Dit is de laatste aflevering in de serie van en over wijlen Arthur Rörsch.
‘Faalkansen bij de vooruitgang van de wetenschappen en de toepassingen daarvan’ is het thema van een boek dat Arthur Rörsch schreef onder de titel ‘Science Friction’ (Elmar Delft, 14 mei 2016, ISBN 978 90389 2553 0, NUR 910).
Mede op basis van persoonlijke ervaringen, onder andere als science administrator van TNO, behandelt de auteur in dit boek zowel pessimistische als optimistische visies van wetenschappers – visies die van invloed zijn op de voortgang van de wetenschap en haar toepassingen in heden en verleden.
Aanleiding
De aanleiding tot het schrijven van zijn boek was de klimaatdiscussie’ die de auteur sinds 2002 heeft gevolgd, aanvankelijk voornamelijk op websites. Maar interessanter waren zijn intensieve persoonlijke contacten met een aantal fysici en meteorologen, die het effect van CO2 zorgvuldig hebben bestudeerd (Evans, Miskolczi, Harde, Kininmonth, McLean, Ponec, Van den Beemt). Voorts heeft hij tweemaal een vol jaar besteed als guest editor aan het redigeren van twee speciale nummers van het tijdschrift Energy & Environment. Hieraan heeft een twintigtal auteurs meegewerkt, die een intensieve discussie hebben gevoerd met in totaal een veertigtal referees.
Thema’s
‘Science Friction’, bestrijkt een breed terrein. Sleutelwoorden zijn: de invloed van wetenschappelijke orthodoxie; sturende invloed van financiering; interactie van wetenschap en samenleving; politieke interventie; en wetenschappelijke geletterdheid. Om een aantal specifieke thema’s te noemen: de opbloei van de westerse wetenschapsbeoefening; kenmerken en oorzaken van belemmeringen bij de vooruitgang van de wetenschap; het belang van tegenspraak in de wetenschap; het rammelende raderwerk van de interactie tussen wetenschap en samenleving; zoektocht naar een nieuwe Renaissance; eerste casestudie: overwegingen bij onderzoek inzake duurzame ontwikkeling; tweede casestudie: het effect van CO2 op het klimaat; enz. enz.
Onvrede over politisering wetenschap
Uitgangspunt van ‘Science Friction’ is een toenemende onvrede onder wetenschappers over de invloed van maatschappelijke opvattingen en de politiek op de ontwikkeling van de wetenschap, waarbij prioriteiten in de wetenschapsbeoefening door het verleggen van geldstromen worden afgedwongen. Maar van oudere datum zijn belemmeringen die voortvloeien uit de interne sociale structuur van – en de tradities in – de wetenschappelijke wereld zelf. Meer dan een eeuw geleden reeds heeft de filosoof Huxley hierover opgemerkt:
‘Authorities’, ‘disciples’, and ‘schools’ are the curse of science; and do more to interfere with the work of the scientific spirit than all its enemies. (Thomas Henry Huxley, 1825-1895).
De zelfstandige en geheel onafhankelijke ‘gentleman’-onderzoeker is vrijwel uitgestorven. Gedurende meer dan een eeuw reeds zijn er in de wetenschap hiërarchische verhoudingen ontstaan waarbinnen er sprake is van management. Dat wil zeggen van een sturing, waardoor het onderzoek niet zelden in een keurslijf wordt gedwongen.
Geleerde genootschappen als kerkvaders
Daarnaast is er de toegenomen invloed van geleerde genootschappen als academies, die heden ten dage een neiging vertonen om, gelijk de middeleeuwse kerkvaders, gezag te willen uitstralen. Thans lijkt ‘geloof’, zoals vroeger verkondigd vanuit de Kerk, vervangen te zijn door ‘het gezag van wetenschappers’, al dan niet verenigd in geleerde genootschappen, die stellige beweringen onder de publieke aandacht brengen.
Het ‘Joint statement’ inzake klimaat van een aantal wetenschappelijke academies uit vele landen vormt hiervan misschien wel het meest beruchte voorbeeld.
Opmerkelijk in dit verband is dat men het motto van de ‘Royal Society’ (de Britse Academie van Wetenschappen – in 1660 opgericht als de eerste in de westerse wereld), Nullius in verba, niet meer op de eerste pagina van haar website vindt. Nullius in verba betekent zo veel als ‘Vertrouw niemand slechts op zijn woord.’ Ook wel: ‘Niet zweren op het woord van de meester.’ Daarmee wordt tot uitdrukking gebracht dat men niet moet afgaan op de autoriteit van wetenschappers, ook al hebben zij nog zo veel prestige, maar uiteindelijk op de waarneming en het experiment, die de enige basis vormen om conclusies te kunnen trekken.
Arthur Rörsch is een pleitbezorger van wetenschappelijke vooruitgang over een breed front als resultante van een wisselwerking van intellect dat zich vrijelijk kan bezig houden met thema’s naar eigen keuze, gedreven door eigen nieuwsgierigheid naar de exploratie van het onbekende. Kortom, een onbelemmerd streven naar waarheid als ultieme opdracht van wetenschapsbeoefening.
Wetenschap en PR
De laatste tijd heeft de wetenschappelijke PR een grote vlucht genomen. Het systematisch naar buiten brengen van wetenschappelijke vorderingen door PR-afdelingen van wetenschappelijke instellingen heeft echter niet alleen het karakter van wetenschappelijke voorlichting. Het is een ‘marketing’-instrument geworden voor de instellingen die zich in competitie met andere instellingen overeind moeten houden. Marketing van producten – reclame maken, het zoeken naar klantenbinding – is uiteraard een algemeen geaccepteerd instrument in onze vrije westerse samenleving om een positie (op de markt) te verwerven en/of in stand te houden. Ook een geleerd genootschap, een universiteit of academie hoeft daar niet vies van te zijn nu wetenschap ‘nieuws’ is geworden. We mogen echter van hen wel een wat andere stijl verwachten dan van de handelaar in tweedehands auto’s.
De gelegenheidsproducten van de wetenschappelijke instellingen zijn recente vondsten, en die worden gewoonlijk zeker wel op gepaste wijze aangekondigd, zij het dat het belang ervan soms wat wordt overdreven. Enige zorg ontstaat echter als de PR-afdelingen namens hun instellingen uitgesproken visies op wetenschappelijk controversiële kwesties als feitelijk presenteren, waarbij alternatieven niet worden vermeld. En als dit door het lekenpubliek voor objectieve wetenschapsvoorlichting wordt versleten op gezag van het wetenschappelijk prestige van de instelling.
Veel wetenschappelijke instellingen gebruiken bij hun ‘voorlichting’ tegenwoordig het patroon van ‘vaak gestelde vragen’ en geven daarop hun expliciete antwoorden, omdat deze simplistische benadering begrijpelijk bij het publiek overkomt. Deze benadering is echter niet de aangewezen manier om een lekenpubliek te helpen een verantwoorde en onafhankelijke opinie te ontwikkelen over wetenschappelijk controversiële zaken.
