek om eerdere reacties terug te vinden ;-).
Ik zie dat je mijn versnelling redenatie nog altijd niet begrijpt. Ik ga het nog eens proberen. Overigens vind ik het wel verrassend om te zien dat een natuurkundige de begrippen grootheid, snelheid van grootheid en versnelling van grootheid door elkaar husselt (ik heb dat in 2-VWO al gehad). Dan kom je uiteraard tot verkeerde conclusies.
Het goede nieuws is dat je nu de goede figuur gevonden hebt.
“ongeveer +0,011C rond 1954 naar +0,017C in 2019; dit levert een stijging van +0,006C in 65 jaar dus minder dan +0,0009C per decennium”
Juist!
Een snelheidsgroei dus van 0.006C over 65 jaar. Is dat verwaarloosbaar? Je kunt ook zeggen een versnelling van 0.006/65=0.00009231 C/yr^2. En daar heb je meteen mijn a1 te pakken (nog wel even corrigeren voor de factor 0.5 die ervoor staat in de formule). Is dat verwaarloosbaar klein, die 0.00009231 C/yr^2? Wel, over een periode van 65 jaar is de bijdrage aan het eind van die periode 0.00009231 * 65^2 = 0.39 graden. Een zeker niet te verwaarlozen bijdrage. Overigens hadden we dat getal ook eenvoudiger kunnen krijgen middels dT/dt * delta_t = 0.006*65=0.39 graden. Mooi zo, dat klopt.
Jij zegt: “…. dan praten we voortdurend over een versnelling die hooguit in de orde van enkele honderdsten van een graad Celsius ligt per decennium ..! nauwelijks de moeite waard”
Dat zie je dus verkeerd. Ik heb hierboven laten zien dat die versnelling niet bepaald te verwaarlozen is en een substantiele bijdrage levert aan de temperatuurstijging binnen een periode (daarover later meer).
Mijn formule, T(t) = C0 + a0*t + 0.5*a1*t^2, geldt voor een hele cyclus, zoals ik eerder had gemeld. Dat verklaart het gemis van de cosinus (integratie van de sinus) in bovenstaande formule. Daarover waren we het eens; over een hele cyclus is de bijdrage van de natuurlijke oscillatie gelijk aan 0. Overigens biedt jouw figuur 1, logischerwijs, slechts twee maxima en minima. Veel beter dan een rechte lijn trekken om ze te verbinden kunnen we niet doen. Pas na een volgende minimum kunnen we een hogere orde polynoom fitten. Vandaar mijn opmerking dat deze functie ongeschikt is voor extrapolatie. Binnen de gehele cyclus, waarop die van toepassing is, voldoet ie echter prima en zien we dus gemiddeld een versnelling van de temperatuur binnen de gehele cyclus.
Het woord ‘gehele’ is hier cruciaal. Ook een natuurlijke oscillatie vertoont immers een versnelling, maar slechts over een kwart van zijn periode. Gemiddeld over de gehele periode is die versnelling, ook al weer, 0.
Goed, hoe vertalen we dit alles naar een volgende cyclus. Toch maar weer naar Figuur 1, die veel meer informatie bevat dan je ooit vermoedde toen je hem opvoerde. Ik weet het, de faseverschuiving, maar toch. Figuur 1 toont een negatieve temperatuur snelheid (dT/dt<0) ter linkerzijde over een periode van ~30 jaar. De temperatuur daalt dan dus. Vervolgens komt de curve nergens meer onder de 0! volgens die curve, en de trend van figuur 1 doortrekkend, zien we dus nooit meer een temperatuurdaling over perioden van 50 jaar!. Op basis van jouw figuur 1 dus. Uiteraard onder de aanname dat de zon zichzelf niet uitschakelt en de atmosfeer niet volledig bedekt raakt met aerosolen (hevige vulkaanuitbarstingen).
Over kortere perioden dan 50 jaar kan de temperatuur natuurlijk nog wel dalen, hoewel dat steeds minder zal worden (het versnelling verhaal). Je kunt bijvoorbeeld de eerdere figuur van Guido nemen voor een 30-jaars trend: geo.vu.nl/~gwerf/temp/Martijn.png. Dan zien we nog 2 perioden waarin dT/dt<0, maar het dal wordt minder diep en minder breed. Deze trend doortrekkend zal het volgende minimum boven de 0 liggen. Dus is de verwachting dat toekomstige 30-jaars perioden geen temperatuurdaling meer zullen laten zien.
Over kortere perioden dan 30 jaar kan de temperatuur momenteel nog wel dalen, maar dat wordt dus steeds minder in de toekomst (het versnelling verhaal).
Op basis van deze analyse is mijn verwachting voor de komende twee decennia dat de temperatuurstijging in jouw figuur 2 (10-year averages of HADCRUT 4) iets zal afvlakken, maar de temperatuur zal niet gaan dalen zoals in de periode 1950-1970.
Hoi Ronald (sorry voor de vertraagde reactie),
Re: “Ik zie dat je mijn versnelling redenatie nog altijd niet begrijpt. Ik ga het nog eens proberen. Overigens vind ik het wel verrassend om te zien dat een natuurkundige de begrippen grootheid, snelheid van grootheid en versnelling van grootheid door elkaar husselt (ik heb dat in 2-VWO al gehad). Dan kom je uiteraard tot verkeerde conclusies.”
Da’s weer een stevige opmerking op betrekkingsniveau (helaas ook hier weer geen onderbouwing waarop je gedachte is gebaseerd).
Re: “Het goede nieuws is dat je nu de goede figuur gevonden hebt.
“ongeveer +0,011C rond 1954 naar +0,017C in 2019; dit levert een stijging van +0,006C in 65 jaar dus minder dan +0,0009C per decennium””
Het misverstand was ontstaan omdat je verwees naar figuur 1 maar in mijn artikel draagt de 5de HadCRUT4 grafiek de term ‘Fig.1′.
Maar ik zal het mezelf aantrekken want het was niet handig om de illustraties niet van een nummering te voorzien.Excuus voor dit ongemak.
Re: “Een snelheidsgroei dus van 0.006C over 65 jaar. Is dat verwaarloosbaar? Je kunt ook zeggen een versnelling van 0.006/65=0.00009231 C/yr^2. En daar heb je meteen mijn a1 te pakken (nog wel even corrigeren voor de factor 0.5 die ervoor staat in de formule). Is dat verwaarloosbaar klein, die 0.00009231 C/yr^2? Wel, over een periode van 65 jaar is de bijdrage aan het eind van die periode 0.00009231 * 65^2 = 0.39 graden. Een zeker niet te verwaarlozen bijdrage. Overigens hadden we dat getal ook eenvoudiger kunnen krijgen middels dT/dt * delta_t = 0.006*65=0.39 graden. Mooi zo, dat klopt.”
Je redenering kan ik hier volgen op basis van de formule die je eerder presenteerde. En jouw berekende 0,39°C na 65 jaar vormt hierbij de uitkomst van je formule.
Mijn berekende “minder dan +0,0009C per decennium” geeft meer direct inzicht in dat de groei in de temperatuurtoename nogal beperkt is geweest op basis van een volle oscillatie van de 70-jarige cyclus die ik heb beschreven. Wat deze berekening van mij niet toont is dat het momentum in de groei afgelopen decennia juist is afgenomen; voor dit punt verwijs ik graag naar de nieuwe grafiek die ik eerder al presenteerde met de groene pijlen op het nul niveau.
In de formule waarmee je werkt is helaas geen factor aanwezig die dit aspect van de empirische data kan verklaren.
Ik had al aangegeven dat in mijn ogen de formule geenszins een genuanceerde representatie vormt van de dynamiek in de HadCRUT4 grafiek(en), want de formule lijkt een oversimplificatie die doelgericht wordt ingezet om de trend te kunnen beschrijven van de CO2. Ik sprak eerder al over een zaagtand beweging die zichtbaar is op het niveau waarbij de amplitude juist afneemt in de temperatuurontwikkeling boven op de cyclus, terwijl de empirische data juist een cyclus toont met tegenovergestelde trend waarbij de amplitude juist iets toeneemt.
