sigaar-uit-eigen-doos

Onder de titel, ‘Wanneer is iets klimaatgeld?’, schreef Paul Luttikhuis onlangs op zijn NRC–klimaatblog:

De opluchting in Frankrijk zal groot zijn. Uit een gisteren in Lima gepresenteerd rapport van de OESO, de organisatie van geïndustrialiseerde landen, blijkt dat het niet slecht gaat met de financiering van klimaatbeleid. Vorig jaar was 62 miljard dollar beschikbaar, het jaar ervoor 52 miljard.

Dat betekent dat de 100 miljard dollar per jaar vanaf 2020 voor het internationale klimaatfonds in zicht lijkt te komen. Dat geld hebben de rijke landen beloofd voor hulp aan landen die zelf niet genoeg geld hebben om klimaatverandering te bestrijden.

En de Fransen vreesden dat hun top in Parijs wel eens verstoord zou kunnen worden door het geruzie over geld. ‘We willen niet dat COP21 [codenaam voor de top in Parijs] in gijzeling wordt genomen doordat op het laatste moment nog moet worden onderhandeld over financiering’, zei een Franse onderhandelaar tegen de Wall Street Journal. …

Aldus Paul Luttikhuis.

Lees verder hier.

Is dit optimisme op zijn plaats? Ik dacht het niet. In dit soort situaties excelleren landen in ‘l’art de grouper les chiffres’. In een grijs verleden werd in VN–verband afgesproken dat de rijke landen jaarlijks 0,7 % van hun BBP aan ODA (‘Offical Development Aid’) zouden besteden. De meeste landen hebben deze doelstelling onderschreven. Maar toch werd die bij lange na niet gehaald. Nu is de verleiding groot om de jaarlijkse bedragen aan ODA en zelfs commerciële investeringen om te dopen tot ‘klimaatgeld’. In die zin kan worden gesproken van een sigaar uit eigen doos.

Zouden de ontwikkelingslanden dat niet in de gaten hebben? Natuurlijk wel!

Onder de titel, ‘Second Paris climate change agreement draft inflates up – Discussions on road map for climate finance stalled by developed countries’, schreef Nitin Sethi daarover voor ‘Business Standard’:

Negotiations on the Paris climate change agreement’s second draft slipped behind closed doors on Wednesday in Bonn, Germany. News filtered out from the parallel meetings that the text of the agreement had begun to balloon again, with all the countries inserting more text in the ‘spin-off’ meetings.

In the discussions on finance that were held in one spin-off meeting, the key issue of a roadmap for ratcheting up delivery of funds by developed countries remained stuck, as the European Union suggested the matter should be taken up by the ministers and was too difficult to be dealt with at the level of negotiators. It suggested that the negotiators should deal only with lesser substantial questions, such as institutional mechanisms for climate finance. Before that, the US reiterated their long-standing position that public funds were expected to be a small portion of the $100 billion that the developed world is required to provide annually starting 2020.

The US also asked that the economic reality at present should be taken into consideration, while asking countries to contribute to the climate funds. This implied that emerging economies should also contribute to the climate funds, which under the United Nations Framework Convention on Climate Change (UNFCCC) only developed countries are obliged to provide so far.

This was opposed by negotiators from developing countries who pointed out that the new reality was that Organisation for Economic Co-operation and Development (OECD) countries continued to hold most of the wealth, and that developing countries were having to deal with adverse effects of climate change. …

… India criticised a report from the OECD, which claimed that more than $60 billion funds had been committed well ahead of the 2020 deadline for the $100 billion. Indian negotiators questioned how loans and existing overseas development assistance could be defined as “new and additional funds”. Earlier decisions of the UNFCCC have required that the developed countries provide new and additional funds and not green-wash existing donations or loans and market investments as part of the climate funds.

Lees verder hier.

De onderhandelingsposities liggen dus nog steeds mijlenver uit elkaar. Diplomatiek gezien heeft het voor de ontwikkelingslanden grote voordelen om aan deze positie vast te houden. Zij wensen geen dictaten van de ontwikkelde landen, waarbij zij niet meer vrij zijn om hun eigen CO2–uitstoot te bepalen, die op haar beurt weer bepalend is voor hun energiebeleid en dus het tempo van hun economische ontwikkeling. Bovendien zullen hun eisen ter zake door velen als redelijk worden gezien. Zij zullen deze troef in het zwartepietenspel dus niet uit handen geven. Dit is een onoverkomelijk obstakel. Daardoor en door vele andere punten van onenigheid heeft ‘Parijs’ geen kans van slagen.

Tja, zo gaan die dingen in internationale onderhandelingen.

Voor mijn eerdere bijdragen over klimaat en aanverwante zaken zie hierhier, hier, hier en hier.