Pseudowetenschap
De auteur gaat tevens uitvoerig in op de wetenschappelijke methode, die wetenschap van pseudowetenschap scheidt. Ook schenkt hij aandacht aan ‘good scientific practice’.
De filosofische discussie over de grens tussen wetenschap en pseudowetenschap concentreert zich hoofdzakelijk op het gehoorzamen aan de regels voor het testen, bevestigen en falsificeren van theorieën, hypotheses, ideeën en overtuigingen. Dit betekent evenwel niet dat een bepaalde benadering op basis van een onbevestigde hypothese zonder meer als pseudowetenschappelijk kan worden afgedaan. De bevestiging daarvan met voortgezet onderzoek kan jaren op zich laten wachten. Wat echter wel telt is de bereidheid van onderzoekers hun eigen hypothesen te falsificeren en het weerstaan van de neiging om waarnemingen te negeren die de claims in de hypothesen niet bevestigen. En daar schort het nog wel eens aan.
E.e.a. vergt de bereidheid tot het aangaan een open dialoog. Op klimaatgebied is zulks tot op heden nauwelijks mogelijk gebleken. In dit kader beschrijft Rörsch een aantal betrekkelijk vruchteloze pogingen om tot een dialoog te komen tussen protagonisten en antagonisten van AGW (‘Anthropogenic Global Warming’: door de mens veroorzaakte opwarming van de atmosfeer).
Postnormale wetenschap
Ook gaat Rörsch uitvoerig in op praktische wetenschapsfilosofie, waarbij hij onder meer aandacht schenkt aan de methodologie van postnormale wetenschapsbeoefening. Deze heeft in het bijzonder in de milieuwetenschappen opgang gemaakt, waarbij de wijze hoe met onzekerheden dient te worden omgegaan centraal staat.
Wetenschapsbedrijf
Rörsch behandelt voorts de hiërarchische structuren die in het wetenschapsbedrijf zijn gegroeid en het effect daarvan op de wetenschapsbeoefening. Daarbij onderscheidt hij bestuurders, managers, leiders en de werkvloer. Maar daarnaast zijn er tegenwoordig nog twee invloedrijke groeperingen die de gang zaken beïnvloeden: de politici die aan de geldkranen draaien met hun eigen politieke ambities en de verschillende ‘adviseurs’ die zowel de politici adviseren als de instituties. De politieke invloed en de verscheidenheid aan adviseurs hangt volgens pessimistische wetenschapsbeoefenaren als een soort laaghangende mist over de gehele wetenschappelijke gemeenschap, die het zicht vermindert op de uiteindelijk af te leggen verantwoording voor te bereiken resultaten door elk van de echelons.
Klimaat en duurzaamheid
De trouwe lezers van dit blog zullen vermoedelijk het meest geïnteresseerd zijn in de opvattingen van Arthur Rörsch over klimaat en duurzaamheid. In hoofdstuk 7 heeft Arthur Rörsch getracht de uiteenlopende standpunten over oorzaken van klimaatverandering objectief weer te geven. Enige eigen opinie klinkt daarbij wel door, maar dan vooral over de wijze waarop het VN-klimaatpanel (IPPC) zich in het publieke en politieke circuit manifesteert.
In de twee casestudies blijkt dat de manier waarop vragen in officiële rapporten worden behandeld, vaak de toets der kritiek niet kan doorstaan. Het werken met een vraag- en antwoordspel (‘Q&A, questions and answers’) is in populariserende rapporten op zich zeer gebruikelijk geworden. Ze dienen als korte samenvatting van een betoog. Maar het karakter van het antwoord lijkt echter vaak meer op het ‘opdringen van een vooroordeel’ door deskundigen, met weinig aandacht voor de vraag ‘hoe weten we iets en wat weten we niet?’
Consensus
Arthur Rörsch is sceptisch ten aanzien van de vermeende consensus die er op klimaatgebied zou bestaan. Met McLean is hij van mening dat die consensus volstrekt onwezenlijk is, mede op grond van de wijze waarop de laatste twee IPCC–rapporten tot stand zijn gekomen, waarvan hij de bespreking van concepten op afstand heeft gevolgd. En minstens zo onwezenlijk is dat zovele AGW–protagonisten stelling nemen met slechts matige kennis van de fysische processen die aan de werking van de aardse ‘broeikaseffect’ ten grondslag liggen. Het verbaast hem dat de AGW-protagonisten – ook degenen die hun sporen op wetenschapsgebied hebben verdiend – niet meer aandacht hebben geschonken aan de mogelijkheid dat de stralingsprocessen in de atmosfeer slechts een ondergeschikte rol vervullen bij het aardse broeikaseffect. Hij gaat daarbij uitvoerig in op een alternatieve verklaring van het broeikaseffect en de rol die CO2 daarin speelt.
De maatschappelijke aanvaarding van de gezagspretentie van de wetenschap, hangt vaak samen met de vermeende consensus binnen een ‘school’ – een begrip met een hoog gehalte aan anonimiteit en gebrek aan persoonlijke verantwoording, en dat terwijl het negeren of verwerpen van uiteenlopende inzichten vreemd is aan de wetenschappelijke traditie. Thomas Huxley heeft dit zeer krachtig uitgesproken:
The improver of natural knowledge absolutely refuses to acknowledge authority, as such. For him, scepticism is the highest of duties; blind faith the one unpardonable sin.
Het VN-klimaatpanel (IPCC) en menige spreker namens of naprater van dit orgaan legt een enorme nadruk op wat men als consensus onder mainstream klimatologen ziet. Vanuit een epistemologisch gezichtspunt rijzen twee vragen: Is de consensus werkelijk zo groot als men aan het publiek presenteert? Rechtvaardigt deze claim de wijze waarop het IPCC zijn conclusies in een ‘Summary for Policymakers’ presenteert?
Consensus als richtlijn voor (vooruitgang van) de wetenschap is in principe vreemd aan de wetenschapsbeoefening. In historisch perspectief is noemenswaard hoe in 1931 Einstein door tegenstanders werd aangevallen op zijn theorieën. Zij schreven een boek: Honderd auteurs tegen Einstein. Waarop Einstein reageerde: ‘Er zijn geen honderd man nodig om mijn theorieën onderuit te halen. Slechts één feit.’
Wetenschappelijke controversen
Controverse is niet ongebruikelijk in de wetenschap. Arthur Rörsch behandelt daarvan een aantal voorbeelden uit heden en verleden (zoals flogiston, platentektoniek, de ontcijfering van het Maya-schrift, het Lysenkoïsme, en de kwestie Lomborg). Controversen kunnen alleen in een open dialoog tussen protagonisten en antagonisten van bepaalde hypothesen worden opgelost. Aldus Arthur Rörsch. Maar tot op heden is een dergelijke dialoog op klimaatgebied zeer problematisch gebleken. Wederzijds verkettering lijkt vooralsnog de norm.