(In reactie naar Guido heb ik dit punt meer in detail gesproken; in zijn grafiek tonen de laatste 4 decennia een trend die een stabiele groei toont. Echter, in mijn nieuwe grafiek met de groene pijlen op het nul niveau kunnen we zien dat die groei vooral in het huidige decennium flink is afgevlakt. Guido heeft zelf al erkend dat hij in de toekomst een afvlakking van de groei voorziet… maar voor mij is glashelder dat zijn formule hierin niet voorziet: kortom, in mijn ogen een cruciale inconsistentie tussen wat Guido verwacht en wat zijn formule voorspelt. Voor meer details zie deze post gericht aan Guido: 18 jun 2019 om 21:39)
Re: “Jij zegt: “…. dan praten we voortdurend over een versnelling die hooguit in de orde van enkele honderdsten van een graad Celsius ligt per decennium ..! nauwelijks de moeite waard”
Dat zie je dus verkeerd. Ik heb hierboven laten zien dat die versnelling niet bepaald te verwaarlozen is en een substantiele bijdrage levert aan de temperatuurstijging binnen een periode (daarover later meer).”
Nogmaals, in mijn ogen bouw je deze redenering op de formule die je gebruikt; je redenering sluit niet aan bij het feit dat het momentum in de temperatuurtoename is afgenomen.
Althans, dit is wat ik op basis van mijn relatief eenvoudige benadering uit de HadCRUT4 data heb gehaald, maar ik heb hiervoor ook bevestiging gevonden in de GISS data series (dit aspect ongewijzigd gebleven in mijn update).
Re: “Mijn formule, T(t) = C0 + a0*t + 0.5*a1*t^2, geldt voor een hele cyclus, zoals ik eerder had gemeld. Dat verklaart het gemis van de cosinus (integratie van de sinus) in bovenstaande formule. Daarover waren we het eens; over een hele cyclus is de bijdrage van de natuurlijke oscillatie gelijk aan 0. Overigens biedt jouw figuur 1, logischerwijs, slechts twee maxima en minima. Veel beter dan een rechte lijn trekken om ze te verbinden kunnen we niet doen. Pas na een volgende minimum kunnen we een hogere orde polynoom fitten. Vandaar mijn opmerking dat deze functie ongeschikt is voor extrapolatie. Binnen de gehele cyclus, waarop die van toepassing is, voldoet ie echter prima en zien we dus gemiddeld een versnelling van de temperatuur binnen de gehele cyclus.”
Ik begrijp wat je hier beschrijft; nogmaals, deze grafiek is geen onderdeel van mijn analyse geweest, ik heb hem eigenlijk enkel gepresenteerd om de kracht en regelmaat van de cyclus te illustreren.
Echter, wellicht dat deze grafiek in onze discussie nu wellicht alsnog een meer belangrijke rol gaan spelen.
Want ik heb een verzoek:
Zou jij eens willen proberen om met jouw formule een replica te maken van de ’50Yr trend’ grafiek in mijn artikel?
Ik verwacht op basis van jouw formule dat jouw grafiek duidelijk steiler zal oplopen omdat de invloed van de factor met de sinus te gering is om voor een vergelijkbare daling te zorgen waarbij de trend in de eerste neerwaarts fase rond de 1980s ook terugkeert tot behoorlijk dicht bij het nul niveau. Indien dit bij de door jouw eerder gebruikte getallen wel het geval zou zijn dan zou dit een teken voor mij zijn dat je formule meer evenwichtig is dan dat ik nu inschat (ik vrees echter dat dit alleen gaat lukken wanneer je een amplitude aanzienlijk groter dan 0,15°C gaat gebruiken).
(Ik hoop dat je de functionaliteit van mijn verzoek direct zult herkennen; misschien dat Guido hierbij wellicht anders nog een rol kan spelen?)
Re: “Het woord ‘gehele’ is hier cruciaal. Ook een natuurlijke oscillatie vertoont immers een versnelling, maar slechts over een kwart van zijn periode. Gemiddeld over de gehele periode is die versnelling, ook al weer, 0.”
Dit is in mijn ogen een gekunstelde opmerking waarmee je eigenlijk een soort van open deur intrapt (sorry, ik struikel hierbij opnieuw over hoe jij het woord ‘versnelling’ gebruikt).
Immers, de trends die ik heb beschreven zijn volledig gebaseerd op het perspectief van vergelijkingen op basis van 70-jarige cyclus per decennium afzonderlijk.
Re: “Goed, hoe vertalen we dit alles naar een volgende cyclus. Toch maar weer naar Figuur 1, die veel meer informatie bevat dan je ooit vermoedde toen je hem opvoerde. Ik weet het, de faseverschuiving, maar toch. Figuur 1 toont een negatieve temperatuur snelheid (dT/dt<0) ter linkerzijde over een periode van ~30 jaar. De temperatuur daalt dan dus. Vervolgens komt de curve nergens meer onder de 0! volgens die curve, en de trend van figuur 1 doortrekkend, zien we dus nooit meer een temperatuurdaling over perioden van 50 jaar!. Op basis van jouw figuur 1 dus. Uiteraard onder de aanname dat de zon zichzelf niet uitschakelt en de atmosfeer niet volledig bedekt raakt met aerosolen (hevige vulkaanuitbarstingen)."
Helaas trap je hier opnieuw een open deur in, want de temperatuur toonde tussen de 1870s en de 1900s immers ieder decennium een daling.
Re: "Over kortere perioden dan 50 jaar kan de temperatuur natuurlijk nog wel dalen, hoewel dat steeds minder zal worden (het versnelling verhaal). Je kunt bijvoorbeeld de eerdere figuur van Guido nemen voor een 30-jaars trend: geo.vu.nl/~gwerf/temp/Martijn.png. Dan zien we nog 2 perioden waarin dT/dt<0, maar het dal wordt minder diep en minder breed. Deze trend doortrekkend zal het volgende minimum boven de 0 liggen. Dus is de verwachting dat toekomstige 30-jaars perioden geen temperatuurdaling meer zullen laten zien."
Daar is je "versnelling" opnieuw; Guido gebruikte dat woord nooit… en Guido sprak zelfs al over dat hij voorziet dat de stijging "minder snel" zal worden (zie: 18 jun 2019 om 17:28):
“Inderdaad, ik denk ook dat de opwarming gemiddeld genomen minder snel zal zijn dan de afgelopen decennia,”
(Ik heb jullie inmiddels beide gevraagd om nog eens goed naar de formule te kijken omdat deze geen ruimte biedt voor een vertraging van de snelheid boven op de cyclus; terwijl deze overduidelijk een belangrijk onderdeel vormt van het empirisch waargenomen patroon want de toename van de snelheid piekt in de 1930 en vooral in de 1980s; bij de 1980s denk ik concreet aan de maatregelen die zijn genomen wereldwijd om de kwaliteit van de lucht te verbeteren, wat voor een bijdrage aan de opwarming heeft gezorgd want vanaf die tijd is vooral de uitstoot van sulfaten sterk teruggedrongen. Ik heb overigens de indruk dat wereldwijd bezien de kwaliteit van de lucht nu mogelijk in de buurt zit van de 1960s, mogelijk zelfs de 1950s. Men spreekt over dat in een groot deel van de Westerse wereld de lucht nu schoner is dan ooit te voren – grote steden vormen hierbij meestal wel een uitzondering)
Re: “Over kortere perioden dan 30 jaar kan de temperatuur momenteel nog wel dalen, maar dat wordt dus steeds minder in de toekomst (het versnelling verhaal).”
Je hebt je mond vol met je ‘het versnelling verhaal’, maar je wijst hierbij niet naar de empirische date; je verwijst immers enkel voortdurend naar je formule.
Re: “Op basis van deze analyse is mijn verwachting voor de komende twee decennia dat de temperatuurstijging in jouw figuur 2 (10-year averages of HADCRUT 4) iets zal afvlakken, maar de temperatuur zal niet gaan dalen zoals in de periode 1950-1970.”
