pbl-1a

Reeds verschillende keren heb ik geschreven over het hardnekkige sprookje van de 97% klimaatconsensus, die niet bestaat en nooit heeft bestaan. (Zie bijvoorbeeld hier en hier.)

Er zijn in de loop der tijd een aantal peilingen verricht, waarin aan klimaatwetenschappers verschillende vragen werden voorgelegd om te kijken of ze het eens waren met de zogenaamde klimaatconsensus. Eén daarvan was van Nederlandse bodem van Bart Verheggen et al. Thans heeft ‘Fabius Maximus’ opnieuw aandacht aan hun studie geschonken en is gekomen met een opmerkelijke herinterpretatie van sommige uitkomsten daarvan. De Fransen hebben er een uitdrukking voor: ‘L’art de grouper le chiffres.’ Daarmee kun je tot verrassende conclusies komen.

Verheggen et al concludeerden dat in lijn met eerdere studies, de mate van overeenstemming van de opvattingen van de respondenten met de positie van het VN–klimaatpanel (IPCC), toeneemt naarmate zij meer kennis hebben van de klimatologie, zoals dat tot uitdrukking komt door het aantal door henzelf opgegeven ‘peer–reviewed’ artikelen, die zij over de materie hebben gepubliceerd. Volgens Verheggen et al betekent dat dus dat de ‘echte’ deskundigen het met elkaar eens zijn en dat klimaatscepsis dus vooral berust op een een gebrek aan kennis.

Maar de recente interpretatie van ‘Fabius Maximus’ werpt toch een ander licht op de zaak.

Onder de titel, ‘The 97% consensus of climate scientists is only 47%’, schreef hij:

In February 2014 I examined surveys of climate scientists and found (as had others) that they showed broad agreement with the IPCC’s headline statement about warming since 1950. However time brings new research, such as a major survey that digs deeper and finds that only a minority of climate scientists agree with the full keynote statement of AR5 — the most recent IPCC report. That’s important news.

In March – April 2012 the PBL Netherlands Climate Assessment Agency, with several other scientists, conducted a survey of approximately 6,550 scientists studying climate change. It was published as “Scientists’ Views about Attribution of Global Warming” by Bart Verheggen et al in the 19 Aug 2014 issue of Environmental Science and Technology (peer-reviewed). In April 2015 they published a more detailed report (used in this post).

This survey covered many of the frontiers of climate science. This post examines one the questions about the keynote statement of the IPCC’s most recent work — Assessment Report 5 (AR5) …

“It is extremely likely (95%+ certainty) that more than half of the observed increase in global average surface temperature from 1951 to 2010 was caused by the anthropogenic increase in greenhouse gas concentrations and other anthropogenic forcings together. ”

— From the Summary for Policymakers of the IPCC’s AR5 Working Group I.

The PBL survey is the first I’ve seen to test agreement with both facets of that statement. First, how much of the global surface warming is caused by anthropogenic (human-caused) emissions of greenhouse gases? (Note AR5 referred to all factors; see “Details” below). Only 1,222 of 1,868 (64% of respondents) agreed with AR5 that the answer was over 50%. If we exclude the 164 (8.8%) “I don’t know” respondents, 72% agree with the IPCC. So far, so good.

PBL survey: question 1a [zie boven]

Now for the second part of the statement: what is the certainty of this finding? That the IPCC gives these answers is one of its great strengths. Of the 1,222 respondents to the PBL survey who said that the anthropogenic contribution was over 50%, 797 (65%) said it was 95%+ certain (which the IPCC defines as “virtually certain” or “extremely likely”).

PBL survey: question 1b

pbl-1b

Those 797 respondents are 43% of all 1,868 respondents (47% excluding the “don’t know” group). The PBL survey finds that only a minority (a large minority) of climate scientists agree with the AR5 keynote statement.

Stand back I’m trying science.

Conclusions

Scientists, like experts of all kinds, often say they “just know” things for which there is uncertain or contradictory research. A massive body of research shows that such opinions are often wrong. That’s why we rely on the power of science to give more reliable answers, and on organizations like the IPCC to help us understand the current state of knowledge about climate change. The IPCC is a political entity, but it is the best we have.

But the challenge of climate change — and the trillions it will cost to mitigate — require a clear view of what’s known, with what degree of certainty. But instead we’ve been told increasingly fanciful tales of what “97% of climate scientists” believe, often things far beyond the most confident statements in the IPCC’s AR5.

This latest survey suggests that even the IPCC might not represent the consensus as accurately as previous surveys research indicated. Only 64% of climate scientists agreed that over half of the warming since 1950 was from anthropogenic factors, and only 65% of those had a confidence level of 95%+ — so that only 43% agree with the full keynote statement of AR5. That’s important by itself, and tells us much about the accuracy of what we read in the news media about climate science.

Lees verder hier.
Zie ook hier.

Bij dit alles moeten we bedenken dat aan dit soort peilingen allerlei beperkingen kleven. De vraagstelling is natuurlijk heel belangrijk. Deze kan onduidelijk zijn of zelfs suggestief. In het laatste geval is de uitkomst voorgeprogrammeerd.

De omvang en samenstelling van de groep ondervraagde personen heeft evenzeer een grote invloed op de uitkomst. Als de populatie voornamelijk uit pro–AGWers (aanhangers van de menselijke broeikashypothese. AGW, ‘Anthropogenic Global Warming’) bestaat, kan men wel raden wat de uitkomst zal zijn.

Legt men dezelfde of soortgelijke vragen aan andere groepen voor, dan krijgt men andere resultaten. Zie bijvoorbeeld de uitkomst van peilingen onder Amerikaans aardwetenschappers.

Onder degenen die meer gepubliceerd hebben over een specifiek onderwerp kunnen zich wetenschappers bevinden die last hebben van ‘confirmation bias’, ‘group think’, of de ‘law of inverse rationality’. Dat laatste betekent dat zij zich dusdanig aan een onderwerp of specifieke interpretatie hebben gecommitteerd, dat ze daar emotioneel geen afstand meer van kunnen of willen doen, ook al is daar rationeel gezien reden toe (= ‘inverse rationality’).

In de laatste plaats kunnen dit soort peilingen nooit als doorslaggevend argument in een wetenschappelijke discussie dienen. Daar dient men met bewijzen te komen en niet met meningen. Voor zover mij bekend is de klimatologie de enige wetenschappelijke discipline waar dit soort peilingen populair zijn. Dat is een veeg teken, dat wijst op een gebrek aan bewijs.

Maar hoe het ook zij, het zal de auteurs, Verheggen et al, waarschijnlijk genoegen doen dat er weer aandacht aan hun onderzoek is geschonken. Dat is wél verdiend, want er is ongelofelijk veel werk in geïnvesteerd.

Voor mijn eerdere bijdragen over klimaat en aanverwante zaken zie hierhier, hier, hier en hier.