Disciplinegrenzen overschrijdende concepten
Ook hecht Arthur Rörsch grote waarde aan het vermogen van wetenschappers om over de grenzen van de eigen discipline heen te kijken. En dan in het bijzonder naar wat thans in de praktische wetenschapsfilosofie wordt genoemd de toepassing van de ‘unifying concepts’ in alle takken van de natuurwetenschappen.
In dit verband behandelt Rörsch drie disciplinegrenzen overschrijdende theorieën – de universele theorieën (‘unifying concepts’): thermodynamica, darwinistische selectie, en chaostheorie.
Voor zover mij bekend is het pleidooi van Arthur Rörsch om de beginselen van de chaos– of complexiteitstheorie toe te passen op het fenomeen klimaatverandering volstrekt origineel. Hierbij wordt tegenwicht geboden aan het klimaatalarmisme met als vaste repertoire allerlei dramatische ’tipping points’ (kantelpunten) in de verandering van het klimaat. Maar volgens de chaos–theorie blijken vermeende ‘run–away’–effecten vaak slechts transformaties te zijn naar stabilisatie op andere niveaus.
Doemdenken
Het dispuut tussen optimisten en pessimisten vindt zijn oorsprong in een wezenlijk verschil in vertrouwen dat de wetenschap, waarvan de voortgang onvoorspelbaar is, hoe dan ook in staat zal zijn de wereld te verbeteren, of hiertoe niet in staat zal zijn.
De auteur gaat uitvoerig in op de pessimistische kijk, zoals onder andere verwoord in het eerste rapport aan de Club van Rome: ‘Limits to Growth’. Onze hulpbronnen raken uitgeput. De bevolking groeit maar door, waardoor er steeds minder te eten overblijft. Lucht en water raken steeds meer vervuild. De soorten op de planeet sterven in enorme aantallen uit. De wouden zijn aan het verdwijnen. Visvoorraden slinken en de koraalriffen sterven af. We stevenen in snel tempo af op de absolute grens van houdbaarheid, en de grenzen van de groei worden zichtbaar.
Arthur Rörsch is van oordeel dat dat menselijke inventiviteit heeft bewezen het hoofd te kunnen bieden aan vele bedreigingen voortkomend uit de bevolkingsgroei. Hij ziet geen noodzaak om te wanhopen, aangezien vernieuwende ideeën en wetenschappelijke ontdekkingen in staat zullen zijn de problemen op te lossen.
Meerdere gespecialiseerde organisaties van de Verenigde Naties (zoals de FAO, WHO en UDP) zijn succesvol geweest in het benoemen van ongewenste toestanden en het oproepen tot controlemaatregelen door overheden en wetenschappers.
Jammer genoeg kan dit niet gezegd worden over de actuele thema’s van klimaatverandering en opwarming van de aarde, waarbij de meningen diametraal tegenover elkaar staan. Aan de ene kant zijn er wetenschappers die de dreiging van opwarming, zoals naar voren gebracht door het VN-klimaatpanel (IPCC), gelijkstellen aan de dreiging van massavernietigingswapens. Aan de andere kant staan wetenschappers die de manier waarop het IPCC de analyses heeft vertaald naar het Kyoto-protocol als wetenschappelijke zwendel zien, gedreven door politieke overtuigingen.
Statistiek en computermodellen
‘Limits to Growth’ was gebaseerd op computermodellen, hetgeen nieuw was in de tijd dat het rapport verscheen. Arthur Rörsch vergelijkt deze met middeleeuwse waarzeggerij. Computermodellen noch statistiek dragen noodzakelijkerwijs bij aan het begrijpen van verschijnselen. Het gevleugelde woord ‘garbage (d.w.z. onbewezen stellingen) in, garbage out’ zegt alles al. De computer is nog steeds een robot, niet in staat om menselijk denken te overtreffen; hij is alleen maar in staat sneller gegevens te verzamelen en te verwerken dan de zenuwverbindingen in onze hersenen.
Het nut van modellen in de natuurwetenschappen, zoals geformuleerd in de algemeen aanvaarde zogenoemde wetenschappelijke methode is beperkt tot een samenvattende presentatie van een theorie die aan nadere toetsing met waarnemingen kan worden onderworpen. Indien het model en de onderliggende theorie niet met de waarnemingen overeenstemt, dan dient deze theorie te worden herzien. Ondanks het feit dat het duidelijk is dat de klimaatmodellen uit de pas lopen met de reële klimaatontwikkeling heeft de mainstream van de klimaatwetenschap daaruit nog niet de voordehandliggende conclusies getrokken.
Peer-review
Ook schenkt Arthur Rörsch uitvoerig aandacht aan peer-review. Zowel de vorm als de uitvoering daarvan staan momenteel aan kritiek bloot. Onder de huidige publicatiedruk van onderzoekers, die worden beoordeeld op hun productiviteit (publish or perish), is het aanbod aan manuscripten in de laatste vijftig jaar enorm toegenomen. Het gevolg is dat veel eindverantwoordelijke hoofdredacteuren vaak volledig (moeten) vertrouwen op het oordeel van de door hen aangewezen reviewers en dat oordeel dan zonder meer voor lief nemen om een manuscript al dan niet voor publicatie te accepteren. En ook de reviewers die tot de actieve onderzoekers behoren, staan onder een overeenkomstige tijdsdruk. Het oorspronkelijk algemeen gewaardeerde systeem van beoordeling van kwaliteit door onafhankelijke collega’s staat hierdoor aan uitholling bloot.
In het proces blijkt ook de consensuscultuur een abjecte rol te kunnen spelen, als referees artikelen afkeuren indien de conclusies daarvan niet of onvoldoende overeenstemmen met hun eigen of algemeen geaccepteerde opvattingen. Op zich zal dit verschijnsel zich altijd wel in het wetenschappelijke wereldje hebben voorgedaan. Het probleem neemt echter navrante vormen aan indien daardoor ook onder de tijdschriften ‘scholen’ ontstaan met uiteenlopende visies over controversiële onderwerpen.
De auteur ervoer dit als pijnlijk als redacteur van een kritische speciaal nummer van Energy & Environment over klimaatverandering. De samenstelling ervan was ruim een jaar werk vanwege een uitgebreide discussie die tussen auteurs en referees werd gevoerd. Aangezochte auteurs of reviewers uit een ‘andere’ school weigerden medewerking.
In IPCC-rapporten zal men geen referenties naar artikelen in het betreffende tijdschrift Energy & Environment aantreffen. Menige onderzoeker die als AGW-antagonist wordt beschouwd, ondervond grote weerstand om publicaties geaccepteerd te krijgen in tijdschriften die tot aanhangers van de IPCC–school worden gerekend. Dit soort censuur zou vreemd moeten zijn aan de wetenschapsbeoefening.