‘Analyse’ vind ik hier wel een heel groot woord, want ik zie je in je betoog vooral gebruik maken van retoriek. Je uitgesproken verwachting betreffende dat mijn grafiek ‘iets zal afvlakken’ is opnieuw enkel retoriek… die overigens in strijd lijkt met het feit dat je in je post maar liefst 10x hebt gerefereerd naar een ‘versnelling’ die je in mijn ogen vooral in verband hebt gebracht me je formule, zonder hierbij concreet naar de empirische data te refereren.
Nog even voor de duidelijk:
Ik zie zelf voor de periode van afgelopen 6 decennia zelf ook wel een ‘versnelling’, echter uit mijn analyse blijkt dat de toename van de versnelling per decennium meestal gering is in het huidige decennium zelfs op een dieptepunt is beland sinds het begin van de vorige neerwaartse fase van de 70-jarige cyclus (ofschoon de temperatuurtoename hierbij in het huidige decennium wel op het hoogste niveau is beland). Uit een combinatie van 3 trends (niet beschreven in mijn artikel, wel in mijn post van 13 jun 2019 om 23:05) heb ik opgemaakt dat in het volgende decennium de kans aanwezig is dat de versnelling op nulpunt beland t.g.v. het begin van de negatieve fase van de 70-jarige cyclus.
Sorry Martijn, maar je blijft opzichtig in de fout gaan
Je zegt: “Mijn berekende “minder dan +0,0009C per decennium” geeft meer direct inzicht”
Je komt aan dit getal door 0,006 C/jr te delen door 6.5 decennia. Zie je nu dat je met je eenheden fout zit? De 0,006 heeft als eenheden C/jr, en niet C zoals jij gebruikt. Vervolgens deel je C/jr door decennium. Zie je de fouten?
Inderdaad heb ik in 2-VWO geleerd om berekeningen altijd te controleren op eenheden. Dat is misschien niet aardig van mij dat hier zo te melden, maar ik vind dit toch wel een schokkende blunder voor een afgestudeerd natuurkundige.
Als je de eenheden door elkaar husselt kom je uiteraard tot verkeerde conclusies.
Vervolgens val je over het woord ‘versnelling’, waarvan je zegt: “…. die je in mijn ogen vooral in verband hebt gebracht me je formule, zonder hierbij concreet naar de empirische data te refereren”
Ik vat dat bijna op als een belediging, omdat ik je bij herhaling heb gewezen op jouw figuur 1, die een stijging van de temperatuur verandering (=snelheid) laat zien, ergo een versnelling. Daarop is mijn formule gebaseerd.
In je reactie (Martijn van Mensvoort 19 jun 2019 om 02:23) schreef je:
“PS. De suggie betreffende termijnen van 30/50 jaar lijkt voorbarig, mede omdat je bij mij de indruk gewekt dat je het klimaat denkt te kunnen voorspellen (zonder enige vorm van bescheidenheid) op basis van de formule(s) die je eerder beschreef.”
Hieruit concludeer ik dat je eigenlijk vrij weinig hebt begrepen van mijn analyse. Ik trek deze conclusie juist niet o.b.v. van mijn formule, maar o.b.v. van jouw figuur 1 en Guido’s figuur (30-jarige trend).
Daarom, nu even heel simpel om het duidelijk te krijgen.
1. Gegeven jouw figuur 1 van de 50-jarige trend, verwacht jij dat de curve nog onder de 0 komt, zeg vóór 2100?
2. Gegeven de figuur van Guido voor de 30-jarige trend (geo.vu.nl/~gwerf/temp/Martijn.png), die is geïnspireerd op jouw figuur 1, verwacht je dat de curve nog onder de 0 komt, zeg vóór 2100?
Hoi Ronald,
Re: “Sorry Martijn, maar je blijft opzichtig in de fout gaan
Je zegt: “Mijn berekende “minder dan +0,0009C per decennium” geeft meer direct inzicht”
Je komt aan dit getal door 0,006 C/jr te delen door 6.5 decennia. Zie je nu dat je met je eenheden fout zit? De 0,006 heeft als eenheden C/jr, en niet C zoals jij gebruikt. Vervolgens deel je C/jr door decennium. Zie je de fouten?”
Klopt, mijn beschrijving was qua eenheden niet juist; daar waar ik schreef:
“– ongeveer +0,011ºC rond 1954 naar +0,017ºC in 2019; dit levert een stijging van +0,006ºC in 65 jaar dus minder dan +0,0009ºC per decennium
– en ongeveer -0,004ºC in 1915 naar +0,001ºC in 1980; dit levert een stijging van +0,005ºC in 65 jaar dus minder dan +0,0008ºC per decennium
Overigens, ook hier zien we dus een kleine amplitude toename; maar verder heb ik al eerder aangegeven dat ik met die grafiek in mijn analyse niets heb gedaan (om diverse redenen, o.a. het fase verschil met de data).”
Had ik mijn punt als volgt kunnen schrijven met in principe dezelfde getallen (maar dan zonder het laatste stuk):
– ongeveer +0,011ºC per jaar rond 1954 naar +0,017ºC per jaar in 2019; dit levert een versnelling op van +0,006ºC per jaar over een periode van 65 jaar; goed voor een stijging van 0,39ºC
– en ongeveer -0,004ºC per jaar in 1915 naar +0,001ºC per in 1980; dit levert een stijging van +0,005ºC per jaar over een periode van 65 jaar; goed voor een stijging van 0,325ºC
Overigens, ook hier zien we dus een kleine amplitude toename; maar verder heb ik al eerder aangegeven dat ik met die grafiek in mijn analyse niets heb gedaan (om diverse redenen, o.a. het fase verschil met de data).
(Was inderdaad erg slordig beschreven, dank voor de correctie)
Re: “Inderdaad heb ik in 2-VWO geleerd om berekeningen altijd te controleren op eenheden. Dat is misschien niet aardig van mij dat hier zo te melden, maar ik vind dit toch wel een schokkende blunder voor een afgestudeerd natuurkundige.”
Uit de tekst onder die “schokkende blunder van mij” blijkt dat ik de inhoud van die illustratie in de berekeningen in de context van mijn artikel geen rol heeft gespeeld.
Het is getalsmatig best een complexe materie om te corrigeren voor de impact van de cyclus en dan gaat er wel eens wat fout.
Re: “Als je de eenheden door elkaar husselt kom je uiteraard tot verkeerde conclusies.”
Dit foutje heeft enkel betrekking op hoe ik de ‘versnelling’ in de grafiek hier in de discussie getalsmatig beschreef op basis van een periode die ik in mijn artikel uberhaupt niet heb gebruikt of genoemd.
Re: “Vervolgens val je over het woord ‘versnelling’, waarvan je zegt: “…. die je in mijn ogen vooral in verband hebt gebracht me je formule, zonder hierbij concreet naar de empirische data te refereren”
Ik vat dat bijna op als een belediging, omdat ik je bij herhaling heb gewezen op jouw figuur 1, die een stijging van de temperatuur verandering (=snelheid) laat zien, ergo een versnelling. Daarop is mijn formule gebaseerd.”
Sorry als ik je op de een of andere manier heb beledigd; dit was natuurlijk niet mijn bedoeling.
Feit is wel dat we uit die ’50yr annual trend’ grafiek niet kunnen aflezen er zich tussen de temperatuur daalde tussen de 1940s en 1970s.
Via jouw formule lijkt dit ook over het hoofd te worden gezien heb ik de indruk; daarom heb ik je gevraagd om te bekijken in hoeverre je formule wel een realistisch beeld schetst van het verleden.
Re: “Daarom, nu even heel simpel om het duidelijk te krijgen.
1. Gegeven jouw figuur 1 van de 50-jarige trend, verwacht jij dat de curve nog onder de 0 komt, zeg vóór 2100?
2. Gegeven de figuur van Guido voor de 30-jarige trend (geo.vu.nl/~gwerf/temp/Martijn.png), die is geïnspireerd op jouw figuur 1, verwacht je dat de curve nog onder de 0 komt, zeg vóór 2100?”