Wetenschappelijke geletterdheid
Arthur Rörsch beklemtoont het belang van (een minimum aan) wetenschappelijke ‘geletterdheid’ (scientific literacy) van iedereen die betrokken is bij de besluitvorming inzake de financiering van de wetenschap. Dat geldt in het bijzonder ook voor politici – zulks mede om autoritaire doch onjuiste stellingnamen van sommige wetenschappers naar hun waarde te kunnen schatten.
Wetenschappelijke geletterdheid wordt niet gedefinieerd als het vermogen om de inhoud van elke wetenschappelijke publicatie in elke discipline te kunnen bevatten. Het begrip duidt een algemeen vermogen aan om de wijde scope en de implicaties van de wetenschappelijke praktijk in haar algemeenheid te kunnen overzien.
In dit verband haalt Rörsch Sutherland et al. (2013) aan:
In this context, we suggest that the immediate priority is to improve policy-makers’ understanding of the imperfect nature of science. The essential skills are to be able to intelligently interrogate experts and advisers, and to understand the quality, limitations and biases of evidence. We term these interpretive scientific skills. These skills are more accessible than those required to understand the fundamental science itself, and can form part of the broad skill set of most politicians.”
Renaissance wetenschap
De uitdagende suggesties van de auteur hoe wetenschapmanagers en bestuurders opgebrachte vragen zouden kunnen benaderen, vindt men in de laatste twee hoofdstukken: ‘Het rammelende raderwerk van de interactie tussen wetenschap en samenleving’ en ‘Zoektocht naar een nieuwe Renaissance in de wetenschapsbeoefening’.
Conclusie
Al met al getuigt het magnum opus ‘Science Friction’ van Arthur Rörsch van een zeldzame combinatie van praktische ervaring en inzicht op tal van wetenschapsterreinen, een brede kennis van de wetenschapsgeschiedenis en een uitzonderlijke algemene eruditie. Door de opdeling van de wetenschap aan de universiteiten in allerlei sub–, en sub–sub–disciplines, gaat het helicopterperspectief in academia vaak verloren. Maar in ‘Science Friction’ komt de brede context weer tot leven. Een unieke prestatie!
Het overgrote deel van het boek is toegankelijk voor een breed publiek. Voor enkele passages is echter een beta-achtergrond vereist.
Aanbevolen voor iedereen die de integriteit van de wetenschap een warm hart toedraagt.
Zie hier.
Voor mijn eerdere bijdragen over klimaat en aanverwante zaken zie hier, hier, hier, hier en hier.
” Dit soort censuur zou vreemd moeten zijn aan de wetenschapsbeoefening.”
Uhmm nee wat vreemd zou zijn aan wetenschapbeoefening is dat duidelijke onzin gepubliceerd zou moeten worden.
“Ondanks het feit dat het duidelijk is dat de klimaatmodellen uit de pas lopen met de reële klimaatontwikkeling”
Ondanks dat duidelijk is dat de klimaatmodellen en de werkelijkheid goed overeenstemmen blijven de “sceptici”maar herhalen dat het niet zo is.
“Controversen kunnen alleen in een open dialoog tussen protagonisten en antagonisten van bepaalde hypothesen worden opgelost. ”
Inderdaad maar daarbij is wel noodzakelijk dat allen is de discussie met eerlijke argumenten en bewijsvoering werken en eenmaal afgesloten hoofdstukken ook achter zioch laten. ZO komt er vanzelf ween consensus en k0men we verder.
Dus niet tot in de eeuwigheid herhalen dat de zon verantwoordelijk is voor de opwarming sinds de 2e helft van de 20e eeuw (om maar eens een voorbeeld te noemen)
Tot nu toe heb ik de bijdrage van Arthur Rorsch vooral langdradig gevonden
Heijden, je valt zelf slechts in herhaling zonder enig bewijs, zonder valide argument of ondersteunende verwijzing c.q. linkje. Het niveau van je kritiek is ondermaats, je gaat niet in op de essenties, daar waar “puntig” ben je niet relevant en dus is je “kritiek” wederom geheel te verwaarlozen.
Turris,
1 Draadje geleden had ik een simpele vraag over de MWP naar aanleiding van een vraag van een opmerking van David
“” ij een vorige bijeenkomst had ik al eens aan de heer van Egmond gevraagd of dat klimaat alarmisme niet overdreven is omdat de middeleeuwse warmteperiode warmer was dan thans het geval is””
Een simpele link naar het onderzoek dat deze mening onderbouwt was voldoende geweest…
30 opmerkingen later en 2 referenties naar wetenschappelijke publicaties die beide niet de stelling van Dolf onderbouwen is er geen “scepticus” die zegt
Jan je had gelijk, de MWP was waarschijnlijk niet warmer dan nu. Laten we deze discussie sluiten en weer opnieuw openen als er wetenschappelijk onderzoek is dat deze stelling onderbouwd.
Hoe moeilijk kan het zijn….
“Uhmm nee wat vreemd zou zijn aan wetenschapbeoefening is dat duidelijke onzin gepubliceerd zou moeten worden.”
Er wordt te veel onduidelijke onzin gepubliceerd.
Erger nog, die publicaties blijven een eigen leven leiden zonder retractie.
Het zou iedereen veel werk besparen als bestaande aanvechtbare of weerlegde wetenschappelijke publicaties door de auteurs uit de citeringscarousel gehaald worden.
Dat klaart op.
Zou inderdaad wel opknappen.
Deel dat even mee aan de auteurs van de artikelen uit deze lijst
https://agwobserver.wordpress.com/anti-agw-papers-debunked/
Verder zou je er ook op aan kunnen dringen dat reageerders even hier controleren of iets al weerlegd is voordat ze aan de slag gaan met het schrijven van een mening (al hoewel natuurlijk het onderbouwen van een mening met wetenschappelijk onderzoek niet echt in de mode is hier)
Jan, iets wat weerlegt is door SkS telt niet.
Jan
Akasofu’s papers zijn niet echt gedebunked. de kritiek is amateuristisch en spreekt zichzelf tegen.
Het is toch overduidelijk dat er natuurlijke cycli aan het werk zijn, zeker een van circa 60 jaar en ook zeker een van circa 1000 jaar. We maken momenteel het laatste opgaande kwart van de 1000 jarige cyclus mee, met daarop gesuperponeerd een 60 jarige variatie,
Ergens in de Lia periode (circa 1750) was het minimum van de 1000 jaar cyclus, en we zijn nu op weg naar een maximum bij ongeveer 2250. Met op en neer variaties van 30 jaar rond deze lange trend van 500 jaar lengte.
Op korte termijn zal de T wel wat dalen door een neer periode van 30 jaar. Als je dus iets over CO2 wil zeggen moet je rekening houden met de natuurlijke cycli, die er overduidelijk zijn.
Zegt enen Erik.
Maar waar komt de energie vandaan voor je 30 jarige en 1000 jarige cyclus….