MIjn antwoorden:
Ad 1) Nee (nogmaals, ik denk dat je hier over het hoofd ziet dat dit na de 1920’s al niet meer is gebeurd)
Ad 2) Gezien de (licht) dalende trend in de laatste 15 jaar in de 30-jarige trendgrafiek van Guido + het feit dat we de dalende fase van de 70-jarige cyclus nog voor de boeg hebben kan ik dat niet uitsluiten; bovendien, in de grafiek zien we ook dat het hoogte verschil tussen de 1ste en 2de piek aanzienlijk groter is dan het hoogteverschil tussen de 2de en 3de piek (is bijna een kwart lager), dus indien dit laatste ook van toepassing zou gaan zijn op het hoogte verschil tussen het 2de en 3de dal… dan wordt het een kwestie van net wel of net niet.
Overigens, voor de kwestie m.b.t. mijn projectie voor de 2020s lijkt de grafiek van Guido niet relevant, want een volgend dal in de grafiek van Guido kunnen we nu na inmiddels een kleine daling van 3 jaar op rij – wellicht pas over 27 jaar verwachten op basis van de inschatting dat de neerwaartse fase van de cyclus ongeveer 30 jaar in beslag kan nemen.
PS. Ik hoop dat je later alsnog zult gaan reageren op mijn verzoek m.b.t. de samenstelling van de formule die je gebruikt.
Mooi zo, Martijn, dan zijn we het eens dat we niet verwachten dat de 50-jarige temperatuur trend deze eeuw nog een daling zal laten zien, maar slechts stijgingen. Wat betreft de 30-jarige trend, ook daarvan verwachten we, met ietsje meer onzekerheid van jouw kant, dat deze geen temperatuurdaling meer zal laten zien deze eeuw, maar slechts stijgingen.
Me dunkt een belangrijke conclusie van al dit werk! Wat mij betreft belangrijker dan de verwachting of het komende decennium ietsje warmer of kouder wordt.
“PS. Ik hoop dat je later alsnog zult gaan reageren op mijn verzoek m.b.t. de samenstelling van de formule die je gebruikt.”
Ja dat zou kunnen, als je mij de data zou toesturen. Ik denk overigens dat de uitkomst niet veel zal afwijken van Guido’s plaatje rechtsonder in https://www.geo.vu.nl/~gwerf/temp/Martijn_conceptueel.png, dus heel veel zal het wat dat betreft niet toevoegen.
Overigens zie je in dit plaatje van Guido een afvlakking van de temperatuur trend in 2020, en daarna op alle tijdschalen (10,20,30, …. jaar) geen daling meer. Dit in tegenstelling tot de periode voor 1900. De versnellingen binnen en tussen de 70-jarige cycli zijn ook duidelijk zichtbaar.
Hoi Ronald,
Ik heb werkelijk geen idee waarom je plots meent dat ik jouw (surrealistische) verwachting voor de toekomst zou steunen want ik denk dat je echt in een tunnelvisie leeft als je denkt dat er zich in de toekomst voorlopig geen decennium meer zal aandienen waarin de gemiddelde temperatuur een daling laat zien.
M.b.t de 50-jarige temperatuur trend was mijn antwoord dan ook dat het in mijn ogen een dubbeltje op z’n kant zou kunnen gaan worden of die trend nog onder het nulpunt zou kunnen gaan belanden; als je de dingen een beetje weet te doorgronden dan zou het nulpunt zelfs al weer kunnen worden bereikt als komende decennia 5x op rij de temperatuur telkens met gemiddeld met 0,01°C zou dalen. Kortom, er is eigenlijk niet zo gek veel nodig om de trend weer op dat nulpunt te laten belanden… maar dit gaat denk ik wel het nodige geduld vereisen)
Maar ik ben benieuwd of het volgende jou wellicht alsnog nog kan verrassen:
Vanavond is mij inmiddels een artikel onder ogen gekomen waarin het fenomeen dat ik voor de HadCRUT4 heb beschreven in de vorm van een oscillatie waarbij de amplitude toeneemt zelfs ook al bij zowel de GISS als de MLOST is aangetroffen; in de volgende illustratie heb ik enkel de rode lijnen (zie de IMF6 grafieken) zelf toegevoegd:
http://klimaatcyclus.nl/klimaat/pics/hadcrut4-GISS-MLOST-yao-2016.jpg
(Bron: www*dot*researchgate.net/profile/Gang_Huang14/publication/290123526_2016-hg-101new/links/5694efa708ae425c68980666/2016-hg-101new.pdf )
PS. Concreet betekent dit dat ik nu ook vanuit de literatuur kan onderbouwen dat de oscillatie met een toenemende amplitude bij zowel voor de HadCRUT4 als ook voor de GISS en de MLOST al werd beschreven; het effect blijkt behoorlijk groot want de grafieken laten een patroon zien voor alledrie een amplitude toename in de orde van een factor 2 is aangetroffen (alleen bij de HadCRUT4 is de toename duidelijk nog groter, betreff daar ongeveer een factor 2,5). Concreet betekent dit duidelijk dat op basis van de empirische data kan worden geconcludeerd dat er sprake is van een patroon waarbij de amplitude afgelopen 130 jaar lijkt te zijn verdubbeld. De auteurs schrijven dit toe aan de combinatie van enerzijds de AMO in combinatie met de PDO (waarbij de laatste vooral een voorlopende signaal functie heeft welke een bijdrage levert aan de toename van de amplitude), in combinatie met anderzijds een invloed van het CO2 signaal.
(Waarschijnlijk ga ik mijn update binnenkort aanpassen op basis van deze studie, echter ik wil zelfs eerste een nieuwe analyse gaan uitvoeren op basis van halve decennia… met de hoop dat ik hierbij een patroon ga aantreffen waarbij ik de toename van de amplitude hard kan maken op basis van exacte cijfers)
Tenslotte, je vroeg om de data (mijn Excel data file kun je hier downloaden):
klimaatcyclus*dot*nl/klimaat/HadCRUT.4.6.0.0.monthly_ns_avg-V3-ronald.xlsx
Martijn,
Helaas verdraai je mijn en je eigen woorden enigszins. Wat betreft de 50-jarige gemiddelde trend ben je overtuigd dat die niet onder 0 komt deze eeuw, de 30-jarige trend vind je een dubbeltje op z’n kant, zie het laatste deel in (Martijn van Mensvoort 19 jun 2019 om 13:28).
Wat betreft negatieve trends over perioden van 10, 20 jaar, daarvoor verwees ik expliciet naar Guido’s conceptuele figuur. Dat die niet de absolute waarheid vertegenwoordigd is voor iedereen duidelijk. De figuur laat wel zien dat negatieve trends over steeds kortere perioden steeds minder aannemelijker worden. Voor 50 jaar is dat duidelijk, 30 jaar inmiddels ook al met grote waarschijnlijkheid.
Dat was mijn punt. Sorry als dat niet geheel duidelijk was.
Dank voor de referenties naar het paper en de Excel sheet. Ik ga het bekijken. Verwacht niet direct antwoorden van de Excel-sheet, mijn vrije tijd naast een voltijds baan is beperkt. Ik kan geen nachten doorhalen zoals jij ;-)
Re: Ronald
Ja, ik reageerde inderdaad inconsistent met een opmerking in termen van de 50yr trend n.a.v. jouw vraag m.b.t. de 30yr trend grafiek maar ik hoop dat je wel in ziet dat de impact van een daling van slechts -0,01°C in een decennium al genoeg is om in dat soort grafieken uiteindelijk weer onder het nulpunt te beland wanneer het meerdere decennia achter elkaar betreft. Hiermee heb ik meteen ook beschreven waarom je denk ik voorzichtig moet zijn om conclusies te verbinden aan het verloop van dat soort grafieken in het verleden… in mijn ogen is het belangrijkste dat er rekening mag worden gehouden met een daling in zowel de 30yr trend (deze daalt bovendien al flink wat jaren) als de 50yr trend maar speculeren over een nieuwe bodem is lastiger dan je wellicht denkt omdat je hierbij bijvoorbeeld ook rekening zou moeten houden de verwachting m.b.t. lagere waarden in de zonnevlekkencyclus + bijvoorbeelde 3 dalende fases bij de Milankovitch cycli… dus je maakt in mijn ogen een opzichtige denkfout als je verondersteld dat het patroon in beide grafieken gemakkelijk te voorspellen zou zijn.