En natuurlijk waarom is het nu warmer dan in de MWP ………
Gelukkig zijn jouw comments van hoogstaand literair niveau! Mwahaha. Maar moet je niet je analen opmaken voor het nakende einde der menselijke tijden door antropogeen CO2?! Ik bedoel; hoeveel jaren hebben we volgens jou nog alvorens de aarde verschroeit? Zonde toch om hier zo dom te leuteren, terwijl je je tijd zoveel beter kan besteden.
Het is niet zo dramatisch als de paniekzaaiers ons willen doen geloven.
https://twitter.com/WijnandHijkoop/status/1555556716808441858/photo/1
Het bijzondere is dat als ik zelf de oppervlakte uitreken ik hoger uit kom dan het langjarig gemiddelde.
De paniekverhalen die de Noren er bij verzinnen (zelfde website) raken kant nog wal.
https://cryo.met.no
We zien dat de waarnemingen werkelijk fantastisch in de pas lopen bij de modellen. Het is de fantasie der sceptici dat dit niet het geval is. Kijk maar eens hoe geweldig de waarnemingen in de maat lopen.
http://www.climate-lab-book.ac.uk/files/2016/01/fig-nearterm_all_UPDATE_2016-panela.png
En tja, Censuur! brullen als je stukje niet geplaatst wordt omdat het eenvoudigweg de kwaliteitstoetsen niet kan weerstaan. Tja.
JaJa, zolang de observaties “binnen de opgerekte voorspelfoutmarge blijft “zijn we tevreden”. Het kan dus alle kanten op gaan.
Turris,
Kun je even onderbouwen dat de voorspellingssfoutmarge is opgerekt?
O ja, het fabeltje van de opgerekte foutmarge… Giechel.
Herman, Moe Ha ha
Nou, Erik,
vergelijk gewoon CIMP5 met de GISS of HC4 met dezelfde baseline
Tenslotte wil je appels met appels vergelijken
Kijk naar de trends Jan.
Erik vergelijkt het liefst appels met bananen en aardbeien.
Er is een 95% kansinterval en daar vallen we gewoon binnen en nu zelfs aan de bovenkant.
‘hiding the divergence’ spelletje.
Het gaat om de voorspelling, dus om de trend. Het verschil dus in helling van de data en van de modelberekeningen.
De trend is een veel objectievere maat dan het huidige geneuzel of een waarneming net wel of net niet binnen een onzekerheidsmarge valt.
Hide the divergence Herman
@Herman:
Je legt (onbedoeld?) de vinger op de wonde.
Met een pluimplaatje van de uitkomsten van 180 modellen waarvan 42 historische heb je altijd gelijk.
Welk scenario en welk model sluit het beste aan bij de waarnemingen?
Bij het maken van de klimaat modellen wordt er natuurlijk variate gesimuleerd (dus ENSO gaat op en neer, zo af en toe is er een vulkaan uitbarsting en ook de zon doet leuk mee, dat is echter niet te voorspellen en doet ook niets af aan gave van de modellen om de toekomst te projecteren (wat een geïnteresseerde in het klimaat debat natuurlijk gewoon weten)
Verwachten dat ze precies het lijntje volgen is dus onzin.
Corrigeren voor onder andere de werkelijke forcings geeft een nog beter beeld en laat zien dat de modellen gewoon goed voldoen.
Lastig allemaal natuurlijk, maar voor een “scepticus”geen enkel probleem, gewoon heel hard blijven roepen dat de modellen niet voldoen is voldoende
Geef eens antwoord:
“Welk scenario en welk model sluit het beste aan bij de waarnemingen?”
Boels,
Modellen zijn niet bedoeld om de jaar op jaar variatie te bekijken
Dat willen is dom
Voorlopig voldoen de modellen, als je wil weten welke het beste voldoet dan moet je nog even 30 jaar wachten
Een ding weet ik wel de modellen van de ” sceptici” voldoen voor geen meter want iedere keer dat er afkoeling wordt voorspeld warmt het weer op
Voor Boels is dat geen probleem, hij heeft politiek gezien voorkeur om niets aan AGW te doen en heeft besloten dat al het onderzoek wat niet in zijn straatje past ” politiek” is en dus niet serieus enigen hoeft te worden.
Het is wat het is, niet tevreden, doe het dan zelf beter
Veel succes
Boels,
Het Russusche model INM-CM4 komt het dichtst bij de waarnemingen want zij gebruiken de minste “water vapour feedback” met meer “ocean heat uptake” and derhalve de laagste (en meest realistische) klimaatgevoeligheid.
https://www.researchgate.net/publication/227251252_Simulating_present-day_climate_with_the_INMCM40_coupled_model_of_the_atmospheric_and_oceanic_general_circulations
@janos73:
Het zijn de groengelovigen die uit marxistische onnozelheid niets tegen AGW willen doen, “hernieuwbaar” flopt monsterlijk.
Medicijn erger dan de kwaal.
@Boels
[Medicijn erger dan de kwaal]
Zonnepanelen en windmolens kunnen alleen geproduceerd worden met fossiele brandstoffen.
Boels, als het niet klopt, voeg je nog gewoon net zolang spaghetti toe tot de data binnen de spaghetti vallen. En zie daar, de science is settled.
Nee hoor Boels, het hoeft maar een klein beetje af te koelen en alle modellen zijn boem! gesprongen. Afkoeling staat in geen enkel spoorboekje.
Herman, misschien keert de hiatus wel snel terug. La Nina van 1998-2000 toegevoegd aan huidige El Nino. Slaat natuurlijk nergens op, maar wel leuke exercitie.
https://www.dropbox.com/s/cwg9fjnbe5lgdve/Schermafdruk%202016-06-01%2012.04.33.png?dl=0
Precies Erik, wie weet, wie weet. We zullen het al binnen een paar jaar weten. Maar nu nog even niet. Wat overigens opvalt is dat je nu Nina’s niet wenst mee te rekenen maar straks blijkbaar weer wel als je op een El Nino mag starten en eindigen in een El Nina…… Op dat punt moet je toch nog een beetje aan je geloofwaardigheid werken….
herman, kijk goed aub. Ik neem beide El N&N volledig mee.
JA Erik, in je speculatie projectie wel. Maar we hebben je toch een paar dagen geleden nog horen beweren dat je de huidige Nino niet meetelt? Toch Erik?
1. tientallen projecties.
Stel je voor er zijn tien stellingen van Pythagoras. Per geval kies je de stelling die de handigste uitkomsten geeft. Maar dan is wiskunde geen exact vak meer. Dus: 1 model zou moeten volstaan bv dat van Joseph Reynen: http://principia-scientific.org/study-co2-not-causing-climate-change/
2. spreiding van 0,5 … 2,5 graden opwarming. Niets om je druk over te maken. Rustig 25 jaar afwachten.
@HV was bovenstaande
Het zou van enige wetenschappelijke waarde getuigen mocht de grafiek minstens 50 jaar in de tijd teruggaan , de vraag is waarom doet men dit niet.
Mooie samenvatting, ik ga het boek bestellen.
Eén opmerking:
Scientific literacy, niet litteracy.