Guido heeft mij inmiddels weten te verrassen met zijn laatste nieuwe modelletje n.a.v. het Chinese onderzoek dat ik gisterenavond ter sprake bracht; het plaatje rechts onderin vormt een patroon dat in grote lijnen beste een aardige grove benadering vormt van de ontwikkeling van de HadCRUT4 – ofschoon de helling eigenlijk zelfs nog iets minder stijl zou mogen zijn geweest:
https://www.geo.vu.nl/~gwerf/temp/Martijn_conceptueel_2.png
(Op basis van het Chinese onderzoek zou een soortgelijk plaatje kunnen ontstaan maar dan met een toename in de amplitude – welke in de Chinese studie bij zowel de HadCRUT4, de GISS als ook bij de MLOST is aangetroffen – met als gevolg dat de eerste bodem in de nabije toekomst op basis van dat onderzoek nog wat dieper zou komen te liggen; overigens, wanneer de amplitude toeneemt dan wordt de helling logischerwijs automatisch ook kleiner… wat in mijn ogen eigenlijk zelfs de cruciale factor vormt om het gehele perspectief beter te kunnen begrijpen)
Ronald, nogmaals dank voor je input want je hebt mij zeker geholpen om scherp te blijven en om door mij gemaakte foutjes te corrigeren.
PS. Overigens, je hebt niet beschreven hoe ik je woorden zou hebben verdraaid. Afgezien van een eventuele categorie 6 vulkaan, heb je immers toch wel aangeven dat je geen mogelijkheid meer ziet dat komende decennia de temperatuur nog kan gaan dalen. Enfin, ik stel voor dat we onze energie beide beter kunnen richten op de onderliggende inhoud van elkaars standpunten; ik probeer zelf de dingen getalsmatig concreet te kwantificeren en ik hoop dat je vroeg of laat de tijd zult vinden om zelfs eens met het Excel bestandje aan de slag te gaan.
Martijn,
Blijkbaar lees je mijn bijdragen niet goed of ben ik niet duidelijk genoeg geweest. Jij zegt: “….heb je immers toch wel aangeven dat je geen mogelijkheid meer ziet dat komende decennia de temperatuur nog kan gaan dalen”. Dat heb ik dus niet gezegd. Wat ik wél heb gezegd dat is dat ik o.b.v. HADCRUT4 verwacht dat opeenvolgende perioden van 30 en 50 jaar geen temperatuurdaling meer zullen laten zien deze eeuw. En dat o.b.v. jouw figuur 1 en Guido’s figuur van 30-jarige trend. De natuurlijke variabiliteit is dusdanig groot dat dezelfde conclusie nog niet getrokken kan worden voor 20- en 10-jarige perioden. Maar in de toekomst wordt het ook steeds waarschijnlijker dat die perioden geen daling meer zullen laten zien.
Yao is een interessante studie, waar ik nog wat meer tijd aan ga besteden. In zekere zin is de studie alweer achterhaald middels hun voorspelling gedaan in 2014: “Our results suggest that the recent observed hiatus in the rate of global warming will very likely extend for several more years due to the cooling phase of the quasi-60-year oscillatory variability superimposed on the secular warming trend.” Die voorspelling heeft het niet gehaald, dus zou het goed zijn als ze hun studie nog eens opnieuw doen met inachtneming van recente data.
Overigens ontgaat mij jouw enthousiasme voor Guido’s nieuwe figuur rechtsonder. Die is in tegenspraak met jouw figuur 1, in tegenspraak met echte data dus. Immers de stijgende trend voor perioden van 50 jaar zien we er niet in terug. Nog duidelijker is het voor 30-jarige trends. Een daling tussen opeenvolgende perioden van 30 jaar is geen dubbeltje op z’n kant zoals je eerder zei, maar een zekerheidje in die nieuwe figuur van Guido. Al met al is Guido’s figuur rechtsonder in strijd met de gemeten werkelijkheid.
Ik hou je dus graag scherp. Het is nodig ;-).
Hoi Ronald, dank voor de nuancering van je standpunt.
In je post van 11 jun 2019 om 16:30 suggereerde je impliciet nog dat alleen aan ‘vulkaanuitbarsting’ mijn projectie van de 2020s zou kunnen redden:
“Er is dus een goede kans dat je de weddenschap zult verliezen. Slechts een grote vulkaanuitbarsting kan je redden.”
(Je noemde mijn projectie daar niet expliciet, maar ik veronderstel dat wat je daar beschreef wel op mijn projectie voor de 2020s is gebaseerd, want van een weddenschap is nog helemaal geen sprake)
Re: studie Yao
In de studie van Yao wordt wat verder vooruit gekeken dan dat jij hier doet m.b.t. hun voorspelling, want elders in hun artikel kijken ze voor de noordelijke hemisfeer naar de periode t/m 2027:
“According to the quasi-60-year period oscillation superimposed on the ST, our results suggest that there is a chance that the recent observed slowdown in the rate of global warming could potentially continue and it is very likely that the recent hiatus will extend for several more years. Similar projection that the recent observed hiatus of North Hemisphere tends to last until 2027 has been verified (Li
et al. 2013). The projection will need to be further investigated by climate dynamic model.”
(Ik vind het trouwens wel opvallend dat jij nadat Guido het woord ‘weddenschap’ liet vallen meteen klaar stond om de weddenschap ongeldig te laten verklaren op basis van natuurlijke variabiliteit in de vorm van een “grote vulkaanuitbarsting”, maar hier verklaar je ogenschijnlijk zelfs het hele Chinese artikel meteen als “achterhaald” enkel omdat hun verwachting niet direct is uitgekomen… zonder bijvoorbeeld stil te staan bij het feit dat een andere vorm van natuurlijke variabiliteit een belangrijke rol heeft gespeeld bij het gegeven dat het hiaat zich na 2014 niet heeft voortgezet: immers binnen luttele maanden na de Chinese publicatie kwam de 2015/2016 super El Nino tot ontwikkeling)
Re: “Overigens ontgaat mij jouw enthousiasme voor Guido’s nieuwe figuur rechtsonder. Die is in tegenspraak met jouw figuur 1, in tegenspraak met echte data dus. Immers de stijgende trend voor perioden van 50 jaar zien we er niet in terug. Nog duidelijker is het voor 30-jarige trends. Een daling tussen opeenvolgende perioden van 30 jaar is geen dubbeltje op z’n kant zoals je eerder zei, maar een zekerheidje in die nieuwe figuur van Guido.”
Jij probeert de aandacht hierbij nu te vestigen op één aspect dat niet overeenkomt met de HadCRUT4, maar dat lijkt mij hier eigenlijk helemaal niet relevant.
Want de 30-jarige trend bereikt in deze grafiek inderdaad niet de nulwaarde maar tegelijkertijd is de trend wel te zwak om nog veel structurele temperatuurverhoging te kunnen veroorzaken voor de 2100s… en dit is uiteindelijk natuurlijk het punt waar het uiteindelijk allemaal om draait.
Meer van belang is denk ik dat deze grafiek wel enigszins een beeld toont dat overeenkomt met de hoogteverschillen tussen de pieken en dalen in de HadCRUT4; immers, wanneer een model grofweg de pieken op de juist momenten en in de juiste verhoudingen kan repliceren… dan ontstaat er ook een basis voor de mogelijkheid dat het model een beeld schetst over wat de toekomst in petto heeft.
PS. Ik vind het daarnaast ook wel frappant dat het model dat Guido hier heeft gepresenteerd op basis van de beschrijving in de Chinese studie van de cyclus met een amplitude die toeneemt, direct een model op levert dat mijn ‘projectie’ voor de 2020s overduidelijk bevestigd; ogenschijnlijk mogen we op basis van dit model mogelijk rekening houden met nog een decennium dat een netto temperatuurdaling zou kunnen gaan opleveren.
(Enfin, het is en blijft natuurlijk slechts een model; morgen hoop ik meer te kunnen melden over een meer precies inschatting van de amplitude aan de hand van een analyse op basis van halve decennia)
Martijn,
Wat betreft de weddenschap, een beetje spanning moet er wel zijn. Ik kan niet met 100% zekerheid aantonen dat het volgende decennium niet kouder wordt dan het huidige. Wel vind ik het verloop van de curve linksonder in https://www.geo.vu.nl/~gwerf/temp/Martijn_conceptueel_2.png conceptueel meer in lijn met Hadcrut4 dan de figuur rechtsonder. Ook voldoet dat conceptuele model aan de stijgende 30/50-jarige trends, zoals gemeten, itt het conceptuele model rechtsonder. Die laatste volgt Hadcrut 4 in absolute zin heel aardig, echter de daling in de jaren 1940-1970 kon (deels) worden verklaard uit een tijdelijke afname van de groei in CO2 en een verhoogde vulkaanactiviteit (zie paper Guido figuur 1c). Beide zouden kunnen optreden in de 2020’s en dan zou de temperatuur wel eens kunnen dalen. Een afvlakking in de CO2 toename zie ik niet gebeuren. Verhoogde vulkaanactiviteit kan niemand voorspellen. Gebeurt dat niet dan verwacht ik geen daling van de temperatuur in de 2020’s.
Als gezegd, Yao’s verwachtte persistente hiaat voor de jaren na 2014 heeft geen opgeld gedaan en niet alleen t.g.v. de 2015/2016 El Nino. Die piek zijn we voorbij en de temperatuur is simpelweg gestegen sinds 2014. Dat argument van jou doet wat mij betreft geen opgeld. Yao’s curves in hun figuur 1 zien er 5 jaar na studie alweer iets anders uit. Is het werk daarmee achterhaald? Nee, niet noodzakelijkerwijs. Wel behoeft het een constante correctie o.b.v. de gemeten werkelijkheid.
Je zegt: “Jij probeert de aandacht hierbij nu te vestigen op één aspect dat niet overeenkomt met de HadCRUT4”. Voor vele sceptici hier is dat alleen al voldoende reden om een model af te schieten en komen dan met Popper aanzetten. Volledig ten onrechte uiteraard. Goed om te zien dat jij niet zo dogmatisch acteert.
Met de uitspraak: “The projection will need to be further investigated by climate dynamic model.” geeft Yao al aan waar hun voorkeur ligt voor het maken van projecties.
Overigens, accepteer jij wel de temperatuurtoename van 1.5 graad Celsius rond 2100 in Guido’s rechter figuur?
Inderdaad Ronald,
Ik kan bevestigen dat bij een amplitude toename van 60% de match tussen de HadCRUT4 iets groter lijkt t.a.v. situatie 1 dan bij situatie 2, echter dit effect zal bij een amplitude toename naar 100% (of zelfs nog hoger) logischerwijs natuurlijk wel verdwijnen.
Immers, de ‘versnelling’ wordt dan bij situatie 2 ook groter.
We zien hier eigenlijk ook dat er hier sprake kan zijn van een spurieus verband tussen de versnelling van de CO2 en de versnelling in de temperatuurtoename; want exact dezelfde patronen worden aangetroffen bij de omvang van de wereldbevolking – die soms zelfs iets nog iets hoger correleert met de temperatuur dan tussen CO2 en de temperatuur het geval is. Omdat de groei van de wereldbevolking is gestabiliseerd en bovendien inmiddels al begonnen is met afvlakken is het ook best mogelijk dat exact hetzelfde verhaal van toepassing is op de ‘antropogene factor’ – wellicht ook omdat “we” met z’n allen inmiddels al enkele decennia beseffen dat het verstandig is om een beetje zuinig met onze aardkloot om te springen.
In de loop van deze discussie heb ik er ook al op op gewezen dat de correlatie tussen de temperatuur en CO2 sterker lijkt te zijn dan de correlatie tussen de temperatuur en de AGGI (NOAA).
Dit laatste pleit eigenlijk voor een ‘situatie 3’ waarin bijvoorbeeld tot 1990 de antropogene factor in een versnelling is gestegen om vervolgens verder te stijgen met een stabiele toename. Ook dit levert een soortgelijk plaatje op als weergegeven in onderstaande (houtje-touwtje) figuur:
http://klimaatcyclus.nl/klimaat/pics/klimaat-situatie1-situatie2-hadcrut4.jpg
Voorlopig zien we vooral een prachtige hyperbole versnelling in grafieken die de ‘antropogene factor’ beschrijven, maar we zien zo’n trend eigenlijk helemaal niet terug in de empirische waarnemingen rondom het klimaat. Voor zover er sprake is van een versnelling dan betreft het een kwestie van gemiddeld enkele honderdsten per decennium.
Wat betreft je laatste vraag: vanzelfsprekend accepteer ik dat halve graadje extra dat ons mogelijk komende 80 jaar staat te wachten hoor.
PS. Tussen 2 haakjes:
Ik heb ook nog wel een leuke vraag voor jou om even bij stil te staan… want je suggereerde laatst dat ik het ‘hiaat’ wellicht zou hebben weggemoffeld. Dezelfde vraag zouden we hier ook kunnen stellen in combinatie met de periode van afkoeling in de periode 1944-1976; immers, alleen ‘situatie 2’ toont beide periodes vrij duidelijk… met de kanttekening dat het iets effect minder duidelijk zichtbaar wordt bij een grotere stijging van de amplitude. Bovendien is bij de HadCRUT4 zelf op decennium niveau alleen de daling in de periode 1944-1976 zichtbaar – ofschoon het ‘hiaat’ op jaarniveau wel ook zichtbaar is.
Het motto “too close to call” lijkt van toepassing en in zo’n geval kan zelfs consensus berusten op een vorm van ‘cherry picking’.
Vanmiddag ga ik alsnog aan de slag met een analyse op halve-decennia niveau waarbij ik de decennia in de HacCRUT4 grafiek in twee ga splitsen… want dit levert denk ik zelfs vast wel iets meer zicht op zowel het ‘hiaat’ als ook de toename van de amplitude.
(Ook voor jou nogmaals dank!)
Martijn,
ik blijf het jammer vinden dat je mijn woorden geregeld verdraaid terugbrengt in de discussie.
“…. want je suggereerde laatst dat ik het ‘hiaat’ wellicht zou hebben weggemoffeld”. Dat suggereerde ik juist niet. Het hiaat is voor veel skeptici nogal een issue, namelijk een van de bewijzen dat klimaatmodellen bagger zouden zijn. Het feit dat het hiaat niet zichtbaar was in jouw data deed mij verwachten dat skeptici daarop zouden reageren. Dat gebeurde niet. Ze pikten het vermoedelijk niet op? Mijn punt is dat het hiaat ‘no big deal is’. Jouw data bevestigde dat. Prima!
Extra aandacht besteden aan het hiaat lijkt me dan ook vrij zinloos. Door naar kortere perioden te kijken introduceer je op klimatologisch niveau slechts ruis. De integratie naar 30-jarige (Guido) en 50-jarige perioden (jouw figuur 1) zijn op klimatologisch niveau veel informatiever.
Ronald, wellicht dat je een andere intentie had maar dit is wel wat je letterlijk schreef (13 jun 2019 om 17:37):
“Overigens, we zouden het haast vergeten, heeft Martijn van Mensvoort nu de hiatus weggemoffeld? Ik zie ‘m nergens terug in zijn plaatjes. U wel?”
PS. Overigens, wel fijn dat je nu kenbaar maakt dat je dit juist niet bedoelde te suggereren; zand erover wat mij betreft want het was voor mij overigens al wel duidelijk dat dit geen punt betrof dat je mij hierbij iets kwalijk nam, maar impliciet leek je wel een poging te doen om wellicht anderen een hint in een bepaalde richting te geven (wellicht dat je doelde op een fenomeen elders op dit platform dat mij nog steeds geheel is ontgaan). Blijkbaar nam ik je boodschap toen iets te letterlijk, maar ik vind het zelf nu wel grappig om te constateren dat het ‘hiaat’ zelfs opduikt in het concept n.a.v. het Chinese artikel.
Ja, Martijn, dat schreef ik letterlijk. Zie het vraagteken erachter? En ook de alinea eronder? Context, Martijn, het draait altijd om de context. Zonder context worden zaken uit z’n verband gerukt. Dat gebeurt hier op climategate maar al te vaak. Ik verwacht van jou meer wijsheid op dat gebied. En dat toon je hier ook. Gelukkig maar.
Guido, Ronald, Martijn, wat vinden jullie nu gedrieen van de verwarming qua cijfers achter de komma.
Het zijn niet meetbare en afleesbare getallen op een thermometer; laat staan argo en dat soort of.
Stel dat de homogenisaties ongedaan zouden worden gemaakt, waar hebben we het dan nog over.
Tsja Anne…
Wanneer er consensus zou ontstaan over het bestaan van een multi-decennia cyclus (met voldoende amplitude) dan resteert er een verhaal over structurele opwarming die enkel nog gaat over cijfers ver achter de komma. Het fenomeen van de homogenisaties verzwakt het verhaal getalsmatig nog verder.
Echter, ik denk dat de kwestie van de homogenisaties op zichzelf geen probleem vormt (zolang er maar geen verhalen worden verteld die enerzijds zonder de homogenisatie niet zouden hebben bestaan en waarbij anderzijds niet wordt vermeld dat het verhaal eigenlijk geen bestaansrecht zou hebben gehad zonder de homogenisatie).
PS. Ik heb zelf de indruk dat er op de website van de NASA erg veel misgaat rondom de homogenisatie; wellicht dat het anderen is opgevallen dat de data voor en na de homogenisatie soms lijkt te worden verwisseld…? Er is wel een geweldige hoeveelheid aan info te vinden voor waar dan ook ter wereld:
https://data.giss.nasa.gov/gistemp/station_data_v4_globe/
Hoi Guido; ik heb m.b.t. jouw rekenmethode nog een paar observaties:
Je beschrijft hierboven:
“Bij 0,1 graad is het dus 0,2 / 0,7 = een kleine 30%, bij 0,125 ruim 35%. Dit is dus het maximale getal dat je kan krijgen, langere tijdschalen geven een lagere en soms negatieve bijdrage.”
Op basis van de exacte getallen komen we bij de 2de variant t.a.v. de bijdrage van de cyclus sinds de 1970s t/m 2018 maximaal uit op :
0,25 / 0,676 = 37,0%
Echter, wanneer we jouw benadering loslaten op de periode na de 1970s t/m 2014 dan wordt de uitkomst maximaal:
0,25 / 0,580 = 43,1%
Dit lijkt van belang omdat uit mijn nieuwe plaatje op basis van een analyse via halve decennia blijkt dat het hoogtepunt van de cyclus waarschijnlijk al in de jaren 2010-2014 heeft plaatsgevonden; uit dit nieuwe plaatje blijkt ook dat de verhoudingen tussen de percentages zeer sterk fluctueren met de gekozen periode – zie:
http://klimaatcyclus.nl/klimaat/pics/hadcrut4-temperatuur-gemiddelde-per-half-decennium-analyse.jpg
Maar ik heb nog een punt dat wellicht voor jou interessant kan zijn om even bij stil te staan:
In mijn nieuwe plaatje lijkt zelfs het El Nino effect zichtbaar te worden via het deel van de groen pijl dat boven het niveau van de cyclus uitsteekt. Want in de super El Nino periodes van 1997/1998 en 2015/2016 zien we dat de omvang van dat deel van de pijl flink omhoog schiet (dit effect is overigens ook heel duidelijk zichtbaar bij de El Nino van 1982/1983 was na de 1970s).
Wat verder ook opvalt is dat na de 3 grootste El Nino events sinds de 1970 het deel van de groene pijl dat boven de cyclus uitsteekt altijd daalde in ieder opeenvolgend half decennium, tot zich een nieuwe grote El Nino heeft aangediend.
BELANGRIJK: Dit lijkt ook expliciet duidelijk te maken dat de natuurlijke variabiliteit van de ENSO cyclus geen onderdeel vormt van de 70-jarige cyclus; dus de impact van de ENSO cyclus komt logischerwijs waarschijnlijk nog bovenop de percentages die jij en ik hebben proberen te berekenen voor het deel van de temperatuurverhoging dat door de 70-jarige cyclus wordt verklaard. Mijn inschatting is dat wanneer we hiermee rekening zouden gaan houden we waarschijnlijk zouden uitkomen op percentages boven de 50%.
PS. Deze laatste observatie heb ik in mijn projectie voor de 2020s niet meegenomen, maar dit biedt eigenlijk zelfs ruimte voor een scenario waarbij de temperatuur nog verder terug zou kunnen gaan zakken dan ik heb voorzien, want in mijn projectie zien we dat de lengte van de pijl boven de cyclus komende twee halve decennia juist toenemen… wat een duidelijk afwijking vormt van de nieuwe trend die ik zojuist heb beschreven. Hiermee heb ik eigenlijk dus een 4de trend gevonden wat een scenario mogelijk maakt dat zelfs een grotere temperatuurdaling mogelijk maakt dan ‘scenario 1’ beschreven in mijn post van 13 jun 2019 om 23:05.
Tenslotte, tot mijn stomme verbazing zie ik nu ineens de parallel tussen mijn grafiek op dit punt en het perspectief dat door meteoroloog Bryan wordt gepresenteerd (want in mijn nieuwe plaatje wordt de grootste omvang van de groene pijl boven de cyclus aangetroffen bij in de periode 1980-1984 met de El Nino van 1982/1983; ik denk dat dit verklaard waarom in het perspectief van Bryan aan het ENSO event van 1982/1983 de grootste impact wordt gekoppeld – het effect van de El Chichon vulkaanuitbarsting van 1982 daarom wellicht nauwelijks zichtbaar geweest in de mondiale temperatuurgrafieken voor die periode), zie:
oz4caster*dot*wordpress.com/enso/
(Guido, ik begin nu ook in te zien dat we bij jouw eenvoudige benadering worden geconfronteerd met een duidelijke beperking op basis van aannames. Enerzijds berust jouw eenvoudige formule bijvoorbeeld op de veronderstelling dat er geen sprake zou kunnen zijn van een cyclus met een toenemende amplitude. Je hebt meen ik t.a.v. deze aanname nog geen argument aangevoerd afgezien van dat een grotere amplitude in de literatuur niet zou zijn beschreven, maar de 2 Chinese studies die ik inmiddels heb gedeeld bewijzen eigenlijk al direct dat dit eerste argument mogelijk niet valide is, toch? Bovendien worden we via jouw benadering eigenlijk voortdurend gedwongen om enkel te kunnen spreken over een ‘maximale’ impact op basis van conceptuele aannames. Jouw methode lijkt in mijn ogen op het eerste gezicht wel een solide wiskundige basis te hebben, echter bij nader inzien zou je methode ook wel eens kunnen berusten op een vorm van oversimplificatie – want in de context van jouw eenvoudige benadering gebruik je tevens een redenering waarbij je bij mij een beeld hebt laten ontstaan waarbij je suggereert dat afgezien van de 70-jarige cyclus de rest van de opwarming op conto van de mens zou kunnen worden geschreven… echter, de ENSO cyclus vormt bij uitstek eigenlijk een tweede kandidaat die een vergelijkbare rol zou kunnen spelen die momenteel ook leidt tot een overschatting, net als t.g.v. de 70-jarige cyclus het geval is. Immers, we weten dat een super El Nino voor 1 of 2 tienden opwarming zorgt… wat lekker aantikt als we praten over de gemiddelde waarden over bijvoorbeeld een decennium of een half decennium! Hieruit blijkt methodes waarbij harde conclusies worden getrokken op basis van de gemiddelde temperatuurstijging tijdens 1 jaar of 1 decennium mogelijk als ‘inferieur’ kunnen worden beschouwd. Met inachtneming van de invloed van de 70-jarige cyclus + de grote impact van El Nino, zouden we eigenlijk de aandacht wellicht beter kunnen richten op de 70yr trend of het 70yr gemiddelde, want daarmee wordt de invloed van El NIno denk ik immers nog verder beperkt dan in mijn methode. Overigens, vanzelfsprekend heeft de invloed van El Nino in mijn halve decennia methode natuurlijk aanzienlijk meer gewicht dan in mijn oorspronkelijke analyse op basis van decennia het geval is… deze kanttekening vormt helaas ook een punt van zorg bij de 70-jarige cyclus – ik zal dit punt ook gaan vermelden bij de geplande uitbreiding van de update voor mijn artikel n.a.v. de vondst van de Chinese studies)
PPS. Ik heb zojuist een 4de trend beschreven, echter deze lijkt grotendeels te kunnen worden verklaard t.g.v. de opgaande fase; want ook in de eerste heft van de1940s heeft zich een flinke El Nino voorgedaan waarbij de 4de trend in de 2de helft van de 1940s ook zichtbaar was, echter vervolgens was 3 periodes van 5 jaar op rij een omgekeerd effect zichtbaar dat vermoedelijk aan de dalende fase kan worden toegeschreven. Daarmee lijkt bij nader inzien de basis toch niet stevig genoeg om te speculeren over een nog sterkere temperatuurdaling in de 2020 dan mijn projectie beschrijft.