Hans
Uitstekende bijdrage, ik zal het boek zeker gaan lezen.
Herman,
hou nou eens op met ‘hiding the divergence’ spelletjes. Het gaat om de voorspelling, dus om de trend. Het verschil dus in helling van de data en van de modelberekeningen.
Als de helling van de modellen flink hoger is, betekent dit dat we bv in 2100 veel te veel opwarming verwachten.
Stel de helling vd modellen is 2 keer hoger dan die van de data. Als de modellen dan 2 graden erbij voorspellen in 2100 zal dat in werkelijkheid maar 1 graad zijn. Daarom is de trend zo belangrijk, bovendien is het een veel objectievere maat dan het huidige geneuzel of een waarneming net wel of net niet binnen een onzekerheidsmarge valt.
Hoe een mooie bijdrage van Hans weer gekaapt kan worden. Boek heb ik besteld.
Prima en breed georiënteerd artikel. Ik heb het boek bijna uit. Het biedt een brede blik op alle facetten die in dit debat, goede wetenschapsbeoefening en maatschappelijke rol van betekenis zijn. Hierdoor draagt het bij tot een verdiepte wetenschappelijke geletterdheid om bijvoorbeeld beter te kunnen relativeren. Interessant was de opmerking van de auteur dat de AGW-antagonisten evenmin een strikte bevestiging hebben van hun hypothese. Inderdaad, niets bijzonders, want ondanks alle spectaculaire vorderingen, is het onderzoek er nog bij lange na niet uit. Het valt onder de normale gang van zaken bij de ontrafeling van deze buitengewoon complexe materie. In dit licht wijst de auteur op de discrepantie tussen de Summary for policy makers en de achterliggende informatie in de desbetreffende IPCC – rapporten. Evenzeer wijst de auteur dan ook op het doorschieten van het voorzorgbeginsel.
Ook de opmerkingen over modellen zijn interessant. Modellen worden normaliter gebruikt voor beleidstoepassing onder bijvoorbeeld een gunstigst, ongunstigst en meest waarschijnlijk scenario voor onvoorspelbare situaties die niet met statistiek zijn te beschrijven. Loopt de praktijk anders dan het scenario, dan wordt het beleid bijgesteld. De klimaatmodellen daarentegen vormen een berg spaghetti van uitkomsten van o.a. diverse invloed van CO2 en wel met een onzekerheidsmarge. Een heel andere toepassing van scenario’s dus.
Als je inderdaad je startpunt steeds later neemt en de historie vervangt, dan blijf je altijd in de pas lopen (in de grafiek wordt maar 10 jaar model met actueel vergeleken). Maar als we 1979 als startpunt nemen dan is de actuele temperatuur al lang buiten de foutenmarge gelopen. En dan maar hopen dat we dit jaar geen La Nina krijgen want dan lijken de modellen nergens meer op.
Om het eens geheel andersom te bekijken.
Zoals we allen weten koelt de aarde af door verdamping van water. Lik maar eens over je had en blaas erover, je hand wordt gelijk kouder.
Wat nu als het IPCC had bedacht dat het ‘verdampen van water’ een enorme bedreiging zou vormen voor de afkoeling van de aarde. Hel en verdoemenis zou ons lot zijn.
Douchen? Verboten! Verdampt water. Koken zonder deksel op de pan? Boetes!
Tuinsproeien? Boetes! Landbouw/irrigatie onder toezicht, dat soort dingen.
Dit anti-water-scenario is net zo krankzinnig als het CO2 scenario.
Ter info: er valt dagelijks iets van 90 miljoen ton aan regen en dus zal er zo ongeveer ook wel verdampt zijn per dag. En TOCH koelt die aarde maar niet af!
Daar tegenover staat dat er jaarlijks 32 miljard ton aan CO2 uitstoot is.
Dat is in massa TIEN keer minder dan er water verdampt. En toch warmt die aarde maar niet substantieel op.
Zou het, zou het misschien kunnen dat zowel water als CO2 beide regelgassen/dampen/vloeistoffen zijn?
Die elkaar min of meer in balans houden?
Bij een bosbrand bijvoorbeeld komt ook veel water(damp) vrij. Dat KOELT dan weer de lucht. En planten bijvoorbeeld ‘ademen’ ook veel water(damp) uit.
Wat op zich ook weer de plant koelt in broeiende hitte.
Maar het IPCC houdt geen rekening met (water)DAMP omdat het een damp is en geen gas.. :(
Tja, hoe frauduleus wil je het hebben?
Maar dus ook als je geen rekening houdt met alle atoomproeven (zijn er duizenden geweest) en hun koelend effect er van.
Maar ook als je geen rekening houdt met bliksem die CO2 splitst er daar endotherme energie bij vrijkomt. En er zijn nog al wat bliksems per dag.
Gisteren waren er alleen al iets van 16.000 boven de noordzee.
Nu slechts 63.
Live map bliksems wereldwijd:
http://nl.blitzortung.org/live_dynamic_maps.php?map=10
En nog eens wat. Meteorologen beweren dat bliksem ontstaat door ‘wrijving’ van hete en koude lucht. Hoe verklaar je nachtelijk onweer dan? En al helemaal boven zee?
En hoe verklaar je de electronen stroom dan tussen die warme en koude lucht?
Welk mechanisme zet dit in gang? Want daar komt nogal wat energie bij kijken. (bliksem dus). Waar komt die energie vandaan? Puur uit warmte verschil? Waarom bestaat er dan niet zoiets als een ‘waterdamp generator’ als immense energie bron?
Zet eens een hete dampende pan water zonder deksel in de vriezer.
Vlieger er dan ook vonken/mini-bliksempjes over?
Niet echt he?
Dus zou het kunnen dat ook meteorologen er met bepaalde beweringen gewoon keihard naast zitten? En als je het weer al niet snapt, ben je dan wel in staat om het klimaat te begrijpen?
Is het eveneens niet zo dat bliksem een OORZAAK is van afkoeling en derhalve van depressies ipv andersom? Dus dat onweer een grote ‘stuurder’ is van lage druk gebieden ipv het gevolg? Is dit al eens onderzocht?
1 bliksemschicht heeft evenveel energie (die dus zogenaamd uit waterdamp zou komen) om een stad van 50.000 man van stroom te voorzien. Met ~40.000 bliksems per dag zou je 2 miljard mensen een uur van stroom kunnen voorzien.
Zou het kunnen dat er een véél grotere en wat lastiger te begrijpen kringloop bestaat die de aarde in balans houdt, tevens de lucht zuivert, het overschot aan radioactieve straling neutraliseert, de aarde voedt met CO2 en regenwater, en er tevens voor zorgt dat het ‘gemiddelde’ niet keihard uit de band springt?
Dus: aardstraLING (radioactiviteit, en EM straling) , de zon, draaiing en schommeling van de aarde, de zwaartekracht, water, CO2, planten werken in een team samen om leven mogelijk te maken en dat ook zo te houden.
Waarbij water drie vormen kan aannemen en C twee.