Re: Guido “Bij 0,1 graad is het dus 0,2 / 0,7 = een kleine 30%, bij 0,125 ruim 35%. Dit is dus het maximale getal dat je kan krijgen, langere tijdschalen geven een lagere en soms negatieve bijdrage.”
Ik heb zojuist een andere Chinese studie (Huang et al. 2017) gevonden waarbij op basis van de GISS ongeveer 30% (afgelezen uit grafiek 3a) van de opwarming sinds 1975 wordt toegeschreven aan de DMO (Decadal Modulated Oscillation) + ook in deze studie worden we zelfs geconfronteerd met een AMO waarbij de amplitude in de loop van de 20-ste eeuw is toegenomen (zie figuur 3 & 4)
‘The dynamics of the warming hiatus over the Northern Hemisphere’, Huang et al, 2017
https://core.ac.uk/download/pdf/81838190.pdf
Interessant bij deze studie is ook dat het ‘hiaat’ hierbij door voor 88% wordt verklaard door de combinatie van, in volgorde naar gewicht: de PDO (49,3%), PDO (19,4%), Nino3.4 (15,8%) en de AO (3,5%); citaat pagina 435:
“The regression-based approximation of DMO component for NH SAT using PDO, Nino3.4, AMO, and Arctic Oscillation (AO) indexes can explain 88 % of its
variance during the boreal cold season (Fig. 5). The three classic oceanic ICV modes—PDO, Nino3.4 and AMO— contributed 22, 18 and 56 %, respectively”
(Ook deze Chinese studie is opnieuw op een EEMD analyse gebaseerd)
PS. Van belang hierbij is dat de eerder genoemde overigens studies uitwijzen dat bij de GISS de factor van de multidecadale variabiliteit een significant kleiner deel van de opwarming verklaard dan bij de HadCRUT4 het geval is; dus het het percentage van 30% dat ik hierboven noem zou bij deze studie welhaast zeker hoger hebben gelegen indien de analyse gericht zou zijn geweest op de HadCRUT4 – doch waarschijnlijk zou heb percentage wel lager liggen dan de “ruim 49%” die ik heb aangetroffen via mijn empirische benadering gericht op de HadCRUT4 data.
Nog een Chinese studie (deze is uit 2013; betreft 1 van de referenties in de studie van Wei et al., 2015), waarin wordt beschreven dat de vermeende “versnelling” van de antropogene factor waarschijnlijk een gevolg is van een onderschatting in de periode voor 1970 en een overschatting van de periode na 1970 (zie onderstaande citaat):
“5. The shape of the anthropogenic regressor We argue that the time shape of the anthropogenic forcing used by Lean and Rind (2008) is not consistent with the observed anthropogenic response (see Fig. 2a). The evidence is in the residual of their MLR, which was not shown by them. Compared to the almost linear behavior of the deduced anthropogenic trend in our Fig. 1b, their assumed trend accelerated after the 1970s. The residual of the MLR analysis repeated by us using monthly HadCRUT4 global-mean temperature is shown in Fig. 2b [the result is similar using HadCRUT3v, except for the much sharper data discontinuity in 1945 that was not yet corrected in version 3 (Thompson et al. 2008)]. The residual, which should only consist of climate noise if the MLR is successful, shows a negative trend after 1970 and a positive trend before that time, suggesting that their regressor for anthropogenic forcing is increasing too rapidly after 1970 and too slow before that time.”
Bron:
‘Deducing Multidecadal Anthropogenic Global Warming Trends Using Multiple Regression Analysis’, Zhou et al., 2013
https://journals.ametsoc.org/doi/pdf/10.1175/JAS-D-12-0208.1
PS. Ik heb ondertussen inmiddels ook via een figuur (zie onder) die de ontwikkeling bij het gemiddelde over een periode van 70 jaar toont een concrete aanwijzing gevonden dat voor de toekomst op basis van ded 70-jarige cyclus vooral aan een trend daling mag worden gedacht:
klimaatcyclus*dot*nl/klimaat/pics/hadcrut4-temperatuur-trend-70-jarige-gemiddelde.jpg
(In de eerder gedeelde figuur op basis van een analyse van halve decennia is duidelijk geworden dat de neerwaartse fase van de 70-jarige cyclus afgelopen jaren inmiddels al duidelijk is ingezet,- echter de super El Nino van 2015/2016 heeft dit gemaskeerd)
Overigens, deze Chinese studies – inmiddels 4 stuks – zullen allemaal een plekje gaan krijgen in de geplande aanvulling in de update van mijn artikel (om misverstanden te voorkomen: de oorspronkelijke tekst zoals hier gepresenteerd op Climategate zal deze keer ongewijzigd blijven nadat deze bij de eerste update wel een wijziging heeft opgeleverd in de introductietekst + de 3de paragraaf)
Nog een 2 relevante Chinese studies waarvan de 2de pas deze maand is gepubliceerd:
* 1) En in deze Chinese studie uit 2011 (behoort ook tot de referenties van Wei et al, 2015) welke ook is gebaseerd op een EEMD analyse wordt zelfs gespeculeerd over een toename van de amplitude van de AMO in 2050 naar 1,5°C (zie o.a. figuur 2c):
“The method used to statistically extrapolate C8 of OGMT is a cubic spline fitting of the extrapolated multi-decadal oscillation of the AMO of a period about 70 years and an amplitude of the oscillation around 2050 reaching as large as 0.15°C (a scenario which is linearly extended amplitude of the AMO timescale oscillation based on the observations assuming that the diagnosed multi-decadal variability (MDV) will continue in a similar way into the future).”
Bron:
‘Projection of global mean surface air temperature changes in next 40 years: Uncertainties of climate models and an alternative approach’, Fu et al., 2011
https://www.researchgate.net/publication/226614184_Projection_of_global_mean_surface_air_temperature_changes_in_next_40_years_Uncertainties_of_climate_models_and_an_alternative_approach
* 2) juni 2019: The Key Role of Decadal Modulated Oscillation in Recent Cold Phase; Luo et al.
rmets*dot*onlinelibrary.wiley.com/doi/abs/10.1002/joc.6186?af=R
(Helaas enkel een samenvatting, maar er wordt op basis van een EEMD analyse gesproken over dat de invloed van de AO in de multidecadale cyclus voor het noordelijk halfrond; overigens gaat het hierbij om een cyclus die met 11-23 jaar veel korter is dan de 70-jarige cyclus; interessant is dat ook hierbij wordt gesproken over een cyclus waarbij de amplitude is toegenomen)