Ze kunnen zowel koelend optreden als verwarmend.
Zowel zwaartekracht, draaiing van de aarde, de zon de ‘stabiele elementen’ zijn, en de rest min of meer vrijelijk.
En het zou ook maar kunnen zijn dat bliksem (gevolg van lekkende radioactiviteit icm water) een back-up plan is van God of de natuur om leven op planeten mogelijk te maken.
Stel: er is wel CO2 maar nog geen planten. Zoals op Mars. Het enige wat je dan nog nodig hebt is wat radioactiviteit om bliksem te genereren. Die split dan CO2 weer in zuurstof en koolstof. Plus het koelt de atmosfeer af.
Enige wat je dan nog nodig hebt is waterstof, maar dat komt vrij voor in de ruimte , om water te creeren. Maar zonder bliksem staat het systeem stil.
CO2 blijft CO2 en dat is het dan. No life.
Zomaar een ideetje: stuur een sonde naar Mars met een brok plutonium oid, doe er een paar flessen waterstof en een bak met eencelligen, koolstof en wat graszaad bij en kijk maar eens wat er gebeurt. Maar het is in eerste instantie radioactiviteit die ism bliksem de atmosfeer geschikt maakt voor leven door CO2 af te breken en er C, O2, en H2O van te maken. En die gaan dan vervolgens de temperatuur middelen. Niet voor niks is er een uitspraak ‘spark of life’.
Ok, beetje een gebbetje, maar iets dergelijks moet in een laboratorium omgeving toch wel te realiseren zijn lijkt me. Het feit dat op Mars met 95% CO2 het temperatuurverschil per dag wel 140 graden kan verschillen zegt al genoeg over het totale onvermogen van CO2 om ook maar iets van warmte te kunnen vasthouden.
Eigenlijk zou CO2 lachgas moeten heten: omdat het een lachertje is qua energie vasthoudend vermogen. Daarentegen is het een bloedserieus goddelijk groeigas.
No CO2? #Endoflife.
Maar hoe dan ook: je hebt éérst radioactiviteit nodig om leven mogelijk te maken op een planeet. Vervolgens heb je bliksem nodig om water en de atmosfeer (zoals CO2) te ‘regelen’ en die zorgen vervolgens weer voor een soort van stabiel klimaat en dat maakt later dan weer duurzaam leven mogelijk.
Maar dit alles heeft even tijd nodig. Radioactiviteit moet grotendeels weg, maar niet helemaal. Het moet blijven lekken. Overigens is/werd/wordt aardolie gecreeerd en de ijzeren aardkern. Kernfusie.
Zelf nog niet gezien, maar wie weet geeft het wat info.
‘National Geographic The Story of Earth HD’
https://www.youtube.com/watch?v=SYOarZKipnU
parkeer je auto in het zonnetje en de temperatuur binnen wordt zo’n 40 graden hoger dan erbuiten. Conclusie: de atmosfeer koelt maar liefst 40 graden. Die afkoeling vindt plaats door convectie. In het klimaatmodel van Joseph Reynen is waterdamp van 100x meer invloed dan CO2.
http://principia-scientific.org/study-co2-not-causing-climate-change/
@Erik,
Op de draad ‘Science Friction’ wordt je verweten dat je ‘domme ‘vragen stelt.
Het stellen van dit soort vragen lijkt mij echter essentieel om in een onderlinge discussie tot een beter wederzijds begrip te komen waar controversiële opvattingen uiteen lopen.
Het klassieke voorbeeld is het gesprek van Socrates met Euthyphro over de deugdzaamheid. Mag ik dit opnieuw onder de aandacht als uitgangspunt aan de deelnemers aan discussie
op dit blog brengen om tot een meer waardevolle gedachtewisseling te komen? Plato. 380 B.C. Euthyphro. Translated by Benjamin Jowett. classics.mit.edu/Plato/euthyfro.html (geraadpleegd 30-3-2016).
De fysicus Arons heeft dit soort socratische vragen binnen de beoefening van de natuurwetenschappen opnieuw geformuleerd. Met wat hij noemt ‘marks of scientific literacy
Arons, A.B. 1983. “Achieving wider scientific literacy.” Daedalus: Journal of the American Academy of Arts and Sciences 112(2), pp. 91-122; Arons, A.B. 1997. “Marks of scientific literacy.” In: Teaching introductory physics. New York: John Wiley and Sons, pp. 345-46. people.westminstercollege.edu/faculty/pconwell/teaching/mark_of_sci_literacy.pdf (geraadpleegd 30-3-2016).
Mag k dit wederom onder de aandacht brengen van hen die zich menen een oordeel over dreigende klimaatverandering te kunnen veroorloven?
In het boek Science Friction geef ik naar mijn mening een redelijk objectieve kijk op wat CO2 alarmisten beweegt.
Maar stel ook dat ik geen bevredigend antwoord krijg op de Socratische (Arons) vragen,
Mag ik opnieuw, AGW protagonisten en antagonisten uitnodigen commentaar te leveren op mijn analyse hoe beide hun standpunt verdedigen/? Aan de hand van de Arons vragen,
Citaat uit “science Friction’
Hier volgt allereerst als een soort samenvatting van de tegenstellingen in de discussie, hoe protagonisten volgens antagonisten vermoedelijk op de vragen van Arons zouden antwoorden.
Q. How do we know (dat CO2 een broeikasgas is?)
A: Het absorbeert en emitteert IR-straling en moet daarbij een bijdrage leveren aan het warm houden van de atmosfeer.
Q. What do we believe?
A. Dat deze eigenschap van CO2 ongeconditioneerd doorwerkt in het complexe klimaatsysteem van de aarde, zoals door experts van de IPCC-school wordt geoordeeld.
Q: What is the evidence for …?
A: Het gewicht dat door het IPCC wordt gehecht aan het ruwweg samenvallen van de stijging van de temperatuur van het aardoppervlak met die van de CO2-concentratie in de atmosfeer gedurende een eeuw.
De te verwachte antwoorden van de antagonisten luiden:
Q How do we know (óf CO2 wel zo’n belangrijk broeikasgas is)?
A. De toename van IR-terugstraling van de atmosfeer naar het oppervlak zal voor een temperatuur-‘balans’ van weinig betekenis zijn omdat de betreffende golflengten van CO2 slechts enkele microns in het wateroppervlak doordringen, en dit leidt primair tot toename van de verwijdering van latente warmte door waterverdamping.
Q What do we believe?
A. De door CO2 overgedragen warmte aan de atmosfeer zal de waterthermostaat van de planeet niet in ernstige mate dereguleren.
Q. What is the evidence for …?
A. De waarnemingen: (1) Op alle kleine tijdschalen van decennia geen directe correlatie tussen temperatuur en CO2-stijging. (2) Geen buitengewone klimaatverandering sinds de antropogene emissie sterk toenam, en voor zover die zou zijn opgetreden, kan die door andere natuurverschijnselen worden verklaard. (3) De huidige klimaatmodellen faalden in de projectie van de temperatuurverandering sinds 1977. Ze behoeven herziening om geloofwaardig te worden.
Het opmerkelijke verschil in deze veronderstelde beantwoording leidt in hoofdstuk 9 tot een nadere beschouwing van wat we onder de ‘wetenschappelijke methode’ verstaan.
Het commentaar dat ik van Van der Heijden, Vruggink verwacht is hopelijk wat meer dan terugvallen op de zogenaamde consensuscultuur onder hedendaagse autoritaire wetenschappers die zich onder IPCC vlag hebben verzameld. Een politiek orgaan dat zich eigenlijk helemaal niet met de wetenschappelijke discussie zou mogen bemoeien.
Ik trof in de discussie op dit blog een opmerkelijke stellingname aan: Dat het wetenschappelijke wereldje waaruit het IPCC bestaat, door de politiek zou zijn gedwongen om een consensus (meerderheid van stemmen) naar buiten te brengen.
Mijn mening, als dat wereldje zich daartoe heeft laten verleiden, dan diskwalificeert het zich a priori als wetenschappelijk orgaan,
Sorry, het zo cru te moeten stellen. Maar in het boek “science friction’ heb ik hoop ik te hebben uitgelegd hoe het zover heeft kunnen gekomen. En wat we kunnen doen om het tij te keren. Op zoek naar een volgende wetenschappelijke renaissance waarbij het middeleeuwse doemdenken opnieuw wordt doorbroken.
Vervolgens, kunnen we op dit blog onder hen die denken iets van het aardse broeikaseffect te begrijpen een inhoudelijke wetenschappelijke discussie daarover alsnog voortzetten? Dan op een iets hoger niveau dan het Q&A stramien dat ik in het bovenstaande eigenlijk meer plagender wijs aan mensen als Janos en Herman voorleg.
Ik wil echt wel naar hen luisteren als ze met argumenten komen waaruit hun eigen visie blijkt die te toetsen is (aub geen gelul over consensus).
Ik wil graag een aanzet geven met een puntsgewijze opsomming (zo’n stuk of dertig) wat we als feiten en speculaties erkennen en herkennen in de klimaatproblematiek. Waarop iedereen dan kan reageren.
Ik heb daarbij een niet te verbloemen eigenbelang. Ik werk aan een volgend boek, een sleutelroman, waarin de ervaringen met discussies in het kader van het doomsday syndroom worden uitgewerkt. Het gaat om het aan de orde stellen van de twijfelachtige logica achter het algemeen streven naar Duurzame Ontwikkeling, De titel van dit boek zal voor zich zelf spreken: ’S morgens is het kouder dan buiten.
Ik heb achter de hand al een tachtig waanzinnig gebleken statements over duurzame ontwikkeling verschenen gedurende de laatste 20 jaar, Verzameld in appendix II in Science Friction,
Maar recente kortzichtige uitspraken zullen wellicht meer tot de verbeelding van de lezer aanspreken dan oud gezeur over de Club van Rome en van diens adepten .
@ Pieter van der Loo 7-6- (2)
Je noemt CO2 een isolator. Dat zou wel eens de MOGELIJK meest belangrijke misvatting in de hedendaagse theorie kunnen zijn. Met de nadruk op mogelijk want moleculair bewijs is er nog niet voor dat CO2 een tegengestelde werking zou kunnen hebben. Het idee is echter door verschillende auteurs geopperd. Eén daarvan is een oud NASA medewerker, Miskolczi die op fenomenologische gronden, waarnemingen aan weerballonnen, tot de conclusie komt dat verdere toename van CO2 een koelend effect op de atmosfeer zal hebben.
De dampkring als geheel kunnen we daarbij blijven zien als wat je noemt een winterjas die de afkoeling van het oppervlak afremt, waarin de waterdamp de belangrijkste component is. Deze de IR straling vanaf het oppervlak absorbeert en vervolgens in alle richtingen uitstraalt. Zie het plaatje dat Theo Wolters aan de posting heeft toegevoegd, afkomstig van zijn eigen beschouwing over de werking van straling in de atmosfeer. Die hij de vuurwerktheorie noemt. Het plaatje laat zien dat de dampkring eigenlijk als een WEERSTAND werkt die de afvoer van fotonen vanaf het oppervlak afremt.
Welk effect KUNNEN we nu op moleculair verwachten van een kleine toevoeging van CO2 aan de dampkring? (Ik herhaal: attentie op kunnen verwachten).
H2O damp absorbeert (hv1) en emitteert (hv2) bij zo’n stuk of 15 golflengten. Er is tussen die twee processen een tussenfase waarbij energie wordt omgezet in kinetische energie (kT) Als proces weergegeven: foton-energie (hv1 ) → kinetische energie (kT) → foton-energie (hv2). De tussenstap wekt ook emissie van CO2 bij 6 golflengten op. Het effect daarvan KAN zijn, dat deelname van 6 meer golflengten de weerstand van de atmosfeer tegen het doorzenden van fotonen, wordt verminderd. In termen van een model van een elektrisch circuit kunnen we CO2 dan zien als een shunt die over de oorspronkelijke weerstand die het H2O opwekt, wordt aangelegd.
Zover mij bekend heeft nog geen enkele moleculair (stralings) fysicus zich in die mogelijkheid verdiept. Het is mogelijk nog te moeilijk om dit soort complexe interacties in formules te vangen. Wellicht hebben we een nieuwe Einstein nodig die in 1924 reeds de effecten van spontane en geforceerde absorptie en emissie theoretisch onderbouwde. (Overigens genegeerd door de hedendaagse stralings experts van de CO2 theorie, die met de Schwartzchild vergelijking effecten per golflengten proberen te beschrijven).
Wat ik beschrijf is zeker nog speculatief maar het proces dat zich mogelijk in de atmosfeer (met veel H2O en weinig CO2) afspeelt doet mij terugdenken aan het fenomeen fluorescentie.(Een stof kan imiteren bij een andere golflengte dan geabsorbeerd). Een proces waarmee ik in mijn jeugd als stralingsonderzoeker vertrouwd raakte maar dan aan de andere kant (UV) van het zichtbare spectrum.
Nogmaals, ik weet het nog niet wat ik van het een en ander moet denken. “Jumping to conclusions zoals CO2 moet een isolator zijn, lijkt me echter niet gerechtvaardigd, indien uitsluitend HAVO kennis wordt toegepast. (zoals sommige deelnemers aan de discussie op dit blog hebben aangegeven als doorslaggevend voor onze oordeelsvorming over de mogelijke effecten van CO2 op een waterplaneet).
Over de andere planeten later meer.
Er zijn goede redene om aan te nemen dat Miskolczi er helemaal naast zat….
https://scienceofdoom.com/2011/04/22/the-mystery-of-tau-miskolczi/
Maar goed de eerste aanwijzing daar voor was natuurlijk al dat het in E&E gepubliceerd